Ontwikkelingen in de Algemene kamer

In 2021 heeft de Algemene kamer weer een groot aantal uitspraken gedaan waarvan sommige op grote publieke belangstelling mochten rekenen. De hieronder uitgelichte zaken gaan over de onderwerpen PAS-meldingen, deskundige in gaswinningsschade, openbaarmaking van documenten, en schadevergoedingen.

PAS-meldingen

Tussen 2015 en 2019 was op grond van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) voor activiteiten met een beperkte stikstofuitstoot geen vergunning nodig. Bedrijven konden met een melding volstaan. De milieuorganisatie MOB vroeg de minister om alle PAS-meldingen die in deze periode zijn gedaan, openbaar te maken om zo een volledig beeld te krijgen van de stikstofuitstoot. De minister heeft zo’n 3.500 meldingen openbaar gemaakt, met uitzondering van de locatiegegevens. De rechtbank oordeelde dat de minister ook de locatiegegevens van de bedrijven openbaar moest maken. Tegen die uitspraak kwamen de minister en LTO Noord in hoger beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde op 27 januari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:153) dat de gevraagde locatiegegevens niet alleen milieu-informatie, maar in het bijzonder ook emissiegegevens zijn. Dit is belangrijk, omdat de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) in vergelijking met andere soorten informatie minder mogelijkheden biedt om het verstrekken van milieu-informatie te weigeren, in het bijzonder bij emissiegegevens. De Wob heeft namelijk als doel om zoveel mogelijk informatie openbaar te maken over (stikstof)uitstoot in het milieu. Daarom bepaalt de Wob bijvoorbeeld dat als om emissiegegevens wordt gevraagd, de privacy van belanghebbenden geen rol mag spelen bij de beslissing om deze openbaar te maken. De minister had in dit geval ten onrechte wel rekening gehouden met de privacy van belanghebbenden en de emissiegegevens mede om die reden geweigerd. De minister hoeft emissiegegevens niet openbaar te maken als de veiligheid van bedrijven daardoor in het geding komt of als daarmee sabotage wordt voorkomen. Maar volgens de Afdeling bestuursrechtspraak moeten daar dan wel concrete aanknopingspunten voor zijn. Ten aanzien van de tien bedrijven waar het in deze uitspraak om gaat, is hiervan niet gebleken. Het gevolg van de uitspraak was dat de minister de gevraagde locatiegegevens van deze tien agrarische bedrijven openbaar moet maken. De uitspraak heeft na het verslagjaar een vervolg gekregen in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 19 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:128). Daarin heeft de Afdeling bestuursrechtspraak bevestigd dat de bedrijfsadresgegevens openbaar moeten worden gemaakt.

Benoeming deskundige in zaak over Groningse gaswinningsschade

Bij de Afdeling bestuursrechtspraak zijn verschillende zaken aanhangig over besluiten van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG). Deze zaken gaan over het (niet) toekennen van schade die veroorzaakt wordt door de gaswinning in Groningen. In een tussenuitspraak van 24 februari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:374) heeft de Afdeling bestuursrechtsprak haar vaste adviseur, de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB), gevraagd onderzoek te doen naar de oorzaak van een aantal schades aan een woning in Meedhuizen. Het systeem van vergoeding van schade als gevolg van de gaswinning houdt in dat er bij gestelde schade van wordt uitgegaan dat de schade is veroorzaakt door de gaswinning, tenzij het IMG aan de hand van een adviesrapport aantoont dat er voor de schade evident en aantoonbaar een andere oorzaak is dan de gaswinning. In dit geval was er zo’n rapport, maar de bewoner van de woning had een tegenrapport laten opstellen. De StAB moet nu onderzoeken met een hoge mate van zekerheid of is vast te stellen of de tien schades en de schade aan de fundering van de woning een andere oorzaak hebben dan gaswinning. Het verslag van de StAB wordt in het voorjaar van 2022 verwacht. Op basis daarvan zal de Afdeling bestuursrechtspraak het onderzoek voortzetten.

Wob verzoeken coronadocumenten

Bij de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is een groot aantal verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur ingediend over de coronacrisis en de bestrijding ervan. De uitspraak van 20 oktober 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2346) gaat over drie verzoeken die NOS en NTR hadden ingediend. Deze verzoeken hadden betrekking op bijna 25.000 coronadocumenten. Naast deze verzoeken waren bij het ministerie nog zo’n 240 gelijksoortige verzoeken ingediend. In totaal ging het hierbij om ongeveer 1,8 miljoen documenten over corona. De minister had niet binnen de wettelijke termijn een beslissing genomen op de verzoeken van de NOS. De Afdeling bestuursrechtspraak vindt dit begrijpelijk vanwege het grote aantal verzoeken en documenten, maar is van oordeel dat de minister te laat de ernst van de gebrekkige voortgang is gaan inzien. Door zo te handelen is onvoldoende rekening gehouden met het feit dat de coronapandemie heeft geleid tot ingrijpende maatregelen voor burgers en ondernemingen en tot hevige maatschappelijke discussies. De Afdeling bestuursrechtspraak stelt de datum waarop de minister alsnog op de verzoeken moet beslissen op 30 november 2021. Bij overschrijding van deze termijn, moet de minister een dwangsom betalen. Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak is het niet in strijd met de Wet openbaarheid van bestuur dat besluitvorming plaatsvindt in deelbesluiten, als de volledige besluitvorming maar is voltooid binnen de wettelijke termijn.

Vergoeding van schade die asielzoekster na uitzetting naar Rusland heeft geleden

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in een uitspraak van 3 november 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2440) beslist dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een Russische vrouw schadevergoeding moet betalen nadat zij naar Rusland werd uitgezet en daar werd gearresteerd, vastgezet, mishandeld en verkracht. De vrouw had asiel gevraagd, maar de staatssecretaris had dat verzoek afgewezen. Dat besluit was zowel door de rechtbank als de Afdeling bestuursrechtspraak beoordeeld en rechtmatig geacht. De Afdeling bestuursrechtspraak is van oordeel dat als de bestuursrechter een uitspraak heeft gedaan en een besluit waarbij een asielaanvraag is afgewezen als rechtmatig is beoordeeld, er in beginsel geen recht op schadevergoeding bestaat. In dit bijzondere geval ligt dat anders, omdat de vrouw direct na haar uitzetting in Rusland is vastgezet, mishandeld en verkracht, terwijl zij op dat risico in haar asielaanvraag had gewezen. Achteraf is dus gebleken dat de staatssecretaris dat risico, dat zich meteen na uitzetting heeft voorgedaan, verkeerd heeft ingeschat. De rechtbank moet nu een oordeel geven over de hoogte van de schade.

Schadevergoeding voor Stints

In een uitspraak van 22 december 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2899) was het besluit van de minister van Infrastructuur en Waterstaat aan de orde om – na het ernstige ongeval in Oss in 2018 – de aanwijzing van een voertuig met de naam Stint in te trekken. Deze voldeed niet (langer) aan de wettelijke eis dat de toelating tot het verkeer op de weg overeenstemt met de doeleinden van het verzekeren van de veiligheid op de weg en het beschermen van weggebruikers en passagiers. De minister had in 2011 de Stint niet mogen aanwijzen voor toelating op de weg, omdat de technische keuring van de Stint volstrekt onder de maat is geweest. Met het intrekkingsbesluit komt de minister terug op de aanwijzing. Daarom moet de minister aan de gebruikers van de Stint schadevergoeding betalen. De fabrikant van de Stint heeft recht op een gedeeltelijke vergoeding van de schade die hij heeft geleden. De uitspraak ziet alleen op het type Stint met een maximum snelheid van 15 km/uur en een elektromotor van 800 watt, omdat de aanwijzing in 2011 alleen op die categorie Stints betrekking had. Maar de Afdeling bestuursrechtspraak roept de minister op om in overleg te treden met gebruikers van andere typen Stints, die zonder dat zij dat konden weten jarenlang hebben deelgenomen aan het verkeer met Stints die niet voor toelating op de weg waren aangewezen.