Uitspraak 200807294/1/H2


Volledige tekst

200807294/1/H2.
Datum uitspraak: 24 juni 2009

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de vereniging Buurtplatform Randwyck, gevestigd te Maastricht,
appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 22 augustus 2008 in zaak nr. 08/54 in het geding tussen:

appellante

en

het college van burgemeester en wethouders van Maastricht.

1. Procesverloop

Bij besluit van 5 september 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Maastricht (hierna: het college) aan Servatius Ontwikkeling BV een velvergunning met herplant- en verplantverplichting verleend in verband met de bouw van de zogenoemde Campus Maastricht.

Bij besluit van 28 november 2007 heeft het college het door de vereniging daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 22 augustus 2008, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het door de vereniging Buurtplatform Randwyck (hierna: de vereniging) daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vereniging bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 september 2008, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 mei 2009, waar de vereniging, vertegenwoordigd door mr. J.H.P. Hardy, advocaat te Maastricht, en het college, vertegenwoordigd door mr. P. van den Dijck en R. van Woerdekom, beiden werkzaam bij de gemeente Maastricht, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Servatius Ontwikkeling BV, vertegenwoordigd door mr. M.R. de Boer, advocaat te Woerden, als partij gehoord.

Buiten bezwaren van partijen zijn door Servatius Ontwikkeling BV ter zitting nadere stukken overgelegd.

2. Overwegingen

2.1. Het college en Servatius Ontwikkeling BV betogen dat de vereniging geen belanghebbende is bij de verleende kapvergunningen en voeren daartoe aan dat de vereniging geen relevante feitelijke werkzaamheden verricht, die de vereniging als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kwalificeert.

2.1.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

2.1.2. Blijkens artikel 2, eerste lid, van haar statuten stelt de vereniging zich ten doel:

a. het bevorderen, behouden en verbeteren van de leefbaarheid en het leefmilieu ten behoeve van hen die wonen in de wijk Randwyck in de gemeente Maastricht. Met 'Randwyck' wordt bedoeld het gebied conform de buurtindeling vastgesteld door de raad van de gemeente Maastricht en behelst globaal het postcodegebied 6229, gelegen tussen de rijksweg A2 aan de oostzijde en de rivier de Maas aan de westzijde, tussen de Kennedysingel aan de noordzijde en de grens met de gemeente Eijsden aan de zuidzijde, maar exclusief de buurt Heugem in dit (postcode)gebied;

b. het behartigen van de collectieve belangen van bewoners in de wijk Randwyck richting derden, een en ander te beoordeling van het bestuur van de vereniging;

c. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.

2.1.3. Blijkens deze doelstelling behartigt de vereniging in het bijzonder het collectieve belang van de bewoners van de wijk Randwyck bij het bevorderen, behouden en verbeteren van de leefbaarheid en het leefmilieu van die wijk. Dit belang is rechtstreeks bij de in bezwaar gehandhaafde kapvergunningen betrokken. Ter zitting is namens de vereniging medegedeeld dat de vereniging ongeveer dertig leden telt.

Anders dan het geval was bij de rechtspersoon in de door het college en Servatius Ontwikkeling BV genoemde uitspraak van 1 oktober 2008, zaak nr. 200801150/1 brengt de vereniging door het optreden in rechte in dit geval een bundeling van rechtstreeks bij het besluit op bezwaar betrokken individuele belangen tot stand waarmee effectieve rechtsbescherming gediend kan zijn, in vergelijking met het afzonderlijke optreden van een groot aantal individuele natuurlijke personen die door het bestreden besluit rechtstreeks in hun belangen worden getroffen. De Afdeling sluit met dit criterium aan bij het arrest van de Hoge Raad van 17 juni 1986, nr. 12700 (AB 1987, 173). In de door de vereniging tot stand gebrachte bundeling van deze individuele belangen, kunnen de in artikel 1:2, derde lid, van de Awb genoemde feitelijke werkzaamheden besloten worden geacht. Gelet op het vorenstaande is de vereniging belanghebbende bij de verleende kapvergunningen.

Het betoog faalt derhalve.

2.2. De rechtbank heeft, voor zover thans van belang, overwogen dat de vereniging met het beroep geen herstel in de oude toestand kan bewerkstelligen omdat de bomen reeds zijn gekapt. De rechtbank heeft voorts overwogen dat de vereniging geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep omdat de vereniging enkel schade heeft gesteld maar deze niet tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt. Daarom heeft de rechtbank het beroep van de vereniging niet-ontvankelijk verklaard.

2.3. De vereniging betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat elf bomen langs de Oeslingerbaan niet zijn gekapt maar verplant en dat zij belang heeft bij het terugplaatsen daarvan. Voorts heeft de rechtbank volgens de vereniging miskend dat voor wat betreft de gekapte bomen met het beroep kan worden bereikt dat in zoverre een herplantplicht zal moeten worden opgelegd, waarbij zij verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 27 augustus 2008 (zaaknummer 200800623/1; www.raadvanstate.nl).

2.4. Ingevolge artikel 1, tweede lid, van de Bomenverordening Maastricht 2000 wordt onder vellen mede verstaan verplanten.

Ingevolge artikel 2, eerste lid, is het verboden zonder vergunning van het college houtopstand te vellen of te doen vellen.

Ingevolge artikel 10, eerste lid, geldt dat indien houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning van het college is geveld dan wel op andere wijze teniet is gegaan, het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting kan opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen en binnen een door hem te stellen termijn.

2.5. Ter zitting is door een deskundige van de gemeente Maastricht te kennen gegeven dat het terugplaatsen van de verplante bomen langs de Oeslingerbaan na een herstelperiode van ten minste zes jaren niet onmogelijk is. Gelet daarop zou de vereniging met vernietiging van de vergunning voor de verplanting van die bomen herstel in de oude toestand hebben kunnen bewerkstelligen, zodat de vereniging in zoverre belang had bij haar beroep.

Voor de gekapte bomen geldt dat, evenals aan de orde was in genoemde uitspraak van 27 augustus 2008, de vereniging met het beroep had kunnen bereiken dat een situatie zou ontstaan als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Bomenverordening Maastricht 2000 in welk geval zij aan het college een verzoek had kunnen doen Servatius Ontwikkeling BV te verplichten dezelfde soorten bomen op dezelfde plaatsen als de gekapte bomen te herplanten. Daarbij is van belang dat een dergelijke herplant ook na uitvoering van het bouwplan in ieder geval voor een deel van de gekapte bomen mogelijk is. Gelet hierop had de vereniging ook in zoverre belang bij haar beroep.

De conclusie is dat rechtbank is het beroep van de vereniging ten onrechte wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk heeft verklaard.

2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Gelet op artikel 44, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de Raad van State en op het uitdrukkelijke verzoek daartoe van de vereniging zal de Afdeling de zaak naar de rechtbank terugwijzen om het beroep van de vereniging alsnog inhoudelijk te beoordelen.

2.7. Redelijke toepassing van artikel 43, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt met zich dat het in hoger beroep betaalde griffierecht door de secretaris van de Raad van State aan de vereniging wordt terugbetaald.

2.8. De Afdeling zal de door de vereniging in hoger beroep gemaakte proceskosten vaststellen en bepalen dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 22 augustus 2008 in zaak nr. 08/54;

III. wijst die zaak naar de rechtbank terug;

IV. stelt de door de vereniging Buurtplatform Randwyck in hoger beroep gemaakte proceskosten vast op een bedrag van € 689,79, en bepaalt dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten;

V. gelast dat de secretaris van de Raad van State aan de vereniging Buurtplatform Randwyck het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 433,00 (zegge: vierhonderddrieëndertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. C.H.M. van Altena, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Rop, ambtenaar van Staat.

w.g. Polak w.g. Rop
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2009

417.