Uitspraak 202101474/1/R3


Volledige tekst

202101474/1/R3.
Datum uitspraak: 14 juli 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Islamitische Stichting Nederland, gevestigd te Den Haag,

appellante,

en

de raad van de gemeente Enschede,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 december 2020 heeft de raad besloten om het bestemmingsplan "Moskee Kuipersdijk 2020" niet vast te stellen.

Tegen dit besluit heeft de stichting beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De stichting heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld op 25 juni 2021, waar de stichting, vertegenwoordigd door mr. M. Ouarani, advocaat te Beek, en mr. [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. R. Benhadi, advocaat te Nijmegen, zijn verschenen. Verder is op de zitting Merwehave B.V., vertegenwoordigd door mr. F.T. Ribeiro Bártolo, advocaat te Amsterdam, gehoord.

Overwegingen

1.       Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede heeft een ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd dat voorziet in de bouw van een moskee op de hoek van de Kuipersdijk en de Wethouder Beversstraat te Enschede. Over dit ontwerpplan zijn zienswijzen naar voren gebracht. Het college heeft aan de raad voorgesteld het bestemmingsplan vast te stellen.

De raad heeft besloten om het plan niet vast te stellen.

2.       De stichting stelt dat het besluit van de raad om het plan niet vast te stellen niet is gemotiveerd.

3.       De raad stelt dat de motivering van het besluit staat in het verslag van de vergadering van de stadsdeelcommissie van 8 december 2020, het woordelijk verslag van de raadsvergadering van 14 december 2020 en de uitgesproken stemverklaringen van 15 december 2020.

De Afdeling is van oordeel dat het besluit om het plan niet vast te daarmee niet voldoende is gemotiveerd, nog daargelaten dat in het besluit zelf voor de motivering niet naar deze verslagen en stemverklaringen wordt verwezen. In de bedoelde verslagen zijn betogen en opmerkingen van verschillende raadsleden opgenomen. Hieruit kan niet eenduidig worden afgeleid op grond van welke argumenten de raad heeft geweigerd het plan vast te stellen. Dat geldt ook voor de stemverklaringen. Niet duidelijk is wat de afweging tussen de verschillende argumenten van de raad is geweest en wat daarbij doorslaggevend was. Daarbij acht de Afdeling ook van belang dat het voorstel dat het college van burgemeester en wethouders aan de raad had voorgelegd ertoe strekte dat het plan zou worden vastgesteld en daarvoor een motivering bevatte.

Hoewel de raad een grote mate van beleidsvrijheid toekomt bij het niet vaststellen van een bestemmingsplan, moet de raad zijn besluit daarover wel deugdelijk motiveren en daar moet een kenbare belangenafweging deel van uitmaken. Dat heeft de raad in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht niet gedaan.

Het betoog slaagt.

4.       De stichting verzoekt de Afdeling een oordeel te geven over het plan dat aan de raad ter vaststelling is voorgelegd. De Afdeling kan dat niet, omdat er geen besluit tot vaststelling van het plan voorligt, waartegen beroepsgronden naar voren zijn gebracht.

5.       Het beroep is gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd.

6.       De raad moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

I.        verklaart het beroep gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Enschede van 15 december 2020;

III.      veroordeelt de raad van de gemeente Enschede tot vergoeding van bij Islamitische Stichting Nederland in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.496,00 (zegge: veertienhonderdzesennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IV.      gelast dat de raad van de gemeente Enschede aan Islamitische Stichting Nederland het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 360,00 (zegge: driehonderdzestig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2021

378