Uitspraak 201506509/1/A3


Volledige tekst

201506509/1/A3.
Datum uitspraak: 16 maart 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Arnhem,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 juli 2015 in zaak
nr. 15/1093 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Arnhem.

Procesverloop

Bij besluit van 17 juni 2014 heeft het college het verzoek van [appellant] om wijziging van zijn persoonsgegevens in de basisregistratie personen (hierna: brp) afgewezen.

Bij besluit van 23 januari 2015 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 7 juli 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 maart 2016, waar [appellant], bijgestaan door mr. C.J. Looijen, advocaat te Zetten, en F. Flippo-Wassa, tolk, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.J.M. Verhoeven en mr. S.A. Joosten, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. [appellant] staat sinds 2008 in de gemeentelijke basisadministratie, thans brp, geregistreerd met de naam [appellant], geboortedatum 5 augustus 1972, geboorteplaats Deh Mazang en met als vader [persoon A]. Deze gegevens zijn destijds ontleend aan een door hem overgelegde Afghaanse identiteitskaart, een zogeheten taskera.

Bij brief van 16 december 2013 heeft [appellant] het college verzocht zijn gegevens te veranderen in [naam], geboortedatum 1 juli 1963, geboorteplaats Kabul en met als vader [persoon B]. Ter staving van zijn aanvraag tot wijziging heeft hij een op 18 juni 2013 opgemaakte taskera en een op 3 juli 2013 afgegeven Afghaans paspoort overgelegd. Voorts heeft hij in beroep bij de rechtbank een brief van de Afghaanse ambassade in Den Haag overgelegd.

2. Het college heeft aan zijn besluiten ten grondslag gelegd dat de nieuwe taskera een brondocument van gelijke sterkte is als de eerdere taskera en dat niet duidelijk is op basis waarvan de persoonsgegevens in de nieuwe taskera zijn gewijzigd. Het college heeft in dat verband van belang geacht dat de eerdere taskera in 2008 door Bureau Documenten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst is onderzocht, waarbij is geoordeeld dat het aannemelijk is dat dit document echt is. De nieuwe taskera is tweemaal door Bureau Documenten onderzocht waarbij is geoordeeld dat dit document zeer wel mogelijk echt is. Bureau Documenten heeft echter geen uitspraak gedaan over de vraag of de opmaak en afgifte van een bevoegde instantie afkomen en of de inhoud juist is. Volgens het college is derhalve niet gebleken dat behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden naar de onjuistheid van de eerdere taskera of dat de nieuwe taskera gebaseerd is op betrouwbare gegevens. Verder heeft [appellant] volgens het college niet aangetoond dat zijn oude taskera is ingenomen door het bevoegde gezag. Gelet hierop is het college niet overtuigd van de juistheid van de nieuwe taskera en staat niet onomstotelijk vast dat de in de brp opgenomen gegevens onjuist zijn. Het door [appellant] overgelegde paspoort leidt niet tot een ander oordeel nu dit paspoort op basis van de nieuwe taskera is verstrekt, aldus het college.

3. [appellant] betoogt dat hij heeft aangetoond dat de in de brp opgenomen persoonsgegevens feitelijk onjuist zijn. Hij voert daartoe aan dat de nieuwe taskera een hoger brondocument is dan de oude taskera, omdat de nieuwe taskera is voorzien van alle vereiste legalisatiestempels, waarbij hij tevens zijn paspoort heeft overgelegd. [appellant] voert voorts aan dat het feit dat de nieuwe taskera andere persoonsgegevens bevat betekent dat de oude taskera wel degelijk inhoudelijk is beoordeeld en dat de gegevens in de oude taskera derhalve feitelijk onjuist zijn.

3.1. Ingevolge artikel 2.8, tweede lid, van de Wet basisregistratie personen (hierna: Wet brp) worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:

a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;

b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;

c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;

e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.

3.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 22 juli 2015 in zaak nr. 201500799/1/A3) dient voorop te worden gesteld dat de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor de gegevens omtrent de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, heeft de wetgever een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het tijdstip van inschrijving in redelijkheid geen "hoger" document kan worden overgelegd. Dit doet evenwel niet af aan de plicht van de burger om eventueel ook na de inschrijving alsnog zo sterk mogelijke documenten te leveren (Kamerstukken II 2011-2012, 33 219, nr. 3, blz. 126). Het bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan alleen maar worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. Voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens zal gelet op het systeem van de Wet brp onomstotelijk moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn.

3.3. De thans in de brp opgenomen persoonsgegevens en het verzoek tot wijziging van de persoonsgegevens zijn beide gebaseerd op een taskera. Een taskera is een document bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wet brp. Voor de vraag welke rang een brondocument ingevolge dit artikel inneemt, is het niet relevant of het document gelegaliseerd is of dat een ander document is bijgevoegd nu dit artikel een dergelijk onderscheid niet maakt. Dat de nieuwe taskera door verscheidene Afghaanse instanties is gelegaliseerd en voorzien is van stempels, leidt er derhalve niet toe dat deze van een hogere rang is dan de oude taskera, die overigens ook was voorzien van enige stempels.

Ten aanzien van het betoog dat met de nieuwe taskera en het Afghaanse paspoort vast is komen te staan dat de in de brp opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, wordt als volgt overwogen. Met het oog op de betrouwbaarheid van de brp kan het bij een verzoek om inschrijving overleggen van gelegaliseerde documenten niet zonder meer leiden tot het inschrijven van de in die documenten vermelde feiten. Zo nodig dient het college nader onderzoek in te stellen naar de inhoudelijke juistheid van die feiten. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 30 juli 2014 in zaak nr. 201400999/1/A3. Het college heeft verificatie noodzakelijk geacht, omdat het twijfelde over de juistheid van de in de nieuwe taskera opgenomen persoonsgegevens. Het college heeft daarom de door het Bureau Documenten verrichte documentenonderzoeken van 3 september 2013 en 1 april 2014 bij zijn verificatie betrokken. In deze documentenonderzoeken is geoordeeld dat de nieuwe taskera zeer wel mogelijk echt is. Bureau Documenten heeft echter geen uitspraak gedaan over de vraag of de opmaak en afgifte van een bevoegde instantie afkomen en of de inhoud juist is. Uit de onderzoeken blijkt derhalve niet dat de persoonsgegevens van de nieuwe taskera juist zijn. Het college heeft ter zitting van de Afdeling toegelicht dat een deel van het verzoek tot wijziging van de persoonsgegevens van [appellant] betrekking heeft op kleine verbeteringen, maar dat het bij de geboortedatum om een groot verschil in jaren gaat waarvan niet duidelijk is op grond waarvan de nieuwe geboortedatum is vastgesteld. Het college heeft verklaard dat het zonder enig objectief bewijs niet kan overgaan tot wijziging van de geboortedatum en de overige persoonsgegevens. Ter zitting van de Afdeling heeft [appellant] uiteengezet waarom volgens hem de nieuwe taskera de juiste geboortedatum bevat. Volgens hem waren de Afghaanse autoriteiten in het verleden minder betrouwbaar, maar zijn zij dat nu, na vervanging van een groot deel van het ambtelijk personeel, wel. [appellant] heeft verder toegelicht dat de autoriteiten in Afghanistan aan de hand van de taskera van zijn oudere broer het bevolkingsregister in Afghanistan hebben geraadpleegd. Dit register is een groot boek en bevat, anders dan in Nederland, geen geboorteaktes, maar data waarop een taskera is aangevraagd, aldus [appellant]. Omdat bij de aanvraag van een taskera de leeftijd moet worden doorgegeven, ontlenen de autoriteiten daaraan de geboortedatum. Daarom is in de nieuwe taskera van [appellant] vermeld dat hij in de Afghaanse jaartelling in 1352 10 jaar oud was hetgeen betekent dat hij in 1963 is geboren. [appellant] heeft ter zitting desgevraagd verklaard niet over een afschrift uit het bevolkingsregister te beschikken.

Nu dit afschrift ontbreekt, en het college hierdoor niet kan controleren of de door [appellant] geschetste gang van zaken juist is, kon het college zich onder die omstandigheid in redelijkheid op het standpunt stellen dat niet is aangetoond dat de nieuwe geboortedatum juist is. Derhalve kan aan de nieuwe taskera niet de door [appellant] voorgestane betekenis worden toegekend. Hetzelfde geldt voor het paspoort nu het paspoort op basis van de nieuwe taskera is verstrekt. Evenmin kan aan de brief van de Afghaanse ambassade de door [appellant] voorgestane betekenis worden toegekend nu daarin slechts is vermeld op welke wijze hij de nieuwe taskera heeft gekregen, maar niet hoe de autoriteiten de inhoud van de taskera hebben vastgesteld. Nu gelet op het vorenstaande niet onomstotelijk is komen vast te staan dat de in de brp geregistreerde persoonsgegevens feitelijk onjuist zijn, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college het verzoek tot wijziging terecht heeft afgewezen.

Het betoog faalt.

4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.D.A.M. Zegveld, griffier.

w.g. Slump w.g. Zegveld
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2016

43-818.