Uitspraak 202104402/1/A2


Volledige tekst

202104402/1/A2.
Datum uitspraak: 16 maart 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de Vereniging van Eigenaren Complex Woningen Lange Voort, gevestigd te Oegstgeest (hierna: de VvE),

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 31 mei 2021 in zaken nrs. 20/3691, 20/3639 en 20/3593 in het geding tussen onder meer:

de VvE

en

het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest.

Procesverloop

Bij besluit van 1 augustus 2019 heeft het college een laad- en losgelegenheid aangewezen aan de Ommevoort in Oegstgeest, tegenover het adres Ommevoort 1, door het plaatsen van het bord E07 zoals bedoeld in bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990).

Bij besluit van 14 april 2020 heeft het college het door de VvE daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 31 mei 2021 heeft de rechtbank het door de VvE daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de VvE hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 februari 2022, waar de VvE, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], vergezeld door [gemachtigde B] en [gemachtigde C], is verschenen. Het college, vertegenwoordigd door mr. A.C.M. Goud, vergezeld door ir. A. Walraad, heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Aan de Ommevoort in Oegstgeest bevindt zich een winkelcentrum waarin onder andere een filiaal van Domino’s Pizza (hierna: Domino’s) en een filiaal van Jumbo Supermarkten (hierna: Jumbo) zijn gevestigd. Omwonenden, waaronder leden van de VvE, hebben geklaagd over vrachtwagens die op de weg laden en lossen met als gevolg dat de rijbaan, die aan weerszijden een fietsstrook heeft, geblokkeerd wordt. De doorstroming van het verkeer en de verkeersveiligheid komt hierdoor volgens hen in het gedrang.

2.       Om de verkeersveiligheid te verbeteren heeft het college bij het besluit van 1 augustus van 2019 (hierna: het verkeersbesluit) een laad- en losplaats aangewezen aan de Ommevoort, aan de westzijde van het winkelcentrum. In dit besluit is bepaald dat de twee reguliere parkeerplaatsen die op deze plek liggen komen te vervallen en de algemene gehandicaptenparkeerplaats wordt verplaatst naar de Korenbloemlaan. Het college heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd dat Domino’s en Jumbo zelf geen geschikte los- en laadgelegenheid hebben en dat deze ook nog niet in de openbare ruimte bestaat. Volgens het college zou inpandig laden en lossen de meest ideale oplossing zijn, maar dit is volgens het college niet te realiseren. Domino’s heeft namelijk geen inpandige laad- en losruimte. Jumbo heeft wel een inpandige laad- en losruimte, maar de vrachtwagens die deze winkel bevoorraden worden steeds hoger en kunnen daarom geen gebruik maken van deze gelegenheid.

3.       De VvE heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Zij heeft bestreden dat vrachtwagens niet in de inpandige laad- en losruimte van Jumbo passen. De VvE heeft met eigen onderzoek en in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van Jumbo vastgesteld dat de inpandige los- en laadruimte bij de ingang 4,10 m hoog is en dat deze op het laagste punt 4,03 m hoog is. Een chauffeur van een Jumbo-vrachtwagen heeft de VvE te kennen gegeven dat de wagens maximaal 3,80 m hoog zijn. De vrachtwagens van Jumbo kunnen volgens de VvE daarom wel degelijk inpandig laden en lossen. Dat Domino’s niet over een inpandige laad- en losruimte beschikt is volgens de VvE geen reëel probleem, omdat slechts twee vrachtwagens per week Domino’s aandoen. Volgens de VvE kan de gemeente afdwingen dat Jumbo zijn vrachtwagens uitsluitend inpandig laat laden en lossen door handhavend op te treden. De VvE wijst erop dat dit eerder ook is gebeurd bij het filiaal van Albert Heijn aan de Irislaan.

4.       De bezwaarschriftencommissie heeft op 23 december 2019 advies uitgebracht aan het college over het door de VvE gemaakte bezwaar. Volgens de commissie wordt de onveilige verkeerssituatie aan de Ommevoort onvoldoende opgelost door het aanwijzen van een laad- en losplaats langs de weg. Jumbo heeft te kennen gegeven dat er meerdere vrachtwagens per dag laden en lossen en regelmatig tegelijkertijd. Ook valt volgens de commissie niet uit te sluiten dat de laad- en loszone die met het verkeersbesluit wordt gerealiseerd zal worden gebruikt door anderen. De commissie wijst er in haar advies op dat, aangezien er ter plaatse gestopt mag worden, er nog steeds op de rijbaan geladen en gelost zal worden. De commissie heeft het college daarom geadviseerd om een aanvullende maatregel te nemen waardoor stilstaan op de rijbaan ter plaatse niet meer is toegestaan. Dit kan het college doen door bijvoorbeeld plaatsing van een E02-bord, zoals bedoeld in bijlage 1 van het RVV 1990. De commissie heeft geconcludeerd dat het verkeersbesluit niet op goede gronden is genomen en heeft het college daarom geadviseerd om het bezwaar gegrond te verklaren en het besluit te herroepen.

5.       Het college heeft dit advies niet opgevolgd. In plaats daarvan heeft het college het verkeersbesluit bij het besluit van 14 april 2020 gehandhaafd en de motivering van het verkeersbesluit aangevuld. Volgens het college zijn er enkele vrachtwagens die niet inpandig kunnen laden en lossen door de hellingshoek van de inrit en de hoogte van de laad- en losplaats van Jumbo. Volgens het college zou er door het herroepen van het verkeersbesluit geen sprake meer zijn van een veilige laad- en losgelegenheid bij het winkelcentrum. Het college heeft in aanmerking genomen dat door het verkeersbesluit het laden en lossen dichter op de gevel van de directe omwonenden zal plaatsvinden. Volgens het college kan dit mogelijk enige extra hinder veroorzaken vergeleken met de huidige situatie, maar de geringe toename van de geluidsbelasting is ondergeschikt aan het algemene belang van de verkeersveiligheid. Verder heeft de commissie volgens het college niet onderkend dat Domino’s in het geheel niet over een laad- en losplaats beschikt en daarom altijd is aangewezen op laden en lossen in de openbare ruimte. Ook de wagens van Jumbo die niet passen in de laad- en losruimte van dit bedrijf zullen bij het herroepen van het verkeersbesluit op het trottoir of op de weg moeten laden en lossen. Volgens het college is het laden en lossen in een speciaal naast de rijbaan aangelegde gelegenheid de meest veilige wijze van de verkeersafwikkeling ter plaatse.

6.       Naar aanleiding van het advies van de commissie om een aanvullende maatregel te nemen, heeft het college aan de politie om advies gevraagd over het instellen van een stopverbod op de Ommevoort tussen de kruising met de Lange Voort en de kruising met de Lijtweg, door het plaatsen van het bord E02. De politie heeft hierover een negatief advies gegeven. In haar advies heeft de politie erop gewezen dat de Ommevoort deel uitmaakt van een parkeerschijfzone, waardoor voertuigen alleen in de aangegeven parkeervakken mogen parkeren. Daarnaast mag, gelet op artikel 23, eerste lid, aanhef en onder b, van het RVV 1990, een bestuurder zijn voertuig niet laten stilstaan op een fietsstrook of op de rijbaan langs de fietsstrook. Dit betekent dat er in de huidige situatie niet gestopt mag worden op de Ommevoort ter hoogte van het winkelcentrum. Het is volgens de politie daarom niet wenselijk om dan ook nog een bord te plaatsen. Zij wijst hierbij op hoofdstuk 2, eerste paragraaf, onder 1 van de Uitvoeringsvoorschriften van het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer (hierna: Babw) inzake verkeerstekens waarin staat: "Borden worden niet toegepast indien daarmee een regeling beoogd wordt die overeenkomt met een gedragsregel of een ander verkeersteken. Ook indien het gewenste gedrag voortvloeit uit de weginrichting blijven borden achterwege." Het college heeft in het besluit van 14 april 2020 te kennen gegeven dat het geen aanleiding ziet om het advies van de politie niet te volgen en dat het daarom geen verkeersbesluit zal nemen dat ziet op het plaatsen van een E02-bord aan de Ommevoort.

7.       De VvE is het niet eens met de besluitvorming van het college en heeft beroep ingesteld bij de rechtbank.

Aangevallen uitspraak

8.       De rechtbank heeft overwogen dat het college heeft gemotiveerd dat het verkeersbesluit nodig is omdat de doorstroming van het verkeer en de verkeersveiligheid van de weggebruikers in het geding zijn door het laden en lossen op de weg. Uit het verkeersbesluit blijkt verder dat hierbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de vrachtwagens van Domino’s en van Jumbo die niet inpandig bij deze bedrijven terecht kunnen. Door het realiseren van een laad- en losgelegenheid in de openbare ruimte wordt ervoor gezorgd dat die vrachtwagens niet meer op de weg hoeven te laden en lossen. Naar het oordeel van de rechtbank worden de in artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw 1994) genoemde belangen met het oog op de feitelijke situatie dan ook met het verkeersbesluit gediend. Dat uit het besluit van 14 april 2020 niet blijkt of andere oplossingen mogelijk waren en in hoeverre die bij de besluitvorming zijn betrokken, doet aan het voorgaande niet af, omdat het college niet gehouden is de absolute noodzaak van een verkeersbesluit aan te tonen. Over de stelling van de VvE dat het verkeersbesluit het verkeersprobleem niet oplost omdat vaak meerdere vrachtwagens tegelijk aankomen en dan alsnog op de weg zullen laden en lossen, heeft de rechtbank overwogen dat dit het verkeersbesluit niet onrechtmatig maakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de belangen van verkeersveiligheid zwaarder mogen laten wegen dan de belangen van de VvE en heeft het college heeft in redelijkheid tot het verkeersbesluit kunnen komen.

Wettelijk kader en toetsingskader

9.       Het wettelijk kader voor het nemen van een verkeersbesluit als hier aan de orde wordt gevormd door de Wvw 1994 en het Babw. De belangrijkste relevante bepalingen zijn opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

10.     Wat betreft het toetsingskader geldt het volgende. Een bestuursorgaan komt bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toe bij de uitleg van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994 genoemde begrippen. De rechter toetst of het bestuursorgaan geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte. Nadat het bestuursorgaan heeft vastgesteld welke verkeersbelangen in welke mate naar zijn oordeel bij het besluit dienen te worden betrokken, dient het die belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij komt het bestuursorgaan beleidsruimte toe. De bestuursrechter toetst of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.

Hoger beroep

11.     De VvE heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

12.     Allereerst zal de Afdeling beoordelen of de VvE belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), omdat het college zich op het standpunt stelt dat zij dit niet is. De VvE behartigt de belangen van omwonenden van de door het verkeersbesluit aangewezen laad- en losplaats. Uit het hogerberoepschrift blijkt dat een aantal woningen van de leden van de VvE zich op zeer korte afstand bevindt van de locatie die bij het verkeersbesluit als laad- en losplaats wordt aangewezen, met als gevolg dat de bewoners van deze woningen hinder zullen ondervinden van het laden en lossen op de aangewezen locatie. Het is daarom voldoende aannemelijk dat de gevolgen van het verkeersbesluit voor deze leden van de VvE te onderscheiden zijn van die van willekeurige anderen, zodat de VvE als belanghebbende kan worden aangemerkt.

13.     De VvE betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het verkeersbesluit de situatie op de Ommevoort niet veiliger maakt. De onveiligheid in het verkeer wordt veroorzaakt doordat vrachtwagens op de rijbaan stilstaan om te laden en te lossen. Het aanleggen van een laad- en loshaven, die naar verwachting niet altijd beschikbaar zal zijn, lost het probleem niet op. De onveiligheid kan volgens de VvE alleen verminderd worden als het laden en lossen inpandig plaatsvindt.

13.1.  De Afdeling volgt het betoog van de VvE in zoverre dat, wanneer er gelijktijdig geladen en gelost wordt, het probleem rondom de verkeersveiligheid niet volledig wordt opgelost door het aanwijzen van één laad- en losplaats. De Afdeling is evenwel van oordeel dat het aannemelijk is dat het realiseren van een laad- en losgelegenheid naast de Ommevoort de huidige situatie, waarin er op de rijbaan geladen en gelost wordt, in zekere mate veiliger maakt. Dat de onveiligheid alleen minder wordt als het laden en lossen inpandig plaatsvindt volgt de Afdeling niet. Hoewel het  inpandig laden en lossen inderdaadhet probleem als gevolg van het laden en lossen op de rijbaan  verkleint, betekent dit niet dat het college geen andere maatregelen kan nemen ten behoeve van de verkeersveiligheid, reeds omdat vast staat dat in ieder geval de bevoorrading van Domino’s niet inpandig kan plaatsvinden. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de in artikel 2, eerste lid, van de Wvw 1994 genoemde belangen met het verkeersbesluit worden gediend.

Het betoog slaagt niet.

14.     De VvE betoogt verder dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college bij het nemen van het verkeersbesluit ten onrechte in aanmerking heeft genomen dat zowel Domino’s als Jumbo geen eigen geschikte laad- en los gelegenheid heeft. Volgens de VvE heeft Domino’s hieraan geen behoefte en heeft Jumbo een inpandige ruimte waarin vrachtwagens geladen en gelost kunnen worden. Er gelden algemene normen voor de afmetingen van voertuigen; vrachtwagens mogen niet hoger zijn dan 4,00 m. Aangezien de laad- en losruimte hoger is dan 4,00 m, kunnen de vrachtwagens van de Jumbo dus wel degelijk inpandig laden en lossen, aldus de VvE.

14.1.  De rechtbank heeft overwogen dat uit het verkeersbesluit blijkt dat dit zich specifiek richt op de vrachtwagens van Domino’s en Jumbo die inpandig niet terecht kunnen. Het college heeft toegelicht dat de hellingshoek van de inrit ervoor zorgt dat niet alle vrachtwagens de inpandige laad- en losplaats kunnen binnenrijden ondanks dat deze hoger is dan 4,00 m. Het is niet mogelijk om het plafond te verhogen, vanwege de bovenliggende appartementen en ook niet om de vloer te verlagen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de VvE niet aannemelijk gemaakt dat alle vrachtwagens, gelet op de hellingshoek, de inpandige laad- en losruimte van Jumbo kunnen binnenrijden. Ook heeft de VvE haar stelling dat Domino’s geen behoefte heeft aan een laad- en losplaats niet aannemelijk gemaakt. Hierbij wijst de Afdeling erop dat Domino’s vanwege het ontbreken van een inpandige laad- en losplaats is aangewezen op de openbare ruimte voor het laden en lossen. Dat de VvE dit niet als een probleem beschouwt doet niet ter zake. De rechtbank heeft bij haar beoordeling van de besluitvorming van het college dan ook terecht betrokken dat er vrachtwagens van Domino’s en Jumbo zijn die niet inpandig kunnen laden en lossen.

Het betoog slaagt niet.

15.     De VvE betoogt verder dat het vertrouwensbeginsel is geschonden. De VvE voert hiertoe aan dat in 2005 door de verkopende makelaar overtuigend is gecommuniceerd dat het laden en lossen inpandig zou plaatsvinden. Dit is voor veel aspirant-kopers een reden geweest om tot aanschaf van een appartement in het complex over te gaan. Volgens de VvE is de inpandige laad- en losplaats aan de Ommevoort het resultaat van een lange discussie tussen vele partijen, waaronder de gemeente. De Klankbordgroep Bewoners Lange Voort Centrum heeft destijds ingestemd met het herontwikkelingsplan van het winkelcentrum, onder de voorwaarde dat er inpandig geladen en gelost zou worden. Dit heeft tot de realisatie van de inpandige laad- en losruimte geleid, aldus de VvE.

15.1.  Wie zich beroept op het vertrouwensbeginsel moet aannemelijk maken dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit hij of zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid zou uitoefenen en zo ja hoe. Dit betekent dat de toezeggingen die zijn gedaan door de verkopend makelaar niet kunnen leiden tot schending van het vertrouwensbeginsel door het college. Verder heeft de VvE aangevoerd dat betrokken partijen, waaronder de gemeente, in het verleden overeen zijn gekomen dat er alleen inpandig geladen en gelost zou worden ten behoeve van de bedrijven in het winkelcentrum, met als resultaat de verwezenlijking van de huidige inpandige laad- en losruimte. Hiermee heeft de VvE echter niet aannemelijk gemaakt dat het college toezeggingen of andere uitlatingen heeft gedaan of gedragingen heeft verricht waaruit zij redelijkerwijs kon en mocht afleiden dat het college nooit een laad- en losplaats in de nabije omgeving van het woningencomplex zou aanwijzen.

Het betoog slaagt niet.

16.     Ten slotte betoogt de VvE dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college geen zorgvuldige belangenafweging heeft gemaakt bij het nemen van het verkeersbesluit. Het college heeft volgens de VvE onvoldoende rekening gehouden met de belangen van de omwonenden. De aangewezen locatie van de laad- en losplaats bevindt zich erg dicht bij de woningen van leden van de VvE. Voor de bewoners van de eerste verdieping van het complex aan de westzijde komt de laad- en losplaats bijna direct onder de loggia’s van hun appartementen te liggen. Het college blijkt daarbij onvoldoende geïnformeerd over de verkeerssituatie en -veiligheid rond het winkelcentrum. Tijdens de hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie heeft het college erop gewezen dat er geen verkeersovertredingen worden gemaakt bij het laden en lossen voor Jumbo, terwijl er ter plaatse een stopverbod geldt, zoals het college inmiddels ook onderkent. De verkeersveiligheid is veel meer gediend met handhavend optreden dan met het verkeersbesluit. De bedrijfsvoering van de betrokken ondernemingen dient op de geldende regels te worden aangepast en niet andersom. De rechtbank heeft dit niet onderkend, aldus de VvE.

16.1.  Zoals de VvE terecht heeft aangevoerd geeft het besluit van 14 april 2020 blijk van de onjuiste veronderstelling dat het vrachtwagens is toegestaan om stil te staan op de Ommevoort, aan de westzijde van het winkelcentrum. Het college had van het stopverbod ter plaatse op de hoogte moeten zijn en dit bij de belangenafweging moeten betrekken. Dit heeft het college ten onrechte niet gedaan.

16.2.  Het college is er bij de besluitvorming verder van uitgegaan dat er momenteel geen geschikt alternatief bestaat voor het laden en lossen op de rijbaan van de vrachtwagens van Domino’s en Jumbo, voor zover deze niet inpandig terecht kunnen. Het college heeft hierbij onvoldoende inzicht gegeven in het aantal vrachtwagens dat niet inpandig kan laden en lossen, in hoeverre de Jumbo bevoorraad kan worden door vrachtwagens die wel in de hiervoor bestemde inpandige voorziening terecht kunnen, in het aantal vrachtwagens dat het winkelcentrum tegelijkertijd aandoet, in hoeverre er afspraken gemaakt kunnen worden over de aanrijtijden en in de mogelijkheden om vrachtwagens in de omgeving te laten verblijven in het geval dat er meerdere vrachtwagens tegelijkertijd het winkelcentrum aandoen.

16.3.  Het college heeft ook de mogelijkheid tot handhaving van het stopverbod niet bij de belangenafweging betrokken. Het college heeft in hoger beroep aangevoerd dat handhaving slechts een sluitstuk is en geen adequaat middel om het probleem op te lossen. Daarbij heeft het ook te kennen gegeven dat het niet wenselijk is om politieagenten dan wel boa’s zeven dagen per week, dag en nacht, te laten posten bij het winkelcentrum. Het college gaat hiermee voorbij aan de beginselplicht tot handhaving en het heeft ten onrechte nagelaten om doelmatige oplossingen in overweging te nemen die een halt toeroepen aan de illegale laad- en lospraktijken op de Ommevoort.

16.4.  Ook heeft het college de mogelijke geluidsoverlast die de laad- en loshaven meebrengt ten onrechte niet onderzocht. In het besluit van 14 april 2020 heeft het college in aanmerking genomen dat door het realiseren van de laad- en losgelegenheid de bevoorrading dichter op de gevel van de direct omwonenden gaat plaatsvinden, dat dit mogelijk enige extra hinder kan veroorzaken vergeleken met de huidige situatie van laden en lossen op de rijbaan en dat de geringe toename van de geluidsbelasting niet in verhouding staat met het algemene belang van de verkeersveiligheid. Het college is eraan voorbijgegaan dat de hinder die op dit moment wordt ondervonden het gevolg is van illegaal laden en lossen ter plaatse. Het college heeft de hinder die deze illegale situatie met zich brengt ten onrechte vergeleken met de hinder die de beoogde situatie - waarin legaal wordt geladen en gelost op de laad- en loshaven - met zich brengt. Welke hinder de beoogde situatie met zich brengt blijkt overigens ook niet uit de besluitvorming van het college en het college heeft dit ook nadien niet inzichtelijk gemaakt. De Afdeling is van oordeel dat het college de belangen van de omwonenden onvoldoende heeft betrokken bij zijn belangenafweging.

16.5.  Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat het besluit van 14 april 2020 niet berust op een zorgvuldige voorbereiding en een deugdelijke motivering.

16.6.  Het betoog slaagt.

Conclusie ten aanzien van het hoger beroep

17.     Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak zal worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 14 april 2020 alsnog gegrond verklaren. Dit besluit komt wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, als bedoeld in artikel 3:2 van de Awb, en het motiveringsbeginsel, als bedoeld in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb, voor vernietiging in aanmerking. Het college moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen. De Afdeling zal daartoe een termijn stellen.

Judiciële lus

18.     Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het te nemen nieuwe besluit op bezwaar slechts bij haar beroep kan worden ingesteld.

Proceskosten

19.     Het college moet de proceskosten van de VvE vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep gegrond;

II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 31 mei 2021 in zaken nrs. 20/3691, 20/3639 en 20/3593;

III.      verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest van 14 april 2020, met het kenmerk Z/19/126607/262358, gegrond;

IV.      vernietigt dit besluit;

V.       draagt het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest op om binnen achttien weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

VI.      bepaalt dat tegen het te nemen nieuwe besluit alleen bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;

VII.     veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest tot vergoeding van bij de Vereniging van Eigenaren Complex Woningen Lange Voort in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VIII.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest aan de Vereniging van Eigenaren Complex Woningen Lange Voort het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 895,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. Dijkshoorn, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2022

735-994

BIJLAGE - Wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 1:2

1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

[…]

3. Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

Artikel 3:2

Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

Artikel 7:12

1. De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. […]

Artikel 8:113

[…]

2. Indien de uitspraak van de hogerberoepsrechter ertoe strekt dat het bestuursorgaan een nieuw besluit neemt, kan de uitspraak tevens inhouden dat beroep tegen dat besluit slechts kan worden ingesteld bij de hogerberoepsrechter.

Wegenverkeerswet 1994

Artikel 2

1. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:

a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;

b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;

c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;

d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.

2. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen voorts strekken tot:

a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;

b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.

Artikel 14

1. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels vastgesteld omtrent:

a. het toepassen van verkeerstekens en onderborden;

b. het treffen van maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg;

c. het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer;

[…]

2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld betreffende het toepassen van verkeerstekens en onderborden.

3. Bij ministeriële regeling worden voorschriften vastgesteld betreffende inrichting, plaatsing, kleur, afmeting en materiaal van verkeerstekens en onderborden.

Artikel 15

1. De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.

2. Maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer geschieden krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.

Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer

Artikel 12

De plaatsing of verwijdering van de hierna genoemde verkeerstekens moet geschieden krachtens een verkeersbesluit:

a. de volgende borden:

I de borden die zijn opgenomen in de hoofdstukken A tot en met G van bijlage 1, behorende bij het RVV 1990, uitgezonderd de borden C22 en E9, alsmede de borden E4, E12 en E13 tenzij onder deze verkeersborden een onderbord als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel d, wordt aangebracht, dan wel toepassing wordt gegeven aan artikel 8, derde lid;

[…]

Artikel 21

De motivering van het verkeersbesluit vermeldt in ieder geval weke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.

Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990

Artikel 23

1. De bestuurder mag zijn voertuig niet laten stilstaan:

[…]

b. op een fietsstrook of op de rijbaan langs een fietsstrook;

[…]