Ga naar de inhoud
(naar homepage)
lees voor
Direct naar
  • en (Information in English)
  • de (Deutsche Informationen)
  • fr (Informations en français)
  • contact
  • pers
  • werken bij
  • app
  • Actueel
    • Nieuws
    • Zittingsagenda
    • Persagenda
    • Evenementen
    • Piet Hein Donner Scriptieprijs
  • Adviezen
  • Uitspraken
  • Publicaties
    • Brochures
    • Studies en onderzoeken
    • Regelingen
    • Consultaties
    • Jaarverslagen
    • Toespraken vice-president
  • Over ons
    • Raad van State in het kort
    • Organisatie
    • Advisering
    • Bestuursrechtspraak
    • Begrotingstoezicht
    • Toetsing Klimaatwet
    • Geschiedenis
    • Raad van State in beeld
  • Zoeken
  • en
  • de
  • fr
  • contact
  • pers
  • werken bij
  • app
Zoeken

  1. Home ›
  2. Uitspraken

Uitspraken

De Afdeling bestuursrechtspraak toetst of de overheid het recht goed heeft toegepast bij het nemen van een besluit. In dit onderdeel vindt u alle uitspraken die de Raad van State op zijn website publiceert. Meer informatie over de taak van de Afdeling bestuursrechtspraak vindt u in de rubriek Bestuursrechtspraak.


aantal resultaten: 121.673
aantal resultaten per pagina

Toon overzicht van de actuele uitspraken:

  • Hoofdzaken
  • Voorlopige voorzieningen
  • Interessant voor de media

201906698/1/A3

Bij besluit van 25 juni 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam [appellant sub 2] een bestuurlijke boete opgelegd van € 18.000,00 wegens het zonder vergunning omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte. [appellant sub 2] is eigenaar van de woning aan de [locatie]. Het college heeft geconstateerd dat [appellant sub 2] de woning zonder de vereiste vergunning heeft verhuurd aan zes mensen die geen huishouding vormen. Er is geen melding gedaan van een woongroep. Het college heeft [appellant sub 2] hiervoor een boete opgelegd van € 18.000,00 omdat sprake is van overtreding van artikel 21, aanhef en onder c, van de Huisvestingswet. [appellant sub 2] heeft beroep ingesteld tegen de opgelegde boete.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2646
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Boete
  • uitspraakin de zaak201906698/1/A3

201906701/1/A2

Bij besluiten van 5 oktober 2018 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het kindgebonden budget, de huurtoeslag en de zorgtoeslag over 2017 voor [appellant A] en [appellant B] definitief berekend en vastgesteld. De Belastingdienst/Toeslagen heeft daarbij de te veel ontvangen voorschotten teruggevorderd. [appellant A] en [appellant B] hebben over het jaar 2017 voorschotten kindgebonden budget, huurtoeslag en zorgtoeslag ontvangen. Daarna heeft de Belastingdienst/Toeslagen bij de besluiten van 5 oktober 2018 de voorschotten kindgebonden budget, huurtoeslag en zorgtoeslag definitief berekend en vastgesteld op respectievelijk € 2.469,00, € 3.665,00 en € 1.816,00. De te veel uitbetaalde voorschotten zijn daarbij teruggevorderd. Het gaat bij de terugvordering om respectievelijk € 115,00, € 349,00 en € 229,00 (inclusief rente).

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2628
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Geld
  • uitspraakin de zaak201906701/1/A2

201906800/1/A2

Bij besluit van 28 augustus 2018 heeft het CBR het rijbewijs van [appellant] vanaf 4 september 2018 ongeldig verklaard. De Politie Eenheid Limburg heeft het CBR op grond van artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 medegedeeld dat het vermoeden bestaat dat [appellant] niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel geschiktheid om een motorrijtuig te besturen. Aan de mededeling ligt ten grondslag dat [appellant] op 15 januari 2018 als beginnend bestuurder van een motorrijtuig betrokken is geweest bij een verkeersongeval en bij hem een ademalcoholgehalte van 790 µg/l is geconstateerd. In geschil is of het onderzoek naar geschiktheid zich ook mocht richten op het drugsgebruik van [appellant], nu het onderzoek naar geschiktheid hem is opgelegd naar aanleiding van zijn alcoholgebruik en of het CBR het rijbewijs van [appellant] op grond van dit onderzoek ongeldig mocht verklaren.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2633
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Wegenverkeerswet
  • uitspraakin de zaak201906800/1/A2

201906948/1/A3

Bij besluit van 16 maart 2018 heeft de minister van Financiën een verzoek van [appellanten] om openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur afgewezen. Op 16 november 2017 hebben [appellanten] met een beroep op de Wob verzocht om openbaarmaking van interne stukken over de opbrengst van de dividendbelasting, inclusief afschaffing van de dividendbelasting, en interne stukken over de invoering van een bronbelasting op uitgaande dividenden naar "low taxjurisdictions" en/of naar "non-coöperative jurisdictions". Na overleg is afgesproken dat het verzoek wordt beschouwd te zijn gedaan in het licht van het voornemen tot het afschaffen van de dividendbelasting. [appellanten] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de minister mocht weigeren om alle documenten openbaar te maken. Ze stellen dat wat aan de Tweede Kamer is gezonden, een compilatie is.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2610
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Openbaarheid
  • uitspraakin de zaak201906948/1/A3

201907045/1/A2

Bij besluit van 31 mei 2017 heeft het bestuur van de stichting Calamiteitenfonds Mijn(water)schade Limburg het verzoek van [wederpartij] om een voorziening uit het Calamiteitenfonds Mijn(water)schade Limburg voor haar woning te Brunssum afgewezen. [wederpartij] heeft op 4 mei 2017 verzocht om een voorziening uit het Calamiteitenfonds voor haar woning aan de [locatie] te Brunssum. De woning ligt op de breuklijn van de concessie van de voormalige staatsmijn Hendrik en vertoont scheurvorming als gevolg van de mijnbouwactiviteiten. De woning staat sinds het overlijden van [wederpartij] op 18 januari 2018 leeg. De erven wensen de woning te verkopen en stellen aanspraak te maken op een voorziening uit het Calamiteitenfonds om ernstige bouwkundige gebreken aan de woning te laten herstellen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2606
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak201907045/1/A2

201907421/1/A3

Bij besluit van 6 september 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag een verzoek van [appellante] om verlenging van een voorrangsverklaring afgewezen. [appellante] woont samen met drie van haar vier kinderen aan de [locatie] te Den Haag. Bij besluit van 7 mei 2018 heeft het college aan haar voor drie maanden een voorrangsverklaring verleend, omdat vanwege de medische situatie van het gezin kan worden gesproken van een levensontwrichtende of levensbedreigende woonsituatie. Haar gezondheid en die van haar kinderen hebben te lijden onder vocht en schimmel in de huidige woning. Op 9 augustus 2018 heeft [appellante] het college verzocht de duur van de voorrangsverklaring te verlengen. Het college heeft dit verzoek bij besluit van 6 september 2018 afgewezen. Het college heeft bij besluit van 25 maart 2019 de afwijzing van het verzoek in bezwaar gehandhaafd, omdat zij twee woningaanbiedingen heeft afgewezen die volgens het college voor haar passend zijn.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2627
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak201907421/1/A3

201907555/1/R4

Bij besluit van 8 april 2014 heeft het college van burgemeester en wethouders van Someren naar aanleiding van het verzoek daartoe van [appellant] en anderen geweigerd handhavend op te treden tegen het gebruik dat de vereniging Motor- en Autoclub Lierop maakt van een terrein in de Herselse bossen te Lierop voor crossactiviteiten. [appellant] en anderen stellen dat zij ernstige overlast ondervinden van de door MAC Lierop georganiseerde motorcrossactiviteiten in de nabij hun woningen gelegen Herselse bossen te Lierop. Bij brief van 2 oktober 2013 hebben [appellant] en anderen het college verzocht om handhavend op te treden tegen de illegale motorcrossactiviteiten. Zij geven in deze brief te kennen dat na de uitspraak van de Afdeling van 24 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:3043, definitief geen aanduiding "motorcrossterrein" is toegekend aan het crossterrein in het bestemmingsplan "Buitengebied Someren" en dat de crossactiviteiten derhalve niet zijn toegestaan.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2575
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak201907555/1/R4

201907833/1/R1

Bij besluit van 26 september 2017 heeft de minister van Infrastructuur en Waterstaat aan Wegrestaurant Burgerveen B.V. een vergunning verleend voor het hebben, behouden en onderhouden van zes oplaadpalen voor elektrische motorvoertuigen op verzorgingsplaats Den Ruygen Hoek-Oost langs de rijksweg A4 in de gemeente Haarlemmermeer. Wegrestaurant Burgerveen beschikt over het recht om op verzorgingsplaats Den Ruygen Hoek-Oost langs de A4 een wegrestaurant te exploiteren. Dit is een van de basisvoorzieningen die zich op Den Ruygen Hoek-Oost bevinden. De andere basisvoorzieningen zijn het benzinestation van Shell en het oplaadstation voor elektrische voertuigen van Fastned. De grond waarop het wegrestaurant wordt geëxploiteerd, inclusief de bij het wegrestaurant gelegen parkeerplaatsen, is eigendom van de staat. De minister heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd dat zich geen van de in artikel 3 van de Wbr opgenomen weigeringsgronden voordoet.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2607
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Overige
  • uitspraakin de zaak201907833/1/R1

201908023/1/A3

Bij besluit van 13 december 2016 heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan [appellante] een boete van € 21.600,00 en een boete van € 2.700,00 opgelegd. [appellante] heeft een fabriek, waarin werknemers hondensnacks verpakken met behulp van inpakmachines. Op 2 oktober 2015 heeft in de fabriek een arbeidsongeval plaatsgevonden, waarbij een werkneemster letsel heeft opgelopen. De staatssecretaris heeft op grond van artikel 16, tiende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet in samenhang gelezen met artikel 7.7 van het Arbeidsomstandighedenbesluit aan [appellante] een boete van € 21.600,00 opgelegd, omdat de bewegende delen, het snijgedeelte, van de inpakmachine bereikbaar waren en de werkneemster met haar linkerhand in het snijgedeelte van een inpakmachine is terechtgekomen, waardoor zij aan die hand letsel heeft opgelopen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2630
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Boete
  • uitspraakin de zaak201908023/1/A3

201908040/1/A3

Bij besluit van 13 maart 2018 heeft de korpschef van politie de aan [appellant] verleende erkenning op grond van de Wet wapens en munitie ingetrokken. Op 13 maart 2018 heeft de korpschef de aan [appellant] verleende erkenning ingetrokken omdat tijdens een controle op 22 november 2017 is geconstateerd dat er handelingen werden verricht waarop de erkenning niet zag. Ook is geconstateerd dat er erkenningsplichtige handelingen werden verricht zonder dat [appellant] als beheerder aanwezig was. Agenten hebben waargenomen dat er reparaties aan een gearbox, een onderdeel van een airsoftwapen, werden verricht. De erkenning ziet op het blauwen en graveren van wapens en het uitvoeren van andere oppervlaktebehandelingen. De minister van Justitie en Veiligheid heeft het door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard en het besluit van de korpschef gehandhaafd. Volgens hem vallen airsoftapparaten niet onder de categorie speelgoed. Niet alleen vuurwapens, maar ook airsoftwapens hebben wezenlijke onderdelen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2645
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Wapens en munitie
  • uitspraakin de zaak201908040/1/A3

201908428/1/R1

Bij besluit van 26 september 2019 heeft de raad van de gemeente Diemen het bestemmingsplan "CHW-bestemmingsplan Holland Park Zuid" vastgesteld. Het plangebied betreft een deel van het Holland Park in het zuiden van Diemen, tegen de grens van de gemeente Amsterdam. Dit gebied was voorheen onderdeel van een kantorenpark, dat stamt uit de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw. Het plangebied kent een hoge leegstand als gevolg van vraaguitval op de kantorenmarkt. Mede omdat er grote alternatieve locaties voor kantoren in de nabijheid liggen, zoals de Zuidas, verwacht de raad niet dat het plangebied zich als kantorenpark kan herstellen. Gelet hierop beoogt de raad met het bestemmingsplan de transformatie van het kantorenpark naar een woongebied. Daartoe wordt aan de noordoostzijde van het gebied, tussen de stations Diemen Zuid en Verrijn Stuartweg, de woonwijk Holland Park ontwikkeld. In deze wijk zullen 1.500 woningen en 6.438 m² aan ondersteunende voorzieningen worden gerealiseerd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2604
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • RO - Noord-Holland
  • uitspraakin de zaak201908428/1/R1

201908456/1/R2

Bij besluit van 10 december 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning eerste fase verleend voor het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan ten behoeve van het realiseren van vijf woningen op de ongenummerde percelen aan de Kadedijk in Fijnaart tussen de [locaties]. De percelen waarop het bouwplan is voorzien zijn in gebruik als opslagterrein en als ontsluiting van de achterliggende percelen. [vergunninghouder] is eigenaar van de percelen en initiatiefnemer. [appellant] is eigenaar van agrarische gronden ten zuiden van de percelen. Hij vreest dat zijn gronden minder goed bereikbaar zullen zijn voor landbouwvoertuigen door realisering van het bouwplan. Over de percelen, althans een deel daarvan, loopt een erfdienstbaarheid van weg en deze erfdienstbaarheid staat volgens [appellant] aan vergunningverlening in de weg.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2618
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Bouwen
  • Project strijd bestemmingsplan
  • uitspraakin de zaak201908456/1/R2

201908497/1/R4

Bij besluit van 24 januari 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Borne aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het op biologische wijze houden van 500 varkens op het perceel [locatie 1] te Zenderen. [vergunninghouder] is eigenaar van het perceel [locatie 1]. Hij heeft vergunning gevraagd voor de omzetting van een bestaande rundveehouderij met 210 stuks rundvee op dat perceel naar een biologische varkenshouderij met 500 vleesvarkens. Het gaat om een zogeheten "vergunning beperkte milieutoets", als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Het college heeft bij besluit van 24 januari 2018 de gevraagde vergunning verleend. [appellant] is eigenaar van het perceel [locatie 2]. Hij heeft daar een paardenhouderij met een bedrijfswoning, waarin hij woont. [appellant] vreest dat het houden van 500 varkens op het [locatie 1] leidt tot onaanvaardbare stankhinder bij zijn woning.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2625
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Vee e.a. dieren
  • uitspraakin de zaak201908497/1/R4

201908564/1/R4

Bij het besluit van 27 februari 2019 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant Chijnsgoed en anderen onder meer gelast om de overtreding van artikel 10.40, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet milieubeheer (last 5) te beëindigen en beëindigd te houden met de verplichting tot betaling van een dwangsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd. De inrichting ligt aan de Pastoor P. Thijssenlaan 43 in Sterksel. Voor de inrichting geldt onder meer een op 9 november 2006 verleende omgevingsvergunning voor, kort weergegeven, het in werking hebben van een inrichting voor de opslag, overslag en het bewerken van grondstoffen, bouwstoffen, afvalstoffen en mest en voor loonwerk en aanverwante werkzaamheden. Tijdens controles heeft het college binnen deze inrichting onder meer overtreding van artikel 10.40, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet milieubeheer.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2603
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Tussenuitspraak/bestuurlijke lus
  • Milieu - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak201908564/1/R4

201908999/1/R1

Bij besluit van 25 juli 2018 heeft het collegee van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan Reggae Lake Festival B.V. een tijdelijke omgevingsvergunning verleend voor het evenement "Reggae Lake Festival 2018" op 25 en 26 augustus 2018 in het Gaasperpark in Amsterdam. Het Reggae Lake Festival is een festival dat jaarlijks plaatsvindt in het Gaasperpark. In 2018 heeft het festival plaatsgevonden op 25 en 26 augustus. Het college heeft destijds aan de initiatiefnemers van het festival, Reggae Lake, een tijdelijke omgevingsvergunning verleend ten behoeve van het festival. Het Gaasperpark maakt deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (hierna: NNN). De stichting heeft tegen de vergunning bezwaar gemaakt, omdat het evenement de natuurwaarden van het NNN aantast. Het college heeft het bezwaar van de stichting niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat de stichting geen belanghebbende is.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2620
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • RO - Noord-Holland
  • uitspraakin de zaak201908999/1/R1

201909045/1/R1

Bij besluit van 14 februari 2017 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu de legger Duinwaterkering Terschelling vastgesteld. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 8 november 2019 het beroep van [appellant] tegen de legger, voor zover deze voorziet in het wijzigen van de beschermingszone, ongegrond verklaard, omdat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gehanteerde rekenmethode voor het vaststellen van de beschermingszone tot onjuiste resultaten zou leiden. Zij volgde [appellant] niet in zijn betoog dat bij de berekening van de beschermingszone aan de landzijde moet worden uitgegaan van een helling van 1:2 in plaats van de met de grens van het perceel samenvallende beschermingszone aan de landzijde van 12,5 meter.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2637
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Waterwet
  • uitspraakin de zaak201909045/1/R1

201909066/1/R1

Bij besluit van 7 juni 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bergen (NH) het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen de vestiging van bedrijven op het bedrijventerrein MAG-complex (hierna: het terrein) in Egmond aan den Hoef afgewezen. [appellant] heeft op 11 januari 2018 verzocht om handhavend op te treden tegen de vestiging van meer dan twee bedrijven op het terrein, in strijd met het bestemmingsplan "MAG Complex 2015". Volgens [appellant] zijn op het terrein alleen een aannemersbedrijf en een staalconstructiebedrijf toegestaan. Het college heeft dat verzoek afgewezen en heeft hieraan ten grondslag gelegd dat uit onderzoek is gebleken dat op het terrein feitelijk maar twee bedrijven aanwezig zijn.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2616
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak201909066/1/R1

201909084/1/A3

Bij besluit van 24 juli 2018 heeft de staatssecretaris van Financiën een verzoek van RTL om haar op grond van de Wet openbaarheid van bestuur informatie te verschaffen, afgewezen. RTL heeft op 9 juli 2018 de staatssecretaris met een beroep op de Wob verzocht om openbaarmaking van "documenten betreffende de vaststellingsovereenkomsten met Shell van 26 oktober 2004, 25 april 2005 en 9 november 2015 inzake de dividendbelasting die relateren aan de zogeheten ‘opstapresolutie’ waarvan volgens de stukken bleek dat die ‘contra legem’ waren". Zij heeft daarbij negen categorieën documenten genoemd. De staatssecretaris heeft dit verzoek bij besluit van 24 juli 2018 afgewezen. Hij stelt zich op het standpunt dat de Wob niet van toepassing is.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2609
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Openbaarheid
  • uitspraakin de zaak201909084/1/A3

201909129/1/R3

Bij besluit van 25 september 2019 heeft de raad van de gemeente Groningen het bestemmingsplan "Haren Raadhuisplein" vastgesteld. Het plan voorziet in een nieuw gebouw ter plaatse van het voormalige gemeentehuis aan het Raadhuisplein in Haren. Op de begane grond van dit gebouw maakt het plan een nieuwe supermarkt mogelijk met een winkelvloeroppervlak van 1.250 m2. Daarnaast voorziet het plan op de begane grond in 920 m2 aan functies als detailhandel en horeca. Verder worden op de verdieping van het gebouw maximaal 32 woningen mogelijk gemaakt. Onder het gebouw wordt een parkeergarage gerealiseerd. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en anderen en [appellant sub 5] wonen allen aan de Molenweg, ten noorden van het plangebied. Zij kunnen zich niet verenigen met het plan. Zij vrezen dat de ontwikkeling waarin het plan voorziet, zal leiden tot nadelige gevolgen voor hun woon- en leefklimaat.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2605
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Tussenuitspraak/bestuurlijke lus
  • RO - Groningen
  • uitspraakin de zaak201909129/1/R3

201909151/1/R2

Bij besluit van 24 oktober 2019 heeft de raad van de gemeente Oisterwijk het bestemmingsplan "KVL-terrein, oost" gewijzigd vastgesteld. Het plan voorziet, voor zover hier relevant, in de mogelijkheid om detailhandel, een parkeerterrein en woningbouw mogelijk te maken op de locatie ten westen van de Ambachtstraat in Oisterwijk. Met dit plan wordt de ontwikkeling van het zogeheten KVL-terrein, dat tegen het centrum van Oisterwijk ligt, afgerond. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk is, omdat zij geen zienswijze naar voren heeft gebracht over het ontwerpplan.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2622
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • RO - Noord-Brabant
  • uitspraakin de zaak201909151/1/R2

201909164/1/R4

Bij besluit van 17 september 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn [appellant] onder bedreiging van een dwangsom gelast het gebruik van de bedrijfswoning op het perceel [locatie 1] te Hoog Soeren voor wonen te beëindigen en beëindigd te houden. [appellant] is eigenaar van de voormalige bedrijfswoning op het perceel. Deze woning hoorde aanvankelijk bij het [hotel] op het perceel [locatie 2]. [appellant] heeft dit hotel zonder de bedrijfswoning in 2006 verkocht. [appellant] is in de bedrijfswoning blijven wonen, met een onderbreking na een eerdere handhavingsprocedure. [appellant] vindt dat er de hele tijd concreet zicht op legalisatie was en zo niet, dat er dan bijzondere omstandigheden zijn die maken dat het college in dit geval van handhaving had moeten afzien.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2602
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak201909164/1/R4

201909370/1/A3

Bij besluit van 2 augustus 2018 heeft de korpschef van politie een aan [appellante] verleend verlof tot het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie ingetrokken. Aan [appellante], die in haar vrije tijd instructrice is bij een schietvereniging, is een verlof voor het hebben van wapens en munitie verleend. In de nacht van 24 april 2018 heeft zich een incident voorgedaan in de nabijheid van de woning van [appellante] tussen haarzelf en een inspecteur van politie die op dat moment als hulpofficier van justitie in functie was. Daarover heeft hij op 9 mei 2018 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Na kennisneming hiervan heeft de korpschef geconcludeerd dat er aanwijzingen zijn dat aan [appellante] het onder zich hebben van wapens of munitie niet langer kan worden toevertrouwd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2626
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Wapens en munitie
  • uitspraakin de zaak201909370/1/A3

201909383/1/A3

Bij besluit van 30 maart 2018 heeft de minister van VWS het verzoek van het CBD om handhavend op te treden tegen UAD-verkooppunten in supermarkten toegewezen voor het filiaal van Albert Heijn aan de Rondgang in Assen en afgewezen voor het Helperplein in Groningen en dat aan de Scharmbarg in Assen. Het CBD is de koepelorganisatie van de Nederlandse drogisterijen. Het CBD behartigt de belangen van de Nederlandse drogisterijen. Bij brief van 1 september 2017 heeft het CBD bij de minister een handhavingsverzoek ingediend met betrekking tot de verkooppunten van zogeheten UAD-geneesmiddelen in supermarkten, in het bijzonder in filialen van Albert Heijn vanwege overtreding van van de Geneesmiddelenwet. Het concept "Drogist op afstand" van Albert Heijn bestaat hieruit dat in de winkel bij het schap met UAD-geneesmiddelen een informatiebord is geplaatst, waarop staat vermeld dat vragen over de UAD-geneesmiddelen kunnen worden gesteld aan de (assistent-)drogist.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2631
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak201909383/1/A3
  • persberichtbij de uitspraak in de zaak201909383/1/A3

202000094/1/R4

Bij besluit van 2 november 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders van Lochem de aanvraag van [vergunninghouder] om een omgevingsvergunning voor het aanbrengen van een laag gebroken puin op de ijsbaan op het perceel De Elzelaan 2 te Lochem niet in behandeling genomen. [vergunninghouder] is voorzitter van de vereniging Lochemse IJsclub en Schaatstrainingsgroep. De IJsclub maakt onder meer gebruik van de zogenoemde krabbelbaan op het perceel. De ijsbaan bestond uit een grasveld dat kan worden voorzien van een laag water om in periodes van vorst als ijsbaan te kunnen worden gebruikt. Op 24 oktober 2016 heeft [vergunninghouder] een zogenoemde aanlegvergunning aangevraagd voor het aanbrengen van een laagje gebroken puin op de ijsbaan. Het is de bedoeling dat hierdoor het oppervlak egaler wordt, zodat kan worden volstaan met een dunnere laag water die sneller bevriest, waardoor de ijsbaan vaker kan worden gebruikt, aldus de aanvraag. De puinlaag is inmiddels aangebracht.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2598
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Project strijd bestemmingsplan
  • uitspraakin de zaak202000094/1/R4

202000367/1/R4

Bij besluit van 29 december 2014 heeft het college van burgemeester en wethouders van Someren geweigerd handhavend op te treden tegen crossactiviteiten die plaatsvinden op het crossterrein in de Herselse bossen in Lierop door de vereniging Motor- en Autoclub Lierop zonder een daartoe vereiste omgevingsvergunning voor de activiteit als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. MAC Lierop organiseert motorcrosswedstrijden op een motorcrossterrein aan het Kerkenhuis 4 in de Herselse bossen te Lierop. [appellant] en anderen wonen in de omgeving van dit perceel en ondervinden overlast van het gebruik van dit terrein als crossbaan. Zij hebben het college bij brief van 12 september 2014 verzocht handhavend op te treden tegen de motorcrossactiviteiten zonder omgevingsvergunning voor de activiteit milieu als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2576
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak202000367/1/R4

202000382/1/R4

Bij besluit van 4 april 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Arnhem een omgevingsvergunning verleend aan [vergunninghouder] voor het uitbreiden en verbouwen van het woongebouw op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] in Arnhem tot zes appartementen. [vergunninghouder] is eigenaar van de percelen. Het college heeft aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend om het dubbele woonhuis dat op de percelen staat te verbouwen tot een complex met zes appartementen. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten ‘bouwen van een bouwwerk’ en ‘het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan’. [appellant] en anderen wonen aan weerszijden van de percelen. Zij vinden dat het college de omgevingsvergunning niet had mogen verlenen, omdat door het bouwen van de appartementen hun uitzicht wordt verminderd en hun privacy wordt aangetast.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2599
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Bouwen
  • uitspraakin de zaak202000382/1/R4

202000608/1/A2

Bij besluit van 20 juli 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem de subsidie voor Iriszorg voor beschermd wonen over 2016 vastgesteld op € 1.450.672,00 en € 499.358,00 teruggevorderd. Iriszorg biedt zorg aan mensen die al dan niet tijdelijk dak- of thuisloos zijn of dreigen te worden en aan mensen met verslavingsproblemen. In 2015 is op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning de regionale taak voor beschermd wonen overgedragen vanuit de Algemene wet bijzondere ziektekosten naar gemeenten. De gemeente Doetinchem heeft voor 2015 en 2016 gekozen om subsidieafspraken te maken met instellingen die zorg boden aan cliënten beschermd wonen. Iriszorg is zo een instelling. Op 31 augustus 2015 heeft Iriszorg een subsidieaanvraag beschermd wonen 2016 ingediend.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2648
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Subsidie
  • uitspraakin de zaak202000608/1/A2

202001454/1/A3

Bij brief van 28 februari 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Someren gereageerd op het verzoek van [appellant] van 11 december 2018. [appellant] heeft op 12 oktober 2017 het volgende verzoek ingediend bij het college: "Hierbij verzoek ik u namens de heer [appellant], gewoond hebbende te Someren aan de [locatie 1] en thans verblijvende te Someren, om te verstrekken alle stukken welke [belanghebbenden], wonende te Nederweert aan de [locatie 2] zelf of via de advocaat bij u hebben ingediend. Ik verzoek u om de stukken op grond van de WOB. Cliënt wordt door voornoemde personen van allerlei zaken beticht. Cliënt betwist echter de juistheid van het door hen gestelde en hij benodigt te stukken voor het entameren van een procedure."

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2596
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Openbaarheid
  • uitspraakin de zaak202001454/1/A3

202001652/1/A2

Bij besluit van 5 februari 2019 heeft de raad het bestuur van de raad voor rechtsbijstand een aanvraag om een toevoeging voor rechtsbijstand van [appellant] afgewezen. Op 18 oktober 2018 heeft [appellant] een toevoeging aangevraagd voor een ingebrekestelling en een beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Immigratie- en Naturalisatiedienst op de door hem ingediende aanvraag om een verblijfsvergunning asiel. Bij besluit van 5 februari 2019, gehandhaafd bij besluit van 17 juni 2019, heeft de raad de aanvraag om een toevoeging afgewezen. De raad heeft aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd dat het indienen van een ingebrekestelling en het instellen van een beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit activiteiten betreft die in beginsel vallen onder het bereik van de reeds verleende toevoeging voor de asielaanvraag.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2595
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Rechtsbijstand
  • uitspraakin de zaak202001652/1/A2

202001653/1/A2

Bij besluit van 10 januari 2019 heeft het bestuur van de raad voor rechtsbijstand een aanvraag om een toevoeging voor rechtsbijstand van [appellant] afgewezen. Op 10 september 2018 heeft [appellant] een toevoeging aangevraagd voor een beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Immigratie- en Naturalisatiedienst op de door hem ingediende aanvraag om een verblijfsvergunning asiel. Bij besluit van 10 januari 2019, gehandhaafd bij besluit van 17 juni 2019, heeft de raad de aanvraag om een toevoeging afgewezen. De raad heeft aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd dat volgens vast beleid van de raad voor het instellen van een beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit doorgaans geen reguliere toevoeging wordt verleend.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2597
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Rechtsbijstand
  • uitspraakin de zaak202001653/1/A2

202001712/1/A2

Bij besluit van 5 november 2018 heeft het bestuur van de raad voor rechtsbijstand een aanvraag om een toevoeging voor rechtsbijstand van [appellant] afgewezen. Op 28 maart 2018 heeft [appellant] een toevoeging aangevraagd voor het instellen van beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel. Vervolgens heeft de raad bij besluit van 28 juni 2018 een toevoeging verleend voor rechtsbijstand door een advocaat in deze procedure. Op 7 september 2018 om 7.30 uur is [appellant] staande gehouden op grond van artikel 50 van de Vreemdelingenwet 2000 op asielzoekerscentrum Grave en voor verhoor overgebracht naar Detentiecentrum Rotterdam. Om 9.19 uur is de vrijheidsbeneming opgeheven en is [appellant] weer teruggebracht naar het AZC. Op 6 oktober 2018 heeft [appellant] de raad verzocht om een toevoeging voor het instellen van administratief beroep tegen het besluit tot staandehouding.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2594
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Rechtsbijstand
  • uitspraakin de zaak202001712/1/A2

202001763/1/R3

Bij besluit van 18 september 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders van Landerd geweigerd aan Pebe Landbouwbeheer een reguliere bouwvergunning eerste fase te verlenen voor de bouw van een ligboxenstal voor 900 melkkoeien op het perceel Duifhuisstraat 5 te Schaijk. Pebe Landbouwbeheer exploiteert op het perceel een rundvee- en geitenhouderij. Het bouwplan voorziet in de bouw van een ligboxenstal met een oppervlakte van 6.380 m² voor 900 melkkoeien op het perceel. Het bestemmingsplan waaraan de aanvraag is getoetst, is het bestemmingsplan "Buitengebied 1996". Op grond van dat plan rust op het perceel de bestemming "Agrarische bedrijfsdoeleinden - A -", met de aanduiding "grondgebonden - (gr)". Ingevolge artikel 1, onder 4, van de planvoorschriften wordt onder een grondgebonden agrarisch bedrijf verstaan een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengingsvermogen van de grond.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2611
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • Bouwen
  • uitspraakin de zaak202001763/1/R3

202001809/1/A3

Bij besluit van 24 mei 2019 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant een verzoek van [appellant sub 1] om rectificatie afgewezen. [appellant sub 1] heeft bij brief van 15 december 2017 een tuchtklacht ingediend tegen [advocaat], die hem eerder als advocaat heeft bijgestaan in een strafzaak. Bij brief van 17 september 2018 heeft de deken daarover een zogenoemd dekenstandpunt uitgebracht. Bij brief van 6 mei 2019 heeft [appellant sub 1] de deken op grond van artikel 16 van de Algemene verordening gegevensbescherming verzocht om rectificatie van het dekenstandpunt, omdat volgens hem het volgende daarin ontbreekt: "op vervolging aangiftes "2009" was reeds in raadkamer Rechtbank-Breda 13 januari 2010 ter verdediging aangevoerd "advocaat met fiscaal adviseur des cliënte"; in diens cassatieschriftuur door [advocaat] domweg weggelaten, hetgeen in executiegeding [advocaat] deed schorsen als raadsman."

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2642
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Persoonsgegevens
  • uitspraakin de zaak202001809/1/A3

202001923/2/R3

Het beroep richt zich tegen het besluit van de raad van de gemeente Rijswijk van 4 februari 2020, waarbij het bestemmingsplan "Herontwikkeling HBG-locatie" is vastgesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2587
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Mondelinge uitspraak
  • Bouwen
  • RO - Zuid-Holland
  • uitspraakin de zaak202001923/2/R3

202002159/1/A3

Bij besluit van 12 februari 2019 heeft de korpschef van politie een verzoek van [appellante] om kennisneming van gegevens van haar die zijn geregistreerd in de systemen van de politie afgewezen. [appellante] heeft de korpschef op 31 december 2018 op grond van artikel 25 van de Wet politiegegevens verzocht om inzage van haar persoonsgegevens die zijn verwerkt in de politiesystemen. De korpschef heeft het verzoek afgewezen omdat zij eerder op 17 april 2018 kennis heeft genomen van persoonsgegevens die tot dat moment over haar waren verwerkt. Op 5 november 2018 heeft zij kennisgenomen van de persoonsgegevens die over haar zijn verwerkt in de periode van 17 april 2018 tot en met 13 oktober 2018. Zij heeft het recht op controle volgens de korpschef in voldoende mate kunnen uitoefenen. Volgens de korpschef zijn er na deze data geen nieuwe persoonsgegevens over [appellante] geregistreerd in de politiesystemen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2634
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Politiegegevens
  • uitspraakin de zaak202002159/1/A3

202002460/1/A2

Bij besluit van 5 februari 2019 heeft de raad voor rechtsbijstand een aanvraag om een toevoeging voor rechtsbijstand van [appellant] afgewezen. Op 11 december 2018 heeft [appellant] een toevoeging aangevraagd bij de raad voor een beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Immigratie- en Naturalisatiedienst op de door hem ingediende aanvraag om een verblijfsvergunning asiel. Bij besluit van 5 februari 2019, gehandhaafd bij besluit van 30 juli 2019, heeft de raad de aanvraag om een toevoeging afgewezen. De raad heeft aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd dat het indienen van een ingebrekestelling en het instellen van een beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit activiteiten betreft die in beginsel vallen onder het bereik van de reeds verleende toevoeging voor de asielaanvraag.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2593
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Rechtsbijstand
  • uitspraakin de zaak202002460/1/A2

202002810/1/R3

In de brief van 2 december 2018 hebben [appellant] en anderen de raad van de gemeente Nieuwkoop verzocht om fouten in het bestemmingsplan "Landelijk gebied Nieuwkoop" te herstellen en het bestemmingsplan aan te passen overeenkomstig het raadsbesluit van 3 november 2016 tot vaststelling van het plan. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwkoop heeft hierop in de brief van 16 januari 2019 gereageerd met de mededeling dat de uitspraak van de Afdeling over het bestemmingsplan wordt afgewacht voordat op het verzoek zal worden beslist. In de uitspraak van 20 maart 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:898) heeft de Afdeling onder meer het beroep van [appellant] en anderen ongegrond verklaard.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2608
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • RO - Zuid-Holland
  • uitspraakin de zaak202002810/1/R3

202003044/1/A2

Bij besluit van 18 juli 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van Medemblik een aanvraag van [appellant] om een tegemoetkoming in planschade afgewezen. [appellant] is eigenaar van de woning met bijbehorend perceel aan de [locatie] te Wervershoof. Op 5 oktober 2016 heeft hij het college verzocht om een tegemoetkoming in de planschade, bestaande uit een vermindering van de waarde van de woning, die hij heeft geleden als gevolg van de inwerkingtreding van het bij raadsbesluit van 16 december 2010 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied 2010 (hierna: het nieuwe bestemmingsplan). Met dit nieuwe bestemmingsplan zijn de planologische mogelijkheden van een ten zuidwesten van de woning gelegen agrarisch gebied verruimd. Volgens [appellant] heeft dit geleid tot aantasting van het woongenot in de woning en vermindering van de situeringswaarde van de woning.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2632
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak202003044/1/A2

202003368/1/A3

Bij besluit van 26 juni 2019 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de verklaring van geen bezwaar van [appellant] ingetrokken. [appellant] werkt sinds 15 april 2001 bij de Koninklijke Luchtvaartmaatschappij (KLM). Bij de KLM werkte hij in de functie van Teamcoördinator Bagage Processen. Deze functie is aangewezen als een vertrouwensfunctie in de zin van artikel 1 van de Wvo, omdat vanuit die functie de nationale veiligheid kan worden geschaad. [appellant] heeft in zijn functie toegang tot het beschermde gebied van luchthaven Schiphol. Op 3 maart 2014 heeft de minister hem voor zijn functie een VGB afgegeven. Daarvoor heeft de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst eerst een veiligheidsonderzoek naar hem verricht. Op 4 januari 2019 heeft de KLM hem aangemeld voor een nieuw veiligheidsonderzoek. Bij het besluit van 26 juni 2019 heeft de minister de VGB van [appellant] ingetrokken op grond van de bevindingen van het veiligheidsonderzoek.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2601
Datum uitspraak
4 november 2020
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Overige
  • uitspraakin de zaak202003368/1/A3

201905414/1/V1

Bij besluit van 31 augustus 2017 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om haar een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2591
Datum uitspraak
3 november 2020
  • Hoger beroep
  • Vreemdelingenkamer - Overige
  • uitspraakin de zaak201905414/1/V1

202005591/2/V3

Bij besluit van 5 april 2018 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om krachtens artikel 64 van de Vw 2000 te bepalen dat zijn uitzetting achterwege blijft, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2589
Datum uitspraak
3 november 2020
  • Voorlopige voorziening
  • Vreemdelingenkamer - Overige
  • uitspraakin de zaak202005591/2/V3

202003610/2/A3

Vemedia heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 mei 2020 in zaak nr. 17/5972. Het college het college ter beoordeling van geneesmiddelen heeft twee gedingstukken overgelegd waarin de gegevens ten aanzien waarvan het stelt dat er gewichtige redenen zijn die tot geheimhouding nopen, niet onleesbaar zijn gemaakt (de ongelakte versie). Met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het college daarbij medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling daarvan kennis zal mogen nemen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2584
Datum uitspraak
3 november 2020
  • Geheimhoudingsbeslissing
  • Openbaarheid
  • uitspraakin de zaak202003610/2/A3

202000373/1/V1

Bij besluit van 15 maart 2018 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingetrokken en tegen hem een inreisverbod uitgevaardigd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2585
Datum uitspraak
2 november 2020
  • Hoger beroep
  • Regulier
  • uitspraakin de zaak202000373/1/V1

202005589/2/V3

Bij besluit van 19 november 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingetrokken.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2590
Datum uitspraak
2 november 2020
  • Voorlopige voorziening
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202005589/2/V3

202005800/2/V3

Bij besluit van 16 september 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard en tegen hem een inreisverbod uitgevaardigd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2588
Datum uitspraak
2 november 2020
  • Voorlopige voorziening
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202005800/2/V3

201807543/1/V1

Bij besluit van 16 juli 2017 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de vreemdeling opgedragen zich onmiddellijk naar het grondgebied van België te begeven.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2582
Datum uitspraak
30 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Vreemdelingenkamer - Overige
  • uitspraakin de zaak201807543/1/V1

202002114/1/V1

Bij besluit van 28 augustus 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2580
Datum uitspraak
30 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202002114/1/V1

202005138/2/V2

Bij besluiten van 24 december 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2579
Datum uitspraak
30 oktober 2020
  • Voorlopige voorziening
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202005138/2/V2

202005214/2/V3

Bij besluit van 10 februari 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2581
Datum uitspraak
30 oktober 2020
  • Voorlopige voorziening
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202005214/2/V3

202005462/1/V3

Bij besluit van 18 september 2020 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2578
Datum uitspraak
30 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Bewaring
  • uitspraakin de zaak202005462/1/V3

202002671/2/A3

[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 16 maart 2020 in zaak nr. 19/3742. Het gaat in deze zaak om een aan [derde-belanghebbende], verleende urgentieverklaring. In geschil is of [appellante] belanghebbende is bij de aan [derde-belanghebbende] verleende urgentieverklaring. Het college van burgemeester en wethouders van Almere heeft een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken. Het college heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen. Daartoe heeft het college aangevoerd dat in deze stukken (bijzondere) persoonsgegevens zijn opgenomen die betrekking hebben op een derde persoon, namelijk [derde-belanghebbende]. Het gaat daarbij onder meer om gegevens over haar gezondheid.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2572
Datum uitspraak
30 oktober 2020
  • Geheimhoudingsbeslissing
  • Openbaarheid
  • uitspraakin de zaak202002671/2/A3

202005221/2/V2

Bij besluit van 13 juli 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2574
Datum uitspraak
29 oktober 2020
  • Voorlopige voorziening
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202005221/2/V2

202001421/2/A2

De minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en de Stichting Islamitisch Onderwijs Nederland hebben ieder hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 januari 2020 in zaak nr. 19/5273.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2586
Datum uitspraak
29 oktober 2020
  • Geheimhoudingsbeslissing
  • Openbaarheid
  • uitspraakin de zaak202001421/2/A2

202003133/2/R3

In het besluit van 16 juni 2020 heeft de raad van de gemeente Borne het bestemmingsplan "Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen" vastgesteld. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van ongeveer 500 woningen in de derde fase (B) van de Bornsche Maten door middel van het rechtstreeks bestemmen van ongeveer 300 tot 350 woningen en een uit te werken bestemming voor het resterende aantal. Deze ontwikkeling is gesitueerd te oosten van de buurten Eschwonen en De Maten, ten noorden van de buurt De Vaste en ten zuidwesten van de wijk Stroom Esch. [verzoeker sub 1] woont in de nabijheid van de gronden waaraan de bestemmingen "Wonen-Eschwonen en De Maten" en "Wonen-Uit te werken" is toegekend. Hij kan zich daarmee niet verenigen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2514
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Voorlopige voorziening
  • RO - Overijssel
  • uitspraakin de zaak202003133/2/R3

202004769/1/A3 en 202004769/2/A3

Bij besluit van 22 april 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam een aanvraag van [appellante] om afgifte van een urgentieverklaring afgewezen. [appellante] is gehuwd geweest met [persoon]. Zij hebben samen een dochter. Zij was vier jaar oud toen het college het besluit op het bezwaar nam. De echtscheiding tussen [appellante] en [persoon] is op [datum] 2020 uitgesproken door de rechtbank Amsterdam. In februari 2020 heeft de rechtbank Amsterdam een co-ouderschapsregeling bepaald, waarbij beide ouders een gelijkwaardige rol vervullen. In die beschikking heeft de rechtbank Amsterdam ook overwogen dat [appellante] geen toestemming krijgt om met de dochter naar Japan te verhuizen. De dochter verblijft een deel van de week bij [appellante], en een vergelijkbaar deel van de week bij [persoon]. Vanaf september 2019 tot en met augustus 2020 huurde [appellante] een woning in Amsterdam.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2508
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Voorlopige voorziening / hoofdzaak
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202004769/1/A3 en 202004769/2/A3

201801921/5/A2

Bij besluit van 8 juni 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dongen aan [appellant sub 1] € 22.300,00, exclusief wettelijke rente, aan tegemoetkoming in planschade toegekend. [appellant sub 1] is eigenaar van de woning op het perceel aan de [locatie 1] te Dongen. Dit perceel grenst aan de zuidwestelijke zijde aan de gronden rondom de Leeuweriklaan. Op deze gronden is door verschillende planologische besluiten, waaronder het bij raadsbesluit van 30 september 2010 vastgestelde bestemmingsplan Zuid en West Dongen, woningbouw toegestaan, terwijl deze gronden vóór die besluiten een agrarische bestemming hadden. [appellant sub 2] is de eigenaresse van de woning op het perceel aan de [locatie 2] te Dongen. Met het nieuwe bestemmingsplan is het onder meer mogelijk gemaakt om op dat perceel een vrijstaande woning te realiseren. Het college heeft hiervoor met [appellant sub 2] een planschadeovereenkomst als bedoeld in artikel 6.4a van de Wet ruimtelijke ordening gesloten.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2552
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak201801921/5/A2

201805339/1/R4

Bij besluit van 23 april 2014 heeft het college van gedeputeerde staten van Fryslân het verzoek van SAN om handhavend op te treden tegen de ReststoffenEnergieCentrale van Omrin te Harlingen wegens overtreding van voorschriften ter waarborging van een proces van naverbranding met temperaturen van meer dan 850 ˚C gedurende tenminste 2 seconden, afgewezen. De REC is een afvalverbrandingsinstallatie voor de verbranding van niet-gevaarlijke brandbare afvalstoffen. De inrichting bevindt zich aan de Lange Lijnbaan 14 te Harlingen, op het industrieterrein "Industriehaven". SAN heeft om handhaving verzocht, omdat volgens haar uit metingen op 24 m gebouwhoogte is gebleken dat de temperatuur in de naverbrandingszone van de REC op 12 februari 2014 onder 800 ˚C is gezakt en daardoor niet aan de 850 ˚C gedurende 2 seconden eis uit artikel 50, tweede lid, van de Richtlijn Industriële Emissies en artikel 5.23, eerste lid, aanhef en onder b, van de Activiteitenregeling milieubeheer wordt voldaan.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2554
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak201805339/1/R4

201809544/1/R3

Bij besluit van 16 oktober 2018 heeft de raad van de gemeente Zuidplas het bestemmingsplan "Herziening Zuidplaspolder 1" vastgesteld. De twee bestemmingsplannen "Zuidplas West", die voor dit plangebied in 2009 zijn vastgesteld door de raad van Zevenhuizen-Moerkapelle en de raad van Nieuwerkerk aan den IJssel en grootschalige ontwikkelingen mogelijk maakten, heeft de Afdeling in 2011 grotendeels vernietigd. Het doel van het voorliggende plan is om de twee door deze vernietiging weer geldende oude bestemmingsplannen, "Landelijk Gebied 1990" van Zevenhuizen en "Buitengebied 1988" van Nieuwerkerk aan den IJssel, voor wat betreft het plangebied samen te voegen, te actualiseren en te moderniseren. Enkele in het plangebied gevestigde bedrijven en in dat gebied wonende personen kunnen zich niet met het plan verenigen. Veelal gaat het om bedrijven die het er niet mee eens zijn dat het plan niet voorziet in ontwikkelingsmogelijkheden. Ook Glastuinbouw Nederland heeft bezwaren tegen het plan.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2506
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • RO - Zuid-Holland
  • uitspraakin de zaak201809544/1/R3

201809559/1/R3

Bij besluit van 16 oktober 2018 heeft de raad van de gemeente Zuidplas het bestemmingsplan "Herziening Zuidplaspolder 2" vastgesteld. Voor het plangebied zijn in 2009 en 2010 de bestemmingsplannen "Zuidplas Noord" en "Gouweknoop" vastgesteld. Die plannen zijn door de Afdeling gedeeltelijk vernietigd. Het doel van het voorliggende plan is om de twee door deze vernietigingen deels weer geldende oude bestemmingsplannen, "Landelijk Gebied 1990" van Zevenhuizen en "Landelijk Gebied 1996" van Moordrecht, voor wat betreft het plangebied samen te voegen, te actualiseren en te moderniseren. Enkele in het plangebied gevestigde bedrijven en in dat gebied wonende personen kunnen zich niet met het plan verenigen. Veelal gaat het om bedrijven die het er niet mee eens zijn dat het plan niet voorziet in ontwikkelingsmogelijkheden. Ook Glastuinbouw Nederland heeft bezwaren tegen het plan.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2507
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • RO - Zuid-Holland
  • uitspraakin de zaak201809559/1/R3

201900253/1/A2

Bij besluit van 20 oktober 2016 heeft de commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven een aanvraag van [appellant] om een uitkering uit het schadefonds geweldsmisdrijven afgewezen. [appellant] is op 18 april 2013 naar de woning van een betrokkene gegaan. Deze betrokkene had haar broer verteld dat zij werd gechanteerd door een man, die op 18 april 2013 zou langskomen om geld op te halen. De broer was op 18 april 2013 in de woning van de betrokkene. Toen [appellant] bij de woning aankwam, is hij omgekeerd en weggelopen. De broer is achter [appellant] aangelopen. Toen de broer [appellant] trof, ontstond een worsteling, waarbij de broer [appellant] meerdere malen met een mes heeft gestoken. De broer is hiervoor onherroepelijk veroordeeld voor poging tot doodslag. [appellant] is bij vonnis van de politierechter veroordeeld wegens poging tot afdreiging van de betrokkene, maar daarvan in hoger beroep door het gerechtshof vrijgesproken.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2549
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak201900253/1/A2

201901661/1/R3

Bij besluit van 29 november 2018 heeft de raad van de gemeente Borger-Odoorn het bestemmingsplan "Buitengebied Borger-Odoorn" vastgesteld. Het plan voorziet in een actueel juridisch-planologisch kader voor het buitengebied van de gemeente Borger-Odoorn. [appellant] woont aan de [locatie 1] te Buinen. Hij richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Wonen" voor het perceel [locatie 2] dat bestaat uit de kadastrale percelen die bekend staan als gemeente Borger-Odoorn, sectie K, nummers 944, 2088 en 2215, voor zover aan een groter gedeelte van het perceel een woonbestemming is toegekend dan in het ontwerpplan. [belanghebbende] is eigenaar van de percelen. Op het perceelsgedeelte is behalve een vijver, een tuinhuis en een kas gerealiseerd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2562
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • RO - Drenthe
  • uitspraakin de zaak201901661/1/R3

201902284/1/A3

Bij onderscheiden besluiten van 1 november 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan [appellant sub 2], [appellanten sub 3] ieder afzonderlijk een bestuurlijke boete van € 24.000,- opgelegd. [appellant sub 2], [appellanten sub 3] hebben samen een aannemersbedrijf in de vorm van een vennootschap onder firma. Samen zijn zij daarnaast eigenaren van de woningen aan de [locatie 1] en [locatie 2] in Amsterdam. Zij zijn ook eigenaren van vier appartementen aan de [locatie 3]. Zij hebben onderling afgesproken dat [appellant sub 2] verantwoordelijk is voor het beheer en de verhuur van deze woningen die zij zien als pensioenbelegging. In deze zaak gaat het over de twee woningen aan de [locatie 1] en [locatie 2]. Volgens de basisregistratie personen stonden ten tijde van het onderzoek door de gemeente Amsterdam naar deze woningen, drie personen ingeschreven op het adres [locatie 1] en stond niemand ingeschreven op het adres [locatie 2].

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2521
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Boete
  • uitspraakin de zaak201902284/1/A3

201902837/1/A2

Bij onderscheiden besluiten van 18 september 2017 heeft het Zorginstituut, voor zover van belang, de vereveningsbijdrage voor het jaar 2016 voor VGZ herberekend en voorlopig vastgesteld. De hoogte van de voorlopige vaststelling is voor VGZ Zorgverzekeraar N.V. bepaald op € 3.307.556.540,00, voor IZA Zorgverzekeraar N.V. op € 659.276.054,00, voor IZZ Zorgverzekeraar N.V. op € 376.314.575,00, voor N.V. zorgverzekeraar UMC op € 79.558.995,00, voor N.V. VGZ Cares op € 5.580.286,00 en voor N.V. Univé Zorg op € 948.975.707,00. Het Zorginstituut heeft de vereveningsbijdrage voor VGZ voor het jaar 2016 herberekend en voorlopig vastgesteld. Daarbij heeft het zich gebaseerd op het Besluit zorgverzekering, de Regeling risicoverevening 2016 en de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2016. VGZ is het niet eens met twee aspecten van de herberekening.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2565
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • Gezondheidszorg
  • uitspraakin de zaak201902837/1/A2

201903039/1/A3

Bij besluit van 12 september 2018 heeft de korpschef van politie het verzoek van [appellant] om inzage in hem betreffende politiegegevens gedeeltelijk afgewezen. Bij brief van 4 juli 2018 heeft [appellant] de korpschef om inzage in zijn dossier verzocht. Aanleiding daarvoor was een vooraankondiging van het college van burgemeester en wethouders van Oss om handhavend op te treden tegen onder meer de stroomdraden die [appellant], naar gesteld om veiligheidsredenen, bovenop het hekwerk rondom zijn woning heeft geplaatst, alsmede een e-mail van het college aan [appellant] waarin staat dat de wijkagent heeft bevestigd dat sprake is geweest van een incident dat mogelijk tegen [appellant] was gericht, maar waarvan een broer van [appellant] slachtoffer is geworden. [appellant] heeft dit verzoek geconcretiseerd door de korpschef telefonisch te kennen te geven dat hij alleen inzage wenst in hem betreffende registraties en van hem afkomstige meldingen over de afgelopen vijf jaren.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2548
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Politiegegevens
  • uitspraakin de zaak201903039/1/A3

201903064/1/A3

Deze zaak gaat over de afwijzing van een verzoek van Greenpeace aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om tegen een aantal bedrijven handhavend op te treden wegens overtreding van de Europese Houtverordening. De Houtverordening heeft de bedoeling om illegale houtkap en de handel in illegaal hout te bestrijden. De rechtsvraag die de Afdeling in deze zaak moet beantwoorden is of de minister, nadat hij ten onrechte een verzoek van Greenpeace had afgewezen, bij zijn heroverweging ook nieuwe feiten en omstandigheden mocht betrekken van ná dat eerdere afwijzingsbesluit. Over die rechtsvraag heeft de Afdeling eerder een advies (conclusie) gevraagd aan de staatsraad advocaat-generaal.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2571
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Uitspraak na conclusie
  • Uitspraak van de grote kamer
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • Milieu - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak201903064/1/A3
  • persberichtbij de uitspraak in de zaak201903064/1/A3

201903071/1/R4

Bij besluit van 10 april 2018 heeft het college van gedeputeerde staten van Utrecht geweigerd om voorschrift 8.4A uit de omgevingsvergunning van 18 juni 2013 te wijzigen en heeft het ambtshalve aan voorschrift 8.4A een nieuw lid toegevoegd. [appellante] heeft een inrichting voor de op- en overslag van vloeibare brandstoffen op de locatie [locatie] in Utrecht. In de tankput bevinden zich acht bovengrondse cilindrische opslagtanks voor (bio)benzine, (bio)diesel, gasolie en petroleum en negen bovengrondse additieventanks voor klasse 1 en klasse 3 vloeistoffen. De bodem van de tankput is niet vloeistofkerend uitgevoerd. Het gaat in deze procedure over de verplichting van vloeistofkerendheid van de bodem van de tankput. Voor de op- en overslag van gevaarlijke stoffen zijn richtlijnen opgesteld in de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen. Deze PGS richtlijnen zijn vermeld als Nederlands informatiedocument over best beschikbare technieken (BBT) in de bijlage bij de Ministeriële regeling omgevingsrecht.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2516
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Milieu - Overige
  • uitspraakin de zaak201903071/1/R4

201903074/1/R3

Bij besluit van 27 februari 2019 hebben provinciale staten van Overijssel het provinciaal inpassingsplan "Locatie Elhorst-Vloedbelt" vastgesteld. Op de locatie Elhorst-Vloedbelt gelegen in Zenderen exploiteert Twence een afvalverwerkingsinrichting. Op basis van een in 2007 verleende milieuvergunning bestaat de mogelijkheid om 190.000 ton afval per jaar te storten, zo staat in de plantoelichting. De vergunde aanvoer van afval is volgens de plantoelichting jaarlijks 19.000 vrachten met gemiddeld acht vrachten per uur. Om de mestverwerkingsinstallatie alsnog planologisch mogelijk te maken, hebben provinciale staten het in deze procedure bestreden inpassingsplan vastgesteld. Dit inpassingsplan staat de verwerking van maximaal 250.000 ton varkensmest per jaar toe, aangevoerd door maximaal 12.000 vrachtwagens per jaar. Vanwege de realisatie van de mestverwerkingsinstallatie is in het inpassingsplan de capaciteit van de bestaande stortplaats verlaagd van 190.000 ton afval per jaar naar 95.000 ton afval per jaar.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2566
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • Inpassingsplan
  • uitspraakin de zaak201903074/1/R3

201903338/1/R4

Bij besluit van 20 december 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad geweigerd [appellante] een omgevingsvergunning te verlenen voor het realiseren van een hondenuitlaatservice met uitrenzone en het tijdelijk plaatsen van een stacaravan op een perceel aan de [locatie] te Assendelft. [appellante] heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een hondenuitlaatservice met uitrenzone en het tijdelijk plaatsen van een stacaravan op de gronden op het perceel aan de [locatie] te Assendelft. Op deze gronden is het bestemmingsplan "Saendelft" van toepassing. Het college is van oordeel dat het aangevraagde project in strijd is met het bestemmingsplan.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2553
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Project strijd bestemmingsplan
  • uitspraakin de zaak201903338/1/R4

201903831/1/R3

Bij besluit van 10 januari 2017 heeft het college van gedeputeerde staten van Fryslân het verzoek van SAN en anderen om handhavend op te treden tegen de ReststoffenEnergieCentrale van Omrin te Harlingen wegens het ontbreken van een verificatiemeting met betrekking tot de 850 ˚C gedurende 2 seconden eis, afgewezen. De REC is een afvalverbrandingsinstallatie voor de verbranding van niet-gevaarlijke brandbare afvalstoffen. De installatie bevindt zich aan de Lange Lijnbaan 14 te Harlingen, op het industrieterrein "Industriehaven". Op 5 oktober 2010 is een milieuvergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van de inrichting. In vergunningvoorschrift 4.1.2 staat dat binnen zes maanden na inbedrijfstelling van de installatie een meting moet worden uitgevoerd naar de verblijftijd, minimumtemperatuur en het zuurstofgehalte van de rookgassen, als bedoeld in voorschrift 2.5 van het Besluit verbranden afvalstoffen, bij doorzet van 35 ton/uur met een calorische waarde van 9-11 MJ/kg.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2498
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak201903831/1/R3

201903981/1/R2

Bij besluit van 14 maart 2019 heeft de raad van de gemeente Bernheze het bestemmingsplan "[locatie 1]" vastgesteld. Het plan voorziet in een woonfunctie op gronden aan [locatie 1] waarop al een gebouw staat. De raad heeft beoogd met de woonfunctie het behoud en herstel van dat gebouw met monumentale waarde te waarborgen. [appellant] woont naast het gebouw, aan [locatie 2], en vreest voor beperkingen van de gebruiksmogelijkheden van zijn gronden en voor aantasting van zijn woon- en leefklimaat.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2525
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • RO - Noord-Brabant
  • uitspraakin de zaak201903981/1/R2

201904046/1/R4

Bij besluit van 4 april 2019 heeft de raadd van de gemeente West Maas en Waal het bestemmingsplan "Landgoed De Acht Morgen e.o." gewijzigd vastgesteld. Het plan voorziet in grootschalige dag- en verblijfsrecreatie in het zogenoemde ‘entreegebied’ van Appeltern. Het betreft in hoofdzaak het aanbieden van activiteiten en overnachtingsmogelijkheden voor grotere groepen. De accommodaties worden echter zodanig vormgegeven dat kleinere groepen, gezinnen en individuen er ook gebruik van kunnen maken. Onderdeel van het plan is het realiseren van een voorzieningencluster met onder meer een zwembad, indoor entertainment, een congrescentrum en een multifunctioneel terrein waar outdoor evenementen georganiseerd kunnen worden. Het recreatiegebied biedt tevens ruimte voor ondersteunende voorzieningen zoals wellness, activiteitgebonden horeca en ondersteunende detailhandel.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2563
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • RO - Gelderland
  • uitspraakin de zaak201904046/1/R4

201904105/1/R4

Bij besluit van 15 december 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam naar aanleiding van een verzoek van [appellante] geweigerd om het besluit van 5 maart 2013 tot aanwijzing van locatie nummer 13-08 ter hoogte van de woning Frans van Mierrisstraat 57 voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer te wijzigen. [appellante] woont aan de [locatie]. Ook haar advocatenkantoor is in dit pand gevestigd. Het college heeft bij een besluit van 5 maart 2013 onder meer de locatie aangewezen voor de plaatsing van een Orac. Dit besluit is in rechte onaantastbaar geworden. Ter uitvoering van het besluit is een Orac geplaatst. [appellante] wil dat deze Orac wordt verwijderd en heeft daarom bij brief van 9 februari 2016 het college verzocht om het besluit van 5 maart 2013 in te trekken of te wijzigen in die zin dat een andere locatie wordt aangewezen voor de plaatsing van de Orac. Zij heeft het college ook verzocht om handhavend op te treden tegen naast de Orac geplaatst afval.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2551
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • Afval
  • uitspraakin de zaak201904105/1/R4

201904725/1/R3

Bij besluit van 11 augustus 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente de op 25 augustus 2016 aan Lidl verleende omgevingsvergunning voor het aanleggen van een uitweg op het adres De Wheeme (ong.) te Goor, ingetrokken. Lidl heeft het voornemen om een supermarkt te openen aan de Kerkstraat te Goor. Zij heeft het college verzocht om een omgevingsvergunning voor het aanleggen van een uitweg aan de Wheeme voor het bevoorraden van de supermarkt. Op 25 augustus 2016 heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Op 24 januari 2017 heeft het bureau Goudappel Coffeng op verzoek van het college het rapport "Expeditie Lidl Kerkstraat Goor" over de fysieke bereikbaarheid en de verkeersveiligheid in verband met de bevoorrading van de beoogde supermarkt uitgebracht. Het college heeft zich aan de hand van dit rapport op het standpunt gesteld dat het gebruik van de uitweg aan de Wheeme tot gevaar voor het verkeer op de weg kan leiden.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2523
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak201904725/1/R3

201904731/1/R3

Bij besluit van 11 augustus 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente geweigerd aan Lidl Nederland GmbH omgevingsvergunning te verlenen voor een aanleggen van een uitweg nabij Kerkstraat 2 te Goor. Bij besluit van 1 juni 2018 heeft het college het door Lidl daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de gevraagde omgevingsvergunning alsnog verleend. Lidl heeft het voornemen om een supermarkt te openen aan de Kerkstraat te Goor. Zij heeft het college verzocht om een omgevingsvergunning voor het aanleggen van een uitweg voor het bevoorraden van de supermarkt. Zij beschikte over een vergunning voor een uitweg aan de Wheeme, maar heeft met het oog op een eventuele wijziging van de laad- en losplaats verzocht om een omgevingsvergunning voor een uitweg aan de Kerkstraat (hierna: de uitwegvergunning). De beoogde laad- en losplaats bestaat uit een strook langs de supermarkt en loopt ten noorden van het trottoir van de Kerkstraat.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2524
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak201904731/1/R3

201904899/1/R3

Bij afzonderlijke besluiten van 23 januari 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Deventer aan Meesterwerk B.V. en anderen lasten onder dwangsom opgelegd om het gebruik van het pand op het perceel Polstraat 90 t/m 90G te Deventer (hierna: het perceel) als zorgwoningen zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen drie maanden na de verzenddatum van deze besluiten, te (doen) staken. Als Meesterwerk B.V. en anderen niet voldoen aan deze lasten, worden dwangsommen verbeurd van € 10.000,- per maand, of een gedeelte daarvan, met een maximum van € 50.000,-.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2529
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak201904899/1/R3

201904932/1/R2

Bij besluit van 9 mei 2019 heeft de raad van de gemeente Sittard-Geleen het bestemmingsplan "Versterken 150kV-net" gewijzigd vastgesteld. Het plan voorziet in de aanleg van een ondergrondse 150kV-hoogspanningsverbinding tussen het hoogspanningsstation Graetheide, ten noorden van het Chemelot-terrein en ten oosten van de rijksweg A2, en het hoogspanningsstation Lutterade, in de woonkern van Lindenheuvel. Binnen het plangebied wordt de belemmeringenzone ter bescherming van de nieuwe, ondergrondse verbinding opgenomen. [appellante] heeft een melkveehouderijbedrijf dat is gevestigd aan de [locatie] in Einighausen. Het voorgenomen tracé gaat door een aantal percelen van [appellante]. Zij vreest voor schade voor haar bedrijf als gevolg van de aanleg van dit tracé.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2542
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • RO - Limburg
  • uitspraakin de zaak201904932/1/R2

201904934/1/R2

Bij besluit van 13 februari 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van Vught geweigerd aan de curatoren een omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwen van een horecagelegenheid op de [locatie] sectie […] perceelnummer […] in Vught. Het perceel ligt aan de oostzijde van recreatieplas "De IJzeren Man" in Vught, aan de Boulevard en vlakbij de Boslaan. Op het perceel was voorheen een hotel gelegen. Dat hotel is in 1990 afgebrand, waarna het perceel onbebouwd is gebleven. Ingevolge het bestemmingsplan "De IJzeren Man" rust op het perceel nog steeds de bestemming "Horeca". De gronden rondom deze horecabestemming hebben de bestemming "Natuur" gekregen. Het perceel is destijds niet meegenomen in dat bestemmingsplan. De curatoren willen op het perceel een klein hotel oprichten. Daartoe hebben zij op 21 december 2016 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2531
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Bouwen
  • uitspraakin de zaak201904934/1/R2

201904995/1/A3

Bij besluit van 27 december 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tilburg geweigerd de identiteitsgegevens van [appellante] in de basisregistratie personen te wijzigen. [appellante] is in de brp geregistreerd als [naam A], geboren op [1987] in [plaats A]. Deze identiteitsgegevens zijn ontleend aan een door haar onder ede afgelegde verklaring die zij heeft afgegeven toen zij in 1999 vanuit China naar Nederland kwam. [appellante] heeft het college op 10 maart 2017 verzocht haar persoonsgegevens in de brp te wijzigen in [naam B], geboren op [1988] in [plaats B], omdat dat haar echte identiteitsgegevens zouden zijn. [appellante] stelt dat zij bij aankomst in Nederland op aanraden van anderen een valse identiteit heeft opgegeven met het doel om een verblijfsvergunning te krijgen. [appellante] heeft bij haar verzoek een aantal documenten overgelegd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2530
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Basisregistratie
  • uitspraakin de zaak201904995/1/A3

201905190/2/R1

Bij tussenuitspraak van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1572, heeft de Afdeling het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk opgedragen om binnen zes weken na verzending van die uitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 14 mei 2019, voor zover het college daarin de locatie tegenover [locatie] te Beverwijk heeft aangewezen voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer, te herstellen. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat het college naar aanleiding van het ontwerp van het besluit van 14 mei 2019 wel met twee andere omwonenden contact heeft gehad ten aanzien van de wijziging van de locatie tegenover [locatie], maar niet met [appellant] zelf, terwijl dat gelet op de bijzondere omstandigheden die verband houden met de visuele beperking van de dochter van [appellant], wel voor de hand had gelegen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2567
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Afval
  • uitspraakin de zaak201905190/2/R1

201905450/1/R4

Bij besluit van 21 november 2017 heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg aan [appellante sub 1] een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen van (de werking van) de veevoederfabriek aan de [locatie] te Maasbracht. [appellante sub 1] produceert diervoeders in de inrichting, die ligt op het industrieterrein Battenberg/Koeweide. Naar aanleiding van een aanvraag van [appellante sub 1] van 24 december 2015, heeft het college bij het besluit van 21 november 2017 een vergunning verleend als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, onder 2° en 3°, in samenhang gelezen met artikel 2.6, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De revisievergunning betreft voor zover hier van belang het uitbreiden van het aantal perslijnen van vier naar zes. [partijen sub 1] en [partij sub 3] en anderen wonen in de omgeving van de inrichting. Zij en Maasgouw vrezen dat de revisievergunning juist wel leidt tot een toename van de geurbelasting.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2518
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Milieu - Overige
  • uitspraakin de zaak201905450/1/R4

201905618/1/R4

Bij besluit van 16 mei 2019 heeft de raad van de gemeente Lingewaard het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen Veegplan" vastgesteld. Het plangebied omvat de bedrijventerreinen Pannenhuis en Gendt-Bemmel en bestaat uit 39 op zichzelf staande locaties en de daaraan grenzende percelen die een aangepaste milieuzonering/regeling hebben gekregen. Daarnaast zijn enkele kleine correcties doorgevoerd met betrekking tot het vorige bestemmingsplan "Bedrijventerreinen Actualisatie 2013" en wordt de bestemming van bestaande bedrijfswoningen vastgelegd. Aan het perceel aan de [locatie 1] te Gendt heeft de raad een woonbestemming toegekend om uitvoering te geven aan een al lange tijd bestaande contractuele afspraak tussen de gemeente en het inmiddels failliete [belanghebbende B].

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2558
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • RO - Gelderland
  • uitspraakin de zaak201905618/1/R4

201905709/1/A3

Bij besluit van 24 december 2018 heeft de minister voor Rechtsbescherming het verzoek van [vader] om een afschrift van het raadsdossier van de Raad voor de Kinderbescherming over [naam zoon], de zoon van [vader] en [appellante], ingewilligd. [appellante] en [vader] hebben in 2010 een relatie gekregen en daaruit is op 26 juli 2012 een zoon geboren: [naam zoon]. De relatie is in 2013 beëindigd. Tussen de beide ouders zijn veel conflicten ontstaan, onder meer over [zoon]. [appellante] heeft de Raad bij e-mailbericht van 31 oktober 2018 verzocht om een afschrift van de raadsdossiers van [zoon] en van haar op 9 januari 2014 geboren dochter [naam dochter]. [vader] heeft de Raad per e-mail van 8 november 2018 desgevraagd medegedeeld dat hij instemt met het ter inzage geven aan [appellante] van zijn correspondentie met de Raad, mits hij ook haar e-mailberichten mag lezen. Hij heeft daartoe de Raad verzocht het raadsdossier in te zien.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2559
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Overige
  • uitspraakin de zaak201905709/1/A3

201905812/1/A3

Bij besluit van 20 april 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland met ingang van 30 maart 2018 in de basisregistratie personen opgenomen dat [wederpartij] is vertrokken naar onbekend. [wederpartij] stond in de brp ingeschreven met een briefadres op het adres van [hoofdbewoner], hoofdbewoner van het adres [locatie A] in [plaats]. [hoofdbewoner] heeft op 2 februari 2018 de toestemming ingetrokken om haar adres als briefadres te gebruiken. Het college heeft [wederpartij] hiervan op de hoogte gesteld en hem gewezen op de mogelijkheid om zich bij Centraal Onthaal in Rotterdam te melden en daar een briefadres aan te vragen. [wederpartij] heeft als reactie een folder van CO naar het college gestuurd. In deze folder staat dat CO geen briefadressen verstrekt.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2564
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Basisregistratie
  • uitspraakin de zaak201905812/1/A3

201906164/1/R1

Bij besluit van 27 december 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan Stichting Nederlands Auschwitz Comité omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een monument op een groenstrook tussen de Weesperstraat en de Hoftuin tegenover het gebouw Weesperstraat 3 tot en met 59 in Amsterdam.Het Namenmonument is een monument ter nagedachtenis aan de Nederlandse slachtoffers van de Holocaust van Joodse, Roma en Sinti afkomst die nooit een graf hebben gekregen. Het Namenmonument is 250 m lang en bestaat uit een aantal stenen muren, van 2 m hoog, die zo worden geplaatst dat deze een labyrint van gangen vormen. De muren dragen vier Hebreeuwse letters van spiegelend roestvrijstaal die samen de tekst "In herinnering aan" vormen. In de stenen worden de namen, geboortedata en leeftijden van ruim 102.000 Nederlandse slachtoffers van de Holocaust gegraveerd. Het Namenmonument wordt gerealiseerd in de Weesperbuurt.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2569
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Bouwen
  • Monumenten
  • uitspraakin de zaak201906164/1/R1

201906199/1/R3

Bij besluit van 19 oktober 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van Westvoorne aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het in afwijking van het bestemmingsplan gebruiken van een bijgebouw aan de [locatie 1] te Oostvoorne door daarin twee bed & breakfastruimtes te realiseren. [vergunninghouder] is bewoner van de woning aan de [locatie 1] en eigenaar van een strook grond waarop onder meer deze woning staat. Deze strook is ongeveer 150 m lang en ligt - met een knik - tussen de Berberislaan en de ten zuidoosten daarvan gelegen F.H.G. Van Itersonlaan. Op een afstand van ongeveer 25 m van de woning bevond zich een schuur die [vergunninghouder] wilde vervangen door een bijgebouw met een berging en twee bed & breakfastruimtes van elk 38 m2. Daartoe heeft hij het college gevraagd om een omgevingsvergunning. Het bestemmingsplan "Dorpsgebied Oostvoorne" laat hier geen gebruik van een bijgebouw als bed & breakfastruimtes toe.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2522
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Project strijd bestemmingsplan
  • uitspraakin de zaak201906199/1/R3

201906680/1/R4

Bij besluit van 20 juli 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk [appellante] wegens strijd met de beheersverordening "Elsenburgerbos-TNO/Pasgeld" gelast de bedrijfsactiviteiten hoger dan categorie 2 (of daarmee naar hun aard vergelijkbare bedrijfsactiviteiten) te staken en gestaakt te houden onder oplegging van een dwangsom van € 15.000 per week. [appellante] exploiteert aan de [locatie] te Rijswijk een bedrijf voor onder meer het inzamelen van afval- en grondstoffen, de op- en overslag van afval- en grondstoffen, en containerservice. Op grond van de beheersverordening geldt dat bedrijfsactiviteiten tot en met ten hoogste categorie 2 zijn toegestaan en bedrijfsactiviteiten die naar hun aard daarmee vergelijkbaar zijn. [appellante] betoogt onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:217, dat, gelet op artikel 3.39, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening, de beheersverordening is vervallen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2519
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak201906680/1/R4

201906681/1/R4

Bij besluit van 30 juli 2018, nadien bij besluiten van 12 september 2018, 25 oktober 2018 en 31 oktober 2018 op onderdelen gewijzigd, heeft het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk aan [appellante] zeven lasten onder dwangsom opgelegd. De lasten hebben betrekking op geconstateerde overtredingen van milieuregelgeving op het perceel [locatie] te Rijswijk. [appellante] exploiteert aan de [locatie] te Rijswijk een bedrijf voor onder meer het inzamelen van afval- en grondstoffen, de op- en overslag van afval- en grondstoffen, en een containerservice. Het college heeft naar aanleiding van controles op 17 mei 2017, 23 oktober 2017, 7 maart 2018, 29 mei 2018 en 19 juli 2018 op het perceel zeven lasten onder dwangsom opgelegd, die betrekking hebben op geconstateerde overtredingen van milieuregelgeving. Het geschil in hoger beroep spitst zich toe op de vraag of bij twee van de opgelegde lasten sprake is van samenloop.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2517
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Milieu - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak201906681/1/R4

201907543/1/A3

Bij besluit van 28 september 2018 heeft de minister van Economische Zaken en Klimaat beslist op het verzoek van [appellant] tot openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. Bij besluit van 4 oktober 2018 heeft de minister dat besluit herroepen, opnieuw beslist op het verzoek en een aantal documenten openbaar gemaakt en de openbaarmaking van een aantal documenten geweigerd. [appellant] heeft een Wob-verzoek gedaan dat ziet op stukken van het voormalige Productschap Tuinbouw. Het PT was verantwoordelijk voor heffing en restitutie van vakheffingen. Voor de uitvoering van deze taak heeft het PT een overeenkomst gesloten met het Sierteelt Bemiddelingscentrum. Er lopen diverse procedures tussen [appellant], zijn BV en de minister. [appellant] wil door hem geleden schade verhalen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2555
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Openbaarheid
  • uitspraakin de zaak201907543/1/A3

201908044/1/R4

Bij besluit van 8 augustus 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oss, voor zover thans van belang, aan [appellant] drie lasten onder dwangsom opgelegd om overtredingen van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht te beëindigen en beëindigd te houden op het perceel aan de [locatie] te Oss met de kadastrale aanduidingen Oss, sectie […], nrs. […] en […]. [appellant] is eigenaar van het perceel. Het westelijke gedeelte van het perceel heeft de bestemming "Wonen". Het oostelijke gedeelte heeft de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschap en natuur" (hierna: het agrarisch perceel). De woning van [appellant] staat op het woonperceel.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2543
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Overige
  • uitspraakin de zaak201908044/1/R4

201908510/1/R4

Bij besluit van 15 december 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, voor zoverre hier van belang, naar aanleiding van een verzoek van [appellante], geweigerd om handhavend op te treden tegen geluidhinder door het gebruik door derden van de ondergrondse restafvalcontainer ter hoogte van de woning aan de Frans van Mierrisstraat 57 in Amsterdam. [appellante] woont aan de [locatie] in Amsterdam. Ook haar advocatenkantoor is in dit pand gevestigd. Nabij haar woning ligt de Orac. De Orac is een gemotoriseerde perscontainer voor afval met een motorvermogen dat groter is dan 1,5 kW. De Orac is volgens het college te beschouwen als een type B-inrichting als bedoeld in artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2557
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Afval
  • uitspraakin de zaak201908510/1/R4

201908991/1/R3 en 201908992/1/R3

Bij besluit van 5 november 2019 heeft het college van gedeputeerde staten geweigerd het college van burgemeester en wethouders van Den Haag met toepassing van artikel 6.29 van de Omgevingsverordening Zuid-Holland ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 6.13, eerste lid, van de Omgevingsverordening. [appellante sub 4] en [appellante sub 3] hebben overeenkomsten gesloten met de gemeenten Schiedam en Den Haag om te komen tot de ontwikkeling en realisering van de plangebieden van de bestemmingsplannen "Sportplaza Harga" te Schiedam en "Forepark-Rhône" te Den Haag. Het doel is om in beide plangebieden een winkel volgens de Decathlonformule te vestigen. Decathlon is een grootschalige sportdetailhandelaar, die de wens heeft in deze plangebieden winkels te vestigen, gebaseerd op het principe dat klanten producten voor alle sporten in een Decathlon conceptstore kunnen vinden en zoveel als mogelijk producten kunnen uitproberen, testen en "beleven".

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2570
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • Provinciale verordening
  • uitspraakin de zaak201908991/1/R3 en 201908992/1/R3
  • persberichtbij de uitspraak in de zaak201908991/1/R3 en 201908992/1/R3

201909111/1/R1

Bij besluit van 25 juni 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Drechterland [appellant sub 1] gelast de paardenbak op het perceel [locatie A] in Wijdenes binnen zes maanden na verzending van het besluit te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 15.000,- ineens. [appellant sub 1] woont op het perceel [locatie A] in Wijdenes. Hij houdt paarden op dit perceel en heeft daar een paardrijdbak geplaatst en in gebruik. [appellant sub 2] woont op het aangrenzende perceel [locatie B]. Zij ervaart overlast van de wijze waarop de paarden worden gehouden en van het gebruik van de paardrijdbak en heeft daarom om handhaving van onder meer het bestemmingsplan verzocht.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2561
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak201909111/1/R1

201909209/1/A3

Bij besluit van 17 april 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag de aanvraag van [appellant] om een voorrangsverklaring afgewezen. [appellant] heeft om een voorrangsverklaring gevraagd omdat hij sinds zijn scheiding eind 2018 geen vaste woon- of verblijfplaats meer heeft. Omdat zijn inschrijvingsduur niet lang genoeg is, komt hij via de reguliere weg nog niet in aanmerking voor een zelfstandige gezinswoning in Den Haag. Het college heeft de aanvraag afgewezen omdat [appellant] ook een kamer of een éénkamerwoning kan huren. Omdat de kinderen niet hun hoofdverblijf bij hem hebben, is de omgangsregeling geen aanleiding voor een voorrangsverklaring. De fysieke en psychische klachten van [appellant] staan ook niet in de weg aan het op eigen kracht vinden van een woning, volgens het college.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2556
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak201909209/1/A3

201909287/1/R1

Bij besluit van 31 oktober 2019 heeft de raad van de gemeente Heemstede het bestemmingsplan "Horeca en Terrassen Heemstede" vastgesteld. Het bestemmingsplan is een zogeheten parapluplan en maakt op een aantal locaties in de gemeente Heemstede terrassen mogelijk, waaronder de Jan van Goyenstraat en het Jan Miense Molenaerplein, in de woonomgeving van [appellante]. [appellante] woont aan [locatie], op de hoek met de Jan van Goyenstraat. Zij voert aan dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met haar belangen door ook voor de panden Jan van Goyenstraat 2 en 7 en het Jan Miense Molenaerplein 8 en 9 een terras mogelijk te maken. Zij vreest met name geluidoverlast en een aantasting van haar privacy en wijst daarbij op de bijzondere ligging van haar perceel ten opzichte van deze locaties.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2550
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • RO - Noord-Holland
  • uitspraakin de zaak201909287/1/R1

201909356/1/A2

Bij besluit van 10 september 2018 heeft CSG aan [appellant] een uitkering uit het schadefonds geweldsmisdrijven van € 5.000,00 toegekend. De CSG kent uit het schadefonds onder meer uitkeringen toe aan een ieder die door een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft opgelopen. In november 2017 heeft [appellant] bij de CSG een aanvraag ingediend om een uitkering uit het schadefonds. Hij heeft in het aanvraagformulier vermeld dat hij op 18 september 2017 slachtoffer is geworden van een geweldsmisdrijf en dat hij daardoor lichamelijk en psychisch letsel heeft opgelopen. De dader is veroordeeld tot een gevangenisstraf. In het vonnis van de strafrechter van 27 maart 2018 is over de gebeurtenissen op 18 september 2017 vermeld dat [appellant] door de dader is vastgepakt en te horen kreeg dat hij mee moest lopen, dat hij zich heeft losgerukt, dat hij de dader heeft geschopt en geslagen en dat hij door de dader met een vuurwapen in zijn buik is geschoten.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2546
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak201909356/1/A2

201909392/1/A3

Bij besluit van 23 oktober 2018 heeft de minister het verzoek van [appellant] om een verklaring omtrent het gedrag afgewezen. [appellant] heeft een aanvraag ingediend ter verkrijging van een VOG. Die VOG heeft hij aangevraagd om de door hem gewenste functie als taxichauffeur bij de Arnhemse Taxicentrale te kunnen verrichten. De minister heeft bij de beoordeling van de aanvraag van [appellant] de criteria gehanteerd die zijn neergelegd in de beleidsregels. Daarnaast heeft de minister het specifieke screeningsprofiel chauffeurskaart op de aanvraag toegepast. Op grond hiervan heeft de minister de VOG geweigerd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2560
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Verklaring omtrent gedrag
  • uitspraakin de zaak201909392/1/A3

202000073/1/A3

Bij besluit van 14 november 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam besloten op het verzoek van [appellante] op grond van artikel 35, eerste lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens. Bij brief van 12 juli 2017 heeft [appellante] het college op grond van artikel 35, eerste lid, van de Wbp verzocht haar mede te delen of haar betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 14 november 2017 heeft het college [appellante] twee overzichten verstrekt van gegevens die haar betreffen en die door verschillende afdelingen van de gemeente Rotterdam zijn verwerkt. Daarnaast heeft het college [appellante] uitgenodigd om het dossier te komen inzien ten aanzien van haar verwerkte persoonsgegevens bij een derde afdeling van de gemeente.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2536
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Persoonsgegevens
  • uitspraakin de zaak202000073/1/A3

202000102/1/A3

Bij besluit van 5 juni 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag de aanvraag van [appellant A] om een voorrangsverklaring afgewezen. [appellant A], de moeder van [appellant B], heeft op 27 maart 2018 een aanvraag voor een voorrangsverklaring bij het college ingediend. Het college heeft de aanvraag bij besluit van 5 juni 2018 afgewezen. Vervolgens heeft [gemachtigde] namens [appellant A] en [appellant B] bezwaar gemaakt tegen de afwijzing. Vervolgens heeft de gemachtigde namens hen beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2538
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Overige
  • uitspraakin de zaak202000102/1/A3

202000111/1/R1 en 202000112/1/R1

Bij besluit van 6 december 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Drechterland aan [belanghebbende] een omgevingsvergunning verleend voor de aanleg en/of bouw van een paardenbak in afwijking van het bestemmingsplan op het perceel [locatie 1] in Wijdenes. De omgevingsvergunning is verleend aan [belanghebbende] voor het in afwijking van het bestemmingsplan bouwen van een paardrijdbak op het perceel [locatie 1] in Wijdenes. De vergunde paardrijdbak is bedoeld ter vervanging van een in of omstreeks 2001 zonder vergunning gerealiseerde paardrijdbak op het perceel. [appellant] woont op het aangrenzende perceel [locatie 2]. Zij ervaart overlast van de wijze waarop paarden worden gehouden op het perceel [locatie 1] en verzet zich daarom ook tegen deze nieuwe paardrijdbak op het perceel.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2547
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Bouwen
  • uitspraakin de zaak202000111/1/R1 en 202000112/1/R1

202000166/1/R1

Bij besluit van 20 augustus 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hulst [appellante] gelast om de overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zijnde het aanwezig hebben van een illegaal bouwwerk, te beëindigen en beëindigd te houden. [appellante] woont aan [locatie] te Vogelwaarde. Op haar perceel staan twee woningen. Een woning van meer dan 100 jaar oud en een woning waarvoor het college op 16 maart 2004, onder het verlenen van vrijstelling, een bouwvergunning heeft verleend (hierna: de nieuwe woning). Het college heeft [appellante] gelast de oude woning te verwijderen omdat de aanwezigheid hiervan volgens het college in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2568
Datum uitspraak
28 oktober 2020
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak202000166/1/R1
vorige pagina1...225226227...1.217volgende pagina

Facetten
Gepubliceerd
  • Uitspraken uit
Type uitspraak
Proceduresoort
Rechtsgebied
Bevat

Raad van State

De Raad van State is onafhankelijk adviseur van regering en parlement over wetgeving en bestuur en hoogste algemene bestuursrechter van het land.

  • Meer over ons
  • Vacatures

Contact

De Raad van State bevindt zich in het centrum van Den Haag. Wilt u in contact komen met ons of wilt u ons bezoeken voor een zitting?

  • Telefoon
  • Locatie en route
  • Post en e-mail
  • Digitaal procederen
  • Wet open overheid
  • Nieuwe zaak starten

Altijd op de hoogte

Ontvang ons nieuws via de abonnementenservice in uw mailbox. Op de hoogte gehouden worden over uitspraken die gedaan worden in bepaalde zaken? Meld u dan aan voor de e-mailservice. Of bekijk de voortgang van een bepaalde procedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak.

  • Abonnementenservice
  • E-mailservice uitspraken
  • Voortgang procedure
  • Aanvragen oude uitspraken

Toegankelijkheid | Privacy | Cookiebeleid

Volg ons

  • Bluesky
  • LinkedIn
  • Instagram
  • Mastodon