Responsieve bestuursrechtspraak
De belangrijkste taak van de Afdeling bestuursrechtspraak is het bieden van rechtsbescherming aan burgers en bedrijven tegen onrechtmatig handelen van de overheid. Tegen besluiten van de overheid die burgers direct raken in hun belangen staat bezwaar open en kan beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter. In een rechtsstaat is de overheid immers ook gebonden aan de wet.
Veel burgers zijn gelukkig (eventueel met hulp) bij machte om te vragen om rechtsbescherming en daarbij hun belangen goed naar voren te brengen. Voor anderen is het soms moeilijker om de weg naar de bestuursrechter te vinden en hun zaak daar te bepleiten. De laatste jaren is de noodzaak ingezien om het bestuursrecht responsiever te maken. Dat geldt ook voor de bestuursrechtspraak. Daarmee wordt bedoeld dat het dienen van burgers uitgangspunt moet zijn. De overheid is er voor mensen en niet andersom. Dat geldt voor bestuursorganen, maar ook bestuursrechters moeten als centraal uitgangspunt nemen dat burgers ondersteund moeten worden met als doel hun positie zo goed mogelijk naar voren te kunnen brengen in gerechtelijke procedures.
Evenredigheid
De Afdeling bestuursrechtspraak draagt op verschillende manieren bij aan het responsiever maken van het bestuursrecht en van de eigen rechtspraak. In het bijzonder kan gewezen worden op de ontwikkelingen in de evenredigheidstoetsing van de Afdeling bestuursrechtspraak. Vanaf 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak conclusies gevraagd aan de staatsraden advocaat-generaal in verschillende zaken over de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel van diverse soorten besluiten. Dit heeft geleid tot uitspraken waarin een nieuwe, ruimhartiger wijze van toetsen aan het evenredigheidsbeginsel is ontwikkeld, die inmiddels in alle soorten zaken bij de Afdeling bestuursrechtspraak wordt toegepast.
In 2024 is met de andere hoogste bestuursrechtelijke colleges verder gewerkt aan de ontwikkeling van de evenredigheidstoetsing. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft in zijn uitspraak van 26 maart 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:190) een nadere uitleg gegeven van de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel bij gebonden besluiten. Het gaat hier om een uitspraak van een grote kamer waarvan ook staatsraden van de Afdeling bestuursrechtspraak in hun hoedanigheid van raadsheer-plaatsvervanger deel uitmaakten. Daarnaast heeft de grote kamer bij de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2024 uitspraak gedaan (met twee staatsraden van de Afdeling bestuursrechtspraak in hun hoedanigheid van raadsheer-plaatsvervanger) over toetsing van het evenredigheidsbeginsel bij besluiten op grond van begunstigend beleid (ECLI:NL:CRVB:2024:726). In deze zaak heeft raadsheer advocaat-generaal De Bock op verzoek eerder een conclusie uitgebracht (ECLI:NL:CRVB:2023:2086).
Verschoonbaarheid termijnoverschrijding
Een belangrijke stap in de richting van responsieve bestuursrechtspaak is daarnaast gezet met een uitspraak van een grote kamer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 30 januari 2024 over artikel 6.11 Awb, waaraan ook staatsraden van de Afdeling bestuursrechtspraak deelnamen in hun hoedanigheid van raadsheer-plaatsvervanger (ECLI:NL:CBB:2024:31). Bij de beoordeling of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding wegens bijzondere omstandigheden moet voortaan een beoordeling van geval tot geval plaatsvinden. Hierbij is de context belangrijk. Niet alleen als de indiener geen enkel verwijt kan worden gemaakt, kan een verschoonbare termijnoverschrijding worden aangenomen. Ook als de indiener slechts een gering verwijt treft, kunnen er redenen zijn om een termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Dat hangt onder meer af van wie de indiener is (bijvoorbeeld: een individuele burger of een onderneming), hoe groot de termijnoverschrijding is, of er belangen van anderen bij het besluit zijn betrokken en of het bestuursorgaan zelf een groot belang heeft bij het verkrijgen van zekerheid over de vraag of zijn besluit wel of niet rechtsgeldig is. Inmiddels heeft de Afdeling bestuursrechtspraak in verschillende uitspraken toepassing gegeven aan deze ‘van geval tot geval-beoordeling’. Een voorbeeld van verschoonbaarheid van de overschrijding van de beroepstermijn is de uitspraak van 4 september 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:3592). In de uitspraak van 17 april 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1600) was het te laat indienen van het bezwaar niet verschoonbaar.