Uitspraak 201208350/1/A2


Volledige tekst

201208350/1/A2.
Datum uitspraak: 3 april 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Wildervank, gemeente Veendam,

tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 13 juli 2012 in zaak nr. 11/1262 in het geding tussen:

[appellant]

en

de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (thans: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; hierna: de minister).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 28 juni 2011 heeft de minister drie aanvragen van [appellant] om subsidie voor het in stand houden van een boerderij en twee schuren aan de [locatie] te Wildervank afgewezen.

Bij besluit van 1 december 2011 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar voor zover gericht tegen de regelgeving niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 13 juli 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 1 december 2011 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak gevoegd met de zaken nrs. 201208076/1/A2 en 201208529/1/A2 ter zitting behandeld op 1 maart 2013, waar [appellant] en de minister, vertegenwoordigd door mr. K. El Addouti, dr. I.M. Contant en drs. M.S. Verweij, zijn verschenen.
Na de zitting zijn de zaken weer gesplitst.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 12, eerste lid, van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011 (hierna: Brim 2011) verdeelt de minister het voor subsidieverlening beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen.

Ingevolge het derde lid kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gegeven voor de verdeling van het beschikbare bedrag indien een subsidieplafond dreigt te worden overschreden of wordt overschreden als gevolg van het aantal aanvragen dat op dezelfde dag wordt ontvangen.

Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011 (hierna: Rrim 2011) worden, indien een subsidieplafond als bedoeld in artikel 3 na toepassing van artikel 12, eerste lid, van het Brim 2011 dreigt te worden overschreden of wordt overschreden als gevolg van het aantal aanvragen dat op dezelfde dag wordt ontvangen, de aanvragen die op die dag ontvangen zijn, door middel van loting gerangschikt.

Ingevolge het tweede lid komt de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor subsidie in aanmerking.

2. [appellant] heeft op 15 januari 2011 drie aanvragen om subsidie op grond van het Brim 2011 ingediend voor instandhouding van een boerderij en twee schuren aan de [locatie] te Wildervank.

Bij drie afzonderlijke besluiten van 28 juni 2011 heeft de minister deze aanvragen afgewezen. Daaraan heeft de minister ten grondslag gelegd dat het subsidieplafond reeds op de eerste dag van indiening, de dag dat ook de aanvragen van [appellant] zijn ontvangen, was overschreden. Om die reden heeft de minister de aanvragen die op die dag zijn ontvangen, door middel van loting gerangschikt. Na loting kwamen de aanvragen van [appellant] niet in aanmerking voor subsidie, omdat het subsidieplafond reeds was bereikt bij een lager rangschikkingsnummer dan de nummers die aan de aanvragen van [appellant] waren toegekend.

Bij besluit van 1 december 2011 heeft de minister het bezwaar van [appellant] voor zover dit is gericht tegen de regelgeving niet-ontvankelijk verklaard, omdat tegen de inhoud van wet- en regelgeving geen bezwaar mogelijk is. Voor het overige heeft de minister het bezwaar ongegrond verklaard. Daaraan heeft de minister ten grondslag gelegd dat de aanvraag om subsidie voor de boerderij terecht is afgewezen op de grond dat het subsidieplafond is bereikt, en dat de aanvragen om subsidie voor de schuren hadden moeten worden afgewezen op de grond dat zij geen onderdeel uitmaken van het monument.

3. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister heeft miskend dat de rechtmatigheid van algemeen verbindende voorschriften bij wege van zogenoemde exceptieve toetsing kan worden beoordeeld. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat de vraag of na loting de aanvragen met betrekking tot de schuren hadden kunnen worden afgewezen niet behoeft te worden beantwoord, nu [appellant] niet is ingeloot. De rechtbank heeft het besluit van 1 december 2011 wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb vernietigd. De rechtbank heeft aanleiding gezien om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten omdat niet is gebleken dat de minister het instrument van loting in redelijkheid niet heeft mogen gebruiken of dit in het geval van [appellant] onjuist heeft toegepast.

4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de minister zijn aanvragen om subsidie terecht heeft afgewezen en daarom ten onrechte de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten. De minister had de loting niet op de wijze mogen uitvoeren zoals hij heeft gedaan, nu daarin geen onderscheid is gemaakt naar soort monument, eerder verleende subsidies en de urgentie van het benodigde herstel.

4.1. Niet in geschil is dat op 15 januari 2011, de dag dat de subsidieregeling is opengesteld en [appellant] zijn aanvragen heeft ingediend, het subsidieplafond reeds werd overschreden en dat de op die dag ontvangen subsidieaanvragen ingevolge artikel 12, derde lid, van het Brim 2011, gelezen in verbinding met artikel 6 van de Rrim 2011, door middel van loting zijn gerangschikt, waarbij de aanvragen van [appellant] niet voor inwilliging in aanmerking kwamen. Het betoog van [appellant] komt erop neer dat de minister bij de loting een inhoudelijke weging van de ingediende subsidieaanvragen had moeten maken. De Rrim 2011 kan wat dit betreft evenwel de hier te verrichten terughoudende rechterlijke toetsing aan algemene rechtsbeginselen doorstaan. Ook de wijze waarop de minister daaraan verdere uitvoering heeft gegeven is niet onredelijk. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de minister de vrijheid toekomt de werkwijze te bepalen bij het rangschikken van aanvragen die op dezelfde dag worden ontvangen. De minister mocht, zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld, de keuze maken om in plaats van een inhoudelijke weging van de subsidieaanvragen, een gewone, ongewogen loting toe te passen bij de rangschikking van de aanvragen.

Het betoog faalt.

5. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.

Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.

w.g. Van Kreveld w.g. Dallinga
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 3 april 2013

18-705.