Inleiding: slagkracht en vertrouwen

Grote en urgente opgaven

Het jaar 2022 kenmerkte zich door het veelvuldig gebruik van het woord ‘crisis’. Zowel internationaal als binnen onze landsgrenzen staat de overheid voor urgente opgaven. De Russische agressieoorlog tegen Oekraïne heeft grote geopolitieke gevolgen en leidt tot intensievere samenwerking binnen Europa en tot nieuwe defensie-inspanningen. Voor de burgers in eigen land zijn de sterk verhoogde energieprijzen en de inflatie direct merkbare gevolgen. De acute vraagstukken in het ruimtelijk domein rond landbouw, stikstof en woningbouw worden ook als crises omschreven. Ondertussen is de samenleving nog nauwelijks bijgekomen van de coronapandemie, is de schade door de aardbevingen in Groningen nog niet hersteld en worstelen zowel burgers als overheid met de effecten van het drama van de kinderopvangtoeslagen. Dit komt allemaal boven op de reguliere taken van de overheid. Die staat dan ook zichtbaar onder druk.

De maatschappelijke opgaven zijn niet alleen urgent, maar ook ingewikkeld. Deze complexiteit vloeit voort uit de samenhang van vraagstukken die vaak op elkaar inwerken, zoals binnen het ruimtelijk domein. Maar ook uit soms nodeloos ingewikkelde regelgeving die te weinig rekening houdt met de vraag of beleid wel kan worden uitgevoerd en of burgers kunnen begrijpen en doen wat van ze wordt gevergd.Lees meer over voetnoot 1 Het wordt er bovendien niet eenvoudiger op om overheidstaken adequaat uit te voeren als er in alle delen van de arbeidsmarkt tekorten zijn. De overheid heeft daar ernstig last van, net als veel maatschappelijke sectoren. Er moet veel gebeuren, terwijl de druk op de publieke sector en de mensen die daarin werken, toeneemt.Lees meer over voetnoot 2

Samenspel binnen de overheid

De druk op de publieke sector vraagt veel van het samenspel tussen de verschillende overheden: rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. Daarnaast zal, zowel ambtelijk als politiek, intensief moeten worden afgestemd tussen beleidsmakers, wetgevers en uitvoerders, die vaak in een veel te laat stadium worden betrokken bij wat zij uiteindelijk moeten waarmaken. Ook is het van belang een koppeling naar de rechtspraak te maken. Rechters gaan niet over overheidsbeleid en maken geen wetten, maar hun kennis van en ervaring met hoe wetten en overheidsmaatregelen in de praktijk uitwerken, kan systematischer worden teruggekoppeld naar regering en parlement. Zo kan een ‘lerende’ overheid slagvaardiger worden.Lees meer over voetnoot 3

Dit alles vraagt erom de afzonderlijke beleidsterreinen niet verkokerd te bezien, maar zoveel mogelijk in samenhang. Er moeten immers keuzes worden gemaakt in de aanwending van middelen en menskracht. Voorkomen moet worden dat gebrekkig samenspel tussen overheden onderling, maar ook tussen politiek, bestuur en rechtspraak, ertoe leidt dat de aanpak van maatschappelijke problemen helemaal niet of veel later dan noodzakelijk, van de grond komt.

Verwachtingen en keuzes

Niet alles kan en zeker niet tegelijkertijd. Wie dat wel verwacht, komt bedrogen uit. Niet alleen kunnen maatschappelijke opgaven dan slechts halfslachtig worden aangepakt, maar ook het vertrouwen in de overheid wordt erdoor ondergraven. De overheid moet realistische perspectieven bieden, geen luchtspiegelingen. Niet méér beloven dan je kan waarmaken is voor de overheid misschien nog wel belangrijker dan voor ieder ander. Beloften moeten zich richten op wat haalbaar is, niet op wat wenselijk is. Een overheid die meer belooft dan nakomt of waarmaakt, ondermijnt zelf het toch al kwetsbare vertrouwen.Lees meer over voetnoot 4

Dat betekent dus het beteugelen van te grote verwachtingen en een goede inschatting van het eigen ‘doenvermogen’: wat kan de overheid wel en wat kan zij niet? Welke soms pijnlijke keuzes moeten daarbij worden gemaakt? Belangrijk is ook dat niet alleen de verantwoordelijkheid en mogelijkheden van de overheid in kaart worden gebracht, maar ook die van maatschappelijke organisaties, private partijen en van individuele burgers zelf. Om die te kunnen aanspreken is het noodzakelijk dat diezelfde overheid kaders stelt en structuur biedt.

Slagvaardig handelen betekent keuzes maken en deze consequent uitvoeren. Dat zijn politieke keuzes in wat wel en wat niet te doen. Die hangen niet alleen maar samen met politieke en maatschappelijke wenselijkheid, maar ook met de reikwijdte en effectiviteit van het arsenaal van de overheid (wetgeving, normering, financiële middelen). En in toenemende mate ook met de beschikbare capaciteit binnen het ambtelijk apparaat, binnen uitvoeringsdiensten en bij decentrale overheden. Waar de overheid een taak heeft (aanvaard), moet er gehandeld worden. Tijdig en adequaat.

Tegelijkertijd vergt slagvaardig handelen dat, waar mogelijk, de tijd wordt genomen om problemen te analyseren en oplossingen te verkennen. Zonder een samenhangend beeld van hoe de samenleving in de toekomst zal (moeten) functioneren, is dit lastig.Lees meer over voetnoot 5 Dat beeld is vooral nodig om te voorkomen dat de overheid te zeer incident-gedreven acteert, in plaats van planmatig. Voor overheidsbeleid dat gedragen wordt, zijn een duidelijke en kenbare route op weg naar het doel en een transparante en zorgvuldige weging van alle betrokken belangen essentieel. Een vaste koers dus waarin beleid effectief en toekomstbestendig is, gevolgen voor de langere termijn zijn doordacht en wetgeving daadwerkelijk wordt uitgevoerd en gehandhaafd. Burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties mogen dat ook van de overheid verlangen, opdat zij hun gedrag en beslissingen daarop kunnen afstemmen.Lees meer over voetnoot 6

Overheidskeuzes zullen en kunnen nooit iedereen tevredenstellen. Er zullen altijd situaties blijven bestaan die als individueel onrecht worden ervaren en die de overheid niet kan herstellen of verhelpen. Ook zal beleid dat als gevolg van nieuwe inzichten is gewijzigd, vaak de vraag oproepen of daartoe niet eerder had moeten worden overgegaan. Dat betekent echter nog niet dat zulke op zichzelf te begrijpen gevoelens altijd moeten leiden tot onverplichte tegemoetkomingen of ‘compensaties’. Ook dat schept immers verwachtingen en is op de lange duur niet vol te houden. De overheid kan niet ieder leed of ongenoegen in de samenleving dragen. Bovendien legt zo’n compensatiecultuur een groot beslag op de financiële en personele slagklacht van de overheid.

Slagvaardig binnen de rechtsstaat

Gebrek aan slagkracht ondermijnt het geloof in wat de overheid vermag en ondermijnt daarmee het vertrouwen. Dat vertrouwen is de grondslag van onze democratische rechtsstaat. Rafelt dat, dan rafelt ook de rechtsstaat.Lees meer over voetnoot 7 Maar de overheid kan niet slagvaardigheid koste wat het kost nastreven. Slagvaardig handelen gebeurt dus binnen de kaders van de rechtsstaat. De overheid is zelf ook – en wel als eerste – gebonden aan de rechtsstatelijke kaders en verplichtingen.

Zo moet de overheid zich onder meer rekenschap geven van de juridische context waarbinnen afwegingen moeten worden gemaakt. Bij verschillende grote maatschappelijke opgaven bepalen bijvoorbeeld Europese wetgeving en andere internationale normen het speelveld van het Nederlands beleid. Zo zijn veel normen die de landbouw raken, gebaseerd op Europese regelgeving. Internationale verdragen en Europese regels stellen ook eisen aan de opvang van asielzoekers. Doelstellingen om de klimaatverandering tegen te gaan die zijn vastgelegd in de Europese Klimaatwet, moeten net als verplichtingen die voortvloeien uit internationale verdragen, worden geïmplementeerd in nationale regels en beleidsplannen. Nederland maakt deel uit van een internationale rechtsorde en dat is niet vrijblijvend. Op verschillende terreinen heeft ons land zich gebonden aan internationale afspraken die de nationale beleidskeuzes begrenzen.Lees meer over voetnoot 8

Slagvaardig handelen betekent dus ook dat deze Europees- en internationaalrechtelijke context tijdig in het beleid wordt verdisconteerd. De juridische grenzen moeten eerlijk onder ogen worden gezien. Als daarover onduidelijkheid bestaat, kunnen burgers de rechter vragen daarover een uitspraak te doen. Soms is het de vraag of hoger beroep door de overheid slechts wordt ingezet om tijd te winnen. Dat zou rechtsstatelijk kwestieus zijn. Omgekeerd is het niet (willen) onderkennen van juridische gevolgen en beleid al dan niet via ‘geitenpaadjes’ laten voortbestaan totdat de Europese Commissie of de rechter daaraan een halt toeroept,Lees meer over voetnoot 9 eveneens uit rechtsstatelijk oogpunt bezwaarlijk en kwetsbaar voor het vertrouwen in zowel de overheid als de rechter.