Uitspraak 202105145/1/R4


Volledige tekst

202105145/1/R4.
Datum uitspraak: 23 maart 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Stichting Natuur van Vroeger NU e.a., gevestigd te Houten,

(hierna tezamen: de Stichting en andere)

appellanten,

en

de raad van de gemeente Houten,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 juni 2021 heeft de raad het bestemmingsplan Wickengaard vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben de Stichting en andere beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 februari 2022, waar de Stichting en andere, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door

mr. K. van der Hoeven, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door ing. W.F. de Moed, bijgestaan door mr. M.W. Holtkamp, advocaat te Utrecht, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [partij A] en Dura Vermeer Bouw Midden West B.V., vertegenwoordigd door ing. R. Overbeek, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het bestemmingsplan "Wickengaard" maakt het bouwen van 33 woningen mogelijk. Het plangebied omvat het terrein van de voormalige perenboomgaard de Wickengaard te Schalkwijk, gemeente Houten.

De Stichting en andere komen in beroep tegen het bestemmingsplan, omdat zij willen dat de perenboomgaard in het gebied behouden blijft.

Toetsingskader

2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Bespreking van de beroepsgronden

Procedurele kwesties

3.       De Stichting en andere betogen dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan onzorgvuldig tot stand is gekomen. Zij voeren daartoe aan dat hun zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan onvoldoende door de raad zijn betrokken bij de vaststelling van het plan. In dat kader wijzen zij er ook op dat een door hen overgelegd rapport van prof. dr. M. Schilthuizen is genegeerd. Verder is volgens hen niet inzichtelijk gemaakt op welke wijze het bestemmingsplan is aangepast naar aanleiding van de zienswijzen.

3.1.    De raad heeft de zienswijzen van appellanten samengevat besproken. Artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht verzet zich er niet tegen dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Voor een voldoende motivering is het niet nodig dat op elk argument afzonderlijk wordt ingegaan. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken. Voor een inhoudelijke bespreking van deze gronden wordt gewezen op het vervolg van deze uitspraak.

Anders dan de Stichting en andere betogen wordt in de Nota van Zienswijzen bij de bespreking van de zienswijzen genummerd 12 en 13 wel ingegaan op het rapport van prof. dr. M. Schilthuizen. Deze Nota van Zienswijzen bevat verder een "Totaaloverzicht aanpassingen naar aanleiding van de zienswijzen". Daarmee heeft de raad inzichtelijk gemaakt welke wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn doorgevoerd.

Het betoog slaagt niet.

4.       De Stichting en andere betogen verder dat in de mer aanmeldnotitie van 17 april 2020 ten onrechte hun betogen over CO2-uitstoot niet zijn besproken.

4.1.    Zoals volgt uit de overwegingen 11.1 en 11.2 is het niet aannemelijk dat de door de Stichting en andere gevreesde CO2-uitstoot zich kan voordoen, zodat de raad daarin terecht geen aanleiding heeft gezien voor het oordeel dat sprake was van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu die noopten tot een mer.

Het betoog slaagt niet.

Ladder van duurzame verstedelijking

5.       De Stichting en andere betogen verder dat de raad niet heeft onderkend dat het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk maakt. Het plan voorziet in 33 woningen op een perceel met een agrarische bestemming.

5.1.    Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening luidt:

"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

Artikel 1.1.1, eerste lid, onder h, van dat Besluit luidt:

"bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur;"

5.2.    De raad heeft in de plantoelichting ten aanzien van de woningbehoefte verwezen naar de Woonvisie 2016-2025, vastgesteld door de raad op 26 januari 2016. In de toelichting is beschreven dat de woningbehoefte in Houten in de periode tot 2025 bestaat uit ongeveer 2.000 woningen. Het bestemmingsplan past binnen het beleid van de gemeente Houten, waar Schalkwijk onder valt, aldus de plantoelichting.

De raad heeft, onder verwijzing naar het Woningbehoefteonderzoek Kleine Kernen van september 2017, verder toegelicht dat er een behoefte bestaat aan de woningen die het plan mogelijk maakt. Uit het onderzoek blijkt dat er slechts een beperkt koopaanbod aanwezig is in Schalkwijk, waarmee de ontwikkeling voor de bouw van 33 woningen voorziet in een kwantitatieve behoefte.

De raad heeft zich verder op het standpunt gesteld dat deze nieuwe stedelijke ontwikkeling die het plan mogelijk maakt, is voorzien binnen bestaand stedelijk gebied. Hij acht daarbij van belang dat het plangebied aan drie kanten wordt ingeklemd door bestaande woningen en aan één kant door een spoorlijn. Hij wijst er verder op dat het gebied door de provincie Utrecht is aangemerkt als stedelijk gebied.

Voor het geval het plangebied toch niet als bestaand stedelijk gebied kan worden aangemerkt, geeft de raad de volgende motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte aan de te realiseren woningen kan worden voorzien. Hij wijst op vier potentiële woningbouwlocaties.

Als eerste de locatie Jonkheer Ramweg 36a. Dit is een herstructureringslocatie waar maximaal 20 woningen gerealiseerd kunnen worden. Deze locatie is volgens de raad, ook gelet op de omvang van de woningbouwopgave , geen alternatief maar een aanvulling op de woningontwikkeling van de Wickengaard. Deze plannen bestaan naast elkaar. De tweede locatie is Lagedijk 1, ook bekend als de "Droom van Schalkwijk". De huidige bestemming is agrarisch en hier zouden maximaal 12 appartementen kunnen worden gerealiseerd. De locatie valt niet binnen bestaand stedelijk gebied en vormt geen alternatief voor de woningbouw waarin het bestemmingsplan voorziet, aldus de raad. De derde locatie is de omgeving van de Brink Schalkwijk, ook bekend als de "Kleine Driehoek". Deze gronden hebben gedeeltelijk een woonbestemming en gedeeltelijk een agrarische bestemming. De raad heeft toegelicht dat de ontwikkeling van 10 woningen grotendeels binnen de agrarische bestemming is gelegen en dat deze locatie daarmee ook niet binnen bestaand stedelijk gebied is gelegen. Het vormt volgens de raad geen alternatief voor de woningbouw waarin het bestemmingsplan voorziet. De vierde locatie is de omgeving van het dorpshuis en de Korte Uitweg, ook bekend als de "Grote Driehoek". De huidige bestemming is agrarisch en de locatie ligt ook buiten de rode contour van de provincie. Het vormt daarmee ook geen alternatief voor de woningbouw waarin het bestemmingsplan voorziet, aldus de raad.

5.3.    De Afdeling laat in het midden of het perceel waarvoor het bestemmingsplan wordt vastgesteld bestaand stedelijk gebied is of niet, omdat de raad voldoende heeft gemotiveerd dat binnen het bestaand stedelijk gebied niet in de behoefte aan woningen kan worden voorzien die het bestemmingsplan mogelijk maakt. De Stichting en andere hebben geen locaties aangedragen binnen bestaand stedelijk gebied waar de woningbouw die het bestemmingsplan mogelijk maakt ook zou kunnen worden gerealiseerd.

Het betoog slaagt niet.

Alternatieven

6.       De Stichting en andere voeren aan dat de raad niet heeft onderkend dat er alternatieven zijn voor het bouwen op deze locatie, zoals het bouwen buiten de rode contour. De wethouder heeft volgens hen ten onrechte het verruimen van deze rode contour niet bespreekbaar gemaakt bij de provincie Utrecht, terwijl de provincie op zichzelf wel openstond voor het verruimen van de rode contour, aldus de Stichting en andere. Het bouwen buiten de rode contour is volgens hen een goed alternatief.

6.1.    De Stichting en andere hebben geen alternatief aangedragen waarmee een gelijkwaardig resultaat kan worden behaald met aanmerkelijk minder bezwaren. In hun betoog wijzen zij alleen globaal op de mogelijkheid van bouwen buiten de rode contour, dat wil zeggen, buiten stedelijk gebied zoals aangewezen in de provinciale structuurvisie.

Ter zitting is door de raad toegelicht dat de provincie inmiddels wel openstaat voor het verruimen van de rode contour, maar dat dit ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan nog niet aan de orde was. De raad heeft er ter zitting ook op gewezen dat er geen sprake is van het tegen elkaar wegstrepen van mogelijke woningbouwlocaties. Er is een zodanige omvangrijke behoefte aan woningen dat in ieder geval woningen gebouwd moeten worden op het perceel van de voormalige perenboomgaard, maar ook op locaties buiten de rode contour. De Stichting en andere hebben dit niet bestreden.

Het betoog slaagt niet.

Verkeer en parkeren

7.       De Stichting en andere betogen verder dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan onvoldoende rekening heeft gehouden met de effecten ervan op de afwikkeling van het verkeer. De knelpunten en veiligheidsproblemen waren te voorkomen geweest als was gekozen voor een bouwlocatie tussen het dorpshuis en Korte Uitweg, bekend als de "Grote Driehoek".

Verder voeren zij aan dat de maatregelen die zullen worden getroffen in de vorm van passeerstroken op de Spoordijk onvoldoende zijn, als ervan uit wordt gegaan dat de bewoners en bezoekers van 33 woningen van die weg gebruik maken. Daar bovenop komen nog de vervoersbewegingen van bestelbussen van bezorgers, wat zorgt voor nog meer vervoersbewegingen.

Zij wijzen er voorts op dat het onderzoek "Verkeersscan Wickengaard te Schalkwijk" van De Baan verkeersadvies van 5 juni 2020 aangeeft dat er een capaciteitsprobleem op de Wickenburghselaan ontstaat waar de gemeente nog geen oplossing voor heeft.

Verder is volgens hen in de besluitvorming ten onrechte geen rekening gehouden met 20 extra woningen waarin het project in de groene driehoek Spoorlaan-Jonkheer Ramweg-Wickenburghselaan voorziet en welke woningen ook via de Spoorlaan ontsloten zullen worden.

Ten slotte heeft de raad in zijn besluitvorming ten onrechte niet betrokken dat de "Verkeerskundige analyse woningbouw Schalkwijk" van Goudappel Coffeng van 22 februari 2019 aangeeft dat wanneer beide nieuwbouwplannen via de Spoorlaan worden ontsloten, verbreding van de Spoorlaan noodzakelijk is. Dit gaat ten koste van de bomen langs de Spoorlaan, aldus de Stichting en andere.

7.1.    De Afdeling is van oordeel dat er gelet op de door raad gegeven toelichting geen grond bestaat voor het oordeel dat de raad het bestemmingsplan in strijd met een goede ruimtelijke ordening heeft vastgesteld, omdat de effecten van de verkeersafwikkeling onvoldoende zijn onderzocht. Hiertoe overweegt de Afdeling het volgende .

De raad heeft toegelicht dat Goudappel Coffeng op 22 februari 2019 een verkeerskundige analyse heeft uitgevoerd voor het bestemmingsplan. Omdat omwonenden twijfelden aan de uitkomsten hiervan heeft De Baan verkeersadvies in opdracht van de raad op 5 juni 2020 een second opinion uitgebracht. Uit deze rapporten volgt dat de afwikkeling van het verkeer van de Wickengaard zo is geregeld dat de auto-ontsluiting van de woningen aan de noordzijde van de Wickenburghselaan ligt, ter hoogte van de huisnummers 79 en 81. Fiets- en voetgangersontsluitingen komen er daarnaast ter hoogte van de Wickenburghselaan 12 en 14 en de Griend. Het verkeer vanuit het plangebied zal zich naar verwachting verspreiden over de Spoordijk (25%), de Wickenburghselaan-Jonkheer Ramweg (50%) en de Spoorlaan (25%). De uitkomsten van de rapporten van Goudappel Coffeng en De Baan zijn vergelijkbaar. Met de gekozen ontsluiting via de Wickenburghselaan en het vergroten van de capaciteit op de Spoordijk door realisatie van passeerstroken/uitwijkstroken, waarvan door de raad is toegezegd dat deze tijdig worden gerealiseerd, wordt verkeersoverlast voorkomen. De Stichting en andere trekken de cijfers over de afwikkeling van het verkeer weliswaar in twijfel, maar zij hebben niet onderbouwd  waarom deze cijfers onjuist zouden zijn en van welke cijfers wel zou moeten worden uitgegaan.

Anders dan de Stichting en anderen betogen, is het nieuwbouwproject dat is voorzien in de driehoek Spoorlaan-Jonkheer Ramweg-Wickenburghselaan wel betrokken in de analyse van Goudappel Coffeng. Uit de toelichting bij het bestemmingsplan volgt dat is geconstateerd dat de Spoorlaan met de huidige vormgeving het nieuwe verkeer dat samenhangt met deze bouwplannen niet kan verwerken. Daarom is ervoor gekozen de ontsluiting van de Wickengaard te laten verlopen via de Wickenburghselaan. Het verbreden van de Spoorlaan is, anders dan de Stichting en anderen stellen, daarom niet aan de orde, zodat het kappen van bomen aan de Spoorlaan om die reden ook niet aan de orde is. De raad heeft toegelicht dat de extra belasting van het nieuwe verkeer op de Wickenburghselaan, in het licht van de huidige hoeveelheid verkeer, geen problemen geeft. Hij wijst in dit kader op de analyse van Goudappel Coffeng. De raad wijst ook op de verkeersscan van De Baan, waar inzichtelijk is gemaakt wat de gevolgen zouden zijn als niet 50% maar 100% van het verkeer van de nieuwe woningen over de Wickenburghselaan-Jonkheer Ramweg zou rijden. Ook in die situatie is er geen sprake van de situatie dat de intensiteit de capaciteit van de Wickenburghselaan-Jonkheer Ramweg zal overschrijden. De Stichting en andere trekken deze analyse in twijfel, maar hebben niet door middel van een tegenrapport aangevoerd waarom de rapporten van Goudappel Coffeng en De Baan verkeersadvies onjuist zouden zijn.

Het betoog slaagt niet.

8.       De Stichting en andere betogen verder dat het bestemmingsplan niet voorziet in voldoende parkeerplaatsen, wat zou kunnen leiden tot wild parkeren.

8.1.    Ter zitting is aan de Stichting en andere voorgehouden dat in artikel 8.2 van de planregels is bepaald dat bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen moet worden aangetoond dat er voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd en dat daarbij moet worden voldaan aan de normen uit de beleidsregel Nota Parkeernormen Houten. De Stichting en andere hebben daarop erkend dat het bestemmingsplan formeel geen tekort aan parkeerplaatsen heeft. Zij vrezen echter dat er niet alleen op eigen terrein wordt geparkeerd, maar ook in de openbare ruimte. De enkele vrees dat in de openbare ruimte zal worden geparkeerd in plaats van op eigen terrein is echter onvoldoende voor het oordeel dat de raad het bestemmingsplan in strijd met een goede ruimtelijke ordening heeft vastgesteld.

Het betoog slaagt niet.

Geluid

9.       De Stichting en andere betogen voorts dat de raad heeft nagelaten om een geluidsonderzoek uit te voeren naar het geluid van het verkeer dat de nieuwe woningen aantrekken en wat dat voor invloed heeft op het woon- en leefklimaat van appellanten.

9.1.    De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen sprake is van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van de direct omwonenden, door het geluid van het verkeer dat de nieuwe woningen aantrekken. De raad hoefde in zoverre ook geen geluidsonderzoek uit te laten voeren. Bij zijn standpunt heeft de raad kunnen betrekken dat de woningen van appellanten al in de kern van Schalkwijk zijn gelegen waarbij enige overlast door verkeersbewegingen van buren hoort bij het karakter van de omgeving. Hij heeft verder bij zijn standpunt kunnen betrekken dat de Wickenburghselaan, de Spoorlaan en de Jonkheer Ramweg wegen zijn waar een snelheid van maximaal 30 km per uur geldt en waarop de normen van de Wet geluidhinder niet van toepassing zijn. Vanwege deze maximale rijsnelheid heeft de raad zich op het standpunt kunnen stellen dat het geluid van het verkeer relatief laag zal zijn. Ook rijden er vrijwel uitsluitend personenauto's over de Wickenburghselaan, omdat het voor vrachtwagens verboden is deze laan in te rijden. De raad heeft verder bij zijn besluit kunnen betrekken dat de auto-ontsluiting van de Wickengaard schuin is geprojecteerd en dat deze daarmee op behoorlijke afstand ligt van de direct omwonenden.

Het betoog slaagt niet.

10.     Het betoog van de Stichting en andere, over de eventuele geluidoverlast die samenhangt met de bouw van de woningen en de akoestische situatie van de te bouwen woningen zelf, hebben zij ter zitting ingetrokken.

CO2

11.     De Stichting en andere betogen dat het bestemmingsplan niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening is vastgesteld, omdat de raad er ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden dat het plangebied is gelegen op veengrond met een grote CO2-opslag. Zij wijzen erop dat veengebieden koolstof-hotspots zijn en grote hoeveelheden broeikasgassen opslaan. De voorziene woningbouw zal er volgens hen voor zorgen dat de veenlaag zakt, omdat daarop een grote hoeveelheid zand wordt gestort, wat zorgt voor persing van de veenlaag en voor verlaging van het waterpeil. Dit alles zal leiden tot een CO2-uitstoot die de raad ten onrechte niet heeft meegenomen in de belangenafweging bij de vaststelling van het bestemmingsplan, aldus de Stichting en andere.

11.1.  De raad heeft onder verwijzing naar de rapportage van Movares "Waterhuishouding omgeving Wickenboomgaard te Schalkwijk" van 25 oktober 2019 toegelicht dat de bodem van het plangebied tot ongeveer 2 m onder maaiveld is opgebouwd uit een laag klei met daaronder een veenlaag van ongeveer 5 m. Hij wijst erop dat uit de "Bodemkaart van Nederland", te raadplegen op www.atlasleefomgeving.nl, volgt dat de locatie tot een diepte van 1,5 m bestaat uit "Kalkloze poldervaaggronden; zware klei, profielverloop 4". De raad heeft verder toegelicht dat hij navraag heeft gedaan bij een deskundige van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden over het effect dat woningbouw zou hebben op de veenlaag. Daaruit kwam naar voren dat het eventuele samendrukken van de veenlaag niet de negatieve gevolgen zal hebben die door de Stichting en andere worden gesteld, namelijk dat CO2 zou vrijkomen. De reden hiervoor is dat het samendrukken en uitpersen van grondwater een fysische verandering van de ondergrond betreft, maar geen chemisch proces start. De huidige veenlaag ligt namelijk ver onder de grondwaterstand en na de zetting zal deze laag alleen maar lager komen te liggen, aldus de raad. Daarmee kan volgens de raad worden uitgesloten dat de woningbouw oxidatie tot gevolg zal hebben en daarmee is ook uitgesloten dat er extra CO2 zou kunnen vrijkomen.

11.2.  De Afdeling is van oordeel dat er gelet op de door raad gegeven toelichting geen grond bestaat voor het oordeel dat de raad het bestemmingsplan in strijd met een goede ruimtelijke ordening heeft vastgesteld, als het gaat om de gestelde CO2 uitstoot en de invloed daarvan op de omgeving.

Het betoog slaagt niet.

Water

12.     De Stichting en andere betogen verder dat de raad de effecten van het bestemmingplan op de waterhuishouding onvoldoende heeft onderzocht. Weliswaar bevat het bestemmingsplan een waterparagraaf, maar het lijkt erop dat er geen watertoets heeft plaatsgevonden door de waterbeheerder, maar door de projectontwikkelaar Dura Vermeer. De gemeente had de waterbeheerder een watertoets moeten laten uitvoeren, gelet op het gegeven dat omwonenden al jaren last hebben van ernstige wateroverlast. Zij voeren hiertoe verder aan dat de raad ten onrechte heeft afgezien van de opname van een voorwaardelijke verplichting in de planregels die een toename van de wateroverlast zal voorkomen. Ook is de aanleg en instandhouding van maatregelen die nodig zijn om een toename van de grondwateroverlast te voorkomen, niet verzekerd in het plan. Deze voorwaardelijke verplichtingen waren wel nodig omdat de gemeente geen eigenaar is van de gronden, aldus de Stichting en andere.

12.1.  Anders dan de Stichting en andere betogen, heeft het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden een watertoets uitgevoerd. De waterparagraaf in de toelichting bij het bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming. In zoverre mist het betoog feitelijke grondslag.

12.2.  Over het door de Stichting en andere aangevoerde over de bestaande wateroverlast overweegt de Afdeling dat de raad met de voorziene ontwikkeling niet verplicht is om maatregelen te treffen om de eventuele al bestaande wateroverlast op te lossen. Wel dient de raad met de voorziene ontwikkeling eventueel al bestaande wateroverlast niet te verergeren. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:939.

De raad heeft ter zitting benadrukt dat de wateroverlast wordt veroorzaakt door een bestaand probleem waarvan de oorzaak buiten het plangebied ligt. De raad heeft in overleg met Viveste en Dura Vermeer onderzocht of, parallel aan de planontwikkeling van de Wickengaard, de bestaande waterproblemen konden worden aangepakt. Er zijn met Viveste en Dura Vermeer afspraken gemaakt, waarbij Dura Vermeer heeft toegezegd dat zij een achterpad met waterafvoerleidingen ten behoeve van de bestaande woningen aan de Wickenburghselaan zal aanleggen, aldus de raad. Op gronden die in het plangebied een woonbestemming hebben gekregen wordt hiervoor extra ruimte gereserveerd. Viveste zal vervolgens voor het onderhoud van deze voorzieningen zorgen.

Gelet op deze toelichting bestaat er volgens de Afdeling geen grond voor het oordeel dat door de voorziene ontwikkeling de wateroverlast zal verergeren. Daarom heeft de raad ook geen aanleiding hoeven zien om in het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting op te nemen die betrekking heeft op het beperken van wateroverlast, zoals door de Stichting en andere is aangevoerd. Het probleem wordt niet veroorzaakt door het plan, maar de voorziene ontwikkeling die het plan mogelijk maakt biedt juist, mede vanwege de uitkomst van het overleg tussen de raad, Viveste en Dura Vermeer, een oplossing voor het bestaande probleem. Er zal immers een nieuwe waterafvoerleiding worden gerealiseerd. Verder is door de raad toegelicht dat een groot deel van het hemelwater dat op de in het plan voorziene verharding, daken en de voortuinen zelf zal vallen, zal worden afgevoerd naar een sloot aan de oostzijde van het terrein en een wadi aan de noordzijde. Voor het hemelwater dat in de tuinen van de nieuwe woningen parallel aan de Wickenburghselaan valt, geldt dat dit water voor een groot deel in de tuinen zelf in de bodem zal zakken, maar dat daarnaast bij hevige neerslag overtollig water via de nieuwe waterafvoerleiding zal worden afgevoerd. Dit is door de Stichting en andere niet bestreden.

Het betoog slaagt niet.

Biodiversiteit en behoud groen

13.     De Stichting en andere betogen dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de te beschermen en behouden bodem-biodiversiteit van de perenboomgaard. Zij wijzen in dit verband op de visie groen en biodiversiteit "Meer, beter en verbonden groen!" van 1 september 2020. Volgens hen is er in afwijking van dit beleidsstuk in het bestemmingsplan niets opgenomen over biodiversiteit. De perenboomgaard speelt volgens hen een belangrijke rol in het kader van biodiversiteit en groen erfgoed. Zij wijzen op het eerdergenoemde rapport van prof. dr. M. Schilthuizen.

13.1.  In het raadsvoorstel van 23 maart 2021 is in overeenstemming met de visie "Meer, beter en verbonden groen!" een extra hoofdstuk "Groen en biodiversiteit" opgenomen. Naar het oordeel van de Afdeling is daarmee voldoende aandacht besteed aan het aspect biodiversiteit. Dat de raad aan het rapport van prof. dr. M. Schilthuizen niet de waarde heeft gehecht die de Stichting en andere daaraan gehecht wensen te zien, betekent niet dat de raad het bestemmingsplan niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. De raad heeft aan andere belangen, zoals de grote behoefte aan woningen in Schalkwijk, meer gewicht kunnen toekennen.

Het betoog slaagt niet.

14.     De Stichting en andere betogen dat de raad niet heeft onderkend dat de boomgaard een cultuurhistorische waarde vertegenwoordigd en daarom behouden moet blijven. Zij wijzen in het bijzonder op de aanwezigheid van 17 perenbomen van meer dan 80 jaar oud.

14.1.  De raad heeft zich onder verwijzing naar de onderzoeken van Boomtotaalzorg "Beoordelen bomen boomgaard achter De Griend Schalkwijk" van 7 februari 2019 en van Quercus "Kwalitatieve beoordeling perenboomgaard, Schalkwijk" van 11 april 2019, op het standpunt kunnen stellen dat de natuurwaarde van de bomen gering is. De raad heeft zich verder, onder verwijzing naar het Cultuurhistorisch Onderzoek van Cuijpers Advies van 25 september 2013, op het standpunt kunnen stellen dat de boomgaard geen deel uitmaakt van de cultuurhistorisch waardevolle restanten in Schalkwijk. De Afdeling begrijpt dat de boomgaard, vanwege de genoemde 17 individuele bomen en wanneer het openbaar toegankelijk gebied wordt, voor de Stichting en andere toch een zekere waarde vertegenwoordigt, zoals onder andere is beschreven in de reactie van M. van der Looverbosch, maar dat maakt niet dat de raad om die reden niet in redelijkheid tot vaststelling van het bestemmingsplan heeft kunnen overgaan, mede gelet op de zwaarwegende belangen die met het bestemmingsplan zijn gediend, meer in het bijzonder het voorzien in een aanzienlijke woningbehoefte. De raad heeft hierbij van belang kunnen achten dat, hoewel een productieboomgaard wordt gekapt, er woningen voor terugkomen waaraan, als gezegd, een grote behoefte bestaat. Hij heeft verder bij zijn standpunt kunnen betrekken dat dat de productieboomgaard in het voorgaande bestemmingsplan geen bijzondere bescherming genoot.

Het betoog slaagt niet.

Soortenbescherming

15.     De Stichting en andere betogen verder dat het bestemmingsplan niet uitvoerbaar is, omdat er een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: de Wnb) nodig is vanwege de aanwezigheid van een steenuil in het gebied. Ook wijzen zij erop dat er waarnemingen zijn gedaan van een buizerd, een ransuil, vleermuizen, een nachtegaal en een draaihals. Er is door de raad weliswaar een "Quickscan ecologie, Wickengaard te Schalkwijk" van 4 augustus 2019 (hierna: de Quickscan) overgelegd, maar dat onderzoek is volgens de Stichting en andere onvoldoende en bovendien onzorgvuldig tot stand gekomen.

15.1.  De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling dan wel een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wnb nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid heeft moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

15.2.  Uit de Quickscan volgt, anders dan de Stichting en andere aanvoeren, niet dat in het gebied een nachtegaal en een draaihals voorkomen. Dat naar eigen waarneming wel een nachtegaal en een draaihals in het plangebied voorkomen, is ontoereikend voor het oordeel dat de raad zich bij de vaststelling van het plan niet op de conclusies uit de Quickscan mocht baseren. Die stelling is namelijk niet met objectief verifieerbare gegevens onderbouwd. Gelet op de uitkomst van het ecologisch onderzoek heeft de raad zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de Wnb op voorhand in zoverre niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

15.3.  De raad heeft toegelicht dat uit de Quickscan volgt dat in de omgeving volgens bronnen steenuilen zijn waargenomen. De wilgen in de omgeving van het plangebied maken de aanwezigheid van steenuilen aannemelijk. Er zijn echter tijdens het onderzoek geen sporen gevonden van steenuilen in de betreffende wilgen of in de bomen op of in de directe omgeving van het perceel, aldus de raad onder verwijzing naar de Quickscan. De raad heeft toegelicht dat uit de Quickscan volgt dat in één boom, een treurwilg, de aanwezigheid van een steenuil niet op voorhand kon worden uitgesloten. De raad heeft toegelicht dat op de gronden waar deze treurwilg staat volgens het bestemmingsplan geen woningbouw is toegestaan. De wilg zal dus blijven staan. De raad heeft verder toegelicht dat er zal worden gewerkt met een ecologisch werkprotocol. Het werken met een ecologisch werkprotocol maakt dat er sprake is van een categorale vrijstelling en dit heeft tot gevolg dat de diverse verbodsbepalingen uit de Wnb niet van toepassing zijn.

15.4.  Gelet op de hiervoor door de raad gegeven toelichting waarin hij op de Quickscan wijst, is de Afdeling van oordeel dat het soortenbeschermingsregime ook in zoverre niet op voorhand aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staat. De Stichting en andere hebben niet aan de hand van een tegenrapport onderbouwd aangevoerd waarom het soortenbeschermingsregime, als het gaat om de bescherming van de steenuil in de treurwilg, wel aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staat.

15.5.  Over het betoog van de Stichting en andere, over buizerds en ransuilen in de buurt van het plangebied, wordt het volgende overwogen. Tijdens het onderzoek zijn twee buizerds waargenomen in het bosschage aan de zuidoost zijde van het perceel, zo volgt uit de Quickscan. Tijdens dat onderzoek is ook de roep waargenomen van een ransuil vanuit diezelfde bosschage. Uit de Quickscan volgt dat het niet is uit te sluiten dat ransuilen en buizerds zich gevestigd hebben in het bosschage. Uit de Quickscan volgt niet dat door de ontwikkeling er een reële kans bestaat dat deze soorten vanwege een aantasting van hun essentiële foerageergebied de huidige vaste rust- en verblijfplaatsen, voor zover deze zich al in het bosschage zouden bevinden, zullen verlaten. De Stichting en andere hebben geen tegenonderzoek overgelegd waaruit dit wel blijkt. In zoverre staat de Wnb, als het gaat om het aspect soortenbescherming, ook niet op voorhand aan de uitvoering van het plan in de weg.

Het betoog slaagt niet.

Privacy en verlies van zonlicht

16.     De Stichting en andere betogen dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan onvoldoende rekening heeft gehouden met de bescherming van de privacy van omwonenden. Zij wijzen er in het bijzonder op dat de nieuw te bouwen huizen hoger zijn dan de bestaande woningen aan de Wickenburghselaan. Vanuit de nieuw te bouwen woningen kan in de tuinen van de omliggende bestaande woningen worden gekeken, wat een fors verlies van privacy met zich brengt. Verder wordt gewezen op het verlies van privacy bij de bewoners van de Griend en de woning op het perceel Jonkheer Ramweg 28a. Bij deze laatste woning wordt door de bouw van een vrijstaande woning in de directe nabijheid, de avondzon uit de tuin weggenomen, aldus de Stichting en andere.

16.1.  De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat verwezenlijking van het plan het uitzicht en de privacy-beleving van omwonenden kan beïnvloeden, maar dat het een groter gewicht toekent aan het algemeen belang dat is gediend met het toevoegen van de met het plan voorziene woningen vanwege de behoefte aan die woningen. De raad acht daarbij van belang dat voor de woningen een maximale bouwhoogte is opgenomen, dat de afstand van de woningen van appellanten die wonen aan de Wickenburghselaan tot de nieuw te bouwen woningen ruim is, ook door de veelal diepe achtertuinen. Verder acht hij van belang dat de achtertuinen van de nieuwe bebouwing aan de achtertuinen van de bestaande woningen aan de Wickenburghselaan zullen grenzen. Voor de bestaande woningen aan De Griend geldt dat deze door middel van een watergang, een groenstrook en een weg gescheiden zijn van de nieuwe woningen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, aldus de raad.

Verder heeft de raad toegelicht dat met de bewoners van Jonkheer Ramweg 28a meerdere gesprekken zijn gevoerd over de kavel in het plangebied waar één nieuwe vrijstaande woning is toegestaan. In eerdere versies van de plannen stond daar een woning gepland met twee woonlagen en een kaplaag. Deze woning stond ook dichter bij het perceel aan de Jonkheer Ramweg 28a. Naar aanleiding van de gesprekken met deze bewoners heeft de initiatiefnemer de plannen aangepast. Op dat perceel is nu een vrije kavel voorzien waar een woning van één laag met een kaplaag kan worden gebouwd. Voorts ligt het bouwvlak verder van de erfgrens van het perceel Jonkheer Ramweg 28a af. Met deze aanpassingen is ook het effect op de bezonning zoveel mogelijk geminimaliseerd, aldus de raad.

16.2.  De Afdeling is van oordeel dat er gelet op de door raad gegeven toelichting geen grond bestaat voor het oordeel dat de raad, gelet op de betrokken belangen die betrekking hebben op het verlies van privacy en zonlicht, het bestemmingsplan niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

17.     Het beroep is ongegrond.

18.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, voorzitter, en mr. B.P.M. van Ravels en mr. A. ten Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.D. Kamphorst-Timmer, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2022

776