Uitdagingen voor de democratie
Tegen de achtergrond van het veranderende politieke landschap en het risico van betekenisverschuiving in de richting van een minimale opvatting van democratie, kunnen verschillende uitdagingen worden onderkend. De democratie ontmoet druk vanuit vier verschillende richtingen: van binnenuit, van buitenaf, van onderop en van bovenaf.
De druk van binnenuit hangt samen met de democratische eis dat iedereen het recht heeft om te streven naar politieke machtsvorming. De vraag is evenwel of dit recht onbegrensd is of dat het democratisch bestel zich mag, kan en wellicht zelfs moet verdedigen tegen ondemocratische stromingen die met gebruikmaken van democratische structuren naar politieke macht streven om de democratische grondslagen te ondergraven; de zogenoemde democratische paradox. Een voorbeeld van druk van buitenaf is de verspreiding van desinformatie en buitenlandse beïnvloeding van verkiezingsprocessen en politieke besluitvorming. Druk van onderop kan zich voordoen door ondermijnende activiteiten of onverschilligheid van burgers die vooral op het eigenbelang zijn gericht, dan wel door het afhaken van burgers die gefrustreerd raken door de gebrekkige slagkracht van de overheid of het onbegrip voor hun omstandigheden. Ten slotte kan druk van bovenaf ontstaan door het ontbreken of onvoldoende zichtbaar zijn van moreel en rechtsstatelijk leiderschap tegenover de juist wel zichtbare pretenties van autocratische leiders.
De uitdaging die de democratie door deze druk op alle vier fronten ook in Nederland tegemoetziet, vraagt om richtinggevende antwoorden. Daarbij moet de eigen aard van onze democratie in ogenschouw worden genomen. Die verschilt van die in andere staten doordat de bepalende politieke en maatschappelijke ontwikkelingen die hun systeem hebben bepaald, uiteenlopen. Verder moet niet alleen worden gedacht aan harde waarborgen zoals de grondwettelijke opdracht om regelmatig verkiezingen te houden.[28] Andere, ‘zachtere’ aspecten spelen ook een vitale rol. Te denken valt aan enkele fundamentele ongeschreven spelregels of informele normen die in acht moeten worden genomen: wederzijdse tolerantie, dat wil zeggen politieke tegenstanders als legitieme opponenten beschouwen, en institutionele terughoudendheid, waarmee bedoeld wordt de zelfbeperking in het uitoefenen van wat mogelijk is binnen een bevoegdheid.[29] Het naleven van deze normen vormt een belangrijke verklaring voor het succes van sterke en stabiele democratieën.[30]
[28] Artikelen 52 en 53 Grondwet.
[29] S. Levitsky & D. Ziblatt, How Democracies Die, New York: Crown 2018, p. 101-102, 106.
[30] Vgl. S. Levitsky & D. Ziblatt (2018), p. 100, 213.
Het politieke domein
De invloed van politici op het kiezersgedrag valt niet te onderschatten.[31] Zij beïnvloeden de kiezers zowel in negatieve als in positieve zin. Het is dan ook in de eerste plaats aan hen om de democratische beginselen te verdedigen en uit te dragen, kortom: een democratisch ethos te laten zien. Democratie is een historisch ontwikkelde gedragscode en een proces van voortdurend in de praktijk leren; zij vormt dus een traditie.[32] Die traditie heeft in zichzelf de betekenis van kunnen omgaan met politiek conflict, om zo meningsverschillen en onenigheden te ordenen en volgens regels te beslechten. In de parlementaire democratie van ons land geeft deze traditie politici een opdracht om open debat en compromisvorming mogelijk te maken, zowel binnen als buiten de regering en volksvertegenwoordiging. Dat is in deze tijd van polarisatie en populisme geen gemakkelijke, maar wel een wezenlijke opdracht. Die houdt onder meer in om ‘verbubbeling’ zoveel mogelijk tegen te gaan – ook in de Tweede Kamer, waar soms meer aandacht bestaat en wordt gegenereerd voor de eigen quotes dan voor de inhoud van het gezamenlijk debat.
De gerichtheid op compromisvorming betekent niet dat discussie, onenigheid en meningsverschil moeten worden vermeden of weggestopt. Integendeel. Zichtbare ideeënstrijd is voor elke democratie essentieel omdat het kiezers laat zien dat hun standpunten aan bod komen en dat het maatschappelijk gesprek zijn weerslag heeft in het politieke debat. Dat vraagt van partijen dat zij het inhoudelijk debat niet uit de weg gaan omdat zij zich bijvoorbeeld van een meerderheid verzekerd weten of omdat zij slechts een statement voor de eigen achterban willen afgeven. In een brede ofwel liberale democratie eindigt het debat niet bij de eigen inbreng en ook niet bij het hebben van een meerderheid.
Veel kiezers voelen zich ook om andere redenen buitenspel staan. Het debat wordt over hun hoofden heen gevoerd en reflecteert onvoldoende hun alledaagse wereld en alledaagse zorgen. Zo zijn niet alleen de ambtenarij en het openbaar bestuur, maar ook de politieke arena vrijwel geheel bezet door theoretisch opgeleiden. De democratie lijkt daarmee vooral een ‘diplomacratie’[33] geworden, waarin de burgers met de hoogste diploma’s het meer voor het zeggen hebben. Gesteld wordt dat dit leidt tot het vaker honoreren van de voorkeuren van theoretisch opgeleiden dan die van praktisch opgeleiden.[34] Daarmee zou ook een verdieping plaatsvinden van de sociale en politieke tegenstellingen langs opleidingslijnen.[35] De groep hoger of theoretisch opgeleiden is overigens geen homogene, gesloten kaste, die geen begrip zou hebben voor de positie van praktisch geschoolden. Politieke partijen, die ook in de toekomst een essentiële schakelfunctie tussen burgers en overheid vervullen, zullen wegen moeten vinden om de belangen van alle opleidingsgroepen mee te wegen in hun standpunten en die nadrukkelijk te articuleren. Dat zal mogelijk ook gevolgen kunnen hebben in de samenstelling van hun kieslijsten voor onder meer de Tweede Kamer.[36]
De kern van democratisch samenleven is de wil om samen de problemen aan te pakken zonder elkaar uit het oog te verliezen. Conflicten zullen nooit definitief kunnen worden opgelost, maar kunnen wel worden beheerst. Dat betekent erkenning van maatschappelijke verdeeldheid, in de zin van een pluraliteit van belangen en aanspraken, en van de legitimiteit van conflicten daartussen. Maar het betekent ook erkenning van de begrenzing van dat conflict. Wie de fundamentele instituties van democratie en rechtsstaat ondergraaft of ontkent, kan niet onverkort als legitieme opponent worden behandeld en moet krachtig worden tegengesproken en zo nodig worden uitgesloten, omdat hij de democratie als zodanig in de waagschaal stelt.[37] Democratie heeft weliswaar ‘conflictueuze consensus’ nodig, maar moet ook weerbaar zijn en de middelen daarvoor ter beschikking hebben, bijvoorbeeld in het uiterste geval in de vorm van een partijverbod.
Voor het goed functioneren van de parlementaire democratie is tot slot ook de wil tot samenwerking essentieel. Die samenwerking speelt bij Kamerleden onderling, bijvoorbeeld bij de controle op de uitvoerende macht, maar ook tussen Kamerleden en bewindslieden, bijvoorbeeld bij de behandeling van wetsvoorstellen, en tussen bewindslieden en hun ambtenaren. Het belang van een goede werking van de ministeriële verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de parlementaire democratie kan niet worden onderschat.[38] Daarvoor is ook nodig dat bewindspersonen een leiding van de ambtelijke organisatie en cultuur verzekeren waarin ambtenaren de ruimte voelen om op grond van hun professionele oordeel aan te geven wanneer zij in bepaalde politieke wensen spanning zien met het algemeen belang.[39] Voor de samenwerking tussen regering en parlement in de totstandkoming van zorgvuldige en rechtsstatelijk verantwoorde wetgeving is samenwerking eveneens noodzakelijk. Die samenwerking, bijvoorbeeld door ambtelijke wetgevingsbijstand aan Tweede Kamerleden, is minder gebaat bij harde juridische afgrenzingen dan bij een continue dialoog over de politiek-ambtelijke spelregels en een ontspannen verhouding tussen de actoren in het wetgevingsproces.[40]
[31] C.H. Achen en L.M. Bartels, Democracy for Realists. Why elections do not produce responsive government, Princeton University Press 2016; L.M. Bartels, ‘The Populist Phantom. Threats to Democracy start at the Top’, Foreign Affairs, November/December 2024.
[32] H. te Velde, Van regentenmentaliteit tot populisme. Politieke tradities in Nederland, Amsterdam: Bert Bakker 2010, p. 10-11.
[33] M.A.P. Bovens, ‘De diplomademocratie. Over de spanning tussen meritocratie en democratie’, Beleid en Maatschappij, 2006 (33), p. 205-218; Mark Bovens en Anchrit Wille, Diplomademocratie. Over de spanning tussen meritocratie en democratie, Amsterdam: Bert Bakker 2011.
[34] W. Schakel en D. van der Plas, ‘Degrees of influence: Educational inequality in policy repredention’, European Journal of Political Research, 2021 60(2), p. 418-437, aangehaald door Bovens 2024, p. 14.
[35] M.A.P. Bovens, Opleiding als nieuwe verzuiling. En wat dit betekent voor de universiteit, Afscheidsrede Universiteit Utrecht (29 november 2024), p. 14.
[36] Vlg. Eindrapport van de Staatscommissie parlementair stelsel, Lage drempels, hoge dijken. Democratie en rechtsstaat in balans, Amsterdam: Boom 2018, p. 50 e.v.
[37] C. Mouffe, Over het politieke, Kampen: Klement/Pelckmans 2005, p. 129-132.
[38] Zie: Ministeriële verantwoordelijkheid. Een ongevraagd advies van de Afdeling advisering, Raad van State, 15 juni 2020.
[39] Zie: advies van de Afdeling advisering inzake het ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage bij het Uitvoeringsbesluit Ambtenarenwet 2017 in verband met de wijzing van de ambtseed, Staatscourant 2025, 3398 (W04.24.00095/I).
[40] Voorlichting over de ministeriële verantwoordelijkheid en ambtelijke bijstand, 12 juni 2024 (W16.24.00014/II).
Slagkracht van de overheid en grip van de burgers
Druk op de democratie van onderop ontstaat ook als burgers afhaken omdat zij geen vertrouwen meer hebben in de slagvaardigheid van de overheid. Daar spreken zij terecht de politiek verantwoordelijken op aan, totdat zij het gevoel hebben dat dit niet helpt en zij zich afkeren van het democratisch proces. Het uitvoeringsvermogen van de overheid laat inderdaad te wensen over. Natuurlijk wordt veel tot stand gebracht en onderhouden, maar op cruciale terreinen is de slagkracht gebrekkig, zoals de nog immer actuele vraagstukken in het ruimtelijk domein rond landbouw, stikstof, woningbouw en klimaatbeleid laten zien. Ook kan worden gewezen op de hersteloperaties rond de aardbevingsschade in Groningen en de desastreuze gevolgen van de afhandeling van de kinderopvangtoeslagen. Burgers zien dat de beloften van de overheid om deze maatschappelijke problemen op te lossen slechts met kleine stapjes en soms nog helemaal niet worden ingelost. De acute problemen vragen om veel inzet van de overheid die boven op de reguliere taken en nieuwe beleidswensen komt. De opgave is bijzonder groot te noemen, zeker tegen de achtergrond van een krappe arbeidsmarkt, de noodzaak om blijvend te investeren in innovatie en de extra inspanningen die in dit tijdsgewricht worden gevraagd om de defensiecapaciteit te vergroten. Hieraan draagt niet bij dat politici nog steeds meer verwachtingen wekken dan daadwerkelijk kunnen worden waargemaakt en onrealistische ‘oplossingen’ in het vooruitzicht stellen. Dat ondermijnt op den duur het vertrouwen in wat de overheid vermag en daarmee het vertrouwen in de democratie als verbinding tussen de burgers en de overheid.[41]
In het verlengde van matiging van politieke beloften en versterking van de slagkracht van de overheid, is het verder relevant dat de grip van burgers op hun eigen omstandigheden wordt vergroot. Grote groepen, in het bijzonder jongeren en huishoudens tot en met lage middeninkomens, ervaren onzekerheid en gebrek aan grip op hun leven, zo blijkt uit onderzoek van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.[42] Dit vormt een bron van maatschappelijk onbehagen.[43] Diverse onderzoeken laten voorts zien dat een gebrekkige persoonlijke controle over het eigen leven kan leiden tot scherper denken in termen van ‘zij’ tegen ‘wij’, een wantrouwen jegens de overheid, het zoeken naar zondebokken en een grotere voorkeur voor ‘sterke leiders’.[44]
Een belangrijke voorwaarde voor het (her)krijgen van grip van burgers op hun leven en hun omgeving is dat zij in staat zijn om hun eigen gedrag te reguleren. Grip veronderstelt daarom een basis van doenvermogen.[45] Daar hoort rekening mee te worden gehouden bij het ontwerpen en toetsen van beleid en regelgeving. Als burgers in staat worden gesteld om actief een bijdrage te leveren aan de oplossing van problemen in hun eigen omgeving en in de samenleving, kan dat leiden tot een realistischer blik op wat burgers zelf kunnen en wat de overheid vermag. De overheid kan hieraan bijdragen door er nog beter voor te zorgen dat mensen weten wat hun rechten en plichten zijn en waar zij terecht kunnen als zij daar gebruik van willen maken, en dat de regels voor hen begrijpelijk en doenlijk zijn. Uit onderzoek naar de regelcomplexiteit blijkt dat dit lang niet altijd het geval is.[46]
[41] Jaarverslag Raad van State 2022, Hoofdstuk I, Een slagvaardige overheid.
[42] WRR-rapport 108, Grip. Het maatschappelijk belang van persoonlijke controle, november 2023.
[43] Denkwerk, Onrust en voorspoed. Hoe een stabiele samenleving vraagt om grip en inbedding, juli 2019, zie: denkwerk.online. Zie ook: Kim Putters, Veenbrand. Smeulende kwesties in de welvarende samenleving, Amsterdam: Prometheus 2019.
[44] Zie o.a. Kees van den Bos, Elkaar eerlijk behandelen. Wantrouwen, polarisatie en complotdenken voor zijn, Den Haag: Boom juridisch 2023.
[45] WRR-rapport nr. 97, Weten is nog geen doen. Een realistisch perspectief op redzaamheid, 2017.
[46] Zie bijvoorbeeld: Regelcomplexiteit. Een verkenning aan de hand van twee casestudies, onderzoek in opdracht van Raad van State door M.N. Boeve en F.A.G. Groothuijse, Utrecht Centre for Water, Oceans and Sustainability Law, Universiteit Utrecht (deel I) en T.L.J. Drouen en T.F.M. Hooghiemstra, Hooghiemstra en Partners 2023 (www.raadvanstate.nl).
Samenleving en intermediaire instituties
Een gezonde en vitale democratie wordt geschraagd door een pluriforme samenleving, waarin een toegankelijk en open publiek debat wordt gevoerd. Velen kunnen hun bijdragen leveren, bijvoorbeeld door in te spreken, opinies te geven in klassieke en sociale media, betrokkenheid te tonen bij maatschappelijke organisaties – van vakbonden tot actiegroepen – of te demonstreren.[47] Voor dat levendige en veelvormige publieke debat zijn wetenschap, onderwijsinstellingen, hoogwaardige journalistiek en non-gouvernementele organisaties onontbeerlijk. Zij dragen bij aan de informatiepositie van de burger, bieden tegenspraak en voeden de kwaliteit van het bestuur. Zij participeren in de publieke ruimte voor debat en bewaken tevens het open karakter daarvan. Het is positief dat dit in politieke verklaringen wordt onderkend, omdat zij onmisbare institutionele schakels vormen in het functioneren van de democratie. Het is tegelijkertijd opmerkelijk dat deze democratische waarborg met zoveel woorden in een informatieverslag moest worden opgenomen namens de partijen die bij de formatie waren betrokken.[48] Relevant is natuurlijk welke consequenties aan deze onderkenning worden verbonden. Voorgenomen ingrijpende bezuinigingen op wetenschap, hoger onderwijs en publieke omroep roepen in dit verband vragen op.
In democratieën die afglijden naar autocratie of dictatuur zijn wetenschap, hoger onderwijs, onafhankelijke media en maatschappelijke organisaties vaak de eerste instituties die monddood worden gemaakt. Dat kan gebeuren door zonder aantoonbare legitieme reden financiering stop te zetten, vrij handelen en publiceren aan restricties te onderwerpen of strategische rechtszaken aan te spannen tegen de publieke participatie van bijvoorbeeld wetenschappers, journalisten en activisten. Voor elke democratie blijft essentieel dat er voldoende ruimte is voor maatschappelijk debat en gesprek en dat tegen inperking daarvan kan worden opgetreden. De recente Europese richtlijn die bescherming biedt tegen zogenoemde Strategic lawsuits against public participation (SLAPPs) probeert die ruimte bijvoorbeeld te garanderen.[49]
De instituties van de open samenleving staan al sinds de jaren negentig van de vorige eeuw onder druk door de opkomst van de sterke en op emoties gerichte mediatisering en dramatisering. Dat is sinds de introductie van sociale media niet minder geworden, integendeel. De media- en dramacratie zijn geïntensiveerd door de komst van digitale technologieën en platforms, waarbij slimme algoritmes een sleutelrol vervullen bij het verspreiden van informatie.
De potentiële voordelen zowel voor burgers en economie als voor de democratische rechtsstaat zijn talrijk en groot. Maar nieuwe technologieën brengen tegelijkertijd ook risico’s en uitdagingen voor de waarden van de democratie met zich mee. Er is grote druk komen te staan op fundamentele rechten als het recht om niet gediscrimineerd te worden, zeker waar het de uitoefening van politieke grondrechten betreft, op het recht op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en vrijheid van meningsuiting, maar ook op de plicht van de overheid om transparant te zijn en verantwoording af te leggen voor besluiten en de wijze waarop deze tot stand zijn gekomen. Absolute voorwaarde voor de inzet van deze technologieën is dan ook dat die niet plaatsvindt omdat het kán, maar omdat het verstandig is, verstandig gebeurt en voldoende wordt bewaakt.
Dat laatste is lang niet altijd het geval. Misbruik van digitale technologie vormt een ernstige bedreiging voor de democratie. Het vertrouwen in de democratische rechtsstaat kan door buitenlandse statelijke actoren zoals Rusland en China worden ondermijnd, onder meer door aanhoudende cyberaanvallen, spionage, verspreiding van desinformatie en digitale inmenging in publieke opinie en politieke besluitvorming. De gehele samenleving is doelwit van dergelijke openlijke en heimelijke vormen van ondermijning en beïnvloeding.[50] Zulke activiteiten tasten een onafhankelijk en transparant politiek en bestuurlijk bestel aan en vormen daarmee een bedreiging voor zowel de nationale veiligheid[51] als de democratie.
De regering is zich hiervan bewust en heeft onder meer een wetsvoorstel in voorbereiding dat politieke partijen minder kwetsbaar maakt voor beïnvloeding van buitenaf door giften. Gerichte aandacht wordt ook geschonken aan de zogenoemde microtargeting bij politieke campagnes.[52]
De vraag is wel of dit voldoende is. In tal van democratieën is momenteel ondermijning van democratische processen zichtbaar. Een frappant voorbeeld is Roemenië waar de presidentsverkiezing in 2024 via sociale media, met name TikTok, en cyberaanvallen zodanig ernstig werd beïnvloed dat het Roemeense Constitutionele Hof de verkiezing ongeldig verklaarde. Ook in ons land vraagt dit grote alertheid en niet alleen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
De Big Techbedrijven vormen al langere tijd knooppunten van technologische, economische en politieke macht. Dit werd eens te meer duidelijk door de invloed van de politieke macht in de Verenigde Staten op dit soort bedrijven en vice versa. Deze verknoping is niet alleen daar gevaarlijk voor het functioneren van democratie en rechtsstaat, maar ook hier, nog daargelaten de grote afhankelijkheid in Europese landen van Amerikaanse platforms. Steeds meer zijn het deze techbedrijven en overheden die de (morele) grenzen voor mensen kunnen bepalen en bewaken en die ook daadwerkelijk bepalen welke informatie mensen wel of niet te zien krijgen. Dat is op den duur funest. Daarom zal een ‘slimme’ overheid die gebruik wil maken van op zich behulpzame technologie daar op een zorgvuldige en verstandige manier mee moeten omgaan.[53]
Om de democratische rechtsstaat ook in het huidige digitale tijdperk overeind te houden, zijn inspanningen op Europees niveau cruciaal. Hierin is inmiddels het nodige tot stand gebracht, zoals de Algemene verordening gegevensbescherming, de Wet digitale diensten, de Wet digitale markten en meest recent de AI-verordening om AI-innovaties te reguleren. De Wet digitale diensten verplicht zeer grote platforms en zoekmachines om maatregelen te nemen tegen systeemrisico’s die uit de inrichting van hun diensten voortvloeien, ook risico’s rond verkiezingsprocessen. Hiervoor heeft de Europese Commissie richtsnoeren gepubliceerd.[54] Op 17 december 2024 is de Commissie naar aanleiding van de Roemeense presidentsverkiezing een formele procedure gestart tegen TikTok. De uitkomsten daarvan worden ook in ons land nauwlettend gevolgd. Daarnaast wordt wel gedacht aan het terugdringen van de afhankelijkheid van overheden en bedrijven van Big Tech (‘digitale soevereiniteit’) en het verplichten van platforms en zoekmachines tot kenbare zelfregulering.[55] Belangrijke Europese ontwikkelingen zijn verder de totstandkoming van een Chipverordening, de ambities van de Europese Commissie inzake ‘Het Digitale Decennium’ en de aanstaande inwerkingtreding van de Verordening inzake transparantie en gerichte politieke reclame. Al met al is Europa alert,[56] maar dat wil nog niet zeggen dat de Europese Unie in alle gevallen voldoende weerbaar is.
[47] Het aantal demonstraties is tussen 2015 en 2022 meer dan verdrievoudigd, zie: Kamerstukken II 2023/24, 29628, nr. 1217.
[48] Gemeenschappelijke basislijn – ook genoemd ‘rechtsstaatverklaring’ -, opgenomen in het eindverslag van informateur Plasterk van 12 februari 2024. In het Hoofdlijnenakkoord van de fracties van PVV, VVD, NSC en BBB van 16 mei 2024 wordt aan deze verklaring gerefereerd, gevolgd door de zinsnede: “De instituties die de rechtsstaat mede dragen, in het bijzonder rechtspraak, media en wetenschap worden versterkt.”
[49] Richtlijn (EU) 2024/1069 van 11 april 2024 betreffende bescherming van bij publieke participatie betrokken personen tegen kennelijk ongegronde vorderingen of misbruik van procesrecht. Het College voor de Rechten van de Mens heeft aangekondigd in zijn Jaarrapportage 2025 aan deze problematiek aandacht te besteden.
[50] Brief van de minister van BZK van 14 januari 2025, Kamerstukken II 2024/25, 30821, nr. 257.
[51] Kamerstukken II 2023/24, 30821, nr. 208.
[52] Zie advies van de Afdeling advisering over het voorstel Wet op de politieke partijen, 9 oktober 2024 (W04.24.00070/I).
[53] Zie Jaarverslag Raad van State 2023, Hoofdstuk 1, Innoveren in de rechtsstaat.
[54] Europese Commissie, 26 april 2024; EUR-Lex – 52024XC03014 – EN -EUR-Lex.
[55] R. Passchier, De vloek van Big Tech. De juridisch-technologische wortels van constitutioneel verval en digitaal feodalisme, Den Haag: Boom 2024.
[56] Zie: European Commission, Protecting Democracy.
Democratisch ethos
Zoals eerder beschreven spelen ook andere dan juridische en institutionele factoren een rol in het goed functioneren van de democratie: wederzijdse tolerantie en institutionele terughoudendheid als informele normen die deel uitmaken van het democratisch ethos. Een diepgeworteld democratisch ethos is het beste antwoord op de kwetsbaarheid van het democratisch bestel. Dat ethos ondersteunt verstandige democratische besluitvorming, uitvoering en omgang met elkaar, ook als de regels en de instituties soms piepen en kraken.
Het democratisch ethos mag worden versterkt, zowel in het politieke domein als onder de bevolking. Het is noodzakelijk dat politiek en instituties oog en oor hebben voor de problemen in de samenleving en daarvoor tijdig oplossingen bieden of tenminste randvoorwaarden aanreiken voor oplossingen. Maar de wil om bepaalde politieke oplossingen te realiseren, moet wel ingebed zijn en blijven in het democratisch ethos. Wordt daar overheen gestapt omdat ‘de nood hoog is’, dan dreigt een verval dat moeilijk kan worden hersteld. Politici hebben hierin een voorbeeld- en voorleeffunctie, die soms wellicht ongemakkelijk is, maar wel noodzakelijk.
Het verdient dan ook overweging om de normen van de democratie te verhelderen en expliciet te maken, door politici en zo nodig door de wetgever. Zowel binnen het politieke domein als daarbuiten kan zo het begrip worden vergroot voor de randvoorwaarden waarbinnen politieke besluitvorming plaatsvindt. Veel democratische en constitutionele tradities zijn in ons land van oudsher immers introvert gebleven, dat wil zeggen impliciet en onnadrukkelijk.[63]
Een vitale democratie vergt voorts een voldoende besef van burgerschap dat gegrond is op basale kennis van en inzicht in de constitutionele democratische waarden. In het bijzonder gaat het daarbij om het besef van vrijheid en legitimiteit als kern van onze manier van georganiseerd samenleven. Daarbij is het van belang om oog te hebben voor zowel de tradities als de betekenis van de instituties en hun waarborgen.[64]
Met het oog hierop wordt in het funderend onderwijs in toenemende mate beoogd aandacht te besteden aan burgerschapsvorming, in nauwe samenhang met noties van de democratische rechtsstaat. De wettelijke doelbepaling uit 2006, die met name gericht was op aandacht voor pluriformiteit en integratie in de multiculturele samenleving, werd in 2021 vervangen door een veel steviger opdracht om burgerschap en cohesie te bevorderen. In het huidige burgerschapsonderwijs wordt sterker de focus gelegd op kwesties van diversiteit, gelijkheid, recht, democratische waarden en normatieve kaders van de rechtsstaat, alsmede maatschappelijke en democratische betrokkenheid. Daarnaast wordt aandacht besteed aan digitale geletterdheid. Bovendien concentreren de examenprogramma’s maatschappijleer zich sterker dan voorheen op democratische waarden, parlementaire democratie en fundamentele rechten in samenhang met politieke machtsuitoefening en sociale vraagstukken.[65]
Dit alles geeft het streven aan om het democratisch ethos in de samenleving gericht te bevorderen. Wil de democratie weerbaar zijn tegen druk van welke aard dan ook, dan is voldoende ontwikkeld besef van wat teloor kan gaan een essentieel vereiste.
[63] H. te Velde, Van regentenmentaliteit tot populisme. Politieke tradities in Nederland, Amsterdam: Bert Bakker 2010.
[64] Vgl. Timothy Snyder, Over vrijheid, Amsterdam: Balans 2024.
[65] Concept-kerndoelen burgerschap en concept-kerndoelen digitale geletterdheid, Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO), maart 2024, en concept-examenprogramma’s maatschappijleer, SLO, september 2024.