Ga naar de inhoud
(naar homepage)
lees voor
Direct naar
  • en (Information in English)
  • de (Deutsche Informationen)
  • fr (Informations en français)
  • contact
  • pers
  • werken bij
  • app
  • Actueel
    • Nieuws
    • Zittingsagenda
    • Persagenda
    • Evenementen
    • Piet Hein Donner Scriptieprijs
  • Adviezen
  • Uitspraken
  • Publicaties
    • Brochures
    • Studies en onderzoeken
    • Regelingen
    • Consultaties
    • Jaarverslagen
    • Toespraken vice-president
  • Over ons
    • Raad van State in het kort
    • Organisatie
    • Advisering
    • Bestuursrechtspraak
    • Begrotingstoezicht
    • Toetsing Klimaatwet
    • Geschiedenis
    • Raad van State in beeld
  • Zoeken
  • en
  • de
  • fr
  • contact
  • pers
  • werken bij
  • app
Zoeken

  1. Home ›
  2. Uitspraken

Uitspraken

De Afdeling bestuursrechtspraak toetst of de overheid het recht goed heeft toegepast bij het nemen van een besluit. In dit onderdeel vindt u alle uitspraken die de Raad van State op zijn website publiceert. Meer informatie over de taak van de Afdeling bestuursrechtspraak vindt u in de rubriek Bestuursrechtspraak.


aantal resultaten: 121.694
aantal resultaten per pagina

Toon overzicht van de actuele uitspraken:

  • Hoofdzaken
  • Voorlopige voorzieningen
  • Interessant voor de media

202001963/1/A3

Bij besluiten van 19 maart 2018 en 26 maart 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen twee standplaatsvergunningen aan [appellanten] verleend voor de duur van vijf jaar. [appellanten] hadden vaste standplaatsvergunningen voor onbepaalde tijd voor de verkoop van vis en visproducten op de Grote Markt in Nijmegen en de Frankrijkstraat in Lent. Nadat het college hun schriftelijk heeft meegedeeld dat een nieuw standplaatsenbeleid is vastgesteld, op grond waarvan vaste standplaatsen voor maximaal vijf jaar worden verleend, heeft het aan hen vaste standplaatsvergunningen voor deze duur verleend voor de hiervoor genoemde locaties. De rechtbank heeft geoordeeld dat de geldigheidsduur van vijf jaar voor de vergunningen niet onredelijk is en dat de financiële gevolgen daarvan voor [appellanten] niet zwaarwegender zijn dan het feit dat bij een langere geldigheidsduur onevenredige bevoordeling ten opzichte van andere gegadigden kan bestaan.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1588
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202001963/1/A3

202002062/1/A2

Bij besluit van 15 maart 2019 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot huurtoeslag van [appellante] over 2018 opnieuw berekend en vastgesteld op nihil. [appellante] huurde in 2018 een woning op het adres [locatie] in Wehe-den Hoorn. Zij stelt dat de huurprijs € 710,00 was. Bij besluit van 28 december 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen haar een voorschot huurtoeslag over het jaar 2018 toegekend van € 3.711,00. Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 15 maart 2019 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot huurtoeslag over het jaar 2018 opnieuw berekend en vastgesteld op nihil. [appellante] moet daarom het voorschotbedrag van € 3.711,00 terugbetalen. Volgens de Belastingdienst/Toeslagen was de rekenhuur van de door [appellante] bewoonde woning hoger dan de maximale rekenhuur van € 710,68 om voor huurtoeslag in aanmerking te komen en heeft zij daarom geen recht op huurtoeslag.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1578
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Geld
  • uitspraakin de zaak202002062/1/A2

202002213/1/R3

Bij besluit van 31 oktober 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam de aanvraag van [appellante] om een omgevingsvergunning voor het realiseren van een appartementencomplex ter hoogte van de [locatie] in Hoek van Holland afgewezen. Op 1 juni 2017 heeft [appellante] een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een appartementencomplex ter hoogte van [locatie] in Hoek van Holland. Bij besluit van 31 oktober 2017 heeft het college geweigerd de omgevingsvergunning te verlenen. Het college heeft aan deze weigering ten grondslag gelegd dat het bouwplan in strijd is met de Bouwverordening Rotterdam 2010 en redelijke eisen van welstand. Op 20 februari 2019 heeft [appellante] de rechtbank per brief ervan op de hoogte gesteld dat [appellante] een tweede aanvraag om omgevingsvergunning heeft ingediend voor het bouwen van een appartementencomplex ter hoogte van [locatie] in Hoek van Holland. De rechtbank heeft het beroep vervolgens niet-ontvankelijk verklaard.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1619
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Bouwen
  • uitspraakin de zaak202002213/1/R3

202002310/1/R2

Bij besluiten van 6 juli 2017, 9 mei 2018 en 1 november 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Maastricht de verzoeken van [appellant] om handhavend op te treden tegen de bouwwerken op het perceel aan de [locatie B] te Maastricht (hierna: het perceel), en het gebruik daarvan, afgewezen. [appellant] woont op het perceel aan de [locatie A] in Maastricht. [persoon A] en [gemachtigde] wonen op het naastgelegen perceel aan de [locatie B]. Op 4 juli 2014 heeft het college aan [vorige eigenaar], de vorige eigenaar van het perceel, een omgevingsvergunning verleend voor het renoveren van een bijgebouw en het plaatsen van nieuwe ramen in de woning op het perceel. Deze omgevingsvergunning is na de uitspraak van de Afdeling van 20 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2026, onherroepelijk geworden. Bij brief van 18 mei 2017 heeft [appellant] het college verzocht om handhavend op te treden tegen het bijgebouw, de aanbouw aan de achterzijde van het bijgebouw en de woning op het perceel.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1612
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak202002310/1/R2

202002601/1/A2

Bij besluit van 4 juni 2014 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht het verzoek van [appellant] om vergoeding van schade afgewezen. Dit hoger beroep ziet op de afwijzing van het verzoek van [appellant] om schadevergoeding. Volgens [appellant] is zijn woning beschadigd door zwaar vrachtverkeer dat gedurende een lange periode langs zijn woning is gereden. [appellant] woont sinds 1980 aan de [locatie] in Dordrecht, nabij de PLUS supermarkt op het Damplein. Deze supermarkt is omstreeks het jaar 2000 verbouwd. Sinds deze verbouwing worden de voor de supermarkt bestemde goederen gelost aan de achterzijde van de supermarkt aan de Damstraat/Dubbeldreef. De gebruikelijke aanrijroute van de vrachtwagens die de supermarkt bevoorraden loopt via de Damstraat. Hierdoor is het vrachtverkeer in de Damstraat volgens [appellant] fors toegenomen. Naar aanleiding van klachten hierover zijn verkeersbesluiten genomen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1599
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak202002601/1/A2

202002672/1/R2

Bij besluit van 3 maart 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haaren het uitwerkingsplan "Gildepad-Haaren (2018)” vastgesteld. Het plan voorziet in de bouw van drie woningen aan het Gildepad in het centrum van Haaren. Het plangebied bestaat uit twee deelgebieden met bouwvlakken. Het bouwvlak in het noordwesten maakt één woning mogelijk, terwijl het bouwvlak in het zuidoosten in twee woningen voorziet. Autocentrum Haaren is exploitant van een autoshowroom en een garagebedrijf met een autowasstraat aan het Gildepad 10. Dit is tegenover de locatie waar de woningen zijn voorzien. Autocentrum Haaren vreest door de woningbouw op korte afstand van zijn bedrijf in zijn bedrijfsvoering te zullen worden belemmerd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1607
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • RO - Noord-Brabant
  • uitspraakin de zaak202002672/1/R2

202002849/1/R3

Bij besluit van 26 juni 2018 heeft de raad van de gemeente Terschelling het bestemmingsplan "Zelfpluktuin Groenhof" vastgesteld. Dit plan heeft betrekking op twee percelen gelegen tussen de kernen Hoorn en Oosterend op Terschelling. Op het perceel teelt Zelfpluktuin Groenhof v.o.f. op duurzame wijze fruit, groenten en bloemen. Bezoekers komen vervolgens naar het perceel voor het plukken en kopen van fruit, groente en/of veldboeketten. Stichting Ons Schellingerland heeft beroep ingesteld tegen het bestemmingsplan, omdat volgens de stichting nog steeds niet is aangetoond dat het gaat om een volwaardig agrarisch bedrijf en dat als daarvan wel sprake zou zijn, de noodzaak voor een bedrijfswoning niet is aangetoond. Verder had de raad volgens de stichting de ecologische gevolgen van het plan opnieuw moeten bezien.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1608
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • RO - Friesland
  • uitspraakin de zaak202002849/1/R3

202002871/1/R3

Bij besluit van 21 maart 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Emmen [appellant] onder aanzegging van bestuursdwang gelast de bijbehorende bouwwerken op het perceel [locatie 1] in Nieuw-Weerdinge terug te brengen tot maximaal 150 m2. [appellant] is eigenaar van het perceel [locatie 1] in Nieuw-Weerdinge. Op het perceel staan bijbehorende bouwwerken met een oppervlakte van in totaal ongeveer 365 m2. Voor deze bijbehorende bouwwerken is geen omgevingsvergunning verleend. Bij besluit van 21 juni 2016 heeft het college onder oplegging van een dwangsom [appellant] gelast de bijbehorende bouwwerken terug te brengen tot maximaal 150 m2, de oppervlakte die volgens het college ten hoogste is toegestaan zonder een omgevingsvergunning. Bij uitspraak van 20 december 2017 heeft de Afdeling het hoger beroep van [appellant] tegen de last onder dwangsom en het beroep van [appellant] tegen het besluit van 27 maart 2017 tot invordering van de verbeurde dwangsom, ongegrond verklaard.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1595
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak202002871/1/R3

202002978/1/A3

Bij brief van 4 februari 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zoeterwoude een verzoek van [appellant] om hem een nieuw burgerservicenummer toe te kennen afgewezen. [appellant] heeft sinds 2003 een eenmanszaak waarvoor hij een btw-nummer heeft. Hij is verplicht om op de facturen die hij voor zijn zaak verstuurt zijn btw-nummer te vermelden. In dit btw-nummer dat door de belastingdienst wordt toegekend, was zijn BSN nummer opgenomen. De belastingdienst heeft dit aangepast naar aanleiding van het oordeel van de Autoriteit Persoonsgegevens dat het BSN nummer een strikt persoonlijk identificatiegegeven is, wat niet gedeeld moet worden met derden en waarvan de verwerking door de belastingdienst in het btw-nummer ontoelaatbaar is. [appellant] heeft het college verzocht om voor hem een nieuw BSN nummer aan te maken en toe te wijzen omdat zijn BSN nummer door deze ontoelaatbare verwerking nog steeds op het internet te vinden is.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1596
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Persoonsgegevens
  • uitspraakin de zaak202002978/1/A3

202002995/1/R2

Bij besluit van 6 april 2020 hebben provinciale staten van Limburg het inpassingsplan "Spoorverdubbeling Heerlen - Landgraaf" gewijzigd vastgesteld. Het inpassingsplan voorziet in een verdubbeling van de spoorlijn tussen de stations Heerlen en Landgraaf. Daarmee wordt beoogd om de capaciteit van het spoor te vergroten, zodat er vaker treinen tussen Nederland en Duitsland kunnen rijden. [appellant] woont op ongeveer 2,5 km van het plangebied en nabij de bestaande spoorlijn. Hij vreest voor de gezondheid en veiligheid als gevolg van een toename van het spoorverkeer.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1594
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Inpassingsplan
  • uitspraakin de zaak202002995/1/R2

202003459/1/R3

Bij besluit van 28 december 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag het door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 23 mei 2018 herroepen en, voor zover hier van belang, omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een bouwwerk en het in afwijking van het bestemmingsplan gebruiken van de begane grond van het pand op het perceel voor horeca in de categorie "zwaar" en geweigerd een omgevingsvergunning te verlenen voor het in afwijking van het bestemmingsplan gebruiken van de eerste verdieping van dat pand voor horeca in de categorie "zwaar". Het pand op het perceel is in eigendom van Nostra Beheer B.V. Zij verhuurt het pand sinds juni 2017 aan Lemon Zest Holding. Lemon Zest Holding verhuurde het pand aan Bar Broker, die ten tijde van het indienen van de in deze procedure aan de orde zijnde aanvraag om omgevingsvergunning het pand exploiteerde. Club Gewoon B.V. huurt het pand sinds 28 juni 2019.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1589
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Tussenuitspraak/bestuurlijke lus
  • Bouwen
  • uitspraakin de zaak202003459/1/R3

202003526/1/A3

Bij besluit van 19 juli 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan [appellant] een bestuurlijke boete opgelegd van € 20.500,- wegens het onttrekken van een woning aan de bestemming tot bewoning zonder dat hij over een vergunning daarvoor beschikt. [appellant] is eigenaar van de woning aan de [locatie] te Amsterdam. Het college heeft op 4 januari 2018 en 4 juni 2018 meldingen van buurtbewoners ontvangen dat de woning wordt verhuurd aan toeristen. Toezichthouders van de gemeente Amsterdam hebben daarom op 11 juni 2018 de woning gecontroleerd. Nadat op de deur was geklopt, deed een vrouw de deur open waarna er een man bij kwam staan. Zij verklaarden de woning te hebben geboekt via een gemeenschappelijke vriend. De man liet een boekingsbewijs zien voor een verblijf van vier nachten voor vijf personen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1579
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Boete
  • uitspraakin de zaak202003526/1/A3

202004057/1/A3

Bij besluit van 10 augustus 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag de kosten van toepassing van bestuursdwang vastgesteld en bij [appellante] in rekening gebracht. Het college heeft enkele jaren geleden vastgesteld dat een [woonschip] dat in het kadaster op naam van [appellante] stond, was afgemeerd op een locatie die niet bestemd en aangewezen is als ligplaats. Het woonschip bevatte asbesthoudend materiaal en was op die locatie deels gesloopt. [appellante] heeft wel een vergunning voor een andere ligplaats. Na deze vaststelling heeft het college [appellante] bij besluit van 11 maart 2016 gelast om het woonschip te verslepen naar de ligplaats waarvoor zij wél een vergunning heeft, of om het woonschip uit de Haagse binnenwateren te verwijderen en verwijderd te houden. De dwangsommen bij het niet-tijdig voldoen aan de last zijn in dat besluit bepaald op € 500,- per dag, met een maximum van € 5000,-.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1618
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak202004057/1/A3

202004086/1/A3

Bij besluit van 20 juli 2017 heeft de minister van Buitenlandse Zaken [appellante] aangewezen als persoon op wie de Sanctieregeling terrorisme 2007-II van toepassing is. [appellante] is medio 2015 uit eigen beweging uit Nederland naar Syrië gereisd en verblijft daar thans in een vluchtelingenkamp. Op 20 juli 2017 heeft de minister ten aanzien van [appellante] een aanwijzingsbesluit vastgesteld als bedoeld in artikel 2 van de Sanctieregeling. Als gevolg van dat besluit kan zij niet beschikken over financiële middelen en geen gebruik maken van financiële diensten. Omdat [appellante] niet over een actueel adres in Nederland beschikte waarnaar het besluit kon worden verzonden, is de bekendmaking van het besluit aan haar alleen geschied door kennisgeving in de Staatscourant. Op 23 mei 2019 heeft [appellante] bezwaar gemaakt tegen het aanwijzingsbesluit. De minister heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn is ingediend.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1583
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Overige
  • uitspraakin de zaak202004086/1/A3

202004221/1/A3

Bij besluit van 16 april 2019 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geweigerd om een verklaring van geen bezwaar voor [appellant] af te geven. [appellant] is op 5 februari 2019 door Axxicom Airport Caddy B.V. aangemeld bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst voor een veiligheidsonderzoek in verband met de vervulling van de vertrouwensfunctie van passagiersassistent op Schiphol. Voor die functie is een verklaring van geen bezwaar nodig. Uit het veiligheidsonderzoek is gebleken dat [appellant] van 4 juli 2014 tot 23 november 2016 in Angola verbleef, waardoor er voor de AIVD onvoldoende gegevens zijn om alle veiligheidsrisico’s te kunnen uitsluiten. De minister heeft daarom geweigerd om een VGB af te geven. [appellant] betoogt dat de rechtbank zijn beroep op bewijsnood ten onrechte niet heeft gehonoreerd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1593
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Overige
  • uitspraakin de zaak202004221/1/A3

202004486/1/R1

Bij besluit van 29 juni 2020 hebben provinciale staten van Limburg de Luchthavenregeling [helihaven] Heythuysen vastgesteld. De luchthavenregeling is van toepassing op de helikopterluchthaven aan de [locatie] te Heythuysen, die wordt geëxploiteerd door [partij] (hierna: de helihaven). Het terrein was al in gebruik als helihaven. De minister van Verkeer en Waterstaat had daarvoor bij beschikking van 13 augustus 2009 toestemming verleend op grond van het Besluit inrichting en gebruik niet aangewezen luchtvaartterreinen (hierna: de BIGNAL-beschikking). De luchthavenregeling vervangt de BIGNAL-beschikking. [appellant A] en [appellant B] wonen in de omgeving van de helihaven en kunnen zich niet met de luchthavenregeling verenigen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1580
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • Luchtvaart
  • uitspraakin de zaak202004486/1/R1

202004586/1/A3

Bij besluit van 24 april 2019 heeft de burgemeester van Zwolle vastgesteld dat hij BKBD een dwangsom van € 707,00 verschuldigd is omdat hij niet tijdig op haar aanvraag voor een drank- en horecavergunning heeft beslist. BKBD heeft op 30 mei 2018 een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet (hierna: DHW-vergunning) aangevraagd voor de exploitatie van Café Bruut. Nadat de termijn om op de aanvraag te beslissen was verstreken, heeft BKBD op 19 oktober 2018 een e-mailbericht (hierna: de e-mail) aan de burgemeester gestuurd met het verzoek om haar toe te staan de exploitatie van het café voort te zetten. Op 4 december 2018 heeft BKBD beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 6 maart 2019, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de e-mail naar het oordeel van de rechtbank geen rechtsgeldige ingebrekestelling is.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1585
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak202004586/1/A3

202004630/1/A3

Bij besluit van 21 januari 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Harderwijk aan All4fysio een omgevingsvergunning verleend voor het aanbrengen van lichtreclame aan het bedrijfspand aan de Fokko Kortlanglaan 223 in Harderwijk. Op 8 januari 2019 heeft All4fysio een aanvraag gedaan om een omgevingsvergunning voor het aanbrengen van lichtreclame aan haar bedrijfspand. De lichtreclame bestaat uit twee reclameborden met LED-verlichting in de kleuren roze, blauw, wit en grijs. [belanghebbende] en anderen wonen in de nabijheid van het bedrijfspand en stellen onaanvaardbare hinder te ondervinden van de lichtreclame. Daarom zijn zij tegen het verlenen van de vergunning.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1617
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Bouwen
  • uitspraakin de zaak202004630/1/A3

202004698/1/R3

Bij besluit van 2 juli 2020 heeft de raad van de gemeente Rotterdam het bestemmingsplan "August Reitsmahuis, Nieuwlandsedijk 160" vastgesteld. Het plan heeft betrekking op een voormalig Natuurvriendenhuis dat werd beheerd door het Nederlands Instituut voor Volksontwikkeling en Natuurvriendenwerk (NIVON). Volgens de plantoelichting is de gemeente Rotterdam voornemens het pand in de verkoop te brengen ten behoeve van een hotel- en horecafunctie, die past binnen het beleid om Hoek van Holland verder te ontwikkelen tot een vierseizoenenbadplaats. Met het plan wordt voorzien in een mogelijkheid om deze hotel- en horecafunctie te realiseren. [appellant] woont in de omgeving van het plangebied. Hij kan zich niet verenigen met het plan, omdat hij vreest dat de toegekende bestemming "Horeca - Hotel" zal leiden tot een aantasting van zijn woon- en leefklimaat.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1592
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • RO - Zuid-Holland
  • uitspraakin de zaak202004698/1/R3

202004705/1/R3

Bij besluit van 10 oktober 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oud-Beijerland, thans: Hoeksche Waard, aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor het perceel [locatie 1] in Oud-Beijerland. Met het primaire besluit heeft het college aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van de bestemming van de eerste etage naar een horecaruimte en een woning op de tweede etage op het perceel [locatie 1] in Oud-Beijerland. [appellant A] en [appellant B] wonen op het adres [locatie 2] in Oud-Beijerland. Zij kunnen zich niet verenigen met de verleende omgevingsvergunning.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1591
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Project strijd bestemmingsplan
  • uitspraakin de zaak202004705/1/R3

202004751/1/A3

Bij besluit van 7 december 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar besloten om vergunninghoudersparkeren definitief niet in te voeren in de straten Bannewaard, Bregwaard en Broekerwaard in Alkmaar. Het college heeft in februari 2018 een online enquête gehouden over parkeeroverlast in de straten Bannewaard, Bregwaard en Broekerwaard in Alkmaar. Uit deze enquête is gebleken dat 96% van het aantal respondenten in de Bannewaard parkeeroverlast ervaart. In de Bregwaard ervaart 97% van het aantal respondenten overlast en in de Broekerwaard ervaart 52% van het aantal respondenten overlast. In totaal ervaart 88% van de respondenten parkeeroverlast in de B-waarden. De bewoners van de Bannewaard hebben hierna een eigen enquête georganiseerd, die zich toespitste op de vraag of er onder de bewoners een voorkeur bestond voor een proefperiode waarin in de Bannewaard geparkeerd kon worden met een parkeervergunning.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1606
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202004751/1/A3

202005076/1/A3

Bij besluit van 19 april 2019 heeft de korpschef van politie de aanvraag van [appellant] voor een jachtakte afgewezen. Op 7 maart 2019 heeft [appellant] bij de korpschef een aanvraag ingediend voor de verkrijging van een jachtakte, als bedoeld in artikel 3.28 van de Wet natuurbescherming. Op 12 maart 2019 heeft de korpschef het voornemen bekend gemaakt om de aanvraag van [appellant] af te wijzen. Bij de gebruikelijke screening die volgt na het indienen van een aanvraag voor een jachtakte, is de korpschef gebleken dat in het Justitieel Documentatie Systeem een registratie over een misdrijf stond die aan de verlening van een jachtakte op grond van artikel 3.28, derde lid, aanhef en onder e, van de Wnb in de weg staat. Uit dit artikel volgt dat een jachtakte moet worden geweigerd als een aanvrager in de acht jaren voorafgaand aan de beslissing op de aanvraag is veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf op grond van, onder meer, de Wet wapens en munitie.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1590
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Natuurbescherming
  • Wapens en munitie
  • uitspraakin de zaak202005076/1/A3

202005101/1/A3

Bij besluit van 27 maart 2020 heeft de minister voor Rechtsbescherming de aanvraag van [appellant] om een Verklaring Omtrent het Gedrag voor zijn hoedanigheid als huisgenoot van een gastouder afgewezen. Op 27 februari 2020 heeft [appellant], geboren op 24 maart 1999, een aanvraag ingediend ter verkrijging van een VOG. Die VOG heeft hij aangevraagd om huisgenoot van een gastouder te kunnen zijn. Zijn moeder werkt namelijk als gastouder. De minister heeft bij de beoordeling van de aanvraag van [appellant] de criteria gehanteerd die zijn neergelegd in de Beleidsregels VOG-NP-RP 2018. Daarnaast heeft de minister het algemene screeningsprofiel met het risicogebied personen op de aanvraag toegepast. Voor de beoordeling van de aanvraag heeft de minister binnen de terugkijktermijn van twee jaar kennisgenomen van de relevante justitiële gegevens in het Justitieel Documentatiesysteem.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1600
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Verklaring omtrent gedrag
  • uitspraakin de zaak202005101/1/A3

202005151/1/R4

Bij besluit van 30 juni 2020 heeft de raad van de gemeente West Betuwe het bestemmingsplan "Herontwikkelingsplan Est-Tuil-Haaften-Heesselt" gewijzigd vastgesteld. Het plan voorziet in een aantal ontwikkelingen binnen de gemeente West Betuwe. Het plan maakt onder meer mogelijk dat op een perceel aan de Buitenweg 48 in Haaften, in ruil voor de sloop van aldaar aanwezige glastuinbouwkassen, twee vrijstaande woningen worden gerealiseerd en de op het perceel aanwezige bedrijfswoning wordt bestemd als burgerwoning. Op dat perceel rustte, onder het hiervoor geldende bestemmingsplan "Buitengebied Neerijnen, veegplan 2017", de bestemming "Agrarisch". Onder het nieuwe plan rust op het perceel de bestemming "Wonen". het plan maakt het ook mogelijk dat op het perceel Karnheuvelsestraat 16 in Est, na de sloop van aldaar aanwezige glastuinbouwkassen, een aantal woningen wordt gebouwd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1604
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • RO - Gelderland
  • uitspraakin de zaak202005151/1/R4

202005249/1/R4

Bij besluit van 20 december 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van Westvoorne aan de gemeente een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een sportzaal op het perceel Strypsedijk 48 te Tinte. Het bouwplan voorziet in de bouw van een sportzaal. Deze sportzaal zal worden gebruikt door onder meer de lokale gymnastiekvereniging. De sportzaal zal worden gebouwd achter een verenigingsgebouw en aan de voormalige basisschool. Deze basisschool zal in gebruik worden genomen als verenigingsgebouw en het bestaande verenigingsgebouw zal worden gesloopt. [appellante] kan zich niet verenigen met het bouwplan, met name omdat het volgens haar niet past in de bestaande omgeving.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1581
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Bouwen
  • uitspraakin de zaak202005249/1/R4

202005479/1/A3

Bij besluit van 22 november 2019 heeft de minister voor Rechtsbescherming de aanvraag van [appellant] voor een Verklaring Omtrent het Gedrag afgewezen. Op 1 september 2019 heeft [appellant] een aanvraag ingediend ter verkrijging van een VOG. Die VOG heeft hij aangevraagd om de door hem gewenste functie van pedagogisch medewerker te kunnen vervullen. De minister heeft bij de beoordeling van de aanvraag van [appellant] de criteria gehanteerd die zijn neergelegd in de Beleidsregels VOG-NP-RP 2018. Daarnaast heeft de minister het specifieke screeningsprofiel ‘gezondheidszorg en welzijn van mens en dier’ op de aanvraag toegepast. Voor de beoordeling van de aanvraag heeft de minister binnen de terugkijktermijn kennisgenomen van de relevante justitiële gegevens in het Justitieel Documentatiesysteem.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1601
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Verklaring omtrent gedrag
  • uitspraakin de zaak202005479/1/A3

202005483/1/R1

Bij besluit van 29 mei 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Kapelle aan [appellant] een omgevingsvergunning verleend voor het uitbreiden van de bestaande woning en het bouwen van een schuur op het perceel [locatie A]. [appellant] heeft op 11 januari 2018 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het uitbreiden van een bestaande woning en het bouwen van een schuur op het perceel [locatie A] in Wemeldinge. Bij besluit van 29 mei 2018 heeft het college de aangevraagde omgevingsvergunning verleend. [partij] woont op het naastgelegen perceel [locatie B] en kan zich niet verenigen met de voorgenomen bouw van de schuur op het perceel [locatie A]. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college bij het besluit van 25 september 2019 een nieuwe omgevingsvergunning heeft verleend voor een gewijzigd bouwplan en daarbij heeft verzuimd om de bij het primaire besluit van 29 mei 2018 verleende omgevingsvergunning te herroepen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1587
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Bouwen
  • uitspraakin de zaak202005483/1/R1

202005669/1/R1

Bij besluit van 14 september 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam besloten tot vaststelling van containerlocaties in de wijk Centrum (Maritiem District). Bij besluit van 14 september 2020 heeft het college onder meer de locatie Glashaven, ter hoogte van huisnummers 7-23, aangewezen als locatie voor twee ondergrondse restafvalcontainers en een ondergrondse glascontainer. Deze locatie wordt in het besluit aangeduid als locatie 4.4. Deze locatie maakt onderdeel uit van het Maritiem District. Het college dient voorzieningen in de buitenruimte te realiseren voor de inzameling van huishoudelijk afval van de schepen gelegen in de Erfgoedhavens. Momenteel vindt die inzameling plaats door middel van rolcontainers die permanent in de buitenruimte staan. Dit is in strijd met de bepalingen uit de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 en het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffen Rotterdam 2018. Daarom heeft het college besloten tot plaatsing van genoemde ORAC’s en glascontainer.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1582
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Afval
  • uitspraakin de zaak202005669/1/R1

202005811/1/R4

Uitspraak over het besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat om de winning van gas uit het Groningenveld voor het gasjaar 2020-2021 vast te stellen op 8,1 miljard kubieke meter. Dat is volgens de minister de hoeveelheid gas die nodig is voor de leveringszekerheid. Het kabinet besloot in 2018 om de gaswinning in Groningen te stoppen vanwege de veiligheid van de inwoners van Groningen. Naar verwachting wordt er vanaf medio 2022 geen gas meer gewonnen uit het Groningenveld. De Groninger Bodem Beweging en enkele inwoners van Groningen zijn het niet eens met het besluit van de minister om voor het jaar 2020-2021 deze hoeveelheid gas te winnen en zijn hiertegen in beroep gekomen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Volgens hen wordt met dit besluit de gaswinning uit het Groningenveld onvoldoende beperkt. Zij zijn van mening dat de minister het belang van de leveringszekerheid nog steeds boven het veiligheidsbelang van de Groningers stelt.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1609
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • Milieu - Overige
  • uitspraakin de zaak202005811/1/R4
  • persberichtbij de uitspraak in de zaak202005811/1/R4

202006025/1/R1

Bij besluit van 10 september 2020 heeft de raad van de gemeente Amsterdam het bestemmingsplan "Erasmuspark- en Robert Scottbuurt" vastgesteld. Het bestemmingsplan voorziet in een actualisatie van het huidige planologische regime van de Erasmuspark- en de Robert Scottbuurt in Amsterdam en maakt geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk. [appellante] is eigenaar van het perceel [locatie A] waar zij op de begane grond kantoor houdt en ook woont. Op haar perceel rust ingevolge het bestemmingsplan de bestemming "Gemengd - 3". Zij kan zich niet verenigen met het bestemmingsplan omdat het gebruik als kantoor met daaraan ondergeschikte bewoning in strijd is met het bestemmingsplan, terwijl dat gebruik op grond van het vorige bestemmingsplan was toegestaan.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1614
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Tussenuitspraak/bestuurlijke lus
  • RO - Noord-Holland
  • uitspraakin de zaak202006025/1/R1

202100046/1/R4

Bij besluit van 10 november 2020 heeft de raad van de gemeente Amersfoort van de gemeente Amersfoort het bestemmingsplan "Zangvogelweg 140" vastgesteld. Het plan voorziet in de bouw van 2 gebouwen van maximaal 24 m en 60 m hoog op het perceel Zangvogelweg 140 te Amersfoort. Het is de bedoeling om in de gebouwen 165 woningen te realiseren. Het op het perceel aanwezige gebouw is gesloopt ten behoeve van de woningen. Op 21 december 2020 is een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van de woningen. De verenigingen zijn het niet eens met de vaststelling van het plan. Zij voeren aan dat het plan negatieve gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en daarom niet vastgesteld had mogen worden.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1616
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • RO - Utrecht
  • uitspraakin de zaak202100046/1/R4

202100575/1/R4

Bij besluit van 12 november 2020 heeft e raad van de gemeente Barneveld besloten het bestemmingsplan "Hunnenweg Vl" niet vast te stellen. Het bestemmingsplan "Grenscorrecties" geldt voor verschillende locaties die liggen in het buitengebied van de gemeente Barneveld. Eén van die locaties is het ongenummerde perceel "Hunnenweg (ong.)" aan de Hunnenweg, ten zuidwesten van de kruising van de Hunnenweg en de Meeuwenveenseweg nabij Voorthuizen, plaatselijk bekend als "Landgoed Prinzenbosch" (hierna: het perceel). Op dit perceel rust, voor zover relevant, de bestemming "Wonen". Het bestemmingsplan maakt op het perceel 15 vrijstaande woningen mogelijk. [appellante A] is eigenaar van het perceel. [appellante A] en [appellante B] willen op het perceel in plaats van de 15 bestemde vrijstaande woningen maximaal 39 woningen ontwikkelen, bestaande uit vrijstaande en aaneengesloten woningen en een gebouw met 7 appartementen en een maximale nokhoogte van 13 m.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1602
Datum uitspraak
21 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • RO - Gelderland
  • uitspraakin de zaak202100575/1/R4

202100355/1/V1

Bij besluit van 11 december 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1573
Datum uitspraak
20 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202100355/1/V1

202101118/2/R2

Bij besluit van 31 augustus 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven Lock & Fly gelast om het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van de percelen Luchthavenweg 47A tot en met 49F in Strijp voor de exploitatie van een parkeerterrein te beëindigen en beëindigd te houden, onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per week, met een maximum van € 120.000,-. Het college is op basis van controles tot de conclusie gekomen dat de percelen worden gebruikt om bedrijfsmatig parkeerplaatsen aan te bieden. Volgens het college is dat in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Bedrijventerrein Eindhoven Airport". Het college heeft daarom Lock & Fly onder oplegging van een dwangsom gelast het betreffende gebruik te staken en gestaakt te houden. Lock & Fly betwist dat ter plaatse sprake is van exploitatie van een bedrijfsmatig parkeerterrein.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1572
Datum uitspraak
20 juli 2021
  • Voorlopige voorziening
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak202101118/2/R2

202002793/1/V1

Bij besluiten van 27 juni 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aanvragen van de vreemdelingen om aan hen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1635
Datum uitspraak
19 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202002793/1/V1

202006935/1/V3

Bij besluit van 17 september 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1563
Datum uitspraak
19 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202006935/1/V3

202100322/1/V2

Bij besluit van 16 oktober 2017 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid vastgesteld dat de vreemdeling geen verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan in Nederland meer heeft.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1568
Datum uitspraak
19 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Vreemdelingenkamer - Overige
  • uitspraakin de zaak202100322/1/V2

202101372/1/V2

Bij besluit van 26 januari 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1567
Datum uitspraak
19 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202101372/1/V2

202102990/2/R4, 202102991/2/R4 en 202102993/2/R4

Bij besluit van 14 juli 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ermelo onder meer het verzoek van [partij] afgewezen om handhavend op te treden tegen overtredingen van artikel 2.1, aanhef en onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) op de percelen van [verzoeker A] en [verzoeker B] met de kadastrale aanduiding gemeente Ermelo, sectie E, [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3]. [partij] exploiteert een recreatiepark op het perceel [locatie 4] te Ermelo. Dat perceel grenst aan het eveneens aan de Haspel gelegen bedrijfsterrein van [verzoeker A]. De percelen [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] behoren tot dat bedrijfsterrein waar de [verzoeker A] een pallet- en timmerfabriek exploiteert. Ter plaatse van dat bedrijfsterrein geldt het bestemmingsplan "Tonselse Veld 1987". Bij brief van 22 februari 2017 heeft [partij] het college verzocht handhavend op te treden tegen door haar omschreven overtredingen op het bedrijfsterrein.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1565
Datum uitspraak
19 juli 2021
  • Voorlopige voorziening
  • Project strijd bestemmingsplan
  • uitspraakin de zaak202102990/2/R4, 202102991/2/R4 en 202102993/2/R4

202103091/2/V2

Bij besluit van 17 maart 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1570
Datum uitspraak
19 juli 2021
  • Voorlopige voorziening
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202103091/2/V2

202103398/2/V2

Bij besluit van 31 maart 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1569
Datum uitspraak
19 juli 2021
  • Voorlopige voorziening
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202103398/2/V2

202003081/3/R3

[appellant] en anderen komen van rechtswege in beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hoogeveen van 6 april 2021 tot wijziging van de voorschriften van een omgevingsvergunning.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1566
Datum uitspraak
19 juli 2021
  • Geheimhoudingsbeslissing
  • Wet Bibob
  • uitspraakin de zaak202003081/3/R3

202104376/2/V2

Bij besluit van 2 juni 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1564
Datum uitspraak
16 juli 2021
  • Voorlopige voorziening
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202104376/2/V2

202102735/1/V3

Bij besluit van 8 april 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1561
Datum uitspraak
15 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak202102735/1/V3

202103486/3/R4

Bij besluit van 23 september 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ermelo [verzoekster] gelast om binnen drie maanden na dagtekening van het besluit het bouwwerk aan de [locatie] te Ermelo te verwijderen en verwijderd te houden. Op 4 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan zonder zitting. Bij deze uitspraak heeft de voorzieningenrechter het bestreden besluit geschorst en bepaald dat de voorzieningenrechter een zitting zal beleggen waarop de vraag aan de orde zal worden gesteld of er aanleiding bestaat de bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening met toepassing van artikel 8:87 van de Awb op te heffen of te wijzigen. Op het perceel staat een bijgebouw van 5 meter hoog en een oppervlakte van 81m2. Dit bijgebouw staat op 1 meter van de perceelgrens. Tussen partijen is niet in geschil dat het college bevoegd is om handhavend op te treden tegen het zonder omgevingsvergunning gebouwde bouwwerk op het perceel.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1558
Datum uitspraak
15 juli 2021
  • Voorlopige voorziening
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak202103486/3/R4

202104275/2/V2

Bij besluit van 20 april 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1560
Datum uitspraak
15 juli 2021
  • Voorlopige voorziening
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202104275/2/V2

202104554/2/A3

Bij drie afzonderlijke deelbesluiten van 6 juni, 1 juli en 23 juli 2019 heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur van MOB deels ingewilligd en deels afgewezen. Deze verzoeken strekten tot openbaarmaking van gegevens over alle agrarische bedrijven waarvoor een melding in het kader van het Programma Aanpak Stikstof is ingediend bij alle bevoegde gezagen vanaf 1 juli 2015 tot 13 januari 2019 en tot openbaarmaking van gegevens over alle niet-agrarische bedrijven waarvoor zo’n melding is gedaan. Bij uitspraak van 25 juni 2021 heeft de rechtbank het door MOB daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 4 maart 2021 vernietigd voor zover de weigering om bedrijfsadresgegevens openbaar te maken daarin is gehandhaafd, bepaald dat de minister binnen drie weken bedrijfsadresgegevens alsnog openbaar maakt en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 4 maart 2021 voor zover vernietigd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1562
Datum uitspraak
15 juli 2021
  • Voorlopige voorziening
  • Openbaarheid
  • uitspraakin de zaak202104554/2/A3

202100674/1/V2

Bij besluit van 26 november 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1501
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202100674/1/V2

202101719/2/R4

Bij besluit van 27 mei 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Utrecht omgevingsvergunning verleend aan [vergunninghouder] voor het verbouwen en gedeeltelijk uitbreiden van het pand op het perceel [locatie 1] in Utrecht zodat 10 appartementen kunnen worden gebouwd. In het pand [locatie 1] was op de begane grond een café gevestigd. Op de eerste verdieping bevond zich een bovenwoning. [vergunninghouder] heeft een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend om het pand te verbouwen en gedeeltelijk uit te breiden voor het realiseren van tien appartementen. Het college heeft bij besluit van 27 mei 2019, verzonden op 29 mei 2019 een omgevingsvergunning verleend waarbij is afgeweken van het bestemmingsplan "Rivierenwijk" en het bestemmingsplan "Chw algemene regels over bouwen en gebruik". In het besluit op bezwaar van 21 november 2019 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat alleen hoeft te worden afgeweken van het bestemmingsplan "Rivierenwijk".

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1500
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Voorlopige voorziening
  • Bouwen
  • uitspraakin de zaak202101719/2/R4

202104005/2/V2

Bij besluit van 12 mei 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1502
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Voorlopige voorziening
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202104005/2/V2

202104064/2/V2

Bij besluit van 23 februari 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1503
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Voorlopige voorziening
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202104064/2/V2

202104516/2/V2

Bij besluit van 28 december 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1559
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Voorlopige voorziening
  • Asiel
  • uitspraakin de zaak202104516/2/V2

201904337/3/R3

Bij tussenuitspraak van 23 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:3113 (hierna: de tussenuitspraak), heeft de Afdeling het college van burgemeester en wethouders van Gouda opgedragen binnen 20 weken na verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 12 februari 2019, waarbij het uitwerkingsplan "Supermarkt Fluwelensingel" is vastgesteld, te herstellen. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak van 23 december 2020 onder 14.3 overwogen dat het college niet concreet met behulp van een actueel verkeersonderzoek inzichtelijk heeft gemaakt hoeveel verkeersbewegingen de voorziene ontwikkeling zal genereren en wat de gevolgen daarvan zijn voor de verkeerssituatie op de singels in Gouda, in het bijzonder op de Fluwelensingel en de Blekerssingel. Gelet hierop is onduidelijk hoe de voorziene ontwikkeling zich verhoudt tot de ambitie in het "Mobiliteitsplan Gouda 2017-2026" van de gemeente Gouda.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1545
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • RO - Zuid-Holland
  • uitspraakin de zaak201904337/3/R3

201904508/1/R4

Bij besluit van 8 maart 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen een op de begane grond gelegen aanbouw bij de woning aan de [locatie 1] in Rotterdam afgewezen. [appellant] woont aan de [locatie 2] in Rotterdam. Op 13 februari 2017 heeft hij het college verzocht handhavend op te treden tegen het bouwwerk bij de woning op het perceel, omdat volgens hem voor dit bouwwerk een omgevingsvergunning had moeten worden verleend. Bij besluit van 8 maart 2017, gehandhaafd bij besluit van 13 maart 2018, heeft het college dit verzoek afgewezen, omdat volgens het college voor het betreffende bouwwerk geen omgevingsvergunning nodig is. Daarnaast heeft het college het bezwaar van [appellant] tegen de bij besluit van 21 juni 2017 verleende omgevingsvergunning bij apart besluit van 13 maart 2018 ongegrond verklaard.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1547
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak201904508/1/R4

201905473/1/R4

Bij besluiten van 26 november 2018 heeft de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat [appellante] onder oplegging van drie afzonderlijke dwangsommen gelast om zich met onmiddellijke ingang te onthouden van overtreding van artikel 10.60, tweede lid, van de Wet milieubeheer, gelezen in verbinding met artikel 2, aanhef en lid 35, van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 en artikel 23, eerste lid, van de Richtlijn 2008/98/EG. [appellante] verzamelde, sorteerde, bewerkte en verwerkte hoofdzakelijk minerale gevaarlijke en niet gevaarlijke afvalstoffen. [appellante] bracht vanaf het bedrijfsterrein aan de [locatie] in Sterksel (een deel van) deze afvalstoffen, al dan niet na bewerking, naar het buitenland over. Deze bedrijfsactiviteiten van [appellante] zijn inmiddels gestaakt.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1509
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • Milieu - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak201905473/1/R4

201905984/1/R1

Bij besluit van 29 mei 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bergen, NH aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het in strijd met het bestemmingsplan realiseren van een tijdelijke opslag van ongeveer 2.500 m3 grond op het perceel [locatie 1] tot 29 mei 2020, afkomstig van een ontgraving in het kader van een project van Natuurmonumenten. Daarbij heeft het college toepassing gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2˚, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang bezien met artikel 4, aanhef en onderdeel 11, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. De opgeslagen grond zal op een later moment worden gebruikt ter sanering van de vuilstortplaats die eveneens op het perceel [locatie 1] aanwezig is. [appellante], destijds woonachtig op het perceel lokaal bekend [locatie 2], kan zich hier niet mee verenigen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1513
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Project strijd bestemmingsplan
  • uitspraakin de zaak201905984/1/R1

201908988/1/R3

Bij besluit van 20 maart 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer onder oplegging van een dwangsom Trailstore Holding gelast de exploitatie van een winkel met detailhandel in het pand op het perceel Loodstraat 3 te Zoetermeer te staken en gestaakt te houden. Trailstore Holding handelt op het perceel onder de naam MudSweatTrails store. Dit bedrijf richt zich op 'trailen', waaronder wordt verstaan hardlopen in de natuur van de gebaande paden af. MudSweatTrails store verkoopt producten die voor die sport gebruikt worden. In het bedrijfspand op het perceel zijn op de begane grond en de verdieping twee ruimten aanwezig, waar de producten liggen of hangen. Op de begane grond zijn er verder een kantoor, een testbaan, pashokjes en een afhaalbalie aanwezig. De hoofdfunctie van Trailstore Holding is een postorderbedrijf.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1546
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak201908988/1/R3

201909128/1/R1

Bij besluit van 31 oktober 2019 heeft de raad van de gemeente Lansingerland het bestemmingsplan "Bedrijvenpark Oudeland 2019 - fase 1" vastgesteld. [appellante] is gevestigd aan de [locatie] in Berkel en Rodenrijs (hierna: het perceel) en heeft een groothandel met (ondergeschikte) detailhandel in diervoeder. Volgens het bestemmingsplan "Centrum Berkel en Rodenrijs" is op dit perceel groothandel met niet-zelfstandige detailhandel toegestaan. [appellante] wil het bedrijf voortzetten als groothandel en zelfstandige detailhandel in diervoeders op een andere locatie, omdat op het perceel woningbouw is voorzien. De gemeente heeft [appellante] in de gelegenheid gesteld om een braakliggende kavel, te weten kavel B8 (gedeeltelijk) en kavel C1 (gedeeltelijk), op bedrijvenpark ‘Oudeland’ op de hoek van de Archimedesstraat en de Celsiusstraat te Berkel en Rodenrijs te verwerven.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1540
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • RO - Zuid-Holland
  • uitspraakin de zaak201909128/1/R1

201909145/1/A2

Bij besluit van 20 november 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de huurtoeslag aan [appellant] over het jaar 2013 vastgesteld op € 550,00 en € 1.677,00 aan uitbetaalde voorschotten, inclusief rente, teruggevorderd. [appellant] huurde een woning op het adres [locatie] in Breda. Daarvoor heeft hij destijds huurtoeslag aangevraagd. De huurtoeslag werd op zijn verzoek rechtstreeks overgemaakt naar de verhuurder. De Belastingdienst/Toeslagen heeft bij besluit van 28 december 2012 aan [appellant] een voorschot huurtoeslag voor het toeslagjaar 2013 toegekend voor een bedrag van € 2.202,00. [appellant] stond vanaf 18 maart 2013 niet meer in de basisregistratie personen ingeschreven op het adres waarvoor hij huurtoeslag heeft aangevraagd. Vanaf die datum heeft hij geen recht meer op huurtoeslag voor die woning. De uitbetaalde voorschotten huurtoeslag voor de maanden april tot en met december 2013 moet hij daarom terugbetalen, aldus de Belastingdienst/Toeslagen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1553
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Geld
  • uitspraakin de zaak201909145/1/A2

202000280/1/R4

Bij besluit van 13 november 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Enschede besloten tot toepassing van bestuursdwang zonder voorafgaande last ten aanzien van de inhoud van een op het perceel aan de [locatie] in Enschede geparkeerde oplegger. Daarbij heeft het college [appellant] te kennen gegeven dat de kosten daarvan op hem zullen worden verhaald. [appellant] is eigenaar van het perceel waar hij een veehouderij, slagerij, vleeshandel en cateringbedrijf exploiteert. Tussen partijen is niet in geschil dat [appellant] eind augustus of begin september 2018 heeft ingestemd met een verzoek van [persoon A], een bekende van [appellant], om twee afgesloten lege opleggers zonder kentekenplaten enige dagen op een verhard gedeelte van de kuilvoerplaats op het perceel te parkeren. Steekproefsgewijze bemonstering van de 76 vaten heeft geleid tot de conclusie dat in de vaten ongeveer 14.400 liter methylamine, methanol, aceton en dichloormethaan was opgeslagen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1549
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • Milieu - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak202000280/1/R4

202000335/1/A2

Bij besluit van 28 april 2011 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren een verzoek van Pemboek B.V. om toekenning van een tegemoetkoming in planschade afgewezen. Pembroek B.V. is eigenaar van het perceel Industrieweg 22 in Loosdrecht. Bij de brief van 2 april 2010 heeft Pembroek B.V. een verzoek om toekenning van een tegemoetkoming in planschade ingediend bij het college, in verband met het in januari 2008 in werking getreden bestemmingsplan "Kern Nieuw Loosdrecht". Op grond van dit plan is op het hele perceel een bedrijf ter vervaardiging van aroma’s, geur- en smaakstoffen en farmaceutische grondenstoffen en producten, voor zover dit bedrijf voorkomt in ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, toegestaan. Verder zijn op een deel van het perceel bedrijven van milieucategorie 1 en 2 toegestaan. En op een ander deel van het perceel zijn bedrijven die voorkomen in milieucategorie 1, 2 en 3.1 toegestaan.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1511
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak202000335/1/A2

202000348/1/R2

In het besluit van 22 december 2015, kenmerk 2015/0400038, heeft het college van gedeputeerde staten van Overijssel een vergunning op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 verleend aan [vergunninghouder] in [plaats]. [vergunninghouder] exploiteert een varkenshouderij aan de [locatie] in [plaats]. Het is voornemens om de vleesvarkenshouderij te wijzigen in een zeugenhouderij. Daarvoor worden de bestaande stallen gesloopt en nieuwe stallen gebouwd. Het college heeft op 22 december 2015 een natuurvergunning verleend voor het inwerking hebben van de zeugenhouderij. De vergunning is verleend voor het houden van 640 kraamzeugen, 2363 guste en dragende zeugen, 4 dekberen en 432 opfokzeugen, met een totale emissie van 2518,41 kg NH3/jr. Het college heeft de vergunning verleend, omdat de depositie van de aangevraagde bedrijfssituatie niet toeneemt ten opzichte van de depositie in de referentiesituatie.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1507
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Natuurbescherming
  • Vee e.a. dieren
  • uitspraakin de zaak202000348/1/R2
  • persberichtbij de uitspraak in de zaak202000348/1/R2

202000578/1/A2

Bij besluit van 9 mei 2018 heeft De Nederlandsche Bank N.V. de aanvraag van F&F Products om de waarde van de door haar aangeboden euromunten te vergoeden, afgewezen. F&F Products heeft DNB 1.032 euromunten aangeboden en verzocht om de waarde van die munten te vergoeden. De munten zijn in Azië gewonnen uit afval en zijn afkomstig uit een afvalrecycleproces. Het Nationaal Analysecentrum voor Munten van DNB heeft de munten op 22 maart 2018 onderzocht en daarover een verslag uitgebracht waarin onder meer wordt ingegaan op de feitelijke staat van die munten. Niet in geschil is dat bij de ingeleverde munten 9 valse munten en 36 niet-euromunten zaten. F&F Products wil alleen de waarde van de overige 987 ingeleverde munten van DNB ontvangen. DNB heeft zich op het standpunt gesteld dat de munten een bewerking hebben ondergaan waarvan redelijkerwijs is te verwachten dat ze de munt verandert als bedoeld in artikel 9, zesde lid, van de Muntwet 2002.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1544
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Overige
  • uitspraakin de zaak202000578/1/A2

202000911/1/R3 en 202002343/1

Bij besluit van 29 april 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Groningen een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van vier oefenruimtes aan de Bloemsingel te Groningen. In 2017 heeft de gemeente Groningen een prijsvraag uitgeschreven om het beste ontwerp te vinden voor de permanente huisvesting van vijf podiuminstellingen in het Ebbingekwartier. De jury heeft het ontwerp "Dialoog tussen ruimte en verbeelding" van Ard de Vries en Donna van Milligen Bielke uit Amsterdam aangewezen als winnaar van de prijsvraag. Ter uitvoering hiervan heeft Ard de Vries architecten namens de gemeente Groningen op 17 december 2018 een omgevingsvergunning aangevraagd met als projectomschrijving "huisvesting voor 4 oefenruimtes voor theatergezelschappen te Groningen". Het college heeft bij besluit van 29 april 2019 een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van vier oefenruimtes voor theatergezelschappen te Groningen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1527
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Bouwen
  • uitspraakin de zaak202000911/1/R3 en 202002343/1

202001247/1/A2

Bij besluit van 29 mei 2018 heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport [appellant] een bestuurlijke boete opgelegd van € 3.350,00. De minister heeft de boete opgelegd omdat een inspecteur van de Inspectie voor de Gezondheidszorg naar aanleiding van twee meldingen in september 2016 heeft geconstateerd dat [appellant] in de periode september 2016 tot en met juli 2017 de titel van arts of een daarop gelijkende benaming als natuurarts, dokter en physician heeft gevoerd. Dit terwijl [appellant] niet stond ingeschreven in het BIG-register als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. De inspecteur heeft zijn bevindingen in het boeterapport van 30 november 2017 vastgelegd. Het voeren van de titel is gebleken uit een uittreksel van de Kamer van Koophandel, vermelding op het linkedin-profiel van [appellant], vermeldingen op websites, ondertekening van een brief van 23 februari 2017 en vermelding op een flyer die huis-aan-huis is verspreid in Castricum.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1542
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Boete
  • Gezondheidszorg
  • uitspraakin de zaak202001247/1/A2

202001283/1/R4

Bij besluit van 10 juli 2019 heeft de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming aan [vergunninghoudster] een vergunning als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Kernenergiewet verleend voor het verrichten van handelingen ten behoeve van ontmanteling van (delen van) mijnbouwinstallaties en onderhoud van mijnbouwinstallaties en/of daarmee samenhangend equipement ten behoeve van hergebruik met materialen met van nature voorkomende radionucliden op onder meer het perceel [locatie] te Vlaardingen. [vergunninghoudster] heeft op 15 mei 2017 bij de ANVS een aanvraag ingediend voor een vergunning om het voorhanden hebben en het kunnen verrichten van handelingen met materialen die mogelijk zijn verontreinigd met "NORM". Die verontreinigde materialen zijn afkomstig van met name mijnbouwinstallaties die [vergunninghoudster] wenst te ontmantelen dan wel wenst te onderhouden.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1508
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • Kernenergie
  • uitspraakin de zaak202001283/1/R4

202001325/1/R1

Bij besluit van 19 december 2019 heeft de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp het bestemmingsplan "Ypenburg Centraal" vastgesteld. Het plan is een actualisatie van het bestemmingsplan "Nootdorp-Noord", vastgesteld op 23 september 2010, en van plannen waarbij het bestemmingsplan "Nootdorp-Noord" is gewijzigd in verband met latere ontwikkelingen. Met het plan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. [appellant] is eigenaar van de woning op het perceel [locatie A] te Nootdorp (hierna: het perceel). Hij beoogt met zijn beroep te bereiken dat de bouwhoogte van 4 m die geldt voor een deel van het perceel, wordt verhoogd tot 6,5 m.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1551
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • RO - Zuid-Holland
  • uitspraakin de zaak202001325/1/R1

202001528/1/A2

Bij besluit van 5 maart 2019 heeft de directie van de Dienst Wegverkeer de aanvraag van [appellant] voor het omwisselen van zijn Curaçaose rijbewijs voor een Nederlands rijbewijs afgewezen. Op 22 februari 2019 heeft [appellant] bij de RDW een aanvraag gedaan voor het omwisselen van zijn Curaçaose rijbewijs. Hij heeft daarbij een uittreksel van 20 april 2018 uit het register als bedoeld in de "Wegenverkeersverordening Curaçao" gevoegd. Daaruit blijkt dat aan hem op 18 augustus 2009 een rijbewijs is afgegeven voor de categorie B dat geldig was tot 18 augustus 2014 en dat hij in het verleden in het bezit was van een rijbewijs dat was afgegeven in Colombia. Ook heeft [appellant] een detentieverklaring van 24 november 2017 bijgevoegd. Daarin is vermeld dat hij met ingang van 5 juni 2013 gedetineerd was in Venezuela en dat hij op 15 december 2016 is overgebracht naar Nederland.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1543
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Wegenverkeerswet
  • uitspraakin de zaak202001528/1/A2

202001641/2/A2

Bij tussenuitspraak van 3 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:207, heeft de Afdeling het college van burgemeester en wethouders van Duiven opgedragen om binnen tien weken na verzending van de tussenuitspraak de daarin opgenomen gebreken te herstellen. APO Zevenaar B.V. is sinds 1999 eigenaar van een pand aan het Remigiusplein 6 in Duiven. In dit pand was tot 1 januari 2020 de horecaonderneming van [appellant] gevestigd. Bij brief van 9 maart 2015 hebben zij een verzoek om toekenning van planschade bij het college ingediend. Door de inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Centrum fase-1" stellen zij schade te lijden omdat dit plan op korte afstand van het pand en het daarbij behorende terras meer bebouwing mogelijk maakt waardoor de horecaonderneming minder zichtbaar is vanaf het plein en de bezonning op het terras afneemt. Het plan heeft daardoor volgens APO Zevenaar B.V. en [appellant] een negatief effect op de omzet van de horecaonderneming en daarmee op de waarde van het pand.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1523
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • Schadevergoeding
  • uitspraakin de zaak202001641/2/A2

202001740/1/A2

Bij uitspraak van 11 februari 2020 heeft de rechtbank de algemeen directeur (lees: de directie) van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 1.002,00 aan [appellant], vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2017 tot de dag van algehele voldoening. [appellant] is op 5 december 2016 aangehouden voor rijden onder invloed. Als gevolg daarvan heeft het CBR besloten dat [appellant] een Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer, een verplichte cursus waarin de cursist de risico’s van alcoholgebruik in het verkeer wordt bijgebracht en hem wordt geleerd niet meer met alcohol op te gaan rijden, diende te volgen om zijn rijbewijs te kunnen behouden. De kosten voor een dergelijke cursus, € 570,00, komen voor rekening van de cursist. Het CBR heeft op verzoek van [appellant] een betalingsregeling met hem getroffen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1554
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Wegenverkeerswet
  • uitspraakin de zaak202001740/1/A2

202001767/1/A2

Bij besluit van 24 juni 2019 heeft het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad) de aanvraag van [wederpartij] om een toevoeging voor gesubsidieerde rechtsbijstand door [advocaat] afgewezen. Rechtzoekenden van wie het inkomen en vermogen beneden een bepaalde grens liggen en die daarom de kosten van een advocaat niet geheel zelf kunnen dragen, kunnen bij de raad een aanvraag indienen om een toevoeging voor door de overheid gesubsidieerde rechtsbijstand. De regels om in aanmerking te komen voor een toevoeging zijn neergelegd in de Wet op de rechtsbijstand. Daarnaast heeft de raad hiervoor beleid vastgesteld, neergelegd in zogenoemde werkinstructies. [wederpartij] heeft een geschil met het college van burgemeester en wethouders van Zwolle over zijn bijstandsuitkering. Bij besluit van 25 mei 2018 heeft de raad [wederpartij] een toevoeging verleend voor het maken van bezwaar door [advocaat] tegen een besluit van het college om [wederpartij] een boete op te leggen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1512
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Rechtsbijstand
  • uitspraakin de zaak202001767/1/A2

202001919/1/A2

Bij besluit van 12 juni 2019 heeft de raad van de gemeente Amstelveen een verzoek van de Stichting Islamitisch Onderwijs Noord-Holland om een basisschool op islamitische grondslag op te nemen in het plan van scholen 2020-2022, afgewezen. SIO wil in de gemeente Amstelveen een islamitische basisschool oprichten. Om voor bekostiging in aanmerking te komen, heeft SIO de raad verzocht om opneming van die school in het plan van scholen 2020-2022. In artikel 77, eerste lid van de Wpo is bepaald dat de raad een bijzondere school in elk geval in het plan opneemt, indien op grond van de bij de aanvraag overgelegde gegevens aannemelijk is dat de school binnen 5 jaar vanaf de datum van ingang van de bekostiging en voorts gedurende 15 jaar na die periode van 5 jaar zal worden bezocht door ten minste het aantal leerlingen dat overeenkomt met de voor de gemeente geldende stichtingsnorm. In Amstelveen is de stichtingsnorm 290 leerlingen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1537
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • Onderwijs
  • uitspraakin de zaak202001919/1/A2

202002246/1/R1

Bij besluit van 4 december 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tholen besloten over te gaan tot invordering van volgens hem verbeurde dwangsom tot een bedrag van €15.000,-. Bij besluit van 11 september 2014 heeft het college aan [appellant] een last onder dwangsom van € 15.000,- ineens opgelegd om de permanente bewoning van de recreatiewoning aan de [locatie 1] in Sint-Annaland op Chaletparc Krabbenkreek voor 1 januari 2018 te beëindigen en beëindigd te houden. Aan de recreatiewoning is in het bestemmingsplan "Havenplateau, Sint-Annaland" de bestemming "Recreatie" toegekend. Na afloop van de begunstigingstermijn heeft het college een toezichthouder laten controleren of [appellant] aan de opgelegde last heeft voldaan. De toezichthouder heeft bij opeenvolgende controles op 22 februari 2018, 9 maart 2018, 28 maart 2018, 12 april 2018, 24 april 2018, 8 mei 2018 en 22 mei 2018 [appellant] in de recreatiewoning gezien.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1514
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
  • uitspraakin de zaak202002246/1/R1

202002717/1/A3

Bij besluiten van 15 november 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen een ligplaatsvergunning verleend aan [vergunninghouder A], [vergunninghouder B], [vergunninghouder C], Dagje Vissen op Zee, Provoost Maritiem, Visbootclub Deurloo, [vergunninghouder D], BVBA Caroline, Rijkswaterstaat Directie Noordzee, Nederlands Loodswezen B.V., [vergunninghouder E], [vergunninghouder F], Zeeuwse Visveiling Vlissingen B.V. en Oceanwide Marine Services. [appellante] is een bedrijf dat zich onder meer toelegt op het organiseren van rondvaarten in Vlissingen. De rederij heeft een ligplaats in Middelburg en wil een ligplaats in de binnenhavens van Vlissingen om van daaruit rondvaarten te organiseren en partyverhuur en vistochten te faciliteren. Op 9 april 2014 heeft [appellante] bij de havenmeester een ligplaatsvergunning aangevraagd voor een ligplaats in de Binnenhaven van Vlissingen voor de periode van september 2014 tot en met april 2015.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1541
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202002717/1/A3

202002751/1/A3

Bij besluit van 21 maart 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen de aanvraag van [wederpartij] om een ligplaatsvergunning afgewezen. [wederpartij] is een bedrijf dat zich onder meer toelegt op het organiseren van rondvaarten in Vlissingen. De rederij heeft een ligplaats in Middelburg en wil een ligplaats in de binnenhavens van Vlissingen om van daaruit rondvaarten te organiseren en partyverhuur en vistochten te faciliteren. Op 9 april 2014 heeft [wederpartij] bij de havenmeester een ligplaatsvergunning aangevraagd voor een ligplaats in de Binnenhaven van Vlissingen voor de periode van september 2014 tot en met april 2015. Bij brief van 15 september 2015 heeft [wederpartij] het college bericht dat de termijn om een besluit te nemen over de aanvraag van 9 april 2014 ruimschoots is verstreken en het college verzocht de van rechtswege verleende ligplaatsvergunning bekend te maken. Ook heeft [wederpartij] het college in gebreke gesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1485
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Verordeningen
  • uitspraakin de zaak202002751/1/A3

202002813/1/A3

Bij besluit van 2 oktober 2018 heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, thans: de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een bestuurlijke boete van € 8.500,00 aan [appellante] opgelegd vanwege een overtreding van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en besloten tot openbaarmaking van inspectiegegevens. Tijdens een inspectie op 23 november 2017 heeft een arbeidsinspecteur van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid geconstateerd dat [appellante] het minimumloon aan tien van haar werknemers in de periode van 1 maart 2017 tot en met 30 september 2017 anders dan giraal heeft betaald. Dat is in strijd met artikel 7a, eerste lid, van de Wml. Naar aanleiding van het door de arbeidsinspecteur opgemaakte boeterapport van 9 augustus 2018 heeft de staatssecretaris aan [appellante] een boete van € 8.500,00 opgelegd. De staatssecretaris heeft de boete niet in verband met de draagkracht van [appellante] gematigd.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1510
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Hoger beroep
  • Boete
  • uitspraakin de zaak202002813/1/A3

202003156/1/A2

Bij besluit van 26 april 2018 heeft het bestuur van her Participatiefonds een verzoek van Stichting Baasis om vergoeding van de uitkeringskosten die voortvloeien uit de beëindiging van het dienstverband van [voormalig werknemer], afgewezen. Op 20 december 2017 heeft Stichting Baasis het Participatiefonds verzocht om vergoeding van de uitkeringskosten die voortvloeien uit het op 1 augustus 2012 beëindigde dienstverband van [voormalig werknemer]. Bij het besluit van 26 april 2018 heeft het Participatiefonds dit verzoek afgewezen, omdat niet aan alle voorwaarden is voldaan. Het hiertegen door Stichting Baasis gemaakte bezwaar is door het Participatiefonds bij het besluit van 16 april 2020 niet-ontvankelijk verklaard. Het Participatiefonds stelt zich op het standpunt dat het bezwaarschrift niet op tijd is ingediend en dat door Stichting Baasis geen redenen zijn aangevoerd die tot de conclusie moeten leiden dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1536
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Geld
  • Onderwijs
  • uitspraakin de zaak202003156/1/A2

202003157/1/A2

Bij besluit van 25 oktober 2017 heeft het bestuur van het Participatiefonds een verzoek van Stichting Baasis om vergoeding van de uitkeringskosten die voortvloeien uit de beëindiging van het dienstverband van [voormalig werknemer], toegewezen. Bij besluit van 16 april 2020 heeft het Participatiefonds het door Stichting Baasis hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dit besluit heeft Stichting Baasis beroep ingesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1493
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Geld
  • Onderwijs
  • uitspraakin de zaak202003157/1/A2

202003158/1/A2

Bij besluit van 15 november 2017 heeft het bestuur van het Participatiefonds bepaald dat de uitkeringskosten van Stichting Baasis, voortvloeiend uit de beëindiging van het dienstverband van [voormalig werknemer], niet ten laste van het fonds komen. Bij het besluit van 15 november 2017 heeft het Participatiefonds bepaald dat de uitkeringskosten van Stichting Baasis, voortvloeiend uit het op 1 april 2013 beëindigde dienstverband van [voormalig werknemer], niet ten laste van het fonds komen. De reden daarvoor is dat Stichting Baasis niet (tijdig) heeft gereageerd op de brief van 19 september 2017, waarin zij (alsnog) in de gelegenheid is gesteld door het Participatiefonds om binnen een bepaalde termijn voor die uitkeringskosten een vergoedingsverzoek in te dienen. Het hiertegen door Stichting Baasis gemaakte bezwaar is door het fonds bij het besluit van 16 april 2020 niet-ontvankelijk verklaard.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1524
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Geld
  • Onderwijs
  • uitspraakin de zaak202003158/1/A2

202003159/1/A2

Bij besluit van 12 juni 2017 heeft het bestuur van het Participatiefonds bepaald dat de uitkeringskosten van Stichting Baasis, voortvloeiend uit de beëindiging van het dienstverband van [voormalig werknemer], niet ten laste van het fonds komen. Bij het besluit van 12 juni 2017 heeft het Participatiefonds bepaald dat de uitkeringskosten van Stichting Baasis, voortvloeiend uit het op 1 juni 2014 beëindigde dienstverband van [voormalig werknemer], niet ten laste van het fonds komen. De reden daarvoor is dat Stichting Baasis niet (tijdig) heeft gereageerd op de brief van 18 februari 2015, waarin zij (alsnog) in de gelegenheid is gesteld door het Participatiefonds om binnen een bepaalde termijn voor die uitkeringskosten een vergoedingsverzoek in te dienen. Het hiertegen door Stichting Baasis gemaakte bezwaar is door het fonds bij het besluit van 16 april 2020 niet-ontvankelijk verklaard.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1519
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Geld
  • Onderwijs
  • uitspraakin de zaak202003159/1/A2

202003160/1/A2

Bij besluit van 5 december 2018 heeft het bestuur van het Participatiefonds een verzoek van Stichting Baasis om vergoeding van de uitkeringskosten die voortvloeien uit de beëindiging van het dienstverband van [voormalig werknemer], afgewezen. Op 10 oktober 2018 heeft Stichting Baasis het Participatiefonds verzocht om vergoeding van de uitkeringskosten die voortvloeien uit het op 23 juli 2018 beëindigde dienstverband van [voormalig werknemer]. Bij het besluit van 5 december 2018 heeft het Participatiefonds dit verzoek afgewezen, omdat niet aan alle voorwaarden is voldaan. Het hiertegen door Stichting Baasis gemaakte bezwaar is door het Participatiefonds bij het besluit van 16 april 2020 niet-ontvankelijk verklaard. Het Participatiefonds stelt zich op het standpunt dat het bezwaarschrift niet op tijd is ingediend en dat door Stichting Baasis geen redenen zijn aangevoerd die tot de conclusie moeten leiden dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1530
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Geld
  • Onderwijs
  • uitspraakin de zaak202003160/1/A2

202003161/1/A2

Bij besluit van 12 juni 2017 heeft het bestuur van het Participatiefonds bepaald dat de uitkeringskosten van Stichting Baasis, voortvloeiend uit de beëindiging van het dienstverband van [voormalig werknemer], niet ten laste van het fonds komen. Bij het besluit van 12 juni 2017 heeft het Participatiefonds bepaald dat de uitkeringskosten van Stichting Baasis, voortvloeiend uit het op 1 augustus 2014 beëindigde dienstverband van [voormalig werknemer], niet ten laste van het fonds komen. De reden daarvoor is dat Stichting Baasis niet (tijdig) heeft gereageerd op de brief van 18 februari 2015, waarin zij (alsnog) in de gelegenheid is gesteld door het Participatiefonds om binnen een bepaalde termijn voor die uitkeringskosten een vergoedingsverzoek in te dienen. Het hiertegen door Stichting Baasis gemaakte bezwaar is door het fonds bij het besluit van 16 april 2020 niet-ontvankelijk verklaard.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1533
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Geld
  • Onderwijs
  • uitspraakin de zaak202003161/1/A2

202003162/1/A2

Bij besluit van 12 juni 2017 heeft het bestuur van het Participatiefonds bepaald dat de uitkeringskosten van Stichting Baasis, voortvloeiend uit de beëindiging van het dienstverband van [voormalig werknemer], niet ten laste van het fonds komen. Bij het besluit van 12 juni 2017 heeft het Participatiefonds bepaald dat de uitkeringskosten van Stichting Baasis, voortvloeiend uit het op 23 juni 2014 beëindigde dienstverband van [voormalig werknemer], niet ten laste van het fonds komen. De reden daarvoor is dat Stichting Baasis niet (tijdig) heeft gereageerd op de brief van 18 februari 2015, waarin zij (alsnog) in de gelegenheid is gesteld door het Participatiefonds om binnen een bepaalde termijn voor die uitkeringskosten een vergoedingsverzoek in te dienen. Het hiertegen door Stichting Baasis gemaakte bezwaar is door het fonds bij het besluit van 16 april 2020 niet-ontvankelijk verklaard.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1521
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Geld
  • Onderwijs
  • uitspraakin de zaak202003162/1/A2

202003163/1/A2

Bij besluit van 12 juni 2017 heeft het bestuur van het Participatiefonds bepaald dat de uitkeringskosten van Stichting Baasis, voortvloeiend uit de beëindiging van het dienstverband van [voormalig werknemer], niet ten laste van het fonds komen. Bij het besluit van 12 juni 2017 heeft het Participatiefonds bepaald dat de uitkeringskosten van Stichting Baasis, voortvloeiend uit het op 1 februari 2014 beëindigde dienstverband van [voormalig werknemer], niet ten laste van het fonds komen. De reden daarvoor is dat Stichting Baasis niet (tijdig) heeft gereageerd op de brief van 17 september 2014, waarin zij (alsnog) in de gelegenheid is gesteld door het Participatiefonds om binnen een bepaalde termijn voor die uitkeringskosten een vergoedingsverzoek in te dienen. Het hiertegen door Stichting Baasis gemaakte bezwaar is door het fonds bij het besluit van 16 april 2020 niet-ontvankelijk verklaard.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1522
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Geld
  • Onderwijs
  • uitspraakin de zaak202003163/1/A2

202003165/1/A2

Bij besluit van 28 september 2016 heeft het bestuur van het Participatiefonds een verzoek van Stichting Baasis om vergoeding van de uitkeringskosten die voortvloeien uit de beëindiging van het dienstverband van [voormalig werknemer], afgewezen. Op 10 maart 2016 heeft Stichting Baasis het Participatiefonds verzocht om vergoeding van de uitkeringskosten die voortvloeien uit het op 23 juli 2012 beëindigde dienstverband van [voormalig werknemer]. Bij het besluit van 28 september 2016 heeft het Participatiefonds dit verzoek afgewezen, omdat niet aan alle voorwaarden is voldaan. Het hiertegen door Stichting Baasis gemaakte bezwaar is door het Participatiefonds bij het besluit van 16 april 2020 niet-ontvankelijk verklaard. Het Participatiefonds stelt zich op het standpunt dat het bezwaarschrift niet op tijd is ingediend en dat door Stichting Baasis geen redenen zijn aangevoerd die tot de conclusie moeten leiden dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1532
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Geld
  • Onderwijs
  • uitspraakin de zaak202003165/1/A2

202003166/1/A2

Bij besluit van 6 november 2017 heeft het bestuur van het Participatiefonds bepaald dat de uitkeringskosten van Stichting Baasis, voortvloeiend uit de beëindiging van het dienstverband van [persoon], niet ten laste van het fonds komen. Bij het besluit van 6 november 2017 heeft het Participatiefonds bepaald dat de uitkeringskosten van Stichting Baasis, voortvloeiend uit het op 23 juli 2012 beëindigde dienstverband van [voormalig werknemer], niet ten laste van het fonds komen. De reden daarvoor is dat Stichting Baasis niet (tijdig) heeft gereageerd op de brief van 12 juli 2017, waarin zij (alsnog) in de gelegenheid is gesteld door het Participatiefonds om binnen een bepaalde termijn voor die uitkeringskosten een vergoedingsverzoek in te dienen. Het hiertegen door Stichting Baasis gemaakte bezwaar is door het fonds bij het besluit van 16 april 2020 niet-ontvankelijk verklaard.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1517
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Geld
  • Onderwijs
  • uitspraakin de zaak202003166/1/A2

202003167/1/A2

Bij besluit van 25 oktober 2017 heeft het bestuur van het Participatiefonds een verzoek van Stichting Baasis om vergoeding van de uitkeringskosten die voortvloeien uit de beëindiging van het dienstverband van [voormalig werknemer], toegewezen. Bij besluit van 16 april 2020 heeft het Participatiefonds het door Stichting Baasis hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dit besluit heeft Stichting Baasis beroep ingesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1531
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Geld
  • Onderwijs
  • uitspraakin de zaak202003167/1/A2

202003227/1/A2

Bij besluit van 10 november 2017 heeft het bestuur van het Participatiefonds een verzoek van Stichting Baasis om vergoeding van de uitkeringskosten die voortvloeien uit de beëindiging van het dienstverband van [voormalig werknemer], afgewezen. Op 16 juni 2017 heeft Stichting Baasis het Participatiefonds verzocht om vergoeding van de uitkeringskosten die voortvloeien uit het op 31 juli 2012 beëindigde dienstverband van [voormalig werknemer]. Bij het besluit van 10 november 2017 heeft het Participatiefonds dit verzoek afgewezen, omdat niet aan alle voorwaarden is voldaan. Het hiertegen door Stichting Baasis gemaakte bezwaar is door het Participatiefonds bij het besluit van 16 april 2020 niet-ontvankelijk verklaard. Het Participatiefonds stelt zich op het standpunt dat het bezwaarschrift niet op tijd is ingediend en dat door Stichting Baasis geen redenen zijn aangevoerd die tot de conclusie moeten leiden dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1518
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Geld
  • Onderwijs
  • uitspraakin de zaak202003227/1/A2

202003228/1/A2

Bij besluit van 5 maart 2019 heeft het bestuur van het Participatiefonds een verzoek van Stichting Baasis om vergoeding van de uitkeringskosten die voortvloeien uit de beëindiging van het dienstverband van [voormalig werknemer], toegewezen. Bij besluit van 16 april 2020 heeft het Participatiefonds het door Stichting Baasis hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft Stichting Baasis beroep ingesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1535
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Geld
  • Onderwijs
  • uitspraakin de zaak202003228/1/A2

202003229/1/A2

Bij besluit van 25 oktober 2017 heeft het bestuur van het Participatiefonds een verzoek van Stichting Baasis om vergoeding van de uitkeringskosten die voortvloeien uit de beëindiging van het dienstverband van [voormalig werknemer], toegewezen. Bij besluit van 16 april 2020 heeft het Participatiefonds het door Stichting Baasis hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dit besluit heeft Stichting Baasis beroep ingesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1528
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Geld
  • Onderwijs
  • uitspraakin de zaak202003229/1/A2

202003230/1/A2

Bij besluit van 19 december 2017 heeft het bestuur van het Participatiefonds een verzoek van Stichting Baasis om vergoeding van de uitkeringskosten die voortvloeien uit de beëindiging van het dienstverband van [voormalig werknemer], toegewezen. Bij besluit van 16 april 2020 heeft het Participatiefonds het door Stichting Baasis hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dit besluit heeft Stichting Baasis beroep ingesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1525
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Geld
  • Onderwijs
  • uitspraakin de zaak202003230/1/A2

202003231/1/A2

Bij besluit van 6 februari 2017 heeft het bestuur van het Participatiefonds een verzoek van Stichting Baasis om vergoeding van de uitkeringskosten die voortvloeien uit de beëindiging van het dienstverband van [voormalig werknemer], afgewezen. Op 25 november 2016 heeft Stichting Baasis het Participatiefonds verzocht om vergoeding van de uitkeringskosten die voortvloeien uit het op 1 augustus 2016 beëindigde dienstverband van [voormalig werknemer]. Bij het besluit van 6 februari 2017 heeft het Participatiefonds dit verzoek afgewezen, omdat niet aan alle voorwaarden is voldaan. Het hiertegen door Stichting Baasis gemaakte bezwaar is door het Participatiefonds bij het besluit van 16 april 2020 niet-ontvankelijk verklaard. Het Participatiefonds stelt zich op het standpunt dat het bezwaarschrift niet op tijd is ingediend en dat door Stichting Baasis geen redenen zijn aangevoerd die tot de conclusie moeten leiden dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1526
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Geld
  • Onderwijs
  • uitspraakin de zaak202003231/1/A2

202003232/1/A2

Bij besluit van 19 december 2017 heeft het bestuur van het Participatiefonds een verzoek van Stichting Baasis om vergoeding van de uitkeringskosten die voortvloeien uit de beëindiging van het dienstverband van [voormalig werknemer], toegewezen. Bij besluit van 16 april 2020 heeft het Participatiefonds het door Stichting Baasis hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dit besluit heeft Stichting Baasis beroep ingesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1520
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Geld
  • Onderwijs
  • uitspraakin de zaak202003232/1/A2

202003233/1/A2

Bij besluit van 30 november 2017 heeft het bestuur van het Participatiefonds een verzoek van Stichting Baasis om vergoeding van de uitkeringskosten die voortvloeien uit de beëindiging van het dienstverband van [voormalig werknemer], toegewezen. Bij besluit van 16 april 2020 heeft het Participatiefonds het door Stichting Baasis hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1539
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Geld
  • Onderwijs
  • uitspraakin de zaak202003233/1/A2

202003234/1/A2

Bij besluit van 16 april 2020, met kenmerk BZW.20.0024.01, heeft het bestuur van het Participatiefonds een bezwaarschrift van Stichting Baasis niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dit besluit heeft Stichting Baasis beroep ingesteld. Het Participatiefonds heeft een verweerschrift ingediend.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1529
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Onderwijs
  • uitspraakin de zaak202003234/1/A2

202003235/1/A2

Bij besluit van 16 april 2020, met kenmerk BZW.20.0025.01, heeft het bestuur van het Participatiefonds een bezwaarschrift van Stichting Baasis niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dit besluit heeft Stichting Baasis beroep ingesteld.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1538
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Onderwijs
  • uitspraakin de zaak202003235/1/A2

202003236/1/A2

Bij besluit van 22 mei 2013 heeft het bestuur van het Participatiefonds een verzoek van Stichting Baasis om vergoeding van de uitkeringskosten die voortvloeien uit de beëindiging van het dienstverband van [voormalig werknemer], afgewezen. Bij het besluit van 22 mei 2013 heeft het Participatiefonds een (ongedateerd) verzoek van Stichting Baasis om vergoeding van de uitkeringskosten die voortvloeien uit het op 1 september 2012 beëindigde dienstverband van [voormalig werknemer], afgewezen. Het hiertegen door Stichting Baasis gemaakte bezwaar is door het Participatiefonds bij het besluit van 16 april 2020 niet-ontvankelijk verklaard. Het Participatiefonds stelt zich op het standpunt dat het bezwaarschrift niet op tijd is ingediend en dat door Stichting Baasis geen redenen zijn aangevoerd die tot de conclusie moeten leiden dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1534
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • Geld
  • Onderwijs
  • uitspraakin de zaak202003236/1/A2

202003473/1/R3

Bij besluit van 23 april 2020 heeft de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn het bestemmingsplan "Fietsbrug Aarkanaal" vastgesteld. Het bestemmingsplan voorziet in een fietsbrug, aangeduid als F306.1, over de N207, de parallelwegen Westkanaalweg en Oostkanaalweg en het Aarkanaal. Door de fietsbrug ontstaat volgens paragraaf 1.1 van de plantoelichting een kortere en snellere fietsverbinding tussen Alphen aan den Rijn en het landelijk gebied ten oosten van het Aarkanaal. [appellant] woont aan de [locatie] te Aarlanderveen op ongeveer 75 m afstand van het plangebied. [appellant] stelt dat het niet nodig is om de fietsbrug aan te leggen en dat het besluit waarbij het plan voor de fietsbrug is vastgesteld is gebaseerd op verouderde documenten. Volgens hem is geen goed onderzoek gedaan. Hij vraagt de Afdeling daarom de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening op te dragen om dat onderzoek te doen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1516
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • RO - Zuid-Holland
  • uitspraakin de zaak202003473/1/R3

202003840/1/R1

Bij besluit van 2 juni 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen het wijzigingsplan "Wijzigingsplan Amstelveen Zuid-West - Alsemlaan-Jasmijnlaan" vastgesteld. Het wijzigingsplan voorziet in 113 zorgwoningen op een terrein langs de Jasmijnlaan te Amstelveen. Ten noorden van het perceel zijn een gezondheidscentrum en een verpleeghuis gevestigd. Bij de zorgwoningen worden 88 parkeerplekken in de kelder voorzien en 47 parkeerplaatsen op maaiveldhoogte. Jasmijn B.V. is de projectontwikkelaar van deze zorgwoningen. De Heemraad B.V. is de aannemer die in opdracht van Jasmijn B.V. de zorgwoningen zal gaan bouwen.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1548
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
  • RO - Noord-Holland
  • uitspraakin de zaak202003840/1/R1

202004651/1/R1

Bij besluit van 29 januari 2020 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant aan Plantko een last onder dwangsom opgelegd ten aanzien van het perceel De Meeten 25 te Roosendaal. Deze last houdt in dat Plantko binnen vier weken een saneringsplan moet indienen. Op de locatie is vanaf 1978 een chemische wasserij gevestigd geweest, waar gebruik werd gemaakt van, onder meer, vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen (VOCI) en perchloorethyleen (PER). Door morsing en lekkages vanuit het rioolstelsel is de bodem en het grondwater verontreinigd geraakt. De wasserij is tot 1990 actief geweest, waarna de activiteiten zijn overgenomen door Rentex-Zeetex en zijn verplaatst naar een andere locatie te Goes. De eigendom van de locatie is inmiddels overgegaan naar Plantko. Op de locatie is nu een sportschool gevestigd. Bij het besluit van 1 augustus 2017 heeft het college vastgesteld dat op de locatie sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging waarvan spoedige sanering noodzakelijk is.

ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:1552
Datum uitspraak
14 juli 2021
  • Eerste aanleg - meervoudig
  • Bodembescherming
  • uitspraakin de zaak202004651/1/R1
vorige pagina1...204205206...1.217volgende pagina

Facetten
Gepubliceerd
  • Uitspraken uit
Type uitspraak
Proceduresoort
Rechtsgebied
Bevat

Raad van State

De Raad van State is onafhankelijk adviseur van regering en parlement over wetgeving en bestuur en hoogste algemene bestuursrechter van het land.

  • Meer over ons
  • Vacatures

Contact

De Raad van State bevindt zich in het centrum van Den Haag. Wilt u in contact komen met ons of wilt u ons bezoeken voor een zitting?

  • Telefoon
  • Locatie en route
  • Post en e-mail
  • Digitaal procederen
  • Wet open overheid
  • Nieuwe zaak starten

Altijd op de hoogte

Ontvang ons nieuws via de abonnementenservice in uw mailbox. Op de hoogte gehouden worden over uitspraken die gedaan worden in bepaalde zaken? Meld u dan aan voor de e-mailservice. Of bekijk de voortgang van een bepaalde procedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak.

  • Abonnementenservice
  • E-mailservice uitspraken
  • Voortgang procedure
  • Aanvragen oude uitspraken

Toegankelijkheid | Privacy | Cookiebeleid

Volg ons

  • Bluesky
  • LinkedIn
  • Instagram
  • Mastodon