Uitspraak 202200885/1/R1


Volledige tekst

202200885/1/R1.
Datum uitspraak: 31 januari 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Bewonersvereniging Zandzoom (hierna: de bewonersvereniging), gevestigd te Heiloo,
appellante,

en

de raad van de gemeente Heiloo,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1]" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft de bewonersvereniging beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De bewonersvereniging, de raad en [partij A] en [partij B] (hierna tezamen en in enkelvoud: "[partij]") hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 10 november 2023, waar de bewonersvereniging, vertegenwoordigd door [gemachtigde], via een videoverbinding, en de raad, vertegenwoordigd door mr. Y. Kliphuis, advocaat te Hoofddorp, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door mr. A. Wester, advocaat te Alkmaar, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Op het perceel [locatie 2] is het bedrijf van [partij] gevestigd. Voor de op de locatie gevestigde bedrijfsactiviteiten zijn diverse opstallen aanwezig, zoals loodsen voor materieel en werkruimte, een kantoor, ruimte voor opslag en andere bedrijfsruimten. Het terrein is volledig voorzien van verharding. Omdat de huidige bedrijfsomvang en activiteiten niet meer passend zijn op deze locatie, wordt het bedrijf verplaatst. Het plan voorziet in een wijziging van de bedrijfsbestemming naar een woonbestemming. Op de vrijkomende gronden kunnen 45 grondgebonden woningen worden gebouwd.

Het plangebied ligt ten zuiden van de kern van Heiloo. Het plangebied wordt aan de zuidkant begrensd door de Nieuwelaan en aan de westkant door de Hoogeweg. Direct ten noorden van het perceel staat een woning. Aan de noordoost- en oostkant liggen agrarische gronden, die onderdeel zijn van het gebied "Zandzoom". Zandzoom is open en groen ingericht gebied. Het bestaat uit lintbebouwing te midden van weilanden, kleinschalige bedrijven en enkele clusters aan woningen.

Ontvankelijkheid

1.1.    De raad en [partij] betogen dat de bewonersvereniging geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) en dat om die reden haar beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Zo is volgens de raad de doelstelling van de bewonersvereniging niet voldoende concreet. Verder wijst de raad  erop dat de bewonersvereniging geen zienswijze heeft ingediend over het ontwerpplan en ook verstek heeft laten gaan bij de verschillende participatiemogelijkheden, zoals inloopbijeenkomsten in 2020. Tot slot betoogt de raad dat de vereniging geen feitelijke werkzaamheden verricht.

1.2.    De bewonersvereniging stelt dat zij geen zienswijze heeft kunnen indienen, omdat zij in de periode dat het ontwerp van het plan ter inzage lag, nog niet was opgericht. Bovendien kan gelet op de uitspraak van de Afdeling van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:768, het haar niet worden tegengeworpen dat zij geen zienswijze heeft ingediend.

1.3.    De Afdeling overweegt dat de bewonersvereniging geen zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpbesluit tot vaststelling van het plan. Gelet op artikel 6:13 van de Awb zou het beroep van de bewonersvereniging dan ook niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Maar de Afdeling heeft haar rechtspraak over de ontvankelijkheid van beroepen tegen omgevingsrechtelijke besluiten die zijn voorbereid met afdeling 3.4 van de Awb gewijzigd. Aan belanghebbenden wordt in omgevingsrechtelijke zaken niet langer tegengeworpen dat zij geen zienswijze naar voren hebben gebracht over het ontwerpbesluit. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786. Voor het antwoord op de vraag of het beroep van de bewonersvereniging ontvankelijk is, is dus beslissend of zij belanghebbende is bij het besluit tot vaststelling van het plan. Voor het antwoord op de vraag of de bewonersvereniging belanghebbende is zijn de statutaire doelstelling en de feitelijke werkzaamheden van de bewonersvereniging bepalend (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1907).

1.4.    De Afdeling stelt voorop dat ten tijde van het verstrijken van de beroepstermijn de bewonersvereniging nog niet bij notariële akte was opgericht. Zij was naar het oordeel van de Afdeling toen wel al aan te merken als een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid.

Artikel 1:2, derde lid, van de Awb luidt: "Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen."

Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling, onder meer de uitspraak van 26 januari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP2116, moet bij de beoordeling of een dergelijke rechtspersoon feitelijke werkzaamheden verricht, worden uitgegaan van de feitelijke werkzaamheden die de rechtspersoon heeft verricht tot uiterlijk de dag voor het einde van de termijn waarbinnen beroep kan worden ingesteld. Verder geldt dat het louter in rechte opkomen tegen besluiten als regel niet kan worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Evenmin kunnen als zodanig worden aangemerkt werkzaamheden die daarmee verband houden, zoals het indienen van zienswijzen over ontwerpbesluiten, het vergaren van informatie ten behoeve van bestuursrechtelijke procedures en het via de website informeren van derden over aanhangige of afgeronde procedures (vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 18 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:808).

1.5.    De bewonersvereniging heeft volgens artikel 2 van haar statuten tot doel:

"- Het behartigen van de belangen van de leden (voor zover deze belangen een gemeenschappelijk karakter hebben en bijdragen aan het in stand houden van de leef kwaliteit, inrichting en veiligheid van de woonomgeving en het bevorderen van de gemeenschapszin van hen die wonen of (vrijwillige) werkzaamheden verrichten binnen of in de nabijheid van het gebied Zandzoom, en daarbij zo nodig het fungeren als gesprekspartner in aangelegenheden met betrekking tot publieke en private partijen.

- Het behouden van de groene ring om het dorp Heiloo vanwege de ecologische waarden, het behouden en bevorderen van de natuur, de cultuurhistorische waarden, de landschappelijke waarden, de flora en fauna in Zandzoom, de kwaliteit van het milieu waaronder de lucht, de bodem en het water, alsmede de gezondheid van mensen en een goede ruimtelijke ordening in haar werkgebied en in dit verband bundelen en behartigen van de belangen van haar leden, alles in de ruimste zin van het woord.

- De bewonersvereniging dit doel onder meer tracht te bereiken door het organiseren van activiteiten vanuit de door de vereniging te benoemen commissies voor de bewoners en het deelnemen aan de activiteiten die door de bewoners van Zandzoom worden georganiseerd, het dienen als zogeheten aanspreekpunt voor overheden en instanties, het behartigen van de collectieve belangen, het ondersteunen van activiteiten voor de samenhang in de buurt, het verstrekken van informatie aan (aspirant-)leden en voorts met alle wettige middelen."

Anders dan de raad en [partij] hebben betoogd, acht de Afdeling deze doelomschrijving niet zodanig ruim, dat het gestelde belang onvoldoende onderscheidend zou zijn. Het geografisch werkterrein van de bewonersvereniging beperkt zich voorts tot het gebied Zandzoom rondom Heiloo en is daarmee voldoende concreet afgebakend. Verder stelt de Afdeling vast dat het plangebied op korte afstand van het gebied Zandzoom ligt, zodat de gevolgen van het plan de doelstelling van de bewonersvereniging kunnen raken.

1.6.    Met betrekking tot de vraag of de bewonersvereniging feitelijke werkzaamheden heeft verricht of heeft kunnen verrichten die invulling hebben gegeven aan de algemene doelen waarvoor zij opkomt, overweegt de Afdeling als volgt.

De bewonersvereniging is volgens haar statuten opgericht op 29 november 2021. De termijn voor het instellen van beroep tegen het plan eindigde op 8 februari 2022. De bewonersvereniging is in de gelegenheid gesteld stukken over te leggen waaruit blijkt dat zij feitelijke werkzaamheden heeft uitgevoerd. De bewonersvereniging heeft dergelijke stukken niet overgelegd. De stelling van de bewonersvereniging dat zij heeft geklaagd over de werking van amfibieschermen bij het perceel van één van de leden, is niet verder onderbouwd. Verder is op de website van de bewonersvereniging enkel een samenvatting van de doelstellingen uit de statuten en informatie hoe men lid kan worden, weergegeven. De Afdeling acht dit alles onvoldoende om te concluderen dat sprake is van feitelijke werkzaamheden die er blijk van geven dat de bewonersvereniging haar statutaire doelstelling behartigde voor het verstrijken van de beroepstermijn.

1.7.    De Afdeling ziet zich in deze zaak voor de aanvullende vraag gesteld of in dit geval de bewonersvereniging niet zou kunnen worden verweten dat zij geen feitelijke werkzaamheden heeft verricht. Als een niet-gouvernementele organisatie, zoals bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van het Verdrag van Aarhus, net voor het verstrijken van de beroepstermijn is opgericht, heeft zij immers onvoldoende tijd om feitelijke werkzaamheden te verrichten. In dat geval kan dus niet worden geëist dat er direct voor het verstrijken van de beroepstermijn feitelijke werkzaamheden worden verricht.

In dit geval is de bewonersvereniging tien weken voor het verstrijken van de beroepstermijn opgericht. De Afdeling acht die periode niet dusdanig kort dat de bewonersvereniging in het geheel geen feitelijke werkzaamheden heeft kunnen uitvoeren. Overigens wijst de Afdeling er nog op dat ook niet gebleken is dat de bewonersvereniging in de periode tussen 8 februari 2022 en de zitting bij de Afdeling in deze zaak feitelijke werkzaamheden heeft verricht, behalve dat de bewonersvereniging juridische procedures heeft gevoerd. Het enkele gebrek aan tijd kan dus niet worden geacht de reden te zijn geweest voor het ontbreken van die feitelijke werkzaamheden.

1.8.    Voor zover de bewonersvereniging, gelet op haar statuten, moet worden geacht een bundeling van individuele belangen van haar leden tot stand te hebben gebracht, kunnen de in artikel 1:2, derde lid, van de Awb genoemde feitelijke werkzaamheden daarin op zichzelf besloten worden geacht. De Afdeling verwijst in dat verband naar haar uitspraak van 24 juni 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI9672. De bewonersvereniging zou aan de behartiging van de belangen van haar leden echter alleen de hoedanigheid van belanghebbende kunnen ontlenen, als de belangen van meer dan één van die leden rechtstreeks bij het bestreden besluit zijn betrokken. Uit de lijst van leden die de bewonersvereniging bij de Afdeling heeft ingediend, komt naar voren dat de leden allen op meer dan 300 meter van het plangebied wonen. De desbetreffende afstanden zijn, mede gelet op de aard en omvang van de in het plan voorziene ontwikkeling, te groot om te kunnen concluderen dat zich bij de leden gevolgen van enige betekenis voordoen. Van andere omstandigheden dan de woonsituatie waaraan de leden mogelijk een belang zouden kunnen ontlenen, is niet gebleken. Dit betekent dat de bewonersvereniging ook in zoverre niet als belanghebbende kan worden beschouwd.

1.9.    Het bovenstaande leidt de Afdeling tot de slotsom dat de bewonersvereniging geen belanghebbende is.

Conclusie

2.       Het beroep is niet-ontvankelijk.

Proceskosten

3.       De raad hoeft de proceskosten niet te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Besselink, voorzitter, en mr. C.H. Bangma en mr. A.B. Blomberg, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, griffier.

w.g. Besselink
voorzitter

w.g. Van Helvoort
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2024

361