Uitspraak 202200533/4/A3


Volledige tekst

202200533/4/A3.
Datum beslissing: 23 maart 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep van:

[appellant], handelend onder de naam [bedrijf], wonend te Beverwijk,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 12 januari 2022 in zaak nr. 21/2612 en 21/2614 in het geding tussen:

[appellant]

en

de burgemeester van Beverwijk.

Procesverloop

[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 12 januari 2022 in zaak nr. 21/2612 en 21/2614.

De burgemeester heeft de vertrouwelijke versies van een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.

Het betreft:

-         Een niet geanonimiseerd Advies LBB incl. bijlagen d.d. 13 juli 2021 (document 15);

-         Een niet geanonimiseerde e-mail d.d. 9 juni 2020 (document 78);

-         Een niet geanonimiseerde Casusomschrijving / aanmelding mogelijk RIEC-casus d.d. 6 december 2016 (document 1).

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellant] exploiteert sinds 1994 [bedrijf] in Beverwijk. Voor het laatst op 17 december 2018 heeft de burgemeester hem daarvoor een exploitatievergunning en een gedoogverklaring verleend. Bij besluit van 16 oktober 2019 is aan het aanhangsel bij de vergunning een nieuwe leidinggevende toegevoegd.

Op 5 september 2019 heeft de Belastingdienst een rapport uitgebracht van een boekenonderzoek met betrekking tot [appellant]. Rond die datum heeft de Belastingdienst het rapport binnen het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (hierna: RIEC) Noord-Holland gedeeld met de burgemeester. Naar aanleiding hiervan heeft de burgemeester bij brief van 10 januari 2020 [appellant] verzocht om een vragenformulier in te vullen in het kader van een onderzoek op grond van de Wet Bibob. [appellant] heeft aan dit verzoek voldaan. Op 9 april 2020 heeft de Justitiële Informatiedienst een uittreksel uit de justitiële documentatie van [appellant] aan de burgemeester toegezonden. Op 30 april 2020 heeft de politie informatie over [appellant] verstrekt. Bij brief van 14 mei 2020 heeft de burgemeester het Landelijk Bureau Bibob gevraagd om advies uit te brengen. Op 13 juli 2020 heeft het Bureau advies uitgebracht. Op 21 juli 2020 heeft het Bureau ambtshalve een kort aanvullend advies uitgebracht.

Op basis van de adviezen van het Bureau heeft de burgemeester zich op het standpunt gesteld dat ernstig gevaar bestaat dat de exploitatievergunning mede zal worden gebruikt om uit strafbare feiten verkregen of te verkrijgen op geld waardeerbare voordelen te benutten en om strafbare feiten te plegen in de zin van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Wet Bibob. Met toepassing van deze bepaling heeft de burgemeester de exploitatievergunning ingetrokken. Hij heeft de vergunning ook ingetrokken omdat [appellant] volgens hem niet meer voldoet aan het vereiste dat hij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mag zijn en omdat intrekking noodzakelijk is in het belang van de openbare orde (artikel 1:6, aanhef en onder b, gelezen in verbinding met artikel 2:28, derde lid, en artikel 1:8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Apv). De burgemeester heeft ook aanleiding gezien om de gedoogverklaring in te trekken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester op goede gronden de exploitatievergunning heeft ingetrokken. De intrekking van de gedoogverklaring is naar het oordeel van de rechtbank geen voor beroep vatbaar besluit.

Verzoek om beperkte kennisname

2.       De burgemeester heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de integrale versies van documenten 15, 78  en 1 kennis zal nemen. De burgemeester beroept zich ten aanzien van het Bibob-advies en de e-mail op artikel 28 van de Wet Bibob. Dit brengt volgens de burgemeester gewichtige redenen met zich die de beperkte kennisname van de gelakte stukken op grond van artikel 8:29 Awb rechtvaardigen. Voorts maakt volgens de burgemeester volledige kennisname van documenten 15, 78  en 1 een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de in dit document genoemde perso(o)n(en).

Wet Bibob

3.       Artikel 28 luidt:

"1. Een ieder die krachtens deze wet de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voorzover een bij deze wet gegeven voorschrift mededelingen toelaat.

2. Het bestuursorgaan dat of de rechtspersoon met een overheidstaak die een advies ontvangt, geeft de daarin opgenomen gegevens niet door, behoudens aan:

a. de betrokkene, uitsluitend voorzover dit noodzakelijk is ter motivering van de naar aanleiding van het advies te nemen beslissing;

(…);

j. de rechter;

(…)."

Beoordeling

4.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

5.       De Afdeling heeft kennisgenomen van de door de burgemeester overgelegde gedingstukken en stelt voorop dat de stukken op de zaak betrekking hebbende stukken zijn. Zij overweegt als volgt.

5.1.    Het enkele feit dat in de Wet Bibob een regeling omtrent geheimhouding is opgenomen, betekent niet zonder meer dat gewichtige redenen aanwezig zijn als bedoeld in artikel 8:29, eerste lid, van de Awb die beperking van de kennisneming rechtvaardigen. Op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb moet ook in dit geval worden beoordeeld of zodanig gewichtige redenen aanwezig zijn dat uitsluitend de bestuursrechter kennis mag nemen van stukken. Bij deze beoordeling dient evenwel gewicht te worden toegekend aan het uit de Wet Bibob blijkende belang bij geheimhouding van die gegevens. (Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 4 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3686).

-         Bibob-advies (document 15)

5.2.    Op grond van artikel 28, eerste lid, van de Wet Bibob is op het Bibob-advies geheimhouding van toepassing en kan het advies op grond van artikel 28, tweede lid, aanhef en onder j, doorgegeven worden aan de rechter. Gelet op het tweede lid, aanhef en onder a, van die bepaling kunnen de stukken ook aan de betrokkene, oftewel [appellant] worden verstrekt, echter uitsluitend voor zover dit noodzakelijk is ter motivering van de naar aanleiding van het advies te nemen beslissing. De besluitvorming is weliswaar op het advies gebaseerd maar niet op de in het advies weggelakte informatie. De uitzondering van artikel 28, tweede lid, aanhef en onder a, van de wet Bibob doet zich derhalve ten aanzien van dit stuk niet voor. Voorts is bij kennisneming van de in het advies weggelakte informatie de persoonlijke levenssfeer van een derde in het geding. De Afdeling is van oordeel dat het belang van de persoonlijke levenssfeer van deze derde in dit geval zwaarder weegt dan het belang van [appellant] om kennis te kunnen nemen van die gegevens. Onder deze omstandigheden is de Afdeling van oordeel dat 8:29 van de Awb in samenhang met artikel 28, eerste lid, van de Wet Bibob aan de verstrekking van de in het advies weggelakte gegevens in deze procedure in de weg staat. Nu deze informatie ook niet aan de besluitvorming ten grondslag ligt, is het verdedigingsbeginsel in deze procedure niet in geding.

-         E-mail en Casusomschrijving (document 78) / aanmelding mogelijk RIEC-casus (document 1)

5.3.    Voor zover verder in de andere stukken persoonsgegevens van derden zijn weggelakt, is de Afdeling van oordeel dat het belang van de persoonlijke levenssfeer van deze derden in dit geval zwaarder weegt dan het belang van [appellant] om kennis te kunnen nemen van die gegevens met inachtneming van het verdedigingsbeginsel.

6.       De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek toe.

Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier.

Het lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

w.g. Ley-Nell
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2022