Algemene verordening gegevensbescherming

Digitalisering werkprocessen en AVG

De vele projecten die in 2022 zijn gestart om de werkprocessen van de Raad van State (verder) te digitaliseren, zijn verantwoord uitgevoerd vanuit het oogpunt van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Gegevensbescherming heeft een bestendige plek in de organisatie, en door middel van bestaande processen en overlegstructuren heeft dit voortdurend de aandacht. Om te waarborgen dat tijdig maatregelen worden getroffen om steeds aan de eisen van de AVG te blijven voldoen, wordt – vanwege de verwevenheid van gegevensbescherming met informatiebeveiliging en archivering – nauw samengewerkt tussen de verschillende functionarissen van de Raad van State die in deze vakgebieden werkzaam zijn. Digitalisering vraagt ook om onverminderde aandacht onder medewerkers voor het belang van een zorgvuldige omgang met informatie in zijn algemeenheid, en gegevensbescherming in het bijzonder. In 2022 is in de organisatie een programma uitgevoerd om het bewustzijn op dit gebied bij iedereen nog verder te verhogen en de kennis te vergroten. In 2022 zijn er 44 meldingen van mogelijke datalekken ontvangen, waarvan in 33 gevallen daadwerkelijk sprake was van een datalek. In één geval is melding gedaan bij de Autoriteit Persoonsgegevens. In vijf gevallen zijn betrokkenen geïnformeerd.

AVG-commissie

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak is als verwerkingsverantwoordelijke verantwoordelijk voor het verwerken van persoonsgegevens bij de afhandeling van (hoger) beroepszaken door de Afdeling bestuursrechtspraak en behandelt klachten daarover. In de Regeling verwerking persoonsgegevens bestuursrechtelijke colleges is vastgelegd dat een commissie advies uitbrengt over ingediende klachten. In 2022 hoefde de commissie geen advies uit te brengen aan de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak. Zij heeft één advies uitgebracht aan het gerechtsbestuur van de Centrale Raad van Beroep. In die zaak ging het om een verzoek van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad (PG) naar aanleiding van een verzoek van betrokkene om een onderzoek te doen naar een gedraging van een raadsheer bij de Hoge Raad om het klachtdossier toe te sturen. Daarop had het gerechtsbestuur het volledige AVG-klachtdossier aan de PG toegezonden. De commissie was van oordeel dat het gerechtsbestuur van de Centrale Raad van Beroep bij de PG had moeten navragen in het kader van welke procedure hij zijn verzoek had gedaan en welke gegevens hij verlangde. Het gerechtsbestuur had verder nagelaten om betrokkene op grond van artikel 15, eerste lid, AVG over de doorzending te informeren.