Bevorderen rechtsontwikkeling en rechtseenheid

Naast het bieden van rechtsbescherming heeft de Afdeling bestuursrechtspraak als hoogste algemene bestuursrechter een rechtsvormende taak. Deze taak hangt nauw samen met de derde taak van de Afdeling bestuursrechtspraak: het zorgdragen voor rechtseenheid.

Conclusies

Om de rechtsvormende taken uit te voeren kan de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak over rechtsvragen een conclusie vragen aan een staatsraad advocaat-generaal. Daarmee kan een advies worden verkregen waarbij ook aspecten worden betrokken die niet door partijen in de procedure zijn gebracht.

Op 29 mei 2024 nam staatsraad advocaat-generaal Nijmeijer een conclusie over de toepassing van artikel 6:19 Awb bij opvolgende ruimtelijke plannen (ECLI:NL:RVS:2024:2238). Aan hem is gevraagd of er aanleiding is (1) de rechtspraak over de toepassing van artikel 6:19 van de Awb in bestemmingsplanzaken onder de Wet ruimtelijke ordening (op onderdelen) aan te passen en of (2) de toepassing van artikel 6:19 Awb te veranderen in zaken die gaan over de wijziging van een omgevingsplan op grond van de Omgevingswet. Staatsraad advocaat-generaal Nijmeijer constateert de uitdijende werking die artikel 6:19 Awb in bestemmingsplanzaken heeft en stelt voor de rechtspraak aan te passen om deze uitdijende werking te beperken. Hij stelt verschillende maatregelen voor, zoals dat alleen fictief beroep ontstaat ten aanzien van herstelbesluiten en reparatiebesluiten. De werking van artikel 6:19 Awb kan bij omgevingsplannen via dezelfde maatregelen worden verminderd. Op 13 november 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak gedaan in deze zaak en oordeelde dat zij vooralsnog haar rechtspraak over artikel 6:19 Awb niet wijzigt.

Op 21 augustus 2024 heeft staatsraad advocaat-generaal Snijders een conclusie genomen over de te vergoeden schade bij stap 3 van het vertrouwensbeginsel (ECLI:NL:RVS:2024:3420). In zijn conclusie heeft hij beantwoord welke schadevergoeding moet worden uitgekeerd bij een schending van gerechtvaardigd vertrouwen dat niet kan worden gehonoreerd, hoe de schade moet worden vastgesteld en wat de grondslag is voor de schadevergoeding. Staatsraad advocaat-generaal Snijders concludeert dat in zo’n geval de volledige dispositieschade moet worden vergoed. Als grondslag voor de schadevergoeding moet volgens hem het vertrouwensbeginsel worden aangewezen. Tot slot moet de schadevergoeding volgens de gewone schadevergoedingsregels, te vinden in het Burgerlijk Wetboek, worden vastgesteld. Een grote kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft deze zaak behandeld, waarin niet alleen rechters van de Afdeling bestuursrechtspraak, maar ook een raadsheer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, van de Centrale Raad van Beroep en de (civiele kamer van de) Hoge Raad zitting hadden, in hun hoedanigheid van staatsraad in buitengewone dienst. Op 22 januari 2025 heeft de grote kamer uitspraak gedaan in deze zaak (ECLI:NL:RVS:2025:213).

Commissie rechtseenheid bestuursrecht

De Commissie rechtseenheid bestuursrecht is ingesteld voor de afstemming en samenwerking tussen de hoogste rechtscolleges op het terrein van het bestuursrecht. De rechtscolleges kunnen rechtsvragen die de rechtseenheid raken voorleggen aan deze commissie. De Commissie rechtseenheid bestuursrecht heeft over 2024 een jaaroverzicht uitgebracht. Met het jaaroverzicht geeft zij inzicht in haar werkwijze en in de kwesties die in het verslagjaar in het overleg aan de orde zijn geweest. Het jaaroverzicht geeft een overzicht van de onderwerpen en rechtsvragen die in de commissie zijn besproken en van de uitspraken waarin een rechtsvraag aan de orde is die aanleiding gaf om in de commissie te bespreken. Het jaaroverzicht is gepubliceerd op de website van de Raad van State.

Grote kamers

De wet bepaalt dat een meervoudige kamer een zaak kan verwijzen naar een grote kamer als dat wenselijk is uit oogpunt van rechtsontwikkeling of rechtseenheid.

Op 30 januari 2024 heeft een grote kamer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, waaraan twee staatsraden van de Afdeling bestuursrechtspraak in hun hoedanigheid van raadsheer-plaatsvervanger deelnamen, vier uitspraken gedaan over de beoordeling van de verschoonbaarheid van de overschrijding van de termijn voor het instellen van (hoger) beroep (ECLI:NL:CBB:2024:31, ECLI:NL:CBB:2024:32, ECLI:NL:CBB:2024:33 en ECLI:NL:CBB:2024:34).

Een grote kamer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, waaraan twee staatsraden van de Afdeling bestuursrechtspraak in hun hoedanigheid van raadsheer-plaatsvervanger deelnamen, heeft op 26 maart 2024 twee uitspraken gedaan over de toetsing aan algemene rechtsbeginselen en (ander) ongeschreven recht, in het bijzonder het evenredigheidsbeginsel, bij een beroep tegen een gebonden besluit dat berust op een algemeen verbindend voorschrift niet zijnde een wet in formele zin (ECLI:NL:CBB:2024:190 en ECLI:NL:CBB:2024:191).