Productie en doorlooptijden

In 2024 was het aanbod aan nieuwe zaken bij de Afdeling bestuursrechtspraak ongeveer 11.100. Daarmee is de instroom weer hoger dan in 2023. De toename van zaken was het sterkst in de Omgevingskamer. De instroom is in de Omgevingskamer met 14% gestegen ten opzichte van 2023. Ook in de Vreemdelingenkamer was de instroom in 2024 beduidend hoger dan in 2023 als gevolg van een toename van 7%. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in 2024 ongeveer 10.500 zaken afgedaan. Daarmee is ook de uitstroom van zaken opnieuw hoger dan in het jaar daarvoor. In totaal heeft de Afdeling bestuursrechtspraak in 2024 ruim 1.200 zaken meer afgedaan dan in 2023.

De gemiddelde doorlooptijd van zaken was in 2024 34 weken. Dat is een stijging ten opzichte van 2023. De oorzaak daarvan is enerzijds dat de zaken gemiddeld steeds complexer worden en daarmee meer tijd vergen. Daarnaast wordt dit veroorzaakt doordat de directie Bestuursrechtspraak te maken heeft met een tekort aan juristen in het licht van de toename van het aantal zaken. Ook in 2025 heeft de directie Bestuursrechtspraak een groot aantal vacatures voor juristen. Het is daarom niet waarschijnlijk dat in 2025 de doorlooptijden al zullen afnemen.

Een verdere specificatie van de instroom, uitstroom en doorlooptijden staat in het onderdeel Bestuursrechtspraak in cijfers (pdf, 965 kB). Op deze website staat ook het jurisprudentieoverzicht met samenvattingen van de uitspraken die in 2024 een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de ontwikkeling van de jurisprudentie.

Efficiënter procederen

De oplopende doorlooptijden zijn een grote zorg. Eén van de specifieke projecten om aan deze terechte zorg het hoofd te bieden is het project waarbij zaken over woningbouw voorrang krijgen. Om de procedures bij de Afdeling bestuursrechtspraak te versnellen worden daarnaast alle interne werkprocessen zoveel mogelijk op elkaar afgestemd: sommige stappen kunnen tegelijk worden gezet, andere stappen kunnen worden verkort. Ook bij procesvertegenwoordigers wordt aangedrongen op het tijdig aanleveren van verweerschriften en nadere stukken. Deze nadruk op zo efficiënt mogelijk procederen is ook tot uiting gekomen in enkele uitspraken.

Zo is nadrukkelijk aangegeven dat weliswaar ook na afloop van de beroepstermijn nadere argumenten kunnen worden aangevoerd en stukken kunnen worden ingediend om een eerdere beroepsgrond te motiveren, maar dat deze mogelijkheid kan stuiten op het vereiste van een goede procesorde. Met nadruk is aangegeven dat de termijn van tien dagen voor de zitting (artikel 8:58 Awb) niet bepalend is voor de vraag of het overleggen van nadere stukken in strijd is met de goede procesorde. Doorslaggevend is of een zinvolle bespreking van de stukken op de zitting kan plaatsvinden. Er is strijd met de goede procesorde als nadere argumenten, nadere gegevens of nadere stukken zo laat worden ingediend en/of zodanig complex of omvangrijk zijn, dat de andere partijen worden belemmerd om daarop adequaat te reageren, de Afdeling bestuursrechtspraak wordt belemmerd in haar voorbereiding van de zitting of de goede voortgang van de procedure daardoor op een andere wijze wordt belemmerd. De goede procesorde begrenst ook de mogelijkheid om nieuwe gronden in te dienen op grond van artikel 6:6 Awb. De goede procesorde laat het indienen van een nieuwe beroepsgrond niet toe als andere partijen onvoldoende op die beroepsgrond kunnen reageren of de goede voortgang van de procedure daardoor op andere wijze wordt belemmerd (uitspraak van 28 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:844).

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar uitspraak van 12 november 2024 aangegeven dat minder snel een spoedeisend belang wordt aangenomen bij verzoeken om voorlopige voorziening in zaken over bestemmingsplannen als er geen omgevingsvergunning voor bouwen is aangevraagd. De enkele stelling dat zo’n vergunning zal worden aangevraagd, is daarvoor niet meer voldoende (ECLI:NL:RVS:2024:4551).