Uitspraak 202004934/1/R3


Volledige tekst

202004934/1/R3.
Datum uitspraak: 16 maart 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend te Nieuwkoop,

2.       [appellant sub 2] en anderen, allen wonend te Nieuwkoop,

3.       [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], beiden wonend te Nieuwkoop,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Nieuwkoop,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 juli 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Nieuwveenseweg 29A" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 26 november 2021, waar [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], vertegenwoordigd door [gemachtigde A], [appellant sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde B] en [gemachtigde 3] , [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], en de raad, vertegenwoordigd door mr. C.J.R. van Binsbergen, advocaat te Alphen aan den Rijn,drs. M.E. Bosboom, drs. I.A. Woei als deskundige, mr. M. van der Velden en mr. D. Stapel, zijn verschenen. Verder is op de zitting [partij] gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Met het plan wordt voorzien in een wijziging van de rotonde en de ontsluitingsstructuur aan de Nieuwveenseweg (N231) ten noorden van de kern Nieuwkoop. Deze wijziging heeft te maken met de plannen voor de ontwikkeling van het woningbouwproject Buytewech-Noord. Met het voorliggende plan wordt namelijk voorzien in de ontsluiting van dit toekomstige woningbouwproject op de Nieuwveenseweg. Om deze ontsluiting te realiseren moet de bestaande woning op het perceel Nieuwveenseweg 29A worden gesloopt en wordt op het perceel tussen de Nieuwveenseweg 29 en 31 een vervangende woning mogelijk gemaakt. De aanpassing van de bestaande rotonde en ontsluitingsstructuur heeft daarnaast tot gevolg dat landbouwverkeer dat nu nog gebruik maakt van de naast de Nieuwveenseweg gelegen parallelweg, in de toekomstige situatie over de rotonde zal worden geleid.

2.       [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] kunnen zich om verschillende redenen niet verenigen met het plan. Zo betogen [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen onder meer dat het bestemmingsplan voor de ontsluiting op de Nieuwveenseweg ten onrechte is losgeknipt van het bestemmingsplan voor het toekomstige woningbouwproject Buytewech-Noord. De raad heeft volgens hen onvoldoende rekening gehouden met de totale ruimtelijke gevolgen van deze ontwikkeling. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] hebben daarnaast bezwaren tegen de situering van de te verplaatsen woning, die op korte afstand van hun woningen zal komen te liggen. [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] hebben ten slotte bezwaren tegen het verdwijnen van een groenstrook die ligt tussen de parkeerplaats van Natuurmonumenten en het voetpad vóór de rotonde op de Nieuwveenseweg. Volgens hen had het bestemmingsplan moeten borgen dat het daar aanwezige groen in stand zal worden gehouden.

3.       Het op deze zaak betrekking hebbend wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Toetsingskader

4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Ontvankelijkheid

5.       [appellant sub 2] en anderen hebben bij hun beroepschrift, dat elektronisch is ondertekend door [appellant sub 2], een lijst met mede-indieners gevoegd waaruit blijkt door welke natuurlijke personen het beroep van [appellant sub 2] en anderen mede is ingesteld. Vanwege het ontbreken van een machtiging zijn [appellant sub 2] en anderen bij brief van 17 december 2020 in de gelegenheid gesteld om alsnog een ondertekende verklaring te overleggen van degenen die in deze procedure worden vertegenwoordigd door [appellant sub 2]. [appellant sub 2] en anderen hebben vervolgens bij brieven van 9 januari 2021 en 12 januari 2021 twee lijsten met machtigingen overgelegd. Op deze lijsten ontbreken de namen van [persoon 1], [persoon 2] en [persoon 3], door wie het beroep volgens het beroepschrift mede is ingesteld.

5.1.    Omdat [appellant sub 2] daardoor niet heeft aangetoond dat hij de hiervoor genoemde personen vertegenwoordigt is de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden geacht voor zover dat is ingediend door  [persoon 1], [persoon 2] en [persoon 3].

De beroepen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen

Samenhang met Buytewech-Noord

6.       [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat de raad de plannen voor het woningbouwproject Buytewech-Noord en de in dit plan voorziene ontsluiting daarvan ten onrechte heeft opgeknipt in twee afzonderlijke bestemmingsplannen. In dit verband brengen zij naar voren dat de ruimtelijke gevolgen van beide plannen niet goed in beeld gebracht kunnen worden wanneer deze afzonderlijk van elkaar worden beoordeeld. Bovendien geldt dat de in het plan voorziene ontsluitingsweg alleen nodig is wanneer de nieuwe woonwijk wordt gerealiseerd, anders volstaat volgens [appellant sub 2] en anderen het bestaande wegennet. Daar komt bij dat het nog allerminst zeker is dat het woningbouwproject Buytewech-Noord tot stand kan komen, gelet op de problematiek omtrent stikstofdepositie en geluidshinder. De locatie van dit woningbouwproject ligt namelijk op korte afstand van het Natura 2000-gebied "Nieuwkoopse Plassen & De Haeck" en ligt binnen de geluidzone van Schiphol.

Daarnaast voeren [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] nog aan dat één ontsluiting niet voldoende is voor de nieuwe wijk. Daarbij brengen zij naar voren dat waarschijnlijk er meer woningen zullen komen dan nu wordt verwacht.

6.1.    De raad geeft aan dat hij het wenselijk heeft geacht om al voorafgaand aan de procedure over het bestemmingsplan voor de woningbouwlocatie Buytewech-Noord te besluiten over de daarvoor benodigde ontsluiting. Hiermee wordt duidelijk hoe de toekomstige wijk zal worden ontsloten en wordt voorkomen dat deze wijk ontsloten moet worden via de bestaande woonwijken Buytewech en Buytewech-Oost of de bestaande parallelweg. Verder moet voor de realisatie van de ontsluitingsweg op de door de raad voorgestane locatie de woning op het perceel Nieuwveenseweg 29a worden gesloopt. De raad heeft eerst in een afzonderlijk bestemmingsplan willen voorzien in de sloop van deze woning en het elders bouwen van een vervangende woning, zodat daarover eerst juridische zekerheid kan worden verkregen voordat wordt besloten over de toekomstige woonwijk.

6.2.    De betogen onder 6 komen er op neer dat de raad het gebied waarop het bestemmingsplan ziet, te beperkt heeft vastgesteld. De raad had ook het gebied waar de nieuwe woonwijk wordt voorzien, bij dit plan moeten betrekken. Dit betoog betekent dat de raad de grens van het plan niet goed heeft getrokken. Bij de beoordeling daarvan stelt de Afdeling voorop dat de raad beleidsruimte toekomt bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze ruimte strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

6.3.    In hetgeen [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de planbegrenzing in strijd met een goede ruimtelijke ordening heeft moeten achten. Hiertoe wordt overwogen dat niet is gebleken dat er zodanige samenhang bestaat tussen de gronden in dit plangebied en de locatie van de toekomstige woonwijk, dat de raad de begrenzing van dit plangebied niet zo heeft kunnen vaststellen en de gronden van de toekomstige woonwijk in het bestemmingsplan had moeten betrekken. Weliswaar bestaat er een zekere samenhang tussen de toekomstige locatie voor de woonwijk Buytewech-Noord en de gronden binnen het plangebied, maar dit staat er naar het oordeel van de Afdeling niet aan in de weg dat de raad er in redelijkheid voor heeft kunnen kiezen om eerst het plan voor de beoogde ontsluiting van Buytewech-Noord vast te stellen. De raad heeft hierover namelijk aangegeven dat er volgens hem eerst zekerheid moet zijn dat de beoogde ontsluiting, zoals die in het voorliggende plan is geprojecteerd, kan worden gerealiseerd, omdat anders een andere ontsluiting moet worden gekozen bij het ontwikkelen van de plannen voor Buytewech-Noord. In de plantoelichting staat in dit verband dat Buytewech-Noord ook via de bestaande woonwijk kan worden ontsloten, of dat een nieuwe aansluiting op de Nieuwveenseweg mogelijk is, maar dat het de voorkeur heeft om de toekomstige wijk aan te sluiten op de bestaande rotonde ten noorden van de kern Nieuwkoop. De in het plan voorgestane locatie van de ontsluitingsweg betekent bovendien dat een bestaande woning moet worden gesloopt, waarover de raad eerst duidelijkheid heeft willen verkrijgen, alvorens te beslissen over de toekomstige woonwijk. Verder was de planontwikkeling van de nieuwe woonwijk Buytewech-Noord ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan al voldoende zeker.

Het betoog slaagt dus niet.

6.4.    Dat betekent ook dat de beroepsgronden die door [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen zijn aangevoerd over de toekomstige woonwijk Buytewech-Noord in deze procedure niet aan de orde kunnen komen. Eventuele nadelige milieugevolgen die [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen vrezen van het verkeer vanwege de nieuwe woonwijk vallen daar ook onder. Datzelfde geldt voor de door [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen genoemde stikstofdepositie op het nabijgelegen Natura 2000-gebied ten gevolge van de nieuwe wijk en de potentiële geluidhinder die in de toekomstige woonwijk kan worden ondervonden van Schiphol.

Natuur - stikstofdepositie

7.       [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat ten onrechte niet is onderzocht wat de gevolgen zijn van het plan dat in geschil is, voor de stikstofdepositie op het nabijgelegen Natura 2000-gebied "Nieuwkoopse Plassen & De Haeck". Volgens [appellant sub 2] en anderen is ten onrechte geen passende beoordeling verricht en ten onrechte geen MER opgesteld.

7.1.    Van het voorliggende plan gaat volgens de raad geen stikstofdepositie uit omdat een verouderde woning verdwijnt, en er een nieuwe woning voor in de plaats komt, waarbij geldt dat beide woningen niet tegelijkertijd in gebruik mogen zijn. Ook de agrarische schuur, waarin het plan voorziet, leidt volgens de raad niet tot extra stikstofdepositie. Dat geldt ook voor het verkeer, omdat dit plan op zichzelf niet tot toename van verkeer leidt.

7.2.    Uit artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb), in samenhang gelezen met artikel 2.7, eerste lid, van de Wnb, volgt dat een passende beoordeling moet worden gemaakt als een plan significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. De gevolgen van het plan ten opzichte van de zogenoemde referentiesituatie dienen te worden onderzocht. Als daaruit volgt dat significante gevolgen niet op voorhand op grond van objectieve gegevens kunnen worden uitgesloten (voortoets), dient een passende beoordeling te worden gemaakt.

7.3.    In paragraaf 4.9.2 van de plantoelichting is toegelicht dat door de verplaatsing van de woning geen verandering van gebruik optreedt. Alleen de plaats waar dit gebeurt, verandert. Dat zorgt niet voor stikstofeffecten. Ook de aanpassingen aan de rotonde en de ontsluiting leiden niet tot toename van stikstofdepositie omdat de hoeveelheid verkeer die nu gebruik maakt van de rotonde niet verandert als gevolg van dit plan. Pas als de nieuwe woonwijk wordt aangelegd, zal er meer verkeer komen, maar dat is het gevolg van het plan voor die nieuwe woonwijk en niet van dit plan. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor de conclusie dat ten onrechte geen passende beoordeling is verricht en ten onrechte geen MER is opgesteld.

Het betoog faalt.

Verkeersveiligheid

8.       [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de gevolgen van de aanpassingen aan de rotonde en de gewijzigde ontsluitingsstructuur op de Nieuwveenseweg voor de verkeersveiligheid. In dit verband wijzen [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] erop dat het op- en afrijden van landbouwvoertuigen, in combinatie met het hoogteverschil tussen de huidige rotonde en de parallelweg, bijzonder gevaarlijk is voor fiets- en bromverkeer omdat dit verkeer gemakkelijk over het hoofd kan worden gezien. [appellant sub 2] en anderen betogen daarnaast dat de gevolgen van de toename van het aantal verkeersbewegingen voor de verkeersveiligheid niet zijn onderzocht.

8.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat de nieuwe rotonde en de nieuwe ontsluitingsstructuur van het toekomstige Buytewech-Noord zodanig zullen worden ingericht dat sprake is van een verkeersveilige situatie. In dit verband wijst de raad erop dat op de nieuwe ontsluitingsweg een maximale snelheid zal gelden van 30 km per uur, zodat de verkeersveiligheid op deze weg en voor het verkeer van en naar de rotonde geborgd is.

8.2.    Ter zitting is vast komen te staan dat de aanpassingen aan de bestaande infrastructuur, waaronder de gewijzigde aansluiting van de parallelweg op de rotonde en de aanleg van het nieuwe voetgangerspad, volledig binnen de gronden vallen die onder het vorige plan al een verkeersbestemming kenden. Wat de raad bij de vaststelling van dit plan wel heeft moeten beoordelen is of de nieuwe aantakking aan de rotonde en de daardoor gewijzigde situatie voor het verkeer op de parallelweg, niet tot gevolg hebben dat een uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbare verkeerssituatie ontstaat.

8.3.    Op de zitting heeft de raad toegelicht dat weliswaar geen specifiek onderzoek is gedaan naar mogelijke gevolgen voor de verkeersveiligheid van de aanpassing aan de rotonde waarbij het verkeer vanaf de parallelweg over de rotonde wordt geleid, maar dat bij het ontwerp daarvan veel aandacht is besteed aan de verkeersveiligheid van alle verkeersdeelnemers, in het bijzonder aan de verkeersveiligheid van fietsers. De raad heeft er in dit verband op gewezen dat het ontwerp van de gewijzigde ontsluitingsstructuur is getoetst aan het Handboek Ontwerpcriteria Wegen, dat door de provincie op alle bij haar in beheer zijnde wegen wordt toegepast. Verder heeft de raad toegelicht dat het ontwerp van de rotonde leidt tot een verkeersveiligere situatie, omdat het landbouwverkeer, dat gebruik maakt van de parallelweg, niet hoeft te kruisen met het verkeer dat in de toekomst gebruik zal maken van de ontsluitingsweg van Buytewech-Noord. Fietsers krijgen in de toekomstige situatie een voorrangspositie, zodat zij op een veilige en overzichtelijke manier de rotonde kunnen oversteken.

De Afdeling ziet onder deze omstandigheden in hetgeen [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen daarover hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het plan tot gevolg heeft dat een uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbare verkeerssituatie ontstaat.

Het betoog faalt.

Geluid

9.       [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de geluidbelasting als gevolg van de in het plan voorziene aanpassingen aan de bestaande rotonde en de aanleg van de ontsluitingsweg voor de toekomstige woonwijk Buytewech-Noord.

[appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] betogen verder dat in het akoestisch onderzoek van verkeerde uitgangspunten is uitgegaan. Zo zijn ten onrechte de verkeersintensiteiten van de toekomstige woningbouwlocatie Buytewech-Noord en de verkeersbewegingen op de parallelweg niet meegenomen. Door de gewijzigde inrichting zal het landbouwverkeer dat gebruik maakt van de parallelweg moeten afremmen en optrekken. Dat geeft volgens [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] een grotere geluidbelasting. Ook is de nieuwe ontsluitingsweg ten onrechte niet meegenomen in de berekeningen.

[appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen betogen ten slotte dat onvoldoende rekening is gehouden met de 20 Ke-contour van Schiphol.

9.1.    In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan is akoestisch onderzoek verricht waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport "Akoestisch onderzoek ontsluitingsweg Buytewech-Noord te Nieuwkoop" van Aveco de Bondt van 24 september. Uit dat rapport volgt dat ook de verkeersgeneratie van de toekomstige woonwijk Buytewech-Noord is meegenomen in het onderzoek. Gelet op hetgeen hiervoor onder 6.4 is overwogen hadden de akoestische gevolgen van de toekomstige verkeersgeneratie van Buytewech-Noord niet bij de vaststelling van het voorliggende plan betrokken hoeven worden. Het antwoord op de vraag of de akoestische gevolgen van de toekomstige woonwijk voor de omgeving op een juiste manier zijn onderzocht, kan er dus niet toe leiden dat het door de raad vastgestelde plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening moet worden geacht. In deze procedure staat alleen ter beoordeling of de akoestische gevolgen van de gewijzigde infrastructuur, die mogelijk wordt gemaakt in het nu voorliggende plan, op de omgeving voldoende zijn onderzocht en of daarbij van de juiste uitgangspunten is uitgegaan.

9.2.    In de plantoelichting is beschreven dat voor de vraag of in de toekomstige situatie sprake is van een aanvaardbare akoestische situatie in de directe omgeving van de Nieuwveenseweg, is aangesloten bij de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, als bedoeld in de Wet geluidhinder. Bij de maatgevende woningen Nieuwveenseweg 27 en 29 kan aan deze voorkeursgrenswaarde worden voldaan, zo staat in paragraaf 4.2.1 van het akoestisch rapport. In hoofdstuk 3 is beschreven welke uitgangspunten er voor de berekening van de geluidniveaus zijn gehanteerd in de nieuwe situatie. Daarin staat dat voor de Nieuwveenseweg ten noorden van de rotonde een etmaalintensiteit van 10.864 motorvoertuigbewegingen is gehanteerd en ten zuiden van de rotonde een etmaalintensiteit van 11.450 motorvoertuigbewegingen. In een voetnoot bij tabel 3.1 staat vervolgens beschreven dat de verkeersintensiteiten op de parallelweg dermate laag zijn dat het akoestisch effect te verwaarlozen is. Desgevraagd heeft de geluiddeskundige van de raad hierover op de zitting toegelicht dat uit de verkeerstellingen naar voren is gekomen dat het om ongeveer 400 motorvoertuigbewegingen per etmaal gaat en dat dit een dusdanig beperkt aantal verkeersbewegingen is, dat het onwaarschijnlijk is dat als gevolg van deze verkeersbewegingen en het afremmend en optrekkend effect van landbouwverkeer dat de rotonde op- en afrijdt, de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. De Afdeling komt deze stelling van de raad niet onaannemelijk voor. Gezien het feit dat er in de voorheen geldende planologische en feitelijke situatie ook al een weg en een rotonde aanwezig waren in het plangebied en het plan geen toename van de verkeersgeneratie tot gevolg heeft, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat als gevolg van het plan een zodanige verslechtering van de geluidsituatie optreedt in de directe omgeving dat de raad het plan in redelijkheid niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening heeft kunnen achten.

Het betoog faalt.

9.3.    Het betoog van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen dat onvoldoende rekening is gehouden met de 20 ke-geluidscontour van Schiphol, mist feitelijke grondslag. Uit paragraaf 3.2.2 van de plantoelichting volgt namelijk dat het plangebied buiten de contour van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol valt, als bedoeld op de in Bijlage 3 bij het Luchthavenindelingbesluit Schiphol bedoelde kaart "Beperkingen bebouwing".

Verplaatsing bestaande woning

- Discrepantie digitale en papieren verbeelding

10.     [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] betogen dat er een verschil bestaat tussen de verbeelding van het plan op www.ruimtelijkeplannen.nl en de papieren versie van het plan. Op de zitting hebben zij er in dit verband op gewezen dat de grens van het bouwvlak van de te verplaatsen woning op het perceel tussen de Nieuwveenseweg 29 en 31 op de papieren versie niet te zien is.

10.1.  Gelet op het bepaalde in artikel 1.2.3, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) is, als de papieren versie afwijkt van de elektronische, de elektronische versie van de verbeelding bepalend. De omstandigheid dat er eventueel sprake is van een verschil tussen de elektronische en de papieren versie van de verbeelding heeft dus geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Op de elektronische versie is verder duidelijk te zien hoe het bouwvlak op het perceel tussen de Nieuwveenseweg 29 en 31 is begrensd. Dus kan over de begrenzing van het bouwvlak geen misverstand bestaan.

Het betoog faalt.

- Omvang van de woning

11.     [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] betogen dat de te verplaatsen woning die is geprojecteerd op het perceel tussen de Nieuwveenseweg 29 en 31, op te korte afstand komt te liggen van hun eigen woningen. Het plan voorziet op deze locatie volgens hen ook in een te grote woning. Een woning met een maximaal toegestane inhoud van 1.100 m3, in combinatie met de maximaal toegestane bouw- en goothoogtes, staat volgens [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] niet in verhouding tot de grootte van hun eigen woningen, die gekenmerkt moeten worden als "lage arbeiderswoningen".

11.1.  Volgens het bestemmingsplan zijn onder meer de bestemmingen "Wonen" en "Agrarisch" en de dubbelbestemming "Leiding - Riool" toegekend aan het perceel tussen de Nieuwveenseweg 29 en 31, waar de vervangende woning voor de te slopen woning op het perceel Nieuwveenseweg 29 moet komen te staan.

11.2.  Volgens artikel 6.2.1 van de planregels mag binnen het bouwvlak één vrijstaande woning worden gebouwd waarvan de maximale inhoud tezamen met het vrijstaande bijgebouw niet meer mag bedragen dan 1.100 m3. De Afdeling acht het niet aannemelijk dat een woning met een inhoud van 1.100 m3 zal worden gerealiseerd, omdat het plan in dat geval niet toestaat dat er ook nog een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt gerealiseerd. Dat de bestaande, te slopen woning een kleinere inhoud heeft dan de vervangende woning, zoals [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] stellen, betekent op zichzelf nog niet dat de inhoud van deze vervangende woning op dit perceel in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De raad heeft gemeend dat een vrijstaande woning met daarbij één of meerdere bijbehorende bouwwerken op het perceel stedenbouwkundig aanvaardbaar moet worden geacht in de omgeving, mede gelet op de omvang van dat perceel. In hetgeen [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] daarover hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat met de mogelijkheid om de beoogde woning en bijbehorende bouwwerken te realiseren, dusdanig afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] dat de raad niet tot planvaststelling had mogen besluiten. Hierbij betrekt de Afdeling dat de percelen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] niet direct grenzen aan het perceel waarop de beoogde vervangende woning wordt gerealiseerd en dat de afstand van de woningen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] tot de grens van het bouwvlak van de toekomstige woning ongeveer 25 m, respectievelijk 18 m bedraagt. Ook betrekt de Afdeling hierbij dat volgens de planregels een goothoogte van maximaal 8 m en een bouwhoogte van 10 m is toegestaan. De Afdeling acht de omvang van de in het plan voorziene woning gelet op de beperkingen die daaraan zijn gesteld in het plan niet dusdanig dat de raad de voorziene woning en de mogelijkheid om bijbehorende bouwwerken te realiseren, in strijd met een goede ruimtelijke ordening had moeten achten.

Het betoog faalt.

¬- Bestemming "Agrarisch"

11.3.  [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] kunnen zich verder niet verenigen met de mogelijkheid die het plan biedt om een agrarische schuur met een oppervlakte van 150 m2 te bouwen op het perceel. Uitgaande van de maximaal toegestane bouw- en goothoogtes komt dit neer op een schuur met een inhoud van 637 m3, die op korte afstand van de perceelgrens kan worden gebouwd. Volgens [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] bestaat er geen noodzaak voor een agrarische schuur van die omvang omdat de gronden van de eigenaar van de te verplaatsen woning geen agrarische bestemming hebben en het dus ook niet aannemelijk is dat de nieuwe gronden als agrarisch gebruikt zullen gaan worden.

11.4.  Volgens het vorige bestemmingsplan kende het achterste deel van het perceel waarop de vervangende woning voor de woning op het perceel Nieuwveenseweg 29A moet komen te staan al de bestemming "Agrarisch". Volgens dat plan was het echter niet toegestaan om deze gronden te bebouwen. Met het voorliggende plan heeft de raad medewerking verleend aan de mogelijkheid om ter plaatse van het bouwvlak bijbehorende bouwwerken mogelijk te maken binnen de bestemming "Agrarisch". Volgens artikel 3.2.1 van de planregels gaat het daarbij om bijbehorende bouwwerken met een maximale oppervlakte van 150 m2, een maximaal toegestane goothoogte van 3 m en een maximaal toegestane bouwhoogte van 5,5 m. De raad heeft toegelicht dat het binnen de gemeente gebruikelijk is om op omvangrijke percelen binnen de gemeente bijbehorende bouwwerken toe te staan tot een maximum van 150 m2. Daarnaast waren er op het perceel Nieuwveenseweg 29A ook diverse bouwwerken aanwezig. De bebouwing die met het voorliggende plan wordt toegestaan binnen de bestemming "Agrarisch" is volgens de raad aan te merken als "kleinschalige agrarische bebouwing".

11.5.  In hetgeen [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] daarover aanvoeren ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet had mogen aansluiten bij de bestaande gemeentelijke praktijk om bijbehorende bouwwerken toe te staan tot een maximum van 150 m2 binnen de bestemming "Agrarisch", omdat het hier om een relatief groot perceel gaat. Hierbij betrekt de Afdeling dat het om bijbehorende bouwwerken gaat met een beperkte oppervlakte en een maximaal toegestane bouwhoogte van 5,5 m. Verder acht de Afdeling het van belang dat de afstand tussen de grens van het agrarische bouwvlak en de woningen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] 40 m, respectievelijk 30 m bedraagt. De raad heeft de ruimtelijke gevolgen van de mogelijkheid om bijbehorende bouwwerken te kunnen realiseren binnen de bestemming "Agrarisch" gelet hierop niet dusdanig ingrijpend hoeven achten, dat hij het plan op dit punt niet had mogen vaststellen zoals hij heeft gedaan. De raad heeft de omstandigheid dat er volgens [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] geen noodzaak bestaat om bebouwing toe te staan op de gronden waaraan de bestemming "Agrarisch" is toegekend op het perceel tussen de Nieuwveenweg 29 en 31 gelet op het vorenstaande niet van doorslaggevend belang hoeven achten.

Het betoog faalt.

- Bestemming "Riool - Leiding"

11.6.  [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] betogen verder dat in de zone die is aangewezen voor de bestemming "Riool - Leiding" weliswaar geen gebouwen gerealiseerd mogen worden, maar dat de oppervlakte daarvan wel meetelt voor de totale oppervlakte van het perceel. Hierdoor zijn er naast de mogelijkheid tot het realiseren van een woning van 1.100 m3 ruime mogelijkheden om vergunningsvrij bouwwerken op te richten. Daar kunnen zij zich niet mee verenigen.

11.7.  De Afdeling begrijpt het betoog van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] zo dat de raad er bij de vaststelling van het plan ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden dat de strook grond waaraan de bestemming "Riool - Leiding" is toegekend, meetelt voor de oppervlakte van het achtererfgebied, waar het volgens artikel 2, aanhef en derde lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) is toegestaan om vergunningvrij bouwwerken op te richten.

11.8.  Op grond van artikel 2, aanhef en derde lid, van bijlage II van het Bor is geen omgevingsvergunning vereist voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, als deze activiteiten betrekking hebben op een op de grond staand bijbehorend bouwwerk in achtererfgebied, als maar wordt voldaan aan de in dat artikellid vermelde eisen.

11.9.  Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 30 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1372, r.o. 8.2, is het uitgangspunt van artikel 2 van bijlage II van het Bor dat de gevallen die in dat artikel worden genoemd niet worden getoetst aan het bestemmingsplan. Voor de daar genoemde gevallen is zowel voor de activiteit bouwen als voor de activiteit gebruik in strijd met het bestemmingsplan geen omgevingsvergunning vereist. Een bestemmingsplan kan dus in beginsel niet in de weg staan aan het bouwen op grond van dit artikel. Uit de nota van toelichting bij het besluit tot wijziging van onder meer het Bor (Stb. 2014, 333, blz. 43-45) volgt wel dat de planwetgever door het opnemen van een dubbelbestemming tot uitdrukking kan brengen dat percelen of perceelsgedeelten mede een ander planologisch doel dienen. Als de bestemmingsregeling in zo’n geval gepaard gaat met belemmeringen om een perceel of delen van een perceel te gebruiken en feitelijk in te richten ten dienste van het hoofdgebouw, is er geen sprake van een erf. Dit heeft tot gevolg dat de gevallen van vergunningvrij bouwen als bedoeld in artikel 2 van bijlage II van het Bor, waarbij alleen in het achtererfgebied of op een erf mag worden gebouwd, niet zijn toegestaan binnen het gebied waar de beperkende bestemmingsregeling op ziet.

11.10. In artikel 2, aanhef, derde lid, onder f, van bijlage II van het Bor zijn beperkingen gesteld aan de oppervlakte van gebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het "bebouwingsgebied". Hieronder moet volgens de definitiebepaling in artikel 1, eerste lid, van bijlage II van het Bor worden verstaan: "achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw". Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en gelet op de definitiebepaling van "bebouwingsgebied" in bijlage II van het Bor, moet het gebied waaraan op grond van het bestemmingsplan de bestemming "Riool - Leiding" is toegekend dus niet worden meegerekend in het "bebouwingsgebied" omdat dat gebied geen onderdeel uitmaakt van het "achtererfgebied". In zoverre heeft het toekennen van deze bestemming aan een deel van het perceel dus niet tot gevolg dat een groter deel van perceel kan worden bebouwd met vergunningvrije bouwwerken.

Het betoog faalt.

- Aantasting woon- en leefklimaat/waardedaling

11.11. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] betogen ten slotte dat de nieuwe woning en de agrarische schuur hun woon- en leefomgeving zullen aantasten en dat daardoor de waarde van hun eigendommen zal dalen.

11.12. Gelet op hetgeen de Afdeling hiervoor onder 11.2 en 11.5 heeft overwogen over de op het perceel toegestane bebouwing binnen de bestemmingen "Wonen" en "Agrarisch", heeft de raad de gevolgen van het plan voor het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] niet dusdanig hoeven achten dat hij op dit punt van planvaststelling had moeten afzien. Hierbij betrekt de Afdeling dat de woningen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] op een afstand van 25 m, respectievelijk 18 m van de grens van het bouwvlak voor de bestemming "Wonen" zijn gelegen, en dat die afstand voor de bebouwing die binnen de bestemming "Agrarisch" is toegestaan, 40 m, respectievelijk 30 m bedraagt. Gelet hierop, en gelet op het feit dat [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] maar beperkt zicht op deze bebouwing zullen hebben heeft de raad de gevolgen van het plan voor hun woon- en leefklimaat niet dusdanig hoeven achten, dat het plan op dit punt in strijd met een goede ruimtelijke ordening moet worden geacht. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woningen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] betreft, bestaat gelet op het voorgaande geen aanleiding voor de verwachting dat die waardevermindering zo groot zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. Voor het vaststellen van de hoogte van planschade bestaat een aparte procedure.

Het betoog faalt.

Uitvoerbaarheid - soortenbescherming

12.     [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] betogen dat in het ecologisch onderzoek ten onrechte maar een beperkt deel van het plangebied is onderzocht. Ook ontbreekt in dat onderzoek de zilverreiger terwijl dit een in het gebied veelvuldig waargenomen soort is.

12.1.  De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling dan wel een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wnb nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid heeft moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

12.2.  In de plantoelichting staat dat een quickscan is uitgevoerd waarin is onderzocht wat de gevolgen van het plan zijn voor de in het plangebied aanwezige soorten. In paragraaf 2.1 staat de begrenzing van het projectgebied aangegeven waartoe het onderzoek naar aanwezige soorten zich heeft beperkt. Hieruit blijkt dat het onderzoek zich heeft gericht op het perceel Nieuwveenseweg 29A, bestaande uit een perceel met een woonhuis, twee schuren, een schapenweide en een aangrenzende watergang. In de quickscan staat verder dat het onderzoek zich heeft beperkt tot het projectgebied omdat de werkzaamheden zich tot dat gebied beperken. In paragraaf 3.2 staat dat er op 5 juni 2019 bureauonderzoek en veldonderzoek heeft plaatsgevonden waarbij is onderzocht welke soorten er worden verwacht in het plangebied en welke soorten daadwerkelijk zijn aangetroffen. Een overzicht van soorten die uit het bureauonderzoek zijn gekomen is opgenomen in bijlage 8a bij de quickscan. De soorten die wel uit het bureauonderzoek zijn gekomen maar die op basis van veldonderzoek worden uitgesloten staan vermeld in bijlage 8b. De door [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] genoemde zilverreiger wordt in deze tabellen niet genoemd. Wel is er een aantal andere soorten aangetroffen in het plangebied. Die worden genoemd in paragraaf 3.2 van de quickscan. Op basis hiervan is aanbevolen om nader onderzoek te verrichten naar de effecten op vleermuizen, de gestreepte waterroofkever en de platte schijfhoren.

12.3.  Naar het oordeel van de Afdeling hebben [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] gelet op het vorenstaande niet aannemelijk gemaakt dat wat de zilverreiger betreft moet worden geconcludeerd dat de verstoring daarvan een beletsel vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan. Deze soort is bij het ecologisch onderzoek niet aangetroffen. De foto die [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] van een zilverreiger hebben overgelegd, betekent nog niet dat het onderzoek op dit punt niet juist is uitgevoerd. Verder ziet de Afdeling ook geen grond voor de conclusie dat het onderzoek zich ten onrechte heeft beperkt tot het deel van het plangebied waar de toekomstige ontsluiting van Buytewech-Noord komt te liggen. Hiervoor acht de Afdeling van belang dat in het overige deel van het plangebied waar werkzaamheden plaatsvinden, al een doorgaande weg en een rotonde aanwezig zijn, zodat niet aannemelijk is dat zich ter plaatse soorten bevinden, waarvan verstoring in de weg zou staan aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de Wnb waar het gaat om soortenbescherming op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

Het betoog faalt.

Bomenkap

13.     [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] geven aan dat er op het perceel waar de te verplaatsen woning zal worden gerealiseerd diverse bomen staan met monumentale en cultuurhistorische waarde. Het is onduidelijk of deze bomen zullen worden behouden. In dit verband wijzen zij erop dat er al twee aanvragen voor een kapvergunning zijn ingediend.

13.1.  Vastgesteld moet worden dat op het perceel waar de te verplaatsen woning zal worden gerealiseerd, bomen aanwezig zijn die in de lijst "Beschermwaardige Houtopstanden 2015" zijn aangemerkt als beschermingswaardige houtopstanden, als bedoeld in artikel 4:10 van de Algemene Plaatselijke Verordening Nieuwkoop 2012 (hierna: de APV).

13.2.  De vragen of een omgevingsvergunning voor het kappen van de op het perceel aanwezige bomen nodig is en zo ja, of deze kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in de procedure omtrent de omgevingsvergunning. Dat doet er evenwel niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen, indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de APV wat betreft de kap van bomen aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

13.3.  De Afdeling stelt voorop dat het vooralsnog onduidelijk is of er op het perceel bomen zijn die als beschermingswaardig zijn aangemerkt en die moeten worden gekapt. Dat hangt af van het concrete bouwplan. Wel staat vast dat het bestemmingsplan op de locatie waarop de te beschermen bomen zich bevinden, voorziet in nieuwe bebouwing zodat er een invulling van dat bestemmingsplan mogelijk is waarbij de betreffende bomen zullen moeten worden gekapt. Op de zitting heeft de raad aangegeven dat het weliswaar gaat om beschermde bomen, maar dat hij de kans klein acht dat de mogelijk op grond van artikel 4.11, eerste lid, van de APV benodigde omgevingsvergunning, niet kan worden verleend. Hetgeen [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] hebben aangevoerd, geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze stelling.

Het betoog faalt.

Het beroep van [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B]

Bestaande groenstrook

14.     [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] betogen dat in het bestemmingsplan ten onrechte niet is geborgd dat de bestaande groenstrook tussen de parkeerplaats van Natuurmonumenten tot aan het voetpad (oversteek) vóór de rotonde Nieuwveenseweg genaamd "Het Station", wordt gehandhaafd. In dit verband wijzen zij erop dat dit de laatst overgebleven groenstrook in de buurt is en dat diverse groenstroken, waaronder ook het groengebied "De Dulen", inmiddels zijn verdwenen.

Volgens [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] moet de bestaande groenstrook worden gehandhaafd omdat het voortbestaan van deze strook een gunstig effect heeft op de luchtkwaliteit. Daarnaast heeft deze strook een absorberend effect op het verkeerslawaai dat afkomstig is van de Nieuwveenseweg. Ten slotte vertegenwoordigt de groenstrook ook een grote esthetische waarde.

De bushalte, zoals die in het ontwerpbestemmingsplan was geprojecteerd, moet volgens [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] meer in de richting van de kern Nieuwkoop worden opgeschoven. Dit bevordert volgens hen bovendien een gelijkmatigere onderlinge afstand tussen de verschillende bushaltes.

Ten slotte betogen [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] dat het behouden van de bestaande groenstrook voorkomt dat de gemeente elders nieuw groen dient aan te leggen vanuit haar compensatieverplichting.

14.1.  Vooropgesteld moet worden dat dit bestemmingsplan aan de betrokken gronden een verkeersbestemming geeft, maar dat het bestemmingsplan niet heel specifiek bepaalt hoe deze bestemming moet worden ingevuld. De door de raad beoogde invulling van het betrokken gebied wordt dus niet door het bestemmingsplan voorgeschreven. Niettemin heeft de raad bij het vaststellen van het plan wel moeten beoordelen of de gewijzigde ontsluitingsstructuur waarin met het plan wordt voorzien en de gevolgen die dat heeft voor de feitelijk aanwezige groenstrook, uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is.

Omdat de verkeersbestemming ook groenvoorzieningen mogelijk maakt, staat het plan er niet aan in de weg de groenstrook te behouden. Maar het plan maakt ook een andere invulling van deze gronden mogelijk. Het plan waarborgt dus niet het behoud van de groenstrook. Omdat [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] dat wel nastreven, vat de Afdeling hun beroep ook zo op dat de raad ter plaatse ten onrechte niet alleen groen, maar ook andere voorzieningen toelaat.

14.2.  De raad heeft toegelicht dat het in verband met de toekomstige ontsluiting voor Buytewech-Noord noodzakelijk is om te voorzien in een herinrichting van de bestaande weg en rotonde ten noorden van de kern Nieuwkoop. Door de nieuwe ontsluiting is doorgaand landbouwverkeer op de bestaande parallelweg niet meer mogelijk. Hiervoor is op de plaats van de huidige bushalte een nieuwe doorsteek tussen de Nieuwveenseweg en de parallelweg voorzien en daarnaast is het nodig om de voetgangersoversteekplaats vanuit de woonkern te verplaatsen naar de andere zijde van de rotonde. De nieuwe bushalte wordt direct tegen de Nieuwveenseweg aangelegd in de berm en deels in de beplanting. Hiervoor worden tot maximaal 3 m uit de kant werkzaamheden verricht. Na afronding van deze werkzaamheden wordt  de groenstrook zoveel mogelijk hersteld en wordt eventueel nieuwe beplanting aangebracht.

14.3.  De veranderingen zijn het gevolg van de keuze van de raad om de rotonde te voorzien van een nieuwe aantakking, die als ontsluiting voor de nieuwe woonwijk kan gaan dienen. Dit belang heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling zwaarder mogen laten wegen dan het belang van [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] om gevrijwaard te blijven van elke verandering van de bestaande situatie. Er zijn ook geen aanknopingspunten dat de verkeersbestemming ter plaatse uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbaar is. Om enige flexibiliteit in de uitvoering te hebben, heeft de raad er verder voor kunnen kiezen de groenstrook niet als zodanig te bestemmen. Hierbij is ook van belang dat uit de door de raad gegeven toelichting over de uit te voeren werkzaamheden en uit de situatietekening die is overgelegd, is gebleken dat maar een zeer beperkt deel van de bestaande groene strook tussen de parallelweg en de Nieuwveenseweg zal worden aangetast.

14.4.  Gelet daarop heeft de raad ook aan de omstandigheid dat de groenstrook naast de Nieuwveenseweg mogelijk als bufferzone fungeert voor het verkeerslawaai afkomstig van die weg, gunstig is voor de luchtkwaliteit en esthetische waarde heeft, geen doorslaggevend belang hoeven toekennen.

14.5.  Voor zover [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] hebben aangevoerd dat ten onrechte wordt voorzien in een bushalte op de door de raad gekozen locatie, en dat de halte meer in de richting van de kern Nieuwkoop opgeschoven zou moeten worden om te komen tot een meer evenwichtige verdeling van het aantal bushaltes, overweegt de Afdeling dat dit een uitvoeringsaspect betreft, omdat in het plan niet is vastgelegd waar de bushalte moet komen.

Het betoog faalt.

Conclusie

15.     De beroepen zijn, voor zover ontvankelijk, ongegrond.

16.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep van [appellant sub 2] en anderen niet-ontvankelijk, voor zover het mede is ingesteld door [persoon 1], [persoon 2] en [persoon 3];

II.       verklaart de beroepen voor het overige ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, en mr. J.J.W.P. van Gastel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2022

BIJLAGE

ALGEMENE WET BESTUURSRECHT

Artikel 6:6

Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:

a. niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep, […] mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

Artikel 8:24

1. Partijen kunnen zich laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.

2. De bestuursrechter kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.

[…]

WET NATUURBESCHERMING

Artikel 2.7

1. Een bestuursorgaan stelt een plan dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, en dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, uitsluitend vast indien is voldaan aan artikel 2.8.

[…]

BESLUIT RUIMTELIJKE ORDENING

Artikel 1.2.1

1. Onverminderd het bepaalde bij of krachtens de wet stellen burgemeester en wethouders, gedeputeerde staten en Onze Minister of Onze Minister wie het aangaat de volgende visies, plannen, besluiten en verordeningen, in voorkomend geval met de daarbij behorende toelichting of onderbouwing, aan eenieder elektronisch beschikbaar:

[…]

b. bestemmingsplan;

[…]

Artikel 1.2.3

1. Een visie, plan, besluit en verordening als bedoeld in artikel 1.2.1, eerste lid, in voorkomend geval met de daarbij behorende toelichting of onderbouwing, worden elektronisch vastgesteld. Van een zodanig elektronisch document wordt tevens een papieren versie gemaakt.

2. Indien de inhoud van een elektronisch document als bedoeld in het eerste lid tot een andere uitleg aanleiding geeft dan de papieren versie, is het eerstgenoemde document beslissend.

BIJLAGE II VAN HET BESLUIT OMGEVINGSRECHT

Artikel 1

1. In deze bijlage wordt verstaan onder:

achtererfgebied: erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

[…]

bebouwingsgebied: achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

[…]

erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

[…]

PLANREGELS VAN HET BESTEMMINGSPLAN "NIEUWVEENSEWEG 29A"

Artikel 3.1

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. land- en tuinbouw op open grond, met uitzondering van bosbouw;

b. dierenweide;

[…]

Artikel 3.2.1

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

a. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;

b. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 150 m2;

c. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;

d. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;

e. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;

f. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouwd wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.

Artikel 5.1

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wegen met een functie van hoofd- en buurtontsluiting;

b. groenvoorzieningen;

[…]

d. kunstwerken

[…]

Artikel 6.1

1. De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen;

[…]

Artikel 6.2.1

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b. als hoofdgebouwen zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;

c. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 1;

d. de woning mag alleen worden gebouwd en gebruikt, indien uit de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat de volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering van de gevels (uitwendige scheidingsconstructies) zodanig is dat ter plaatse van verblijfsruimten de binnenwaarde van de geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai ten hoogste 30 dB bedraagt;

e. de woning mag alleen worden gebouwd en gebruikt, indien uit de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt gerealiseerd overeenkomstig de parkeernormen. Voor een vrijstaande woning betekend dit volgens de norm 2,5 parkeerplaatsen;

f. de maximum goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan respectievelijk 6 meter en 10 meter;

g. de maximale inhoud van het hoofdgebouw en het vrijstaande bijgebouw tezamen mag niet meer bedragen dan 1100 m³.

Artikel 6.2.2

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

a. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het erfgebied toegestaan, met dien verstande dat bij vrijstaande woningen geen bijbehorende bouwwerken in één van beide stroken van 3 meter gemeten vanaf de zijdelingse perceelsgrens zijn toegestaan;

b. de maximale inhoud van het hoofdgebouw en het vrijstaande bijgebouw tezamen mag niet meer bedragen dan 1100 m³;

c. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;

d. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;

e. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;

f. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;

g. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.

Artikel 8.1

De voor ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een rioolleiding.

Artikel 8.2.2

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

Artikel 8.2.3

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

PLANREGELS VAN HET BESTEMMINGSPLAN "KERN NIEUWKOOP"

Artikel 15.1

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wegen met een functie van hoofd en buurtontsluiting;

b. groenvoorzieningen;

[…]

d. kunstwerken;

[…]

Artikel 16.1

De voor 'Verkeer Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wegen met een functie voor verkeer en verblijf;

b. groenvoorzieningen;

[…]

d. kunstwerken;

[…]

ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING NIEUWKOOP 2012

Artikel 4:10

1. In deze afdeling wordt verstaan onder:

a. houtopstand: hakhout, een houtwal of een of meer bomen;

b. hakhout: een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

c. lijst van beschermingswaardige houtopstanden: de door het college vastgestelde "lijst beschermingswaardige bomen gemeente Nieuwkoop".

2. In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan: rooien, kappen, verplanten, het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.