Uitspraak 202204569/1/V6


Volledige tekst

202204569/1/V6.
Datum uitspraak: 29 november 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 juni 2022 in zaak nr. 21/3108 in het geding tussen:

[appellant]

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 10 september 2020 heeft de staatssecretaris een verzoek van [appellant] om hem het Nederlanderschap te verlenen (hierna: het verzoek) afgewezen.

Bij besluit van 11 maart 2021 heeft de staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 21 juni 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 25 mei 2023, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.S. Yap, advocaat te Bergen op Zoom, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door drs. J.M. Sidler, zijn verschenen. De zaak is op de zitting gelijktijdig behandeld met zaken nrs. 202204093/1/V6 en 202204684/1/V6.

Overwegingen

1.       Het wettelijk kader en het beleidskader zijn opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Inleiding en samenvatting

2.       [appellant] stelt afkomstig te zijn uit Sierra Leone en geboren te zijn op [geboortedatum] 1984. Hij is sinds 2001 in Nederland. De staatssecretaris heeft hem bij besluit van 5 september 2002 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend, geldig tot 4 januari 2005. Op 8 maart 2007 heeft de staatssecretaris de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd afgewezen. [appellant] is daarna met ingang van 9 juli 2013 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf als familie- of gezinslid bij zijn partner. [appellant] heeft op 5 november 2019 het verzoek ingediend. Ter onderbouwing van zijn identiteit en nationaliteit heeft hij een geboorteakte overgelegd die is afgegeven en gelegaliseerd in 2016. Daarnaast heeft hij een Sierra Leoons biometrisch paspoort overgelegd dat is afgegeven op 9 mei 2016 en geldig is tot 9 mei 2021.

2.1.    De staatssecretaris heeft het verzoek afgewezen, omdat hij ernstig twijfelt aan de identiteit en nationaliteit van [appellant]. De staatssecretaris heeft deze twijfel gebaseerd op een rapport taalanalyse van 19 mei 2006 dat is opgesteld door Bureau Land en Taal (thans: Team Onderzoek en Expertise Land en Taal; hierna: TOELT) naar aanleiding van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. Uit dit rapport volgt dat [appellant] eenduidig niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Sierra Leone. [appellant] heeft in deze eerdere asielprocedure een contra-expertise van de Taalstudio van 16 januari 2008 ingebracht. Op 12 maart 2008 heeft TOELT gereageerd op deze contra-expertise, waarbij zij haar standpunt dat [appellant] eenduidig niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Sierra Leone heeft gehandhaafd. De staatssecretaris heeft er verder op gewezen dat de rechtbank in haar uitspraak van 10 april 2009, in zaak nr. 08/18231, het rapport taalanalyse en de reactie van TOELT is gevolgd. De Afdeling heeft het tegen die uitspraak ingestelde hoger beroep bij uitspraak van 10 november 2009, ECLI:NL:RVS:2009:823, met toepassing van artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000 ongegrond verklaard. De staatssecretaris heeft gesteld dat [appellant] de twijfel aan zijn identiteit en nationaliteit niet heeft weggenomen met het overleggen van een gelegaliseerde geboorteakte en een paspoort met gegevens die inhoudelijk overeenkomen met de informatie die [appellant] eerder heeft verstrekt over zijn identiteit en nationaliteit. Volgens de staatssecretaris heeft [appellant] met de door hem overgelegde documenten de uitkomst van de taalanalyse niet weerlegd, omdat niet gebleken is dat voorafgaand aan de afgifte van het paspoort en de geboorteakte een deugdelijk identificatieproces heeft plaatsgevonden.

2.2.    De Afdeling komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op basis van het rapport taalanalyse op het standpunt heeft gesteld dat er twijfels bestaan over de identiteit en nationaliteit van [appellant]. Bij het verzoek om hem het Nederlanderschap te verlenen heeft [appellant] echter een gelegaliseerde geboorteakte en een authentiek Sierra Leoons paspoort overgelegd. De vraag is of [appellant] daarmee de twijfels over zijn identiteit en nationaliteit heeft weggenomen. In haar uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2023:4302, heeft de Afdeling geoordeeld dat in het kader van naturalisatie weliswaar geldt dat de identiteit en nationaliteit van een verzoeker buiten twijfel moeten zijn, maar dat dit niet betekent dat de staatssecretaris zonder deugdelijke motivering voorbij mag gaan aan de authentieke documenten die de desbetreffende verzoeker heeft overgelegd. De motivering die de staatssecretaris geeft voor het niet accepteren van de door een verzoeker overgelegde documenten in de naturalisatieprocedure is afhankelijk van de bewijswaarde van die documenten. De Afdeling heeft daarom aanleiding gezien om voor de rechtspraktijk te verduidelijken wat het toetsingskader is voor de beoordeling van de bewijswaarde van documenten die verzoekers bij hun naturalisatieverzoek overleggen. Dit toetsingskader houdt onder meer in dat de staatssecretaris moet beoordelen of voorafgaand aan de afgifte van de documenten een deugdelijk identificatieproces heeft plaatsgevonden.

De Afdeling is van oordeel dat de staatssecretaris in dit geval niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat voorafgaand aan de afgifte van de door [appellant] overgelegde geboorteakte en het paspoort geen deugdelijk identificatieproces heeft plaatsgevonden. Hierdoor kan niet beoordeeld worden of [appellant] met de door hem overgelegde documenten de twijfels over zijn identiteit en nationaliteit heeft weggenomen. Het besluit op bezwaar is daarom in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en berust in strijd met artikel 7:12 van die wet niet op een deugdelijke motivering.

2.3.    Hieronder wordt eerst de uitspraak van de rechtbank uiteengezet, gevolgd door de hogerberoepsgronden van [appellant]. De Afdeling legt daarna uit hoe zij tot haar oordeel is gekomen.

Uitspraak rechtbank

3.       De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de conclusies in het rapport taalanalyse. Volgens de rechtbank heeft [appellant] zijn identiteit en nationaliteit niet aangetoond met de overgelegde documenten. Dat de autoriteiten van Sierra Leone het paspoort echt hebben bevonden zegt volgens haar niets over de verkrijgingswijze en inhoudelijke juistheid van de documenten. [appellant] heeft verder niet aangetoond dat hij daadwerkelijk naar Sierra Leone is gereisd om het paspoort aan te vragen en op te halen.

Heeft [appellant] zijn identiteit en nationaliteit aangetoond?

4.       [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat hij verschillende documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn identiteit en nationaliteit. Daarnaast was de conclusie in de contra-expertise van de Taalstudio dat niet eenduidig vast te stellen is of Sierra Leone of Guinee het herkomstland van [appellant] is, aangezien de door hem gesproken taal, het Madingo, in beide landen wordt gesproken. [appellant] wijst er verder op dat hij nooit anders heeft verklaard dan dat hij uit Sainya, Kamakwie komt. Dit is een kleine plaats in het uiterste noorden van Sierra Leone, vlak bij de grens met Guinee. Het Krio is weliswaar de algemeen gangbare voertaal in Sierra Leone, maar het is goed voor te stellen dat dit niet in alle dorpen wordt gesproken. Het Madingo is daarentegen de lingua franca binnen de hele regio, van Senegal tot Ivoorkust. [appellant] voert verder aan dat hij op 19 april 2016 via Guinee naar Sierra Leone is gereisd om zijn paspoort aan te vragen. Dit paspoort heeft hij ook verkregen. Rechtstreeks reizen naar Sierra Leone was niet mogelijk, omdat hij een vreemdelingenpaspoort had met daarin de aantekening "uitgezonderd Sierra Leone". [appellant] voert, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1198, aan dat de door hem overgelegde documenten door de gemeente zijn aangemerkt als brondocumenten op basis waarvan hij is ingeschreven in de basisregistratie personen (hierna: de brp). Dit moet volgens hem ook bij de beoordeling betrokken worden.

Toetsingskader taalanalyse

4.1.    Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat een advies van TOELT een deskundigenadvies is aan de staatssecretaris ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden. De staatssecretaris mag op het advies van TOELT afgaan, nadat hij is nagegaan of het advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor de wettelijke adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. De Afdeling wijst op haar uitspraak van 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:197, onder 2.3.

Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het bestuursorgaan de adviseur een reactie op wat over het advies is aangevoerd. De Afdeling wijst op haar uitspraak van 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2566, onder 4.1.

Staatssecretaris mocht taalanalyse bij beoordeling betrekken

4.2.    Uit het rapport taalanalyse van 19 mei 2006 volgt dat [appellant] eenduidig niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Sierra Leone, omdat hij geen Krio spreekt, de algemene voertaal in Sierra Leone, maar Madingo zoals dat gangbaar is in Guinee. Een deskundige van de Taalstudio heeft in de contra-expertise van 16 januari 2008 geconcludeerd dat [appellant] een variant van het Madingo spreekt die het Maninka Mori wordt genoemd. Dit is een variant van het Madingo dat zowel in Guinee als in Sierra Leone wordt gesproken. De beschikbare gegevens zijn volgens de deskundige van de Taalstudio onvoldoende om een definitieve conclusie te trekken over het land van herkomst van [appellant], maar een herkomst uit Sierra Leone lijkt hem waarschijnlijker dan een herkomst uit Guinee. TOELT heeft op 16 januari 2008 gereageerd op deze contra-expertise en de conclusie gehandhaafd dat [appellant] eenduidig niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap van Sierra Leone. Daarbij heeft TOELT gesteld dat de contra-expertise een bevestiging vormt van de conclusie in het rapport taalanalyse dat [appellant] een Guinese variant van het Madingo spreekt die in veel mindere mate in Sierra Leone wordt gesproken. TOELT heeft er verder op gewezen dat de deskundige van de Taalstudio het gebrek aan actieve kennis van het Krio bij [appellant] niet heeft meegewogen in zijn conclusie.

De rechtbank heeft in een eerdere asielprocedure bij uitspraak van 10 april 2009 in zaak nr. 08/18231 geoordeeld dat de door [appellant] overgelegde contra-expertise onvoldoende aanknopingspunten bevat voor twijfel aan de uitkomst van de taalanalyse.

4.3.    Het rapport taalanalyse en de reactie van TOELT van 16 januari 2008 zijn op zorgvuldige wijze tot stand gekomen, de redeneringen zijn begrijpelijk en de getrokken conclusies sluiten daarop aan. De Afdeling is daarom met de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris de taalanalyse bij zijn beoordeling van het verzoek mocht betrekken. Hoewel [appellant] terecht aanvoert dat uit de stukken volgt dat het Madingo zowel in Guinee als in Sierra Leone wordt gesproken en daarmee niet zonder meer uitgesloten kan worden dat hij geboren is in Sierra Leone, neemt dit niet weg dat de conclusie dat hij geen Krio spreekt wel betekenis heeft voor vraag of hij te herleiden is tot de Sierra Leoonse spraakgemeenschap. De staatssecretaris heeft zich dan ook op grond van die conclusie terecht op het standpunt gesteld dat er twijfel bestaat over de identiteit en nationaliteit van [appellant].

4.4.    Het betoog slaagt in zoverre niet.

Heeft [appellant] de gerezen twijfel weggenomen met de overgelegde documenten?

5.       [appellant] heeft bij het verzoek een gelegaliseerde geboorteakte en een authentiek Sierra Leoons paspoort overgelegd. Deze documenten moeten worden aangemerkt als nader bewijs voor de door [appellant] opgegeven identiteit en nationaliteit. De gelegaliseerde geboorteakte en het paspoort zijn door de gemeente Den Haag geaccepteerd als brondocumenten voor het opnemen van de persoonsgegevens van [appellant] in de brp. Uit de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: de Handleiding RWN), paragraaf 3.5.2 van het beleid voor artikel 7 van de RWN, zoals deze luidde ten tijde van het besluit op bezwaar, volgt dat de verlening van het Nederlanderschap in de regel plaatsvindt op basis van de inschrijving als ingezetene in de brp. Uit de Handleiding RWN, paragraaf 3.5.3 van het beleid voor artikel 7 van de RWN, volgt dat, als in het verleden al gelegaliseerde of van apostille voorziene documenten zijn overgelegd en verwerkt in de brp, de staatsecretaris niet eist dat de verzoeker wederom dezelfde documenten overlegt. Maar als er op goede gronden twijfel is gerezen, moeten opnieuw originele gelegaliseerde of van apostille voorziene documenten worden overgelegd. Omdat er in dit geval op goede gronden twijfel is gerezen, moest [appellant] opnieuw originele documenten overleggen.

5.1.    Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2023:4302, onder 5.7, moet de staatssecretaris als er twijfel bestaat over de identiteit en nationaliteit van de verzoeker, nagaan of de verzoeker de gerezen twijfel met de door hem overgelegde documenten heeft weggenomen. In dat kader zal de staatssecretaris moeten beoordelen of buiten twijfel uit de door een verzoeker overgelegde documenten volgt dat de daarin vermelde identiteit en nationaliteit juist zijn. De staatssecretaris mag daarbij echter niet zonder deugdelijke motivering voorbijgaan aan de documenten die een verzoeker heeft overgelegd. De motivering die de staatssecretaris geeft voor het niet accepteren van de door de desbetreffende verzoeker overgelegde documenten in de naturalisatieprocedure is afhankelijk van de bewijswaarde van die documenten.

Welke bewijswaarde komt toe aan de door [appellant] overgelegde documenten?

6.       Voor de beantwoording van de vraag of [appellant] met de overgelegde gelegaliseerde geboorteakte en het authentieke Sierra Leoonse paspoort de gerezen twijfel heeft weggenomen, is dus van belang welke bewijswaarde die documenten hebben. De Afdeling heeft in haar uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2023:4302, onder 5.3 tot en met 5.6 verduidelijkt wat het toetsingskader is voor de beoordeling van de bewijswaarde van documenten. Uit overweging 5.5 van die uitspraak volgt dat de staatssecretaris niet zonder meer hoeft uit te gaan van de feiten die in de overgelegde authentieke documenten zijn vermeld. Bij het beoordelen of hij van deze feiten mag uitgaan, moet de staatssecretaris nagaan of voorafgaand aan de afgifte van de documenten een behoorlijk onderzoek in de vorm van een deugdelijk identificatieproces heeft plaatsgevonden.

Als de staatssecretaris stelt dat er geen deugdelijk identificatieproces heeft plaatsgevonden, moet hij dit concreet onderbouwen. Het in algemene zin uiten van twijfels over de afgiftepraktijk van het desbetreffende brondocument in de afgevende staat, bijvoorbeeld door te wijzen op frauduleuze praktijken die zich incidenteel hebben voorgedaan, is hiervoor onvoldoende. Aan het individuele naturalisatieverzoek te relateren omstandigheden kunnen, eventueel in samenhang met twijfels over de algemene afgiftepraktijk, hiervoor wel voldoende zijn. Hierbij kan worden gedacht aan de omstandigheid dat de verklaringen van een verzoeker over de wijze waarop en de documenten waarmee hij het desbetreffende brondocument heeft verkregen, niet consistent zijn of niet stroken met de inhoud van het desbetreffende document, of niet overeenkomen met wat in algemene bronnen staat over de afgifte van een dergelijk document. Verder kan worden gedacht aan de omstandigheid dat aannemelijk is dat de documenten waarmee een verzoeker het desbetreffende brondocument heeft verkregen, niet betrouwbaar zijn. Om de staatssecretaris in staat te stellen hierover een standpunt in te nemen, mag hij van een verzoeker verlangen dat hij die onderliggende documenten overlegt, tenzij de verzoeker aannemelijk maakt dat hij dit niet kan en dat de staatssecretaris hem dit niet mag verwijten. Ook kan worden gedacht aan de omstandigheid dat de gegevens die in het brondocument worden vermeld, niet overeenkomen met gegevens die worden vermeld in andere documenten die een verzoeker ten grondslag heeft gelegd aan zijn naturalisatieverzoek. Als uit de door de staatssecretaris aangevoerde feiten of omstandigheden blijkt dat voorafgaand aan de afgifte van het document kennelijk geen deugdelijk identificatieproces heeft plaatsgevonden, dan is het aan de desbetreffende verzoeker om het tegendeel aannemelijk te maken. Een verzoeker kan hiervoor bewijs leveren vanuit andere bronnen dan documenten. Bij de beoordeling of een verzoeker in zijn bewijslevering is geslaagd, betrekt de staatssecretaris ook in hoeverre de eerder of later verstrekte gegevens zijn ontleend aan als objectief te beschouwen bewijsbronnen.

6.1.    Verder is van belang dat in het internationale rechtsverkeer aan paspoorten een belangrijke bewijsfunctie wordt toegekend. Gelet op wat de Afdeling in haar uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2023:4302, onder 5.6, heeft overwogen, moet de staatssecretaris in beginsel van de juistheid van de gegevens in een door een bevoegde autoriteit afgegeven paspoort uitgaan. Dat laat onverlet dat de staatssecretaris bij de beoordeling van de juistheid van de gegevens van het paspoort mag betrekken of er een deugdelijk identificatieproces aan de afgifte van het paspoort voorafgegaan is. Maar niet elke daadwerkelijke of veronderstelde administratieve tekortkoming in het afgifteproces van de afgevende vreemde staat volstaat om in het geval van een echt bevonden paspoort te concluderen dat geen sprake is van een deugdelijk identificatieproces voorafgaand aan de afgifte van een paspoort. Een geval waarin geen deugdelijk identificatieproces is verricht, is bijvoorbeeld de situatie waarin een paspoort gekocht blijkt te zijn.

6.2.    De staatssecretaris stelt dat voorafgaand aan de afgifte van het paspoort van [appellant] geen deugdelijk identificatieproces heeft plaatsgevonden. De staatssecretaris heeft op de zitting bij de Afdeling toegelicht dat de huidige afgifteprocedure voor paspoorten in Sierra Leone niet heel erg afwijkt van de procedure die omschreven is in het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van mei 2011 inzake Sierra Leone. In dit ambtsbericht staat in paragraaf 3.3.4.3 dat paspoorten uitsluitend worden afgegeven door het Passport Department van het Immigration Office in Freetown, Sierra Leone. Het aanvraagformulier voor een paspoort is verkrijgbaar bij dit departement. Een aanvrager moet het ingevulde aanvraagformulier ook daar weer inleveren, samen met zijn nationale identiteitskaart, geboorteakte en de betaling voor het paspoort. De staatssecretaris heeft op de zitting hieraan toegevoegd dat een aanvrager ook pasfoto’s in drievoud moet overleggen.

De staatssecretaris heeft in de besluiten uiteengezet dat [appellant] niet heeft aangetoond dat hij in de periode rond de aanvraag en de afgifte van het paspoort in Sierra Leone heeft verbleven. Het enkele feit dat zijn vreemdelingenpaspoort een visum en in- en uitreisstempels bevat waaruit kan worden afgeleid dat hij ten tijde van de afgifte van het paspoort naar Guinee is gereisd, bewijst volgens de staatssecretaris nog niet dat [appellant] in persoon voor de Sierra Leoonse autoriteiten is verschenen. De staatssecretaris heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat het paspoort een handtekening bevat die afwijkt van de eerder door [appellant] in de vreemdelingenrechtelijke procedures geplaatste handtekening. De staatssecretaris heeft op de zitting bij de Afdeling gezegd dat hem bekend is dat in Sierra Leone paspoorten worden afgegeven met een handtekening die niet overeenkomt met de handtekening van de betrokkene. Ook heeft hij naar voren gebracht dat hij informatie van TOED heeft ontvangen waaruit blijkt dat biometrische paspoorten niet altijd in persoon in Sierra Leone worden aangevraagd en afgehaald. TOED heeft deze informatie verkregen van een medewerker van de Nederlandse ambassade in Sierra Leone.

6.3.    Over de geboorteakte heeft de staatssecretaris zich in de besluiten ook op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat bij de aanvraag of afgifte ervan een deugdelijk identificatieproces heeft plaatsgevonden. De staatssecretaris heeft op de zitting bij de Afdeling toegelicht dat, als hij het standpunt inneemt dat hij niet van de identificerende gegevens kan uitgaan, dit ook geldt voor de gegevens in de geboorteakte.

6.4.    De Afdeling is van oordeel dat de staatssecretaris met de onder 6.2 en 6.3 weergegeven motivering niet concreet heeft onderbouwd dat er in dit geval geen deugdelijk identificatieproces heeft plaatsgevonden bij de aanvraag en afgifte van de geboorteakte en het paspoort. Het besluit op bezwaar is ook niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand gekomen. De Afdeling acht hiervoor het volgende van belang.

6.5.    Uit het dossier volgt dat [appellant] voor de verkrijging van zijn verblijfsvergunning een geboorteakte heeft overgelegd die is afgegeven in 2011. Op de zitting bij de Afdeling heeft [appellant] toegelicht dat hij deze geboorteakte in 2011 heeft aangevraagd via een nicht die in Sierra Leone woont. Zijn nicht heeft hem het aanvraagformulier voor de geboorteakte gestuurd. Dit formulier heeft hij vervolgens ingevuld en weer naar haar teruggestuurd. Volgens het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van mei 2011 inzake Sierra Leone, paragraaf 3.3.4.1, mag het aanvragen van een geboortebewijs door iemand anders dan de persoon in kwestie worden gedaan. De staatssecretaris heeft op de zitting bij de Afdeling bevestigd dat deze informatie over geboorteakten nog steeds geldt. De wijze waarop [appellant] de in 2011 opgemaakte geboorteakte heeft verkregen komt dus overeen met de informatie in het ambtsbericht.

[appellant] heeft bij het verzoek een tweede geboorteakte overgelegd die is afgegeven en gelegaliseerd in 2016. Op de zitting bij de Afdeling heeft hij toegelicht dat hij een tweede geboorteakte nodig had, omdat de eerste geboorteakte was kwijtgeraakt bij verzending via de post naar de gemeente. De tweede geboorteakte heeft hij verkregen op basis van een kopie van de eerste geboorteakte. Uit het algemeen ambtsbericht kan niet worden afgeleid of en zo ja, op welke wijze een tweede geboorteakte kan worden verkregen.

6.6.    [appellant] stelt verder het paspoort in persoon in Sierra Leone te hebben aangevraagd en afgehaald. Hij heeft toegelicht dat hij met het ingevulde aanvraagformulier en zijn geboorteakte naar het Passport Department in Sierra Leone is geweest. Volgens [appellant] is zijn pasfoto in Freetown, Sierra Leone gemaakt. Ter onderbouwing van deze stelling heeft hij een e-ticket overgelegd, waaruit blijkt dat hij op 19 april 2016 een plaats had gereserveerd op een vlucht van Brussel naar Conakry, Guinee, via Dakar. Vervolgens heeft hij een reservering geplaatst voor een vlucht op 10 mei 2016 van Conakry naar Brussel, via Dakar. Zijn vreemdelingenpaspoort bevat een visum en in- en uitreisstempels, waaruit volgt dat hij in Guinee is geweest. [appellant] heeft toegelicht dat hij over land van Guinee naar Sierra Leone is gereisd, dat hij daarvoor geen visum nodig had en dat er geen controle was bij de grensovergang tussen Guinee en Sierra Leone. Daarom beschikt hij ook niet over in- en uitreisstempels van Sierra Leone. Uit het overgelegde authentieke paspoort blijkt dat dit is afgegeven op 9 mei 2016 in Freetown, Sierra Leone, dat wil zeggen binnen de hiervoor genoemde periode van 19 april 2016 tot 10 mei 2016.

6.7.    De Afdeling is van oordeel dat [appellant] met het overleggen van het e-ticket en zijn vreemdelingenpaspoort, bezien in samenhang met de afgiftedatum van het Sierra Leoonse paspoort, een begin van bewijs heeft geleverd van zijn stelling dat hij in Sierra Leone is geweest om zijn paspoort in persoon aan te vragen en af te halen. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat uit het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van mei 2011 inzake Sierra Leone, paragraaf 3.3.4, volgt dat men het land vrij in en uit kan reizen via de luchthaven, de haven of over de weg en dat er geen uitreisvisum is vereist. Uit het ambtsbericht kan niet worden afgeleid of een inreisvisum vereist is als men over de weg reist en of de Sierra Leoonse autoriteiten dan in- en uitreisstempels zetten. De staatssecretaris heeft hierover geen duidelijkheid verschaft.

6.8.    Omdat het paspoort van [appellant] op 9 mei 2021 is verlopen, heeft [appellant] in mei 2021 een nieuw paspoort aangevraagd bij de Sierra Leoonse autoriteiten. Dit tweede Sierra Leoonse paspoort heeft hij in beroep overgelegd. Uit het paspoort volgt dat dit is afgegeven op 7 juli 2021 en geldig is tot 7 juli 2026. Op de zitting bij de Afdeling heeft [appellant] toegelicht dat hij dit tweede paspoort heeft verkregen op basis van een kopie van het eerste paspoort, zijn geboorteakte en een ingevuld aanvraagformulier. Voor het aanvragen en ophalen van dit tweede paspoort is [appellant] niet zelf naar Sierra Leone gereisd. [appellant] heeft toegelicht dat hij het tweede paspoort heeft aangevraagd tijdens de coronapandemie en dat hij daarom niet naar Sierra Leone mocht afreizen. Een imam in Sierra Leone, [naam], heeft het tweede paspoort naar [appellant] gestuurd. De staatssecretaris heeft zich niet uitgelaten over deze verkrijgingswijze van een nieuw Sierra Leoons paspoort tijdens de coronapandemie.

6.9.    Omdat het in dit geval gaat om de vraag of [appellant] met de door hem overgelegde documenten de gerezen twijfel heeft weggenomen, neemt de Afdeling ook in aanmerking dat [appellant] steeds consistent heeft verklaard over zijn persoonsgegevens. De staatssecretaris stelt weliswaar dat de handtekening van [appellant] op het eerste paspoort afwijkt van eerdere handtekeningen, maar gelet op de uitspraak van de Afdeling van 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2460, onder 3.2, mag een handtekening afwijken van eerdere handtekeningen van de houder, mits die gewijzigde handtekening ook consequent wordt gebruikt. De staatssecretaris heeft niet onderbouwd dat [appellant] de nieuwe, afwijkende handtekening niet consequent gebruikt.

6.10.  Gelet op deze feiten en omstandigheden en het hiervoor onder 5.1 tot en met 6.1 uiteengezette kader, heeft de staatssecretaris ten onrechte volstaan met het standpunt dat [appellant] niet heeft aangetoond dat hij in de periode rond de aanvraag en de afgifte van het paspoort in Sierra Leone heeft verbleven en dat het eerste paspoort een handtekening bevat die afwijkt van eerdere handtekeningen. Het had in dit geval op de weg van de staatssecretaris gelegen om nader onderzoek te doen naar de bewijswaarde van de geboorteakte en het paspoort en de wijze waarop [appellant] stelt deze documenten te hebben verkregen, zo nodig door hem te horen. Omdat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat voorafgaand aan de afgifte van de geboorteakte en het paspoort geen deugdelijk identificatieproces heeft plaatsgevonden, is het besluit op bezwaar in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en berust het in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van die wet niet op een deugdelijke motivering. De Afdeling komt hierdoor niet toe aan beantwoording van de vraag of [appellant] met de door hem overgelegde documenten de twijfels over zijn identiteit en nationaliteit heeft weggenomen.

6.11.  Het betoog slaagt in zoverre.

Conclusie

7.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. De Afdeling zal het beroep alsnog gegrond verklaren en het besluit van 11 maart 2021 vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. De staatssecretaris moet een nieuw besluit nemen op het bezwaar van [appellant] met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen.

8.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep gegrond;

II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 juni 2022 in zaak nr. 21/3108;

III.      verklaart het beroep gegrond;

IV.      vernietigt het besluit van 11 maart 2021, Z1-114316531209;

V.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.348,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI.      gelast dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 455,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. M. Soffers en mr. J.H. van Breda, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Overeem, griffier.

w.g. Sevenster
voorzitter

w.g. Overeem
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 29 november 2023

899

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 3:2

Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

Artikel 7:12

1. De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Daarbij wordt, indien ingevolge artikel 7:3 van het horen is afgezien, tevens aangegeven op welke grond dat is geschied.

[…]

Rijkswet op het Nederlanderschap

Artikel 7

1. Met inachtneming van de bepalingen van dit Hoofdstuk verlenen Wij op voordracht van Onze Minister het Nederlanderschap aan vreemdelingen die daarom verzoeken.

[…]

Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap

Artikel 31

5. De autoriteit die het naturalisatieverzoek in ontvangst neemt, alsook Onze Minister, kan verlangen dat de verzoeker de juistheid van de verstrekte gegevens bewijst door middel van zo nodig gelegaliseerde en eventueel inhoudelijk geverifieerde documenten. Hij kan tevens verlangen dat die aanvullende gegevens worden verstrekt indien dit naar zijn oordeel nodig is voor de beoordeling van het geval.

Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap (ten tijde van het besluit op bezwaar)

Toelichting bij artikel 7

Paragraaf 3.2.1. Meerderjarige verzoeker

Omdat het van belang is dat de verzoeker aantoont dat hij degene is die hij opgeeft te zijn, dient hij als hoofdregel in persoon te verschijnen bij de indiening van zijn verzoek (artikel 2, tweede lid, RWN; artikel 3, eerste lid, BVVN; zie ook paragraaf 3.2.5). De burgemeester die het verzoek in ontvangst neemt, moet zich door nader onderzoek de nodige zekerheid verschaffen omtrent de identiteit van de verzoeker. Daartoe wordt de verzoeker gevraagd om een geldig buitenlands reisdocument te overleggen. In bepaalde gevallen zijn andere identiteitsdocumenten toegestaan (zie paragraaf 3.5.1). Voorts wordt de verzoeker gevraagd om andere bewijsstukken te overleggen, bijvoorbeeld een geboorteakte (zie paragraaf 3.5).

Paragraaf 3.5. Over te leggen documenten

Het verzoek om naturalisatie moet zoveel mogelijk worden ondersteund door (bewijs)stukken. De burgemeester kan van de verzoeker verlangen dat hij gegevens bewijst door middel van documenten (artikel 31, vijfde lid, BvvN).

Zorgvuldige voorbereiding te nemen naturalisatiebesluit

Naast het zo goed mogelijk toepassen van de nationaliteitsbepalingen vloeit uit art. 3:2 Awb voort dat het naturalisatiebesluit zo zorgvuldig mogelijk is voorbereid en genomen. Er bestaat bovendien een rechtsbelang bij het zoveel mogelijk zorgen dat naturalisatie tot Nederlander plaatsvindt op juiste persoonsgegevens en juiste nationaliteit. Mocht binnen twaalf jaar na de naturalisatie blijken dat sprake is geweest van valse verklaringen, bedrog of het verzwijgen van enig voor de verkrijging van het Nederlanderschap relevant feit dan dient te worden onderzocht of de verkrijging van het Nederlanderschap moet worden ingetrokken.

Om zekerheid te verkrijgen over de identiteit en nationaliteit van de vreemdeling die door naturalisatie het Nederlanderschap wil verkrijgen, overlegt de vreemdeling nationaliteit en -identiteit vaststellende documenten (zie onder meer artikel 31 BvvN en paragraaf 3.5.1 en 3.5.3 bij artikel 7 RWN). Dit geldt ook voor de vreemdeling aan wie een regulier verblijfsrecht is verstrekt, waarbij hij, al dan niet ambtshalve, is vrijgesteld van het ‘paspoortvereiste’.

Paragraaf 3.5.1. Buitenlands reisdocument/aantonen bezit vreemde nationaliteit

Algemeen

De verzoeker moet in beginsel een geldig buitenlands reisdocument overleggen, inclusief alle pagina’s met in- en uitreisstempels. Dit niet alleen in verband met identificatie van de verzoeker maar ook om zijn nationaliteit en verblijf te kunnen vaststellen en de in het reisdocument vermelde personalia te vergelijken met de overgelegde akte(n) van de burgerlijke stand. Kennis over de actuele nationaliteit van de te naturaliseren vreemdeling is noodzakelijk omdat aan de hand daarvan wordt beoordeeld of de verzoeker na het verkrijgen van het Nederlanderschap afstand moet doen van de oorspronkelijke nationaliteit. Deze afstandsplicht is in beginsel een voorwaarde voor de naturalisatie.

Paragraaf 3.5.2. Buitenlandse akten van de burgerlijke stand

De verzoeker moet in beginsel de volgende buitenlandse akten (van de burgerlijke stand) overleggen (zie voor uitzonderingen hieronder paragraaf 3.5.4):

•        geboorteakte van hemzelf en geboorteakten van kinderen voor wie medeverlening wordt gevraagd. In geval van adoptiefkinderen eventueel aangevuld met de adoptieakte of het adoptievonnis of andere stukken waarmee de adoptie kan worden aangetoond;

•        huwelijksakte als naturalisatie verzocht wordt op grond van driejarig huwelijk met een Nederlander (vergelijk artikel 8, tweede lid, RWN) of als de verzoeker als gevolg van het huwelijk meerderjarig is geworden;

•        echtscheidings- c.q. verstotingsakte. Dit document is van belang voor de beoordeling of er mogelijk sprake is van bigamie (artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, RWN), of als de verzoeker aangeeft dat hij meer huwelijken heeft dan in de brp staan;

•        bewijs van erkenning of wettiging (bijvoorbeeld erkenningsakte, geboorteakte met latere vermelding betreffende erkenning of wettiging of huwelijksakte ouders) in geval van een verzoek om naturalisatie als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, RWN.

[…]

Als de overgelegde buitenlandse akten van de burgerlijke stand ten tijde van de indiening van het verzoek om naturalisatie kunnen worden geaccepteerd als brondocument voor gegevens over ingezetenen in de brp, worden deze documenten ook aanvaard voor de verlening van het Nederlanderschap. Immers, in den regel vindt de verlening van het Nederlanderschap plaats op basis van de inschrijving als ingezetene in de brp. Wordt echter bij de gemeente een document overgelegd waaruit blijkt dat de brp moet worden gewijzigd, dan wordt hiervoor zo mogelijk, zorg gedragen alvorens advies aan de IND wordt uitgebracht.

[…]

Paragraaf 3.5.3. In het verleden overgelegde buitenlandse akten

Als in het verleden al gelegaliseerde/van apostille voorziene (en soms tevens geverifieerde) documenten zijn overgelegd en verwerkt in de brp of in een akte van de burgerlijke stand in Nederland, wordt afgezien van het wederom overleggen van dezelfde documenten. Echter, in geval van op goede gronden gerezen twijfel, moeten opnieuw originele gelegaliseerde/van apostille voorziene documenten worden overgelegd.

Als aanwijzingen bestaan dat het gelegaliseerde document inhoudelijk onjuist is, beslist de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan de hand van de overige ter beschikking staande gegevens of verificatieonderzoek wordt gedaan.