Uitspraak 201904337/3/R3


Volledige tekst

201904337/3/R3.
Datum uitspraak: 14 juli 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Gouda,

appellanten,

en

het college van burgemeester en wethouders van Gouda,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 23 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:3113 (hierna: de tussenuitspraak), heeft de Afdeling het college opgedragen binnen 20 weken na verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 12 februari 2019, waarbij het uitwerkingsplan "Supermarkt Fluwelensingel" is vastgesteld, te herstellen.

Deze uitspraak is aangehecht.

Bij brief, verzonden op 29 maart 2021, heeft het college te kennen gegeven het gebrek in het besluit van 12 februari 2019 te hebben hersteld.

[appellant] en anderen hebben, daartoe in de gelegenheid gesteld, hun zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren gebracht.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

De tussenuitspraak

1.       De Afdeling heeft in de tussenuitspraak van 23 december 2020 onder 14.3 overwogen dat het college niet concreet met behulp van een actueel verkeersonderzoek inzichtelijk heeft gemaakt hoeveel verkeersbewegingen de voorziene ontwikkeling zal genereren en wat de gevolgen daarvan zijn voor de verkeerssituatie op de singels in Gouda, in het bijzonder op de Fluwelensingel en de Blekerssingel. Gelet hierop is onduidelijk hoe de voorziene ontwikkeling zich verhoudt tot de ambitie in het "Mobiliteitsplan Gouda 2017-2026" van de gemeente Gouda (hierna: het mobiliteitsplan) om voor de Fluwelensingel en de Blekerssingel de verkeersbelasting juist te verminderen. Het college had redelijkerwijs niet kunnen volstaan met een verwijzing naar het mobiliteitsplan en de aanvulling op dat plan van Goudappel Coffeng van 20 januari 2020, aangezien deze stukken hierover geen duidelijkheid bieden.

2.       Gelet op hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen is het beroep tegen het besluit van 12 februari 2019 gegrond. Dit besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) te worden vernietigd.

Opdracht in de tussenuitspraak

3.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling het college opdracht gegeven om met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 14.2, 14.3 en 18 met behulp van een rapportage en/of nadere onderbouwing inzichtelijk te maken of de ontwikkeling waarin het bestreden uitwerkingsplan van 12 februari 2019 voorziet ruimtelijk aanvaardbaar is qua verkeerssituatie op de singels in Gouda, in het bijzonder de Fluwelensingel en de Blekerssingel, en hoe dit zich verhoudt tot de ambitie in het mobiliteitsplan om voor de Fluwelensingel en de Blekerssingel de verkeersbelasting juist te verminderen en daarnaast te bezien of het besluit van 12 februari 2019 in het licht van het voorgaande al dan niet in stand kan blijven en zo nodig een ander besluit te nemen.

Herstel

4.       Bij brief van 29 maart 2021 heeft het college te kennen gegeven het besluit van 12 februari 2019 naar aanleiding van de tussenuitspraak nader te hebben gemotiveerd. Het college heeft Goudappel Coffeng opdracht gegeven om een verkeerskundig onderzoek te verrichten naar de gevolgen van de voorziene ontwikkeling. De resultaten van dit verkeerskundig onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Verkeerseffecten Supermarkt Fluwelen Singel" van 18 maart 2021 (hierna: het verkeersonderzoek). Het college stelt zich op het standpunt dat op grond van het verkeersonderzoek de komst van de voorziene supermarkt geen relevant negatief effect zal hebben op de bereikbaarheid en op de doorstroming van het verkeer in Gouda.

5.       In het verkeersonderzoek is de verkeersgeneratie van de voorziene supermarkt van 2.000 m2 brutovloeroppervlakte (hierna: bvo) en de voorziene appartementen berekend op basis van de CROW-publicatie 381 "Toekomstbestendig Parkeren" van 1 december 2018 (hierna: de CROW-publicatie). In het verkeersonderzoek is de verkeersgeneratie van de voorziene supermarkt berekend door uit te gaan van de kencijfers voor een full-service supermarkt. Daarbij is uitgegaan van het gemiddelde van 43,6 motorvoertuigen per etmaal (hierna: mvt/etmaal) per 100 m2 bvo met de stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijk' en het gebiedstype 'centrum' en 75,8 mvt/etmaal per 100 m2 bvo met de stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijk' en het gebiedstype 'schil centrum', derhalve in totaal 1.194 mvt/etmaal voor de voorziene supermarkt.

Daarnaast is voor het berekenen van de verkeersgeneratie van de voorziene appartementen uitgegaan van kencijfers voor een koopwoning. Daarbij is uitgegaan van het gemiddelde van de minimale norm van 5,4 en de maximale norm van 6,2 mvt/etmaal per woning met de stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijk' en het gebiedstype 'centrum' en de minimale norm van 6,4 en de maximale norm van 7,2 mvt/etmaal per woning met de stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijk' en het gebiedstype 'schil centrum', derhalve 95 mvt/etmaal voor de in totaal 15 voorziene appartementen. Daarbij wordt uitgegaan van 95 mvt/etmaal voor een gemiddelde weekdag en van 105 mvt/etmaal voor een gemiddelde werkdag voor de voorziene appartementen.

Uit het verkeersonderzoek volgt verder dat de voorziene ontwikkeling een beperkte invloed heeft op de bereikbaarheid en de verkeersafwikkeling van de Fluwelensingel en Blekerssingel. De voorziene ontwikkeling veroorzaakt een toename van verkeer op de Fluwelensingel en Blekerssingel van 3% tot maximaal 9% in 2030. Op basis van de trend wordt echter verwacht dat de verkeersintensiteiten op de singels van Gouda in de toekomst, los van de in het uitwerkingsplan voorziene ontwikkeling, licht zullen afnemen. Gelet hierop wordt voor de voorziene ontwikkeling dus voldaan aan het uitgangspunt van het mobiliteitsplan dat de gemeente Gouda prioriteit geeft aan de wens om de verkeersdruk op de Fluwelensingel en de Blekerssingel te verminderen en de verkeerssituatie te verbeteren, aldus het verkeersrapport.

6.       Hierna zal de Afdeling aan de hand van de door [appellant] en anderen naar voren gebrachte zienwijze beoordelen of het college met de nadere motivering en het daarbij overgelegde verkeersonderzoek heeft voldaan aan de opdracht in de tussenuitspraak. Verder zal de Afdeling, gelet op hetgeen is overwogen onder 14.5 van de tussenuitspraak, ingaan op de beroepsgronden van [appellant] en anderen over nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid, de verkeersaantrekkende werking in relatie tot de hoeveelheid fijnstof in de lucht en het  wegverkeerslawaai.

Verkeersgeneratie supermarkt

7.       Over de onderbouwing van de verkeersgeneratie van de voorziene supermarkt voeren [appellant] en anderen in hun zienswijze het volgende aan.

- Ten onrechte het gebiedstype 'centrum' in plaats van 'schil centrum' en ten onrechte de stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijk'

8.       [appellant] en anderen stellen in hun zienswijze dat het college in het verkeersonderzoek ten onrechte is uitgegaan van het gebiedstype 'centrum' in plaats van 'schil centrum'. Volgens hen zijn hun huizen gesitueerd aan de buitenkant van de singels en vormen de Fluwelensingel en de Blekerssingel de aan- en afvoerroute naar het centrum. Daarnaast is het college volgens [appellant] en anderen in het verkeersonderzoek ten onrechte uitgegaan van de stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijk'.

8.1.    Voor zover [appellant] en anderen in hun zienswijze stellen dat het plangebied voor de vaststelling van het aantal verkeersbewegingen moet worden aangemerkt als 'matig stedelijk' of 'weinig stedelijk' en dat het college ten onrechte is uitgegaan van de stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijk', overweegt de Afdeling als volgt. Uit de nadere motivering volgt dat het plangebied is gesitueerd aan de rand van het centrum en in de schil van het centrum en dat gelet daarop gekozen is voor de stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijk'. [appellant] en anderen hebben onvoldoende geconcretiseerd waarom de raad zich, onder verwijzing naar voormelde motivering, niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plangebied en de directe omgeving daarvan kunnen worden aangemerkt als centrumgebied met de stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijk'.

Het betoog faalt.

8.2.    Over de stelling van [appellant] en anderen in hun zienswijze dat het college in het verkeersonderzoek ten onrechte is uitgegaan van het gebiedstype 'centrum' in plaats van 'schil centrum', overweegt de Afdeling als volgt. Uit de nadere motivering volgt dat het plangebied is gesitueerd aan de rand van het centrum en in de schil van het centrum en dat gelet hierop is gekozen voor een gemiddelde waarde van deze gebieden voor het bepalen van de verkeersgeneratie van de voorziene supermarkt. Omdat de Fluwelensingel en de Blekerssingel het centrum afbakenen en niet bij het plangebied behoren, maar wel van belang zijn voor de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de voorziene ontwikkeling, ziet de Afdeling in hetgeen door [appellant] en anderen is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plangebied en de directe omgeving kunnen worden aangemerkt als centrum- en schil centrumgebied.

Het betoog faalt.

- Kengetallen

9.       [appellant] en anderen voeren in hun zienswijze aan dat het college ten onrechte is uitgegaan van de minimale norm voor de verkeersgeneratie van een fullservice supermarkt, omdat er sprake is van betaald parkeren bij de voorziene supermarkt. Volgens hen is de attractiewaarde van de winkel belangrijk voor waar men gaat winkelen, maar niet of er sprake is van betaald parkeren. Volgens hen volgt uit een document van het CROW dat er vrijwel geen verband is tussen de prijs voor parkeren en het bezoek of de omzet voor een winkel en dat zelfs gratis parkeren geen garantie is voor meer winkelbezoek. Ook wijzen zij erop dat het college zich ten onrechte op het standpunt stelt dat de voorziene supermarkt zich richt op mensen uit de omgeving van het plangebied. Daarom telt volgens hen voor die mensen de prijs van parkeren amper.

9.1.    In het verkeersonderzoek is voor het bepalen van de verkeersgeneratie van de voorziene supermarkt uitgegaan van het gemiddelde van de minimale norm van 43,6 mvt/etmaal per 100 m2 bvo met de stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijk' en het gebiedstype 'centrum' en de minimale norm van 75,8 mvt/etmaal per 100 m2 bvo met de stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijk' en het gebiedstype 'schil centrum'. Uit het verkeersonderzoek volgt dat voor het bepalen van de verkeersgeneratie van de supermarkt wordt uitgegaan van de minimale waarden, aangezien er sprake is van betaald parkeren bij de supermarkt. Vrijwel het hele marktgebied van de voorziene supermarkt omvat het gebied waar sprake is van betaald parkeren en daarom zullen de bewoners van het marktgebied eerder met de fiets of lopend in plaats van met de auto naar de voorziene supermarkt komen, aldus het verkeersonderzoek. Daarnaast volgt uit het verkeersonderzoek dat de huidige dichtstbijzijnde supermarkten aan de Sportlaan voor automobilisten goed aan te rijden zijn en dat hier geen sprake is van betaald parkeren, zodat verwacht wordt dat mensen die met de auto naar een supermarkt willen komen gebruik zullen maken van de supermarkten aan de Sportlaan.

In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de verkeersgeneratie van de voorziene supermarkt in het verkeersonderzoek niet mocht worden berekend door uit te gaan van het gemiddelde van het minimale aantal mvt/etmaal met de stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijk' en het gebiedstype 'centrum' en het minimale aantal mvt/etmaal met de stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijk' en het gebiedstype 'schil centrum'.

Het betoog faalt.

- In- en uitgaand verkeer

10.     [appellant] en anderen stellen dat in het verkeersonderzoek ten onrechte geen rekening is gehouden met verkeer dat het plangebied inkomt en verlaat.

10.1.  Uit de CROW-publicatie volgt dat met de kencijfers verkeersgeneratie een inschatting kan worden gemaakt van de hoeveelheid gemotoriseerd verkeer die gegenereerd wordt als gevolg van een nieuwe ontwikkeling. Anders dan [appellant] en anderen stellen, blijkt dat bij het berekenen van de verkeersgeneratie van de voorziene supermarkt met behulp van de CROW-publicatie rekening is gehouden met zowel het verkeer dat naar de voorziene ontwikkeling toekomt als het verkeer dat de voorziene ontwikkeling weer verlaat.

Het betoog faalt.

- Maximale intensiteit motorvoertuigen per etmaal

11.     [appellant] en anderen voeren aan dat onduidelijk is waar de maximale intensiteit van 8.000 mvt/etmaal voor de Fluwelensingel en de Blekerssingel in het verkeersrapport op is gebaseerd.

11.1.  De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 14.3 overwogen dat het onduidelijk is hoe de voorziene ontwikkeling zich verhoudt tot de ambitie in het mobiliteitsplan om voor de Fluwelensingel en de Blekerssingel de verkeersbelasting te verminderen. Uit het mobiliteitsplan volgt dat de Fluwelensingel is aangewezen als wijkstraat met een maximumsnelheid van 30 km/u en de Blekerssingel de functie van woonstraat heeft, waardoor er minder verkeersbewegingen worden verwacht. Ook volgt uit het mobiliteitsplan dat de streefwaarde voor een erftoegangsweg maximaal 8.000 mvt/etmaal is.

In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat in het verkeersonderzoek niet mocht worden uitgegaan van een maximale intensiteit van 8.000 mvt/etmaal voor de Fluwelensingel en de Blekerssingel.

Het betoog faalt.

Verkeersgeneratie appartementen

12.     [appellant] en anderen voeren in hun zienswijze aan dat het college ten onrechte uitgaat van een verkeersgeneratie van 95 mvt/etmaal op een weekdag en 105 mvt/etmaal op een werkdag voor de voorziene appartementen. Volgens hen moet het college van realistischere aannames uitgaan, namelijk van 105 mvt/etmaal op een weekdag uitgaande van het gebiedstype 'schil centrum'. Daarnaast dient er volgens hen ook rekening mee te worden gehouden dat het gaat om motorvoertuigen en dat het aantal verkeersbewegingen op de singels met het dubbele toe zal nemen, omdat men heen- en terugrijdt.

12.1.  Over de stelling van [appellant] en anderen in hun zienswijze dat het college in het verkeersonderzoek voor het berekenen van de verkeersgeneratie voor de voorziene woningen enkel had moeten uitgaan van het gebiedstype 'schil centrum', overweegt de Afdeling als volgt. Uit de nadere motivering volgt dat het plangebied is gesitueerd aan de rand van het centrum en in de schil van het centrum en dat gelet hierop is gekozen voor een gemiddelde waarde van de gebiedstypen 'centrum' en 'schil centrum' voor het bepalen van de verkeersgeneratie van de voorziene appartementen. Omdat de Fluwelensingel en de Blekerssingel het centrum afbakenen en niet bij het plangebied behoren, maar wel van belang zijn voor de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de voorziene ontwikkeling, ziet de Afdeling in hetgeen door [appellant] en anderen is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plangebied en de directe omgeving kunnen worden aangemerkt als centrum- en schil centrumgebied.

Voor zover [appellant] en anderen stellen dat er geen rekening is gehouden met het verkeer van en naar de voorziene appartementen toe, wijst de Afdeling op hetgeen onder 10.1 is overwogen.

Het betoog faalt.

Conclusie verkeer

13.     Gezien het vorenstaande heeft het college de verkeersgeneratie van de voorziene ontwikkeling voldoende in kaart gebracht, zodat duidelijk is wat de gevolgen daarvan zijn voor de verkeersafwikkeling ter plaatse.

Verkeersveiligheid

14.     [appellant] en anderen voeren aan dat er door de te verwachten extra verkeersdrukte vanwege de voorziene ontwikkeling nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid zullen ontstaan. Zo wordt er volgens hen op de Fluwelensingel en de Blekerssingel soms te hard gereden, waardoor het voor fietsers levensgevaarlijk is. Daarnaast stellen [appellant] en anderen in hun zienswijze dat de geplande nieuwe verkeerssituatie, zoals afgebeeld in het verkeersrapport, niet zal leiden tot een veiligere verkeerssituatie, omdat het instellen van een 30 km-zone nauwelijks betekenis heeft als er niet wordt gehandhaafd en omdat fietsers nog steeds op de rijbaan mogen rijden, waardoor zij even kwetsbaar blijven. Daarnaast wijzen zij op de gevaarlijke bottleneck bij de in- en uitrit van het parkeerterrein.

14.1.  Zoals hiervoor onder 5 is weergegeven, volgt uit het verkeersonderzoek dat de voorziene ontwikkeling een toename van verkeer op de Fluwelensingel en Blekerssingel veroorzaakt van 3% tot maximaal 9% in 2030. Op basis van de trend wordt echter verwacht dat de verkeersintensiteiten op de singels van Gouda in de toekomst, los van de in het uitwerkingsplan voorziene ontwikkeling, licht zullen afnemen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich gelet op het vorenstaande in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een situatie die uit het oogpunt van verkeersveiligheid onaanvaardbaar is, omdat de toename van de verkeersintensiteiten op de Fluwelensingel en de Blekerssingel in de toekomst licht zullen afnemen.

Ten overvloede wijst de Afdeling erop dat voor zover [appellant] en anderen willen dat er maatregelen worden getroffen die de verkeersveiligheid verbeteren op de Fluwelensingel en de Blekerssingel, dergelijke maatregelen een uitvoeringsaspect betreffen dat geen regeling vindt in een bestemmingsplan. Het treffen van dergelijke maatregelen valt dus buiten het bereik van deze procedure.

Het betoog faalt.

Luchtkwaliteit

15.     [appellant] en anderen voeren aan dat het college zich ten onrechte op het standpunt stelt dat de verkeersaantrekkende werking van de voorziene ontwikkeling niet zal leiden tot overschrijdingen van de hoeveelheid fijnstof in de lucht, omdat er volgens hen naar de luchtkwaliteit geen onderzoek is gedaan. [appellant] en anderen zijn gelet op de vuil- en roetaanslag op hun woningen bezorgd over de luchtkwaliteit. Volgens hen heeft het college de situatie van de luchtkwaliteit rondom het plangebied niet serieus in kaart is gebracht. In de zienswijze stellen [appellant] en anderen ook dat de berekeningen van de luchtkwaliteit gebaseerd zijn op de veel te lage aantallen verkeersbewegingen en dat de werkelijke vuilbelasting aanzienlijk hoger zal liggen. Dit komt volgens hen de leefbaarheid niet ten goede.

15.1.  Ten behoeve van de vaststelling van het plan heeft het college een luchtkwaliteitsonderzoek laten verrichten, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport "Uitwerkingsplan Klein Amerika" van de Omgevingsdienst Midden-Holland van september 2017. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft het college het luchtkwaliteitsonderzoek laten updaten. De resultaten zijn neergelegd in het rapport "Verkeersgeneratie uitwerkingsplan Supermarkt Fluwelensingel" van de Omgevingsdienst Midden-Holland van 18 februari 2021.

15.2.  Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college voldoende gemotiveerd dat de voorziene ontwikkeling volgens hem geen onaanvaardbare gevolgen voor de luchtkwaliteit zal hebben. Uit het onderzoek van september 2017 volgt dat de bijdrage aan de concentratie van NO2 als gevolg van de verkeersaantrekkende werking van de voorziene ontwikkeling boven de norm van niet in betekenende mate ligt, maar niet zal leiden tot overschrijding van de grenswaarde. De bijdrage van fijnstof van PM10 en PM2.5 is niet in betekenende mate, waardoor het aspect luchtkwaliteit geen belemmering is voor de vaststelling van het plan. Uit de actualisatie van het onderzoek van 18 februari 2021 volgt dat in het onderzoek van september 2017 al is uitgegaan van een worst-case verkeersintensiteit van 1.470 mvt/etmaal en dat niet is uitgegaan van te lage verkeersintensiteiten. [appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de door berekeningen verkregen gegevens onjuist zijn en een onvoldoende weergave opleveren van de situatie ter plaatse in Gouda.

Het betoog faalt.

Verkeerslawaai

16.     [appellant] en anderen stellen dat de voorziene ontwikkeling zal leiden tot meer wegverkeerslawaai. Zij wijzen er op dat het verkeerslawaai op de singels van Gouda nu al een groot probleem is. Daarbij wijzen zij op een artikel van RTL Nieuws waarbij het RIVM op de Blekerssingel de geluidskwaliteit als zeer slecht heeft gekwalificeerd. Weliswaar heeft de gemeente Gouda volgens hen maatregelen aangekondigd, maar zijn deze maatregelen gebaseerd op geluidsmetingen van de huidige verkeersintensiteit en zijn deze metingen inmiddels al 1,5 jaar oud. Daarnaast stellen [appellant] en anderen in hun zienswijze hierover dat de berekeningen van de geluidbelasting gebaseerd zijn op de veel te lage aantallen verkeersbewegingen en dat de werkelijke geluidbelasting aanzienlijk hoger zal liggen. Dit komt volgens hen de leefbaarheid niet ten goede.

16.1.  Ten behoeve van de vaststelling van het plan heeft het college onder meer een onderzoek laten verrichten naar verkeerslawaai, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport "Supermarkt Klein Amerika / Fluwelensingel in Gouda Akoestisch onderzoek uitwerking bestemmingsplan" van LBP|Sight van 24 november 2016. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft het college de Omgevingsdienst Midden-Holland gevraagd dit onderzoek te laten updaten. De resultaten zijn neergelegd in het rapport "Verkeersgeneratie uitwerkingsplan Supermarkt Fluwelensingel" van 18 februari 2021.

16.2.  Uit het onderzoek uit 2021 volgt dat de conclusies uit het onderzoek van LBP|Sight kunnen worden overgenomen. In dat rapport van LBP|Sight wordt geconcludeerd dat de optredende geluidsniveaus acceptabel zijn. Uit het onderzoek uit 2021 volgt ook dat de verkeersgeneratie als berekend in het verkeersonderzoek enkel effect heeft op de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus, maar dit betreft een verschil van minder dan 1 dB. De optredende piekniveaus zullen als gevolg van een lagere verkeersintensiteit op grond van het verkeersrapport niet veranderen, omdat bij de beoordeling van de piekniveaus alleen gekeken wordt of een piekniveau kan optreden. Hierbij wordt geen rekening gehouden met het aantal keren dat een piekniveau kan optreden, aldus het onderzoek uit 2021.

De Afdeling ziet gelet op de onderzoeken naar het verkeerslawaai in hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het college het geluidniveau als gevolg van het plan niet in redelijkheid aanvaardbaar heeft mogen achten.

Het betoog faalt.

Verwijderen groen

17.     [appellant] en anderen stellen in hun zienswijze dat de omgeving door de voorziene ontwikkeling nadelig zal veranderen. Zo zullen volgens hen bomen worden gekapt en gelet op het vrachtverkeer dat straks richting het plangebied zal rijden, zullen er bij het parkeerterrein Klein Amerika ook bomen, heesters en ander groen verdwijnen. Hiermee hebben [appellant] en anderen hun beroepsgronden uitgebreid met nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgronden. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting, dat ook ten grondslag ligt aan artikel 6:13 van de Awb, alsmede de rechtszekerheid van de andere partij, kan niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat hetgeen [appellant] en anderen in dit opzicht aanvoeren, buiten inhoudelijke bespreking blijft.

Conclusie

18.     Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat het college heeft voldaan aan de opdracht in de tussenuitspraak. De Afdeling ziet daarom aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.

19.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep gegrond;

II.       vernietigt het besluit van het college van de gemeente Gouda van 12 februari 2019 tot vaststelling van het uitwerkingsplan "Supermarkt Fluwelensingel";

III.      bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;

IV.      gelast dat het college van de gemeente Gouda aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 174,00 (zegge: honderdvierenzeventig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2021

159-867