Uitspraken
De Afdeling bestuursrechtspraak is de hoogste algemene bestuursrechter van het land. In dit onderdeel vindt u alle uitspraken die de Raad van State op zijn website publiceert. Meer informatie over de rechterlijke taak van de Afdeling bestuursrechtspraak vindt u in de rubriek Bestuursrechtspraak.
Toon overzicht van de actuele uitspraken:
Bij besluit van 12 december 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam een verzoek van TCA op grond van de Wet openbaarheid van bestuur afgewezen. TCA heeft op 7 augustus 2018 verzocht om openbaarmaking van documenten naar aanleiding van de inhoud van een aanvullend proces-verbaal van 13 juli 2018 , dat is opgemaakt naar aanleiding van oplegging van een verkeersboete wegens het parkeren op een invalideparkeerplaats. Het gaat daarbij om openbaarmaking van processen-verbaal en verkeersbesluiten. Ook bevat het verzoek allerlei vragen. Het college heeft dit verzoek afgewezen, zoals blijkt uit het besluit op bezwaar, omdat het verzoek voor een deel niet onder de Wob valt nu wordt gevraagd om antwoorden op vragen, voor een deel ziet op documenten die al openbaar zijn of die niet bestaan en voor een deel misbruik van recht oplevert. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat TCA geen procesbelang heeft. TCA heeft namelijk op 14 september 2018 een inhoudelijk identiek verzoek ingediend en over dat besluit, dat ziet op dezelfde materie, heeft de bestuursrechter al eerder geoordeeld in zaak nr. 18/5682 (lees: 19/3737).
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:2135
- Datum uitspraak
- 22 mei 2024
- Hoger beroep
- Openbaarheid
Bij besluit van 22 januari 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van IJsselstein twee parkeerplaatsen op het Herteveld in IJsselstein aangewezen als parkeergelegenheid voor het opladen van elektrische personenauto’s. Aan de besluiten van 24 augustus 2021 heeft het college onder meer ten grondslag gelegd dat het besluit van 22 januari 2021 is genomen ten behoeve van het waarborgen van optimale benutting van de openbare oplaadvoorziening, het waarborgen van de bruikbaarheid van de weg, het beperken van de door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder en schade en gevolgen voor het milieu en het bevorderen van een doelmatig of zuinig energieverbruik. Het college is niet op andere punten ingegaan, omdat die verband houden met de locatiekeuze van de laadpaal. Dat is bij het verkeersbesluit een vaststaand gegeven en is dus volgens het college niet iets om in de belangenafweging te betrekken.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:2123
- Datum uitspraak
- 22 mei 2024
- Hoger beroep
- Wegenverkeerswet
Bij besluit van 7 oktober 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rucphen aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit milieu voor het veranderen van een varkenshouderij aan de [locatie 1] in Sprundel. Vergunninghoudster heeft aan de [locatie 1] in Sprundel een varkenshouderij. Daarvoor is op 16 januari 2007 een revisievergunning verleend voor het houden van 4.837 vleesvarkens en 648 opfokzeugen (in totaal 5.485 varkens) en 6 paarden. [appellant sub 2] woont aan de [locatie 2] in Sprundel. De afstand tussen de varkenshouderij van vergunninghoudster en zijn woning bedraagt ongeveer 130 m. [appellant sub 2] ervaart geuroverlast van de varkenshouderij.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:2129
- Datum uitspraak
- 22 mei 2024
- Hoger beroep
- Milieu - Overige
- Vee e.a. dieren
Bij besluit van 21 februari 2022 heeft de raad van de gemeente Vaals het bestemmingsplan "Herstelbesluit Cottessen 10c te Vijlen" vastgesteld. Het plan maakt bij de bestaande kampeerboerderij "Vakantiehoeve Bellet" aan de Cottessen 10c in Vijlen een uitbreiding mogelijk van het aantal kampeerplaatsen van 15 naar 20. Het voornemen is om 2 vaste en 3 flexibele kampeerplaatsen te realiseren. Daarvoor wordt voor de gronden waarop deze kampeerplaatsen zijn voorzien de bestemming "Agrarisch met waarden - Natuur en landschap" met de functieaanduiding "kampeerboerderij" gewijzigd naar de bestemming "Recreatie" met onder meer de functieaanduiding "kampeerterrein". Daardoor hoeven de kampeeractiviteiten niet meer ondergeschikt te zijn aan agrarische bedrijfsactiviteiten.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:2134
- Datum uitspraak
- 22 mei 2024
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- RO - Limburg
Bij besluit van 12 maart 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van IJsselstein twee parkeerplaatsen nabij [locatie] in IJsselstein aangewezen als parkeergelegenheid voor het opladen van elektrische personenauto’s. Aan het besluit van 16 november 2021 heeft het college onder meer ten grondslag gelegd dat het besluit van 12 maart 2021 is genomen ten behoeve van het waarborgen van de bruikbaarheid van de weg, het beperken van de door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder en schade en gevolgen voor het milieu en het bevorderen van een doelmatig of zuinig energieverbruik. Het college heeft deze belangen afgewogen tegen de lokale parkeerdruk. Het college is niet op andere punten ingegaan, omdat die verband houden met de locatiekeuze van de laadpaal. Dat is bij het verkeersbesluit een vaststaand gegeven en is dus volgens het college niet iets om in de belangenafweging te betrekken. Volgens de rechtbank heeft het college in het besluit van 16 november 2021 ten onrechte geen aandacht besteed aan argumenten van [wederpartij] over de locatie van de parkeerplaatsen.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:2128
- Datum uitspraak
- 22 mei 2024
- Hoger beroep
- Wegenverkeerswet
Bij besluit van 3 juni 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Epe geweigerd aan [appellant] een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruik van het gastenverblijf aan [locatie 1] in Epe als huurwoning voor een periode van 10 jaar. Bij besluit van 1 december 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Epe het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 3 juni 2020 onder aanvulling van de motivering in stand gelaten. [appellant] is eigenaar van de woning aan [locatie 2] en het daarbij behorende gastenverblijf aan [locatie 1] in Epe. Hij heeft op 8 april 2020 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het in strijd met het bestemmingsplan gebruiken van het gastenverblijf als huurwoning voor een periode van 10 jaar. Het gebruik van het gastenverblijf als huurwoning is in strijd met het bestemmingsplan "Buitengebied Epe", omdat binnen het bestemmingsvlak waarin de woning en het gastenverblijf liggen, ten hoogste één woning is toegestaan en omdat gastenverblijven niet mogen worden gebruikt voor bewoning.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:2127
- Datum uitspraak
- 22 mei 2024
- Hoger beroep
- Project strijd bestemmingsplan
Bij besluiten van 16 december 2020 heeft de commissie van advies voor bezwaarschriften Het Hogeland verzoeken van [appellanten] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur ingewilligd. De commissie heeft duidelijk gemaakt dat zij niet beschikt over andere informatie dan de informatie die al aan [appellanten] is toegezonden en openbaar is gemaakt. [appellanten] hebben in hoger beroep in de kern, net als bij de rechtbank, procedurele en bevoegdheidsgebreken naar voren gebracht.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:2133
- Datum uitspraak
- 22 mei 2024
- Hoger beroep
- Openbaarheid
Bij brief van 6 december 2021 heeft de deken van de Orde van Advocaten Zeeland-West-Brabant een verzoek van [appellant] om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de deken geweigerd het verzoek om vrijstelling door te sturen naar de Raad van Discipline. Bij besluit van 11 januari 2022 heeft de deken van de Orde van Advocaten Zeeland-West-Brabant het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. In deze procedure heeft [appellant] een klacht ingediend over een advocaat bij de deken. Daarover heeft de deken op 24 november 2021 een zogeheten dekenstandpunt ingenomen. Daarbij heeft de deken het standpunt ingenomen dat de klachten van [appellant] ongegrond zijn. Daarbij heeft de deken aan [appellant] medegedeeld dat hij de klacht kan voorleggen aan de Raad van Discipline als hij het niet eens is met het dekenstandpunt en dat hij daarvoor een bedrag van € 50,- aan griffierecht moet betalen, zoals in artikel 46e van de Advocatenwet is bepaald. [appellant] betoogt dat hem feitelijk de toegang tot de rechter wordt ontzegd.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:2057
- Datum uitspraak
- 22 mei 2024
- Hoger beroep
- Geld
- Rechtsbijstand
Bij brief van 6 december 2021 heeft de deken van de Orde van Advocaten Zeeland-West-Brabant gereageerd op een verzoek van [appellant] om vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen wegens betalingsonmacht en om dit verzoek zo nodig door te sturen naar de Raad van Discipline. [appellant] heeft op 31 maart 2021 een tuchtklacht ingediend tegen een advocaat, die hem eerder heeft bijgestaan in een civiele zaak. Het ging om de aankoop van een aantal ‘mobile homes’ in 2005 die [appellant] niet geleverd heeft gekregen. Volgens de deken is geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van de advocaat. De klacht van [appellant] is daarom ongegrond verklaard. Daarbij heeft de deken aan [appellant] medegedeeld dat hij de klacht kan voorleggen aan de Raad van Discipline als hij het niet eens is met het dekenstandpunt. [appellant] is erop gewezen dat hij voor het doorsturen daarvan het bedrag van € 50,- aan griffierecht moet betalen, zoals in artikel 46e van de Advocatenwet is bepaald. [appellant] heeft de deken verzocht om hem vrij te stellen van de verplichting om € 50,- te betalen. Ook heeft [appellant] de deken verzocht het vrijstellingsverzoek door te sturen naar de Raad van Discipline.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:2058
- Datum uitspraak
- 22 mei 2024
- Hoger beroep
- Geld
- Rechtsbijstand
Bij e-mailbericht, ingekomen op 15 april 2024, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van staatsraden mr. W. den Ouden en mr. J.M. Willems als voorzitter en lid van de meervoudige kamer belast met de behandeling van de zaken nrs. 202204564/1/A2 en 202307269/1/A2. Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. [verzoeker] heeft aan zijn verzoek om wraking ten grondslag gelegd dat als gevolg van de gang van zaken op de zitting van 11 april 2024 de staatsraden bij hem de indruk hebben gewekt partijdig en vooringenomen te zijn. Hij voert aan dat de staatsraden aan het begin van de zitting hebben medegedeeld dat zij het dossier hebben gelezen, maar dat hem vervolgens diverse kritische vragen zijn gesteld, terwijl de antwoorden hen na lezing van het dossier bekend hadden kunnen zijn. Ook zijn aspecten van de zaak niet besproken, die wel in de stukken naar voren zijn gebracht, zoals een verzoek om aanhouding van de zaak.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:2117
- Datum uitspraak
- 22 mei 2024
- Wraking
- Schadevergoeding