Uitspraak 202204454/1/A3


Volledige tekst

202204454/1/A3.
Datum uitspraak: 17 april 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Almelo,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 15 juni 2022 in zaak nr. 21/1102 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Almelo.

Procesverloop

Bij besluit van 4 november 2020 heeft het college een verzoek van [appellant] om correctie van zijn geboortedatum in de basisregistratie persoonsgegevens (brp) afgewezen.

Bij besluit van 25 mei 2021 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 15 juni 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 maart 2024, waar [appellant], bijgestaan door mr. D.F. Briedé, advocaat te Almelo, en [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door E.E.L. van der Linde en C.H.M. Witteman, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellant] is geboren in Turkije waar hij in de Turkse bevolkingsadministratie was geregistreerd met geboortedatum [geboortedatum] 1964. Op grond van een uitspraak van een Turkse rechtbank van 20 oktober 1978 is de geboortedatum van [appellant] veranderd in [geboortedatum] 1961.

[appellant] is in de brp geregistreerd met de geboortedatum [geboortedatum] 1961, die bij zijn vestiging in de gemeente Almelo was vermeld op zijn Turkse paspoort. [appellant] heeft daarna op grond van een uitspraak van een Turkse rechtbank van 15 januari 2020 zijn geboortedatum in de Turkse bevolkingsadministratie en zijn Turkse paspoort laten veranderen in [geboortedatum] 1958. Vervolgens heeft [appellant] op 27 mei 2020 het college verzocht om correctie van zijn geboortedatum in de brp naar [geboortedatum] 1958.

1.1.    Het college heeft het verzoek afgewezen omdat op basis van de brondocumenten, de overige documenten en overgelegde verklaringen niet onomstotelijk vaststaat dat de gewenste geboortedatum juist is. Volgens het college is de uitspraak van de Turkse rechtbank niet gebaseerd op naar objectieve maatstaven gemeten, betrouwbare gegevens. Daarnaast kan aan de verklaringen van de basisschool en de middelbare school niet de waarde worden toegekend die [appellant] daaraan wenst toe te kennen, omdat onduidelijk is op welke informatie deze verklaringen zijn gebaseerd. Bovendien zijn dit geen brondocumenten in de zin van artikel 2.8 van de Wet basisregistratie personen (Wet brp). Dat geldt ook voor de verklaringen van de vader, de echtgenote en de oud-klasgenoten van [appellant].

Uitspraak van de rechtbank

2.       De rechtbank heeft geoordeeld dat het college op goede gronden heeft besloten om niet over te gaan tot correctie van de geboortedatum van [appellant] in de brp. De rechtbank heeft in zijn oordeel de uitspraken van de Afdeling van 4 mei 2022 betrokken, waarin een nieuwe toetsingsmaatstaf is vastgelegd (ECLI:NL:RVS:2022:1198 en ECLI:NL:RVS:2022:1300). Naar het oordeel van de rechtbank kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de geboortedatum van [appellant] [geboortedatum] 1958 is.

Hoger beroep

3.       In hoger beroep is aan de orde de vraag of de uitspraak van de Turkse rechtbank van 15 januari 2020 en de door [appellant] ingediende documenten en verklaringen aanleiding hadden moeten zijn om het verzoek van [appellant] om correctie van zijn geboortedatum in de brp toe te wijzen. [appellant] betoogt dat de rechtbank de uitspraak van de Turkse rechtbank niet inhoudelijk mag beoordelen. Ook voert [appellant] aan dat de uitspraak van de Turkse rechtbank is gebaseerd op objectief vast te stellen feiten. Volgens [appellant] is het een feit van algemene bekendheid dat kinderen in Turkije op achtjarige leeftijd aan de basisschool beginnen. Nu [appellant] in 1966 aan de basisschool is begonnen, moet de juiste geboortedatum wel [geboortedatum] 1958 zijn.

Beoordeling

4.       De relevante wetgeving is opgenomen in de bijlage. Deze maakt deel uit van de uitspraak.

4.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen moet voorop worden gesteld dat de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn (uitspraak van 29 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1843). De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor de gegevens over de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, heeft de wetgever in artikel 2.8 van de Wet brp een rangorde bepaald in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het tijdstip van inschrijving in redelijkheid geen "hoger" document kan worden overgelegd. Het bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens onjuist zijn, kan alleen worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten.

4.2.    De Afdeling heeft in de hiervoor genoemde uitspraken van 4 mei 2022 de voorheen gehanteerde toetsingsmaatstaf, te weten dat voor het wijzigen van in de brp geregistreerde gegevens onomstotelijk moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn, genuanceerd. De nieuwe toetsingsmaatstaf is dat beoordeeld moet worden of buiten redelijke twijfel uit de overgelegde brondocumenten, zo nodig bezien in samenhang met de daaraan ten grondslag liggende nadere bewijsmiddelen, volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn.

4.3.    Zoals de Afdeling in de uitspraken van 4 mei 2022 samenvattend heeft overwogen, moet in zaken over een verzoek om wijziging van persoonsgegevens in de brp eerst de vraag worden beantwoord of de verzoeker brondocumenten heeft weten over te leggen die voldoen aan de eisen uit artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp. Pas wanneer die vraag bevestigend beantwoord kan worden, wordt toegekomen aan de vraag of het verband tussen de verzoeker en de persoon op de documenten kan worden gelegd. Bij positieve beantwoording van deze vragen zal vervolgens worden beoordeeld of uit de overgelegde brondocumenten, zo nodig bezien in samenhang met de daaraan ten grondslag liggende nadere bewijsmiddelen, buiten redelijke twijfel volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. Als dat het geval is, en het brondocument van een hogere orde is dan het document of de verklaring op grond van waarvan de eerdere inschrijving in de brp heeft plaatsgevonden, wordt het betreffende gegeven, of worden de betreffende gegevens, in de brp gewijzigd.

Wat zijn brondocumenten?

4.4.    Brondocumenten zijn de in artikel 2.8, tweede lid, onder a tot en met e, van de Wet brp omschreven documenten. Een buiten Nederland opgemaakte akte, gedane rechterlijke uitspraak of geschrift waarin het feit is vermeld waarover het verzoek tot opneming gaat, zijn brondocumenten als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, respectievelijk d, van de Wet brp. Vereist is dat de akte, uitspraak of het geschrift overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt en ten doel heeft tot bewijs te dienen van het feit waarover het verzoek tot opneming gaat.

4.5.    Dat sprake is van een brondocument als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c of d, van de Wet brp, betekent niet dat, zoals [appellant] in hoger beroep betoogt, de daarin vermelde feiten zonder meer moeten worden verwerkt in de brp. Vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 30 juli 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:2891) en van 16 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:702). Bij het beoordelen of deze feiten moeten worden verwerkt, moet ook rekening worden gehouden met de relevante bepalingen uit paragraaf 3 van Afdeling 1 van Hoofdstuk 2 van de Wet brp. Zo is van belang dat uit artikel 2.10, tweede lid, van de Wet brp volgt dat aan de hier bedoelde brondocumenten geen gegevens mogen worden ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de daarin vermelde feiten. Het gaat hierbij om de openbare orde in materiële en in processuele zin (Kamerstukken II 2011-2012, 33 219, nr. 3, blz. 128). Van strijd met de openbare orde in processuele zin kan sprake zijn als voorafgaand aan de afgifte van het brondocument kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Een van de eisen waaraan een buitenlandse rechterlijke uitspraak in dit verband moet voldoen, is dat deze er blijk van moet geven op - naar objectieve maatstaven gemeten - betrouwbare gegevens te zijn gebaseerd. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 22 juli 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2285).

Heeft [appellant] brondocumenten overgelegd?

5.       De rechterlijke uitspraak van 15 januari 2020 uit Turkije en het daarop gebaseerde Turkse paspoort, zijn overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakt en hebben ten doel tot bewijs te dienen van het feit waarover het verzoek tot opneming gaat, te weten in dit geval de geboortedatum van [appellant]. Aan de echtheid van de stukken wordt niet getwijfeld. De uitspraak en het paspoort zijn daarom brondocumenten in de zin van artikel 2.8 tweede lid, onder c respectievelijk onder d, van de Wet brp.

Volgt uit de brondocumenten buiten redelijke twijfel dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn?

5.1.    De rechterlijke uitspraak uit Turkije is gebaseerd op een inschrijving van [appellant] op de basisschool op 5 september 1966 en het afronden van de basisschool door [appellant] op 10 mei 1971. Volgens de Turkse rechter was het gebruikelijk dat kinderen op achtjarige leeftijd aan de basisschool begonnen en daarom ligt het meer voor de hand dat de geboortedatum van [appellant] [geboortedatum] 1958 is. Volgens [appellant] sluit de uitspraak aan op een verklaring van zijn vader dat [appellant] vóór 1960 moet zijn geboren, gelet op het vertrek van zijn vader uit het dorp en zijn terugkeer na ongeveer drie jaar, op welk moment [appellant] vier of vijf jaar oud zou zijn geweest. Ook sluit de uitspraak volgens [appellant] aan op vier getuigenverklaringen van oud-klasgenoten van [appellant]. Deze oud-klasgenoten zijn zelf geboren op [geboortedatum] 1958, [geboortedatum] 1959, [geboortedatum] 1959 en [geboortedatum] 1959.

5.2.    De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college voldoende heeft gemotiveerd dat de in de rechterlijke uitspraak uit Turkije vermelde informatie onvoldoende betrouwbaar is om de gevraagde wijziging van de geboortedatum in de brp door te voeren. De Afdeling zal dit hieronder toelichten.

5.3.    Voorafgaand aan de uitspraak van de Turkse rechtbank heeft geen behoorlijk onderzoek plaatsgevonden naar de geboortedatum van [appellant]. Zo gaat de Turkse rechter er zonder meer vanuit dat het een feit van algemene bekendheid is dat kinderen in Turkije in de jaren ‘60 van de vorige eeuw op achtjarige leeftijd begonnen met de basisschool. De Turkse uitspraak is gebaseerd op een aanname dat [appellant] acht jaar oud zou moeten zijn geweest toen hij in 1966 begon met de basisschool en vervolgens 12 of 13 jaar oud moet zijn geweest toen hij in 1971 begon aan de middelbare school. Daar komt bij dat [appellant] op de zitting heeft laten weten dat het ook mogelijk is dat kinderen op een jongere leeftijd, bijvoorbeeld met zeven jaar, worden toegelaten op de basisschool door te kijken naar hun fysieke groei. In het geval van [appellant] zou hij - bij een geboortejaar van 1958 - 7 jaar en 8 maanden zijn geweest bij aanvang van de basisschool. Het kan ook zo zijn geweest dat [appellant] op jongere - of zelfs latere - leeftijd zou zijn begonnen aan de basisschool dan op achtjarige leeftijd. In dat geval zou zijn geboortejaar ook 1957, 1959 of 1960 kunnen zijn. De uitspraak van de Turkse rechtbank is daarmee niet gebaseerd op een objectief feit.

5.4.    Ook anderszins heeft [appellant] deze twijfel over de juistheid van de in de Turkse uitspraak vermelde geboortedatum niet weggenomen. [appellant] heeft onvoldoende onderbouwd waarom hij bij de wijziging van zijn geboortedatum in 1978 niet meteen zijn geboortedatum heeft laten wijzigen in 1958. Ook uit de verklaringen van de directie van de middelbare school, de ouders van [appellant], de echtgenote van [appellant] en zijn oud-klasgenoten blijkt niet concreet dat het geboortejaar 1958 juist is.

5.5.    Uit bovenstaande volgt dat de uitspraak van de Turkse rechtbank niet berust op, naar objectieve maatstaven gemeten, betrouwbare gegevens. Omdat het paspoort uit Turkije is vervaardigd naar aanleiding van de uitspraak van de Turkse rechter, geldt hetzelfde voor dit document. Uit de beschikbare brondocumenten volgt dus niet buiten redelijke twijfel dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. De Nederlandse openbare orde, als bedoeld in artikel 2.10, tweede lid, van de Wet brp, verzet zich daarom tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze brondocumenten vermelde feiten en opname daarvan in de brp. De rechtbank is terecht tot hetzelfde oordeel gekomen.

5.6.    Het betoog slaagt niet.

Conclusie

6.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.

6.1.    Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.H. Bangma, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, griffier.

w.g. Bangma
 lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Bindels
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2024

85-1104

Wet basisregistratie personen

Artikel 2.7

1. In de basisregistratie worden over de ingeschrevene uitsluitend de volgende gegevens opgenomen:

a. algemene gegevens:

1° gegevens over de burgerlijke staat waar het betreft de naam, de geboorte, het geslacht, de ouders, het huwelijk, dan wel geregistreerd partnerschap en eerdere huwelijken of eerder geregistreerde partnerschappen, de echtgenoot dan wel geregistreerd partner en eerdere echtgenoten of geregistreerde partners, de kinderen en het overlijden;

[..]

Artikel 2.8

[..]

2. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:

a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;

b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;

c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;

e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.

[..]

Artikel 2.10

[..]

2. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 2.8, derde lid, worden geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.

[..]

Artikel 2.58

1. Het verzoek waarmee betrokkene met betrekking tot de basisregistratie het recht uitoefent op rectificatie van gegevens, bedoeld in artikel 16 van de verordening, of op wissing van gegevens, bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de verordening, bevat de aan te brengen wijzigingen.

2. Het college van burgemeester en wethouders geeft aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling [artikelen 2.1-2.61].

[..]