Uitspraak 202003840/1/R1


Volledige tekst

202003840/1/R1.
Datum uitspraak: 14 juli 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellante sub 1] en anderen, allen wonend te Amstelveen,

2.       [appellant sub 2] en anderen, allen wonend te Amstelveen,

3.       [appellant sub 3], wonend te Amstelveen,

appellanten,

en

het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 2 juni 2020 heeft het college het wijzigingsplan "Wijzigingsplan Amstelveen Zuid-West - Alsemlaan-Jasmijnlaan" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen, [appellant sub 3], het college en Jasmijn B.V. hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 juni 2021, waar [appellante sub 1] en anderen, in de persoon van [appellante sub 1] en [gemachtigde]], [appellant sub 2] en anderen, in de persoon van [appellant sub 2], bijgestaan door mr. M.L.M. Frantzen, advocaat te Amsterdam, [appellant sub 3], bijgestaan door mr. E.R. Koster, rechtsbijstandverlener te Apeldoorn, vergezeld door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door P.C. Vermond en G. Stienen, bijgestaan door mr. D.S.P. Roelands-Fransen, advocaat te Den Haag, zijn verschenen. Voorts is ter zitting De Heemraad B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het wijzigingsplan voorziet in 113 zorgwoningen op een terrein langs de Jasmijnlaan te Amstelveen. Ten noorden van het perceel zijn een gezondheidscentrum en een verpleeghuis gevestigd. Bij de zorgwoningen worden 88 parkeerplekken in de kelder voorzien en 47 parkeerplaatsen op maaiveldhoogte. Jasmijn B.V. is de projectontwikkelaar van deze zorgwoningen. De Heemraad B.V. is de aannemer die in opdracht van Jasmijn B.V. de zorgwoningen zal gaan bouwen.

2.       Het wijzigingsplan is gebaseerd op artikel 48 van het bestemmingsplan "Amstelveen Zuid-West 2014", vastgesteld door de raad van de gemeente Amstelveen op 26 maart 2015 (hierna: het moederplan).

Artikel 48 luidt: "Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'Wro zone wijzigingsbevoegdheid' de bestemming 'Maatschappelijk' te wijzigen in de bestemming 'Wonen-Woonzorg'. De specifieke bouwaanduiding loopbrug is dan ten dienste van de bestemming 'Wonen-Woonzorg'. Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid nemen Burgemeester en wethouders de volgende bepalingen in acht:

a. een deel van het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;

b. de woningen ten behoeve van de bestemming 'Wonen-Woonzorg' zijn toegestaan binnen het bouwvlak;

c. de maximaal toegestane bouwhoogte mag niet worden overschreden;

d. de bestemming 'Verkeers - verblijfsgebied' blijft ongewijzigd."

De 113 appartementen worden verdeeld in 54 middeldure huurwoningen (overeenkomstig artikel 4.4.2 van de planregels), 56 middeldure koopwoningen en 3 respijtwoningen. De woningen zijn bedoeld voor zorgbehoevenden in de doelgroep 55+.

3.       [appellante sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] wonen allen in de wijk "Westwijk Zuid-Oost", aan de Marjoleinlaan en de Jasmijnlaan, die ten oosten en ten zuiden van het plangebied liggen. Zij betogen onder meer dat het plan onaanvaardbare parkeerhinder met zich zal brengen.

Toetsingskader

4.       Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan mag de planologische aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt echter niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat aan de in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan, laat de plicht van het college onverlet om in de besluitvorming omtrent de vaststelling van een wijzigingsplan ook na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd.

Intrekking beroepsgrond

5.       Ter zitting hebben [appellant sub 2] en anderen en [appellante sub 1] en anderen hun beroepsgrond over de contractuele relatie tussen het college en de projectontwikkelaar over de grondpositie ingetrokken.

Procedureel

Goede procesorde

6.       Voor zover [appellant sub 2] en anderen hebben betoogd dat het door het college bij de Afdeling ingediende nadere stuk met bijlagen van 12 mei 2021 wegens strijd met de goede procesorde buiten de beoordeling van het beroep moet blijven omdat de bijlagen dateren van december 2020, slaagt niet betoog niet. Het college heeft voorafgaand aan het verstrijken van de daarvoor geldende termijn als bedoeld in artikel 8:58, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) nadere stukken bij de Afdeling ingediend. [appellant sub 2] en anderen hebben ter zitting op deze stukken inhoudelijk kunnen reageren. Dit in aanmerking genomen, alsmede de aard en inhoud van de stukken, is de Afdeling van oordeel dat de goede procesorde zich er niet tegen verzet dat de stukken bij de beoordeling van het beroep worden betrokken.

Informatievoorziening

7.       [appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen betogen dat de informatievoorziening gebrekkig was. In dit verband stellen zij dat de plannaam van het wijzigingsplan misleidend is voor buurtbewoners, aangezien de wijk waarin zij wonen "Westwijk Zuid-Oost" heet. Op www.ruimtelijkeplannen.nl was het ontwerpwijzigingsplan daardoor onvindbaar en een baliemedewerker bij de gemeente heeft hierdoor foutief vermeld dat er geen ontwerpwijzigingsplan ter inzage lag. Om voornoemde redenen dient het ontwerpwijzigingsplan volgens hen opnieuw ter inzage te worden gelegd. [appellante sub 1] en anderen wijzen er verder op dat ze destijds niet tegen het moederplan zijn opgekomen, omdat ze ook van dit plan niet wisten dat dit op hun wijk betrekking had. Het moederplan is daarom volgens hen niet vastgesteld volgens de wettelijke vereisten.

7.1.    De Afdeling stelt vast dat de wijk "Westwijk Zuid-Oost" is gelegen binnen het geldende moederplan "Amstelveen Zuid-West 2014". Dit is ook vermeld in de uitnodigingsbrief van 18 november 2019 voor de inloopavond op 27 november 2019. De gemeente heeft daarnaast via de gemeentelijke website over het ontwerpwijzigingsplan gecommuniceerd. Voorts is niet gebleken dat de kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpwijzigingsplan in de Staatscourant en in het Gemeenteblad onjuist is verlopen. Op www.ruimtelijkeplannen.nl kan ook op adres worden gezocht en daarnaast worden in de naam van het wijzigingsplan "Wijzigingsplan Amstelveen Zuid-West - Alsemlaan-Jasmijnlaan" de straatnamen vermeld, zodat de stelling dat het wijzigingsplan daar onvindbaar is niet kan worden gevolgd. De door hen aangevoerde omstandigheden zijn naar het oordeel van de Afdeling geen omstandigheden waarin het college aanleiding had moeten zien het ontwerp van het wijzigingsplan opnieuw ter inzage te leggen.

Het betoog slaagt in zoverre niet.

7.2.    De Afdeling stelt verder vast dat het moederplan op 26 maart 2015 door de raad van de gemeente Amstelveen is vastgesteld en dat dit plan inmiddels onherroepelijk is geworden. In deze procedure vormt slechts het besluit tot vaststelling van het wijzigingsplan het object van geschil.

Het betoog slaagt niet.

Inloopavond

8.       [appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen betogen verder dat meer buurtbewoners van het wijzigingsplan op de hoogte hadden moeten worden gebracht. In dit kader voeren zij aan dat op 18 november 2019 een informatiebrief over de inloopavond is verstuurd. Volgens hen is deze brief slechts aan een beperkt aantal bewoners verstuurd. Ook stellen zij dat het aantal woningen opzettelijk niet in de informatiebrief vermeld stond. Verder is volgens [appellante sub 1] en anderen ten onrechte niet vermeld dat het ontwerpwijzigingsplan op 6 december 2019 ter inzage zou worden gelegd. Daardoor hebben buurtbewoners wellicht geen zienswijze naar voren gebracht. Bovendien valt volgens hen een aantal feestdagen binnen de zienswijzentermijn, zodat onvoldoende tijd is geboden door het college om een zienswijze naar voren te brengen.

8.1.    Voor zover [appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen stellen dat andere buurtbewoners voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpwijzigingsplan bij de besluitvorming hadden moeten worden betrokken, overweegt de Afdeling dat het bieden van inspraak voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpwijzigingsplan geen onderdeel uitmaakt van de planprocedure die in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) is geregeld. Het gestelde gebrekkig bieden van inspraak in deze fase heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de planprocedure en het wijzigingsplan.

Verder heeft het college toegelicht dat de informatiebrief is verzonden naar de bewoners die rechtstreeks uitzicht hebben op het plangebied. De bewoners van de Tamarindelaan [nummers] hebben daarom geen informatiebrief ontvangen, maar hebben wel de zienswijze van [appellant sub 2] en anderen medeondertekend. Hieruit blijkt dat zij wel op de hoogte waren van het ontwerpwijzigingsplan. De informatiebrief bevatte daarnaast een impressiefoto, zodat omwonenden al enig zicht hadden op de omvang van het project. Het college heeft verder toegelicht dat er in de bewonersbrief van 18 november 2019 niet stond vermeld dat er op 6 december 2019 een ontwerpwijzigingsplan ter inzage zou worden gelegd, omdat toen nog niet bekend was wanneer het ontwerpwijzigingsplan ter inzage zou worden gelegd. Op 5 december 2019 heeft de gemeente vervolgens het ontwerpwijzigingsplan in de Staatscourant en het Gemeenteblad gepubliceerd. Ook is niet gebleken dat omwonenden niet tijdig een zienswijze naar voren hebben gebracht omdat binnen de zienswijzentermijn een aantal feestdagen valt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 24 november 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO4888, onder 2.3.2) geeft een dergelijke omstandigheid geen grond voor het oordeel dat het college niet heeft voldaan aan wettelijke verplichtingen ten aanzien van de terinzagelegging van het ontwerpplan.

Het betoog slaagt niet.

Inspraakverordening

9.       Volgens [appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen is de Participatie- en inspraakverordening gemeente Amstelveen 2013 (hierna: de Verordening) geschonden, aangezien onvoldoende mogelijkheid is geboden tot inspraak. In dit verband achten [appellante sub 1] en anderen van belang dat het terrein al sinds 2008 braak ligt en er met het wijzigingsplan meer dan 110 woningen mogelijk worden gemaakt. Ook bij de vaststelling van het moederplan in 2015 is ten onrechte geen inspraak geboden, waardoor volgens [appellante sub 1] en anderen geen sprake is van een ondergeschikte herziening van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen.

9.1.    Artikel 2 van de Verordening luidt:

"1. Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of participatie of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van beleid van de gemeente.

2. Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht.

3. Onverlet het bepaalde in het tweede lid beslist het bestuursorgaan over het verlenen van participatie of inspraak in die gevallen waartoe de wet niet verplicht.

4. Geen participatie of inspraak wordt verleend:

a. ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

b. indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

c. indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

d. inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

e. indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

f. indien het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving."

9.2.    Het college heeft in de nota van beantwoording toegelicht dat in de Verordening in artikel 2, vierde lid, onder a, vermeld staat dat er geen participatie of inspraak wordt verleend ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen. In het kader van dit wijzigingsplan wordt uitvoering gegeven aan een wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in het moederplan. In het moederplan is al opgenomen dat op deze locatie de bestemming "Maatschappelijk" kan worden gewijzigd naar "Wonen - Woonzorg". Naar het oordeel van de Afdeling mocht het college de bepaling van de Verordening zo uitleggen.

Het betoog slaagt niet.

Gewijzigd vastgesteld ten opzichte van het ontwerpplan

10.     Volgens [appellant sub 2] en anderen is het wijzigingsplan gewijzigd ten opzichte van het ontwerpplan. Hierbij wijzen zij op de artikelen 4.1, sub b, 4.3.3, sub a en 4.4.2 van de planregels. Volgens hen had het college daarom moeten besluiten tot een nieuwe terinzagelegging van het ontwerpplan.

10.1.  Het college kan bij de vaststelling van het wijzigingsplan daarin wijzigingen aanbrengen ten opzichte van het ontwerp. Slechts indien de afwijkingen van het ontwerp naar aard en omvang zo groot zijn dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld, dient de wettelijke procedure opnieuw te worden doorlopen.

10.2.  Vaststaat dat het college in dit geval het wijzigingsplan heeft vastgesteld met een aantal wijzigingen, waaronder de toevoeging van artikel 4.1, sub b, artikel 4.4.3, sub a, en de toevoeging van een zinsnede aan artikel 4.4.2 van de planregels. Ter zitting heeft het college desgevraagd toegelicht dat deze afwijkingen verband houden met de vaststelling van het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan Schipholparkeren en Parkeernormen", vastgesteld door de raad van de gemeente Amstelveen op 22 maart 2017. De afwijking van het ontwerpplan is echter niet zo groot dat geoordeeld moet worden dat een wezenlijk ander plan voorligt.

Het betoog slaagt niet.

Bezonning

11.     [appellante sub 1] en anderen betogen dat de bezonningsstudie ten onrechte geen deel uitmaakte van de bijlagen van het ter inzage gelegde ontwerpwijzigingsplan. De bezonningsstudie is pas als bijlage bij de nota van beantwoording verstuurd, waardoor slechts de bewoners die een zienswijze naar voren hebben gebracht kennis hebben kunnen nemen van de bezonningsstudie. Dit achten [appellante sub 1] en anderen, gelet op de bouwhoogtes en de impact van het wijzigingsplan op de omliggende huizen, niet zorgvuldig.

11.1.  De Afdeling stelt vast dat het college de bezonningsstudie genaamd "Bezonningsstudie Zorgwoningen Westwijk" heeft laten uitvoeren door Hoogeveen architecten op 27 november 2019. De bezonningsstudie is als bijlage bij de nota van beantwoording gevoegd en is ook bij het vastgestelde wijzigingsplan als bijlage bij de toelichting gevoegd. Het college heeft erkend dat de bezonningsstudie niet bij het ontwerpwijzigingsplan ter inzage lag, maar gelet op de vaststellingsdatum wel ter inzage had kunnen liggen. Aangezien de bezonningstudie ten grondslag heeft gelegen aan de besluitvorming en van belang is voor de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid daarvan, is de bezonningsstudie naar het oordeel van de Afdeling strikt genomen een op het ontwerpplan betrekking hebbend stuk dat redelijkerwijs nodig was voor de beoordeling van het ontwerp als bedoeld in artikel 3:11, eerste lid, van de Awb. De Afdeling ziet evenwel aanleiding met toepassing van artikel 6:22 van de Awb dit gebrek te passeren. Daartoe overweegt de Afdeling dat [appellante sub 1] en anderen niet zijn benadeeld nu de bezonningsstudie als bijlage bij de nota van beantwoording is gevoegd en zij tijdig een zienswijze naar voren hebben gebracht over het ontwerpwijzigingsplan. [appellante sub 1] en anderen hebben ook geen inhoudelijke bezwaren aangevoerd tegen de bezonningsstudie. Verder is niet aannemelijk dat andere belanghebbenden zijn benadeeld, omdat aangenomen mag worden dat ook zij een zienswijze over de bezonning naar voren hadden kunnen brengen.

Het betoog slaagt niet.

Inhoudelijk

Parkeren

12.     [appellante sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] voeren aan dat het plan onaanvaardbare parkeerhinder met zich zal brengen.

Volgens [appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen is niet duidelijk in het plan omschreven wat zorgwoningen zijn en is het mogelijk dat ook niet-zorgbehoevenden in de zorgwoningen zullen gaan wonen. In dit verband stellen [appellante sub 1] en anderen dat in het wijzigingsplan niet is opgenomen hoeveel scootmobiels er kunnen worden geparkeerd en opgeladen. Voor reguliere woningen geldt een hogere parkeernorm dan voor zorgwoningen. Hierdoor is het aantal benodigde parkeerplaatsen onderschat. [appellante sub 1] en anderen voeren daarnaast aan dat de parkeernorm verder naar boven moet worden bijgesteld, omdat iedereen in Amstelveen afhankelijk is van een auto om bij een winkel of horecabedrijf te kunnen komen. Zij stellen dat alle buurtbewoners een of meer auto’s hebben. Daarnaast voeren zij in dit kader aan dat Amstelveen een andere opzet heeft dan de Amsterdamse binnenstad, zodat in dit geval volgens [appellante sub 1] en anderen een hogere parkeernorm passender is.

Er wordt volgens [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] afgeweken van het uitgangspunt dat parkeren op eigen terrein plaats moet vinden. [appellant sub 3] stelt in dit kader dat niet is onderbouwd of er voldoende parkeergelegenheid is bij de Alsemlaan. De benodigde parkeerplekken zijn daarnaast ook niet vastgelegd, aldus [appellant sub 3].

12.1.  Aan het plangebied is onder meer de bestemming "Wonen - Woonzorg" toegekend.

Artikel 4.1 van de planregels luidt: "De voor "Wonen - Woonzorg" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. woonzorg;

b. zorgwoningen ten behoeve van het wonen;

[…]."

Artikel 4.2.1, aanhef en onder d, luidt: "Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

d. er mogen maximaal 113 zorgwoningen worden gerealiseerd;".

Artikel 4.3.1 luidt: "Een omgevingsvergunning voor bouwen, verbouwen, uitbreiden en/of functiewijziging van een gebouw of perceel wordt slechts verleend, wanneer wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform het thans geldend beleid 'Nota Parkeernormen Amstelveen'."

Artikel 1.85 luidt: "Zorgwoning: Een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een geïndiceerde zorgbehoefte."

12.2.  In de Nota Parkeernormen 2016 van de gemeente Amstelveen is vermeld dat voor aanleunwoningen en serviceflats een parkeernorm van 1,1 parkeerplaats per woning wordt aangehouden. Voor woningen wordt een norm van 1,4 of hoger als uitgangspunt gehanteerd. In de plantoelichting staat weliswaar dat in de Nota is opgenomen dat voor zorgwoningen een parkeernorm van 1,1 geldt, maar in de nota is voor zorgwoningen geen parkeernorm vermeld. Het college heeft toegelicht dat aangesloten is bij de parkeernorm voor aanleunwoningen en serviceflats, omdat het plan nieuwe woningen mogelijk maakt voor mensen met een zorgindicatie. Voor woningen bedoeld voor deze groep mensen kan daarom evenals bij aanleunwoningen en serviceflats een parkeernorm van 1,1 worden aangehouden. Het begrip zorgwoning sluit volgens het college daarnaast aan bij de definitie van een aanleunwoning zoals die in het "Van Dale Groot woordenboek der Nederlandse taal" (hierna: de Van Dale) staat: "bejaardenwoning waarvan de bewoners kunnen gebruikmaken van de diensten van het naastgelegen verzorgingshuis." Het college stelt dat daarnaast aangesloten kan worden bij de definitie van het begrip "aanleunwoning" zoals die op de website van de gemeente Amstelveen vermeld staat: "Een aanleunwoning is een woning die nabij of tegen een verzorgingshuis/woonzorgcentrum is aangebouwd. U woont zelfstandig in een aanleunwoning, maar u kunt gebruik maken van gemeenschappelijke voorzieningen van het verzorgingshuis zoals maaltijden of activiteiten."

12.3.  De Afdeling overweegt dat [appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen terecht hebben aangevoerd dat de stelling van het college dat enkel zorgbehoevenden in de zorgwoningen zullen gaan wonen, niet heel aannemelijk is. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat het college de planregeling niet toereikend vindt en in zijn nadere stuk van 12 mei 2021 een voorstel heeft gedaan voor aanpassing van de definitiebepaling van "zorgwoning" zoals bedoeld in artikel 1.85 van de planregels, namelijk: "een zelfstandige woning die geschikt blijft voor bewoners met een (toekomstige) zorgvraag". Deze aanpassing van de definitiebepaling van "zorgwoning" sluit naar het oordeel van de Afdeling nog steeds niet uit dat ook niet-zorgbehoevenden in de zorgwoningen kunnen gaan wonen.

Het voorgaande hoeft echter op zichzelf niet tot vernietiging van het bestreden besluit te leiden. De Afdeling neemt hierbij het volgende in aanmerking. Gelet op de formulering van artikel 4.3.1 van de planregels, in het bijzonder de woorden ‘thans geldend beleid’, in relatie tot het moment waarop de bepaling wordt toegepast, namelijk bij de toekomstige vergunningverlening, is door de raad een dynamische verwijzing beoogd naar het op het moment van de vergunningverlening geldende parkeernorm. Op de zitting heeft het college toegelicht dat de Nota parkeernormen 2021 op 10 november 2020 is vastgesteld, ter vervanging van de Nota parkeernormen 2016. In de nieuwe nota is vermeld dat voor aanleunwoningen en serviceflats een parkeernorm van 0,9 parkeerplaats per woning wordt aangehouden. Voor koopwoningen in het middensegment wordt een norm van 1,4 als uitgangspunt gehanteerd en voor huurwoningen in het middensegment een norm van 0,9. Dit betekent, uitgaande van een representatieve invulling van het plan, dat ook indien wordt uitgegaan van de norm voor koopwoningen en huurwoningen en niet van de norm voor aanleunwoningen en serviceflats zoals bedoeld in de Nota parkeernormen 2021, aan het vereiste aantal parkeerplekken kan worden voldaan. [appellante sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] hebben dit niet gemotiveerd bestreden.

Ten aanzien van het betoog van [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] dat er onvoldoende parkeergelegenheid is in de omgeving van het plangebied, overweegt de Afdeling als volgt. Het college heeft toegelicht dat uit het rapport "Parkeeronderzoek Amstelveen 2020" blijkt dat de parkeerdruk in het plangebied acceptabel is. [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] hebben geen tegenrapport overgelegd of anderszins aannemelijk gemaakt dat het verrichte parkeeronderzoek zodanig onjuist is dat het college zijn besluitvorming daarop niet heeft kunnen baseren.

Het betoog slaagt niet.

Ondergeschikte functies en parkeren

13.     Volgens [appellant sub 3] is in artikel 4.1 van de planregels onvoldoende gewaarborgd dat in de benodigde parkeerplaatsen zal worden voorzien. Volgens hem had het college per ondergeschikte functie inzichtelijk moeten maken op welke wijze werknemers en bezoekers kunnen parkeren. [appellant sub 3] betoogt verder dat in de afwijkingsmogelijkheid in artikel 4.3.3, aanhef en onder c, van de planregels onvoldoende is verzekerd dat daarbij in de benodigde parkeerbehoefte wordt voorzien.

13.1.  Artikel 4.1 van de planregels luidt: "De voor 'Wonen - Woonzorg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. woonzorg;

b. zorgwoningen ten behoeve van het wonen;

[…];

met daaraan ondergeschikt:

l. detailhandel;

m. horeca tot en met categorie 2;

n. maatschappelijke voorzieningen;

o. kantoor ten dienste van de zorgverlening;

p. dienstverlening."

Artikel 4.3.3, aanhef en onder c, luidt: "Indien uit een door de aanvrager van een omgevingsvergunning te overleggen parkeerbalans blijkt dat niet (geheel) kan worden voldaan aan voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein waarbij rekening gehouden wordt met dubbelgebruik en de benodigde parkeerplaatsen niet in de openbare ruimte kunnen worden gerealiseerd, kunnen Burgemeester en Wethouders in afwijking van het bepaalde in 4.3.1 omgevingsvergunning verlenen indien:

c. de parkeerplaatsen voldoen aan de maatvoering- en bereikbaarheidseisen;"

13.2.  Anders dan [appellant sub 3] stelt, is het college niet verplicht om in de planregels over parkeren per ondergeschikte functie parkeernormen op te nemen. Bij de omgevingsvergunning kan dit aspect nader aan bod komen. Ten aanzien van het betoog dat in de afwijkingsmogelijkheid in artikel 4.3.3, aanhef en onder c, van de planregels onvoldoende is verzekerd dat daarbij in de benodigde parkeerbehoefte wordt voorzien, overweegt de Afdeling dat de criteria genoemd in artikel 4.3.3 voldoende duidelijk omschreven zijn. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding om op dit punt het bestreden besluit te vernietigen.

Het betoog slaagt niet.

Verkeersveiligheid

14.              [appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 3] betogen dat de verkeersveiligheid in het geding is. In dit verband achten [appellante sub 1] en anderen de speeltuin aan de Jasmijnlaan van belang.

14.1.  Het college heeft, onder verwijzing naar de nota van beantwoording, toegelicht dat bij het opstellen van het bestemmingsplan alle verkeersgegevens zijn meegenomen. De wegen die gerealiseerd zijn, zijn berekend op de bestemmingen die het bestemmingsplan toelaat en op het aantal woningen dat gerealiseerd kan worden. Het verschil van de verkeersbewegingen van het appartementencomplex ten opzichte van een maatschappelijke bestemming is volgens het college niet dusdanig dat de bestaande wegstructuur dit niet aankan.

14.2.  De Afdeling overweegt dat de verkeersbewegingen als gevolg van het plan iets zullen toenemen. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de feitelijke situatie ter hoogte van de speeltuin aan de Jasmijnlaan niet zodanig zal veranderen dat het plan onaanvaardbaar is.

Het betoog slaagt niet.

Uitzicht

15.     [appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen vrezen dat het plan zal leiden tot een aantasting van hun uitzicht. In dit verband voeren [appellante sub 1] en anderen aan dat in de rest van de wijk bij hoogbouw een veel grotere afstand tot de tegenoverliggende laagbouw wordt aangehouden. Het college trekt volgens hen ten onrechte een vergelijking met de afstand die in de Zilverschoonlaan tussen hoogbouw en laagbouw is aangehouden. Hierbij achten [appellante sub 1] en anderen van belang dat in de Zilverschoonlaan vier woonlagen aanwezig zijn, terwijl aan de Jasmijnlaan vijf woonlagen worden gebouwd.

15.1.  De Afdeling stelt vast dat de afstand van het beoogde zorgcomplex tot de dichtstbijzijnde woning ongeveer 20 m bedraagt.

15.2.  De Afdeling overweegt dat in zijn algemeenheid geen recht bestaat op een blijvend vrij uitzicht. Wel moet de raad het belang bij behoud van het uitzicht vanuit omliggende woningen betrekken bij zijn belangenafweging.

Niet kan worden uitgesloten dat de in het plan voorziene bouw van de zorgwoningen zal leiden tot enige aantasting van het uitzicht voor [appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen. Het college heeft zich echter, gelet op de genoemde afstand van 20 m, de maximale bouwhoogte van 16 m aan de zuidkant die al gold in het moederplan, de maximale bouwhoogte van 13 m aan de noordkant die is teruggebracht ten opzichte van het moederplan en de ligging van de woningen in een bebouwde omgeving, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aantasting van het uitzicht niet ernstig is.

Het betoog slaagt niet.

Omgeving

16.     [appellante sub 1] en anderen voeren verder, onder verwijzing naar de zienswijze, aan dat het beoogde gebouw niet passend is in de bestaande omgeving en niet aansluit op de omringende bebouwing. Het heeft volgens hen ook geen samenhang met de bestaande laagbouw. Er is daarom geen sprake van een goede ruimtelijke ordening, aldus [appellante sub 1] en anderen.

16.1.  De Afdeling overweegt dat bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de zorgwoningen aspecten als het uiterlijk van het gebouw in het kader van welstand zullen worden betrokken. In het bestemmingsplan hoeft de exacte uitvoering van de zorgwoningen niet te worden geregeld.

Het betoog slaagt niet.

Ladder voor duurzame verstedelijking

17.     [appellant sub 2] en anderen betogen dat niet is voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking, omdat de behoefte aan de woningen die in het plan mogelijk worden gemaakt niet inzichtelijk is gemaakt in de plantoelichting. Het college heeft daarom volgens hen in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro gehandeld.

17.1.  Artikel 3.1.6, tweede lid en derde lid, van het Bro luiden:

"2. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

3. Indien in een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid toepassing is gegeven aan artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de wet kan bij dat bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het tweede lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel."

17.2.  Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college toereikend gemotiveerd dat aan de woningbouwontwikkeling die in het plan is voorzien een behoefte bestaat als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat [appellant sub 2] en anderen geen concrete feiten of omstandigheden naar voren hebben gebracht die de Afdeling aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van de door het college gegeven beschrijving van de behoefte. Hierbij betrekt de Afdeling dat het college heeft toegelicht dat de woningbouwprojecten in Westwijk invulling geven aan de woningbouwbehoefte in de Metropoolregio Amsterdam en Noord-Holland Noord. Het is niet in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro dat in de plantoelichting voor de onderbouwing van de behoefte is volstaan met een vermelding van de uitkomst van het Regionaal Actieprogramma.

Het betoog slaagt niet.

Financieel-economische uitvoerbaarheid

18.     [appellant sub 2] en anderen betogen verder dat het plan financieel-economisch niet-uitvoerbaar is. In dit verband achten zij van belang dat er geen verkoopovereenkomst is gesloten met de projectontwikkelaar. [appellant sub 2] en anderen vrezen daarom dat de projectontwikkelaar zich na een lage taxatie alsnog zou kunnen terugtrekken.

18.1.  Bij een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog over de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder de financieel-economische uitvoerbaarheid, alleen leiden tot vernietiging van het bestreden besluit als de raad in redelijkheid had moeten inzien dat het plan om financieel-economische of andere redenen zonder meer niet uitvoerbaar is.

Het college heeft toegelicht dat de gemeente een anterieure overeenkomst heeft gesloten met Jasmijn B.V. Voor de grondverkoop is een onafhankelijke taxatie uitgevoerd. De gemaakte kosten zullen worden verhaald uit de grondopbrengst. Ter zitting heeft De Heemraad B.V. namens Jasmijn B.V. nogmaals bevestigd dat het voornemen bestaat het project tot uitvoering te brengen. Gelet op het voorgaande heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen redenen zijn waarom het plan niet uitvoerbaar is. Dit betoog slaagt niet.

Maatschappelijk draagvlak

19.     [appellant sub 2] en anderen en [appellante sub 1] en anderen betogen dat in de omgeving geen maatschappelijk draagvlak bestaat voor de met het plan voorziene bebouwing.

19.1.  De Afdeling overweegt, onder verwijzing naar de hiervoor besproken beroepsgronden, dat de enkele omstandigheid dat onder een deel van de omwonenden geen draagvlak zou bestaan voor het bestreden wijzigingsplan, geen grondslag kan vormen voor het oordeel dat het bestreden besluit niet strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening (vergelijk onder meer de uitspraak van de Afdeling van 27 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1702). Het gestelde ontbreken van draagvlak kan niet leiden tot vernietiging van het bestreden plan.

Het betoog slaagt niet.

Herhalen zienswijze

20.     Voor zover [appellant sub 2] en anderen verzoeken de inhoud van hun zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen, overweegt de Afdeling dat in de nota van beantwoording is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 2] en anderen hebben in hun beroepschrift en ter zitting geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging hiervan onjuist zou zijn.

Conclusie

21.     De beroepen zijn ongegrond.

22.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2021

191-928