Tot slot: een steviger plek voor de burger in de internationale rechtsorde

Waar velen in West-Europa na meer dan zeven decennia van vrede en welvaart hoopten dat de internationale rechtsorde deze als vanzelf zou bewaren, heeft het ongekende oorlogsgeweld in Oekraïne ons hard wakker geschud. De oorlog stelt de opgebouwde internationale rechtsorde sterk op de proef en toont tegelijkertijd aan dat een robuuste internationale rechtsorde van levensbelang is om onze veiligheid te garanderen. In dat licht is het bemoedigend dat staten wereldwijd grote eensgezindheid laten zien in hun afwijzing van het militair optreden van Rusland en gaan staan voor het belang en de waarden van de internationale rechtsorde.Lees meer over voetnoot 1

Zoals hiervóór beschreven, staat deze rechtsorde voor méér. Samenwerking op internationaal niveau is ook cruciaal om de grote maatschappelijke opgaven van vandaag het hoofd te kunnen bieden, onder meer op het terrein van klimaat, volksgezondheid en digitalisering. Ook hebben internationale afspraken en verdragen betekenis in ons dagelijks leven. Voor burgers zijn essentiële zaken als de vrije uitoefening van fundamentele rechten, gegarandeerde rechtsbescherming, rechtszekerheid, economische vrijheden en consumentenrechten vanzelfsprekend. Niet vergeten mag worden dat wij deze verworvenheden in belangrijke mate te danken hebben aan het feit dat daarover op internationaal niveau afspraken zijn gemaakt. Zij hebben dus eerder baat bij een versterking en verbetering van de internationale rechtsorde, dan bij een stap terug, als die al realistisch zou zijn.

Dat ontneemt echter niemand het recht om kritisch te zijn. Er is zeker kritiek mogelijk op de effectiviteit en opbrengsten van internationale samenwerking. Net als op nationaal niveau, staat of valt samenwerking immers met het bijeenbrengen en behartigen van een veelheid aan soms tegengestelde belangen. Omdat die belangen op internationaal niveau nog talrijker zijn en meestal nog verder uit elkaar liggen dan op nationaal niveau, kan dat lastig en moeizaam gaan.

Het is eenzijdig alleen maar lovend te zijn over de verworvenheden van internationale samenwerking en geen oog te hebben voor de keerzijde van mondialisering. Waar de happy few de wereld (kunnen) omarmen, is dat voor andere groepen burgers niet of veel minder vanzelfsprekend. Zij kunnen een gevoel van verlorenheid ervaren. Voor een aantal zijn de bedreigingen zelfs reëel, bijvoorbeeld omdat het openstellen van ons land hun sociale positie en zekerheid aantast. Als alleen handel en zakelijke belangen door internationale afspraken en verdragen goed worden beschermd, komen gewone burgers er te bekaaid vanaf. De internationale rechtsorde is minder ontwikkeld, waar het gaat om de bevordering van sociale rechten en de bescherming van de positie van werknemers. Dergelijke kritiek en zorgen zijn terecht en zouden regering en parlement moeten aansporen de internationale rechtsorde op deze punten te versterken.

De tendens lijkt echter soms een andere te zijn. Afspraken en verdragen die Nederland willens en wetens en geheel vrijwillig heeft gesloten worden soms in twijfel getrokken. In het publieke domein wordt de internationale rechtsorde regelmatig beschouwd als een à la carte restaurant. Wat bevalt, wordt geconsumeerd; wat niet bevalt wordt ontkend, genegeerd of betwist. Net zo bezwaarlijk is het geframede misverstand dat internationale afspraken en verdragen ten koste gaat van onze nationale soevereiniteit. Het miskent dat statelijke soevereiniteit ook impliceert dat een staat welbewust ervoor kiest in grotere, vrijwillig aangegane verbanden bevoegdheden te delen, omdat daarmee de belangen van zijn eigen burgers juist beter worden gediend.

Zo’n ambivalente, soms zelfs wantrouwende houding doet het belang en de waarde van de internationale rechtsorde geen recht en kan het draagvlak ervoor onder burgers ondergraven.

In dat draagvlak moet juist worden geïnvesteerd. Onze internationale rechtsorde moet niet alleen worden gedragen, maar ook worden uitgedragen. Zeker omdat veel burgers een afstand ervaren. De internationale rechtsorde is niet alleen vóór, maar ook ván hen. Het is niet genoeg burgers het belang ervan uit te leggen; aan hen moet ook daadwerkelijk een stem worden gegeven. Veel internationale organisaties kennen weliswaar een volksvertegenwoordiging of een parlementaire assemblee, waarin nationale volksvertegenwoordigers zitting hebben. Maar deze verrichten hun werk vaak in betrekkelijke onzichtbaarheid, zodat burgers lastig zicht krijgen op wat in die fora wordt besproken en beslist.

Waar een kleine groep burgers zijn stem nog direct zal laten horen door bij deze fora fysiek aanwezig te zijn, zal voor de overgrote meerderheid de internationale rechtsorde ‘ver van het bed’ blijven. De stem van burgers moet dan ook vooral worden gehoord via de reguliere democratische structuren, in het bijzonder via hun volksvertegenwoordigers in het parlement.

Hier ligt een taak voor regering en parlement. Een taak die ook raakt aan de in artikel 90 van de Grondwet vervatte opdracht aan de Nederlandse regering om de ontwikkeling van de internationale rechtsorde te bevorderen. Vanuit een doelstelling van buitenlandse politiek, maar ook vanuit een streven naar inbedding van onze constitutionele orde in een meer omvattende orde van vrede en vrijheid. De grondwettelijke opdracht impliceert onder meer dat de internationale rechtsorde en de richting waarin deze zich moet ontwikkelen, onderwerp van debat moeten zijn. Niet de dagkoersen moeten de toon van dat debat bepalen, maar de intrinsieke overtuiging van wat ‘wij’ – politiek en samenleving – met samenwerking in de internationale rechtsorde willen nastreven.

Alleen wanneer de fundamentele waarden en grondbeginselen van de internationale rechtsorde duidelijk zijn, kunnen burgers een goed beeld krijgen waarom Nederland ervoor kiest daarvan onderdeel te zijn. Daarom moet ook helder zijn dat daarbij hoort dat staten hun soevereiniteit bundelen, waarmee de vrijheid wordt ingeperkt om op bepaalde terreinen volledig zelfstandig de koers te bepalen. Daarmee is onlosmakelijk verbonden dat staten zich ook aan die afspraken houden. Pacta sunt servanda, óók als internationale afspraken of verdragen niet alleen maar zichtbare voordelen kennen.

Pas dan kunnen burgers ‘taxeren’ wat deze rechtsorde in abstracto betekent en hun concreet oplevert of kost. Daarbij hoort, tot slot, dat de voordelen van internationale samenwerking zichtbaar en tastbaar worden gemaakt en dat tegelijkertijd de keerzijde ervan niet wordt verhuld of veronachtzaamd. Dit laatste verlangt niet alleen begrip voor de zorgen en angsten onder burgers, maar houdt ook de opdracht in om te investeren in de internationale rechtsorde en deze te laten werken voor alle burgers.

Dit is geen panacee, maar met een volledig en ondubbelzinnig verhaal over de waarden van internationale samenwerking én de gevolgen ervan voor burgers is al een wereld gewonnen.