Ontwikkelingen in de Omgevingskamer
De Omgevingskamer heeft in 2024 2.507 uitspraken gedaan over zeer uiteenlopende onderwerpen. Net zoals in de voorgaande jaren zijn de belangrijkste thema’s: wonen en werken, infrastructuur en energietransitie en natuurbescherming. Dit jaar had de Omgevingskamer, maar nog zeer beperkt, voor het eerst te maken met de Omgevingswet die op 1 januari 2024 van kracht werd.
Omgevingswet en overgangsrecht
Op 1 januari 2024 werd na een wetgevingsproces van meer dan tien jaar de Omgevingswet van kracht. Dit is een majeure en fundamentele stelselwijziging waarop de Omgevingskamer van de Afdeling bestuursrechtspraak zich jaren heeft voorbereid. Maar aan het eind van 2024 waren er nog maar weinig zaken binnen ‘onder de nieuwe Omgevingswet’ en is op de valreep één uitspraak gedaan onder de Omgevingswet (uitspraak van 18 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5222). In deze eerste zaak is het toetsingscriterium goede ruimtelijke ordening vervangen door het nieuwe criterium evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Inhoudelijk waren van groot belang de uitspraken over het overgangsrecht. Het overgangsrecht bij de Omgevingswet is niet altijd even duidelijk en bovenal in bepaalde gevallen zeer complex. Daarom heeft de Afdeling bestuursrechtspraak meerdere uitspraken gedaan (27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1174, 17 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1529, en 3 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2645) waarin met ‘overwegingen ten overvloede’ voor de rechtspraktijk duidelijk is gemaakt hoe naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak het overgangsrecht in elkaar zit. Daarbij heeft zij gebruikgemaakt van persberichten en daarbij behorende stroomschema’s, die door de rechtspraktijk positief zijn ontvangen. Deze stroomschema’s staan op de website van de Raad van State.
De komende jaren zullen meer en meer uitspraken worden gedaan onder de Omgevingswet. Aan deze zaken wordt zo nodig voorrang gegeven als daaraan vanuit de rechtspraktijk behoefte is, bijvoorbeeld als uitspraken van rechtbank uit elkaar lopen.
Wonen en werken
De behoefte aan woningen in Nederland is groot en het tekort aan woningen wordt in zijn algemeenheid als een groot maatschappelijk probleem ervaren. Vanwege de lange doorlooptijden van de procedures bij de Afdeling bestuursrechtspraak en de negatieve maatschappelijke gevolgen daarvan, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak er in 2024 voor gekozen om bij wijze van uitzondering één bepaalde categorie zaken voorrang te geven. Zaken over plannen en over vergunningen voor twaalf woningen of meer krijgen vanaf juli 2024 prioriteit. Deze zaken worden met voorrang voorbereid en op zitting gebracht. Een speciaal team van staatsraden en juristen behandelt deze woningbouwzaken. Doel van het project is om vóór 1 juli 2025 zaken op zitting te behandelen die in totaal over ongeveer 65.000 woningen gaan. Op de website van de Raad van State worden resultaten van het project weergegeven. Het project is inmiddels goed op stoom.
In deze zaken vragen appellanten over het algemeen aandacht voor de wijziging van de bestaande woonsituatie, zoals aantasting van uitzicht en privacy. Ook verkeersontsluiting, parkeerdruk en verenigbaarheid met andere bestemmingen en functies, zoals nabijgelegen bedrijven en natuurgebieden, zijn terugkerende onderdelen. Net zoals verleden jaar was eveneens vaak de vraag of planregels met open normen aanvaardbaar zijn; dit ook met het oog op de mogelijkheden onder de Omgevingswet. Opvallend in de uitspraken van 2024 is dat in meerdere zaken duidelijk wordt dat met name woningbouwplannen gevolgen kunnen hebben voor bestaande bedrijvigheid en dat daarover een standpunt moet worden ingenomen door de planwetgever, de gemeenteraad. Zo zijn over het Hamerkwartier in Amsterdam-Noord twee uitspraken gedaan (op 13 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1048, en op 5 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2324), waarin expliciet de vraag aan de orde was of de woningbouwontwikkeling wel in voldoende mate was afgestemd op de bestaande bedrijvigheid. De Afdeling bestuursrechtspraak vernietigde de bestemmingsplannen ‘Exclusiva Hamerkwartier’ en ‘Draka Terrein Hamerkwartier’. De gemeente Amsterdam wil het Hamerkwartier in Amsterdam-Noord in de komende jaren transformeren van een bedrijventerrein tot een woon- en werkgebied, maar de gemeente had geen goed beeld gegeven van de veiligheidsrisico’s vanwege de bestaande bedrijven.
In dezelfde lijn ligt de uitspraak van 27 november 2024 over het bestemmingsplan ‘Beurskwartier 1’, dat gaat over een stadswijk in Utrecht aan de kant van het Jaarbeurscomplex, direct naast het Centraal Station, met maximaal 3.384 woningen (ECLI:NL:RVS:2024:4871). De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt hierin dat de gemeenteraad in het bijzonder nog aan de slag moet met geluidsonderzoeken. Er is geen volledig beeld van de zogenoemde cumulatieve geluidsbelasting in het hele gebied. Zo is het geluid van de Jaarbeurshallen en het weg- en railverkeer niet goed in beeld gebracht. Daarnaast wordt niet duidelijk of de exploitatie van een parkeergarage en een parkeerterrein, alsmede het laden en lossen kunnen worden voortgezet als er direct in de buurt nieuwe woningen komen. Andere bezwaren, zoals over de bereikbaarheid en het parkeren, slagen niet omdat regulier parkeren in het gebied niet mogelijk wordt gemaakt, toekomstige bewoners geen parkeervergunning krijgen en in het gebied en daaromheen betaald parkeren geldt.
Natuurbescherming en salderen
De meest spraakmakende uitspraken in 2024 hebben betrekking op het natuurbeschermingsrecht en gaan over het intern salderen: uitspraken van 18 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4923 en ECLI:NL:RVS:2024:4909. In deze uitspraken heeft de Afdeling bestuursrechtspraak bepaald dat de rechtspraak over het intern salderen wijzigt bij de beoordeling van de gevolgen van projecten voor de natuur. In de kern komt het erop neer dat intern salderen niet meer mag worden betrokken in de zogenoemde ‘voortoets’, dus bij de vraag of een natuurvergunning voor een project nodig is. Intern salderen mag wel worden betrokken bij de vraag of een natuurvergunning voor een project kan worden verleend en wordt daarbij qua aanpak gelijkgesteld met extern salderen. De mogelijkheden voor het intern salderen worden hierdoor beperkt. De Afdeling bestuursrechtspraak wijzigt met deze uitspraken haar eerdere uitspraken en heeft hier vanwege de complexiteit ook gekozen voor het publiceren van een stroomschema dat bij het persbericht hoort.
Het nieuwe beoordelingskader is direct van toepassing en heeft gevolgen voor alle lopende en toekomstige vergunningsprocedures. Maar het heeft ook gevolgen voor activiteiten die tussen 1 januari 2020 en 1 januari 2025 met toepassing van intern salderen zijn gerealiseerd en waarvoor op grond van het oude beoordelingskader geen natuurvergunning nodig was. Wel geeft de Afdeling bestuursrechtspraak voor deze gevallen een overgangsregeling tot 1 januari 2030. Gedurende vijf jaar kunnen provincies in beginsel niet handhaven tegen het voortzetten van deze activiteiten zonder natuurvergunning. Deze periode kan het bedrijf gebruiken om te bepalen of voor het voortzetten van de activiteit een natuurvergunning nodig is, of om de activiteiten aan te passen.