Uitspraak 201001522/1/H1


Volledige tekst

201001522/1/H1.
Datum uitspraak: 2 maart 2011

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. [appellant sub 1], gevestigd te [plaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Family Farmers B.V. (hierna: Family Farmers), gevestigd te Lierop, gemeente Twenterand,
appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 6 januari 2010 in zaken nrs. 09/676, 09/677, 09/678 en 09/679 in de gedingen tussen:

[appellant sub 1],
Family Farmers

en

het college van burgemeester en wethouders van Twenterand.

1. Procesverloop

Bij besluit van 1 december 2008 heeft het college geweigerd aan Family Farmers vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van een vleesvarkensstal op het perceel Fortwijk 7 te Vroomshoop (hierna: perceel A).

Bij afzonderlijke besluiten van 20 januari 2009 heeft het college geweigerd aan [appellant sub 1] vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van 40 nertsensheds, een mestsilo en een bedrijfshal op het perceel Fortwijk ongenummerd te Vroomshoop (hierna: perceel B).

Bij afzonderlijke besluiten van 26 mei 2009 heeft het college het door Family Farmers en [appellant sub 1] tegen die besluiten gemaakte bezwaar, onder aanvulling van de motivering, ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 6 januari 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank de door [appellant sub 1] en Family Farmers daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] en Family Farmers bij afzonderlijke brieven, bij de Raad van State ingekomen op 10 februari 2010, hoger beroep ingesteld. [appellant sub 1] en Family Farmers hebben hun hoger beroepen aangevuld bij afzonderlijke brieven van 12 maart 2010.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 november 2010, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door haar [directeur] en bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en Family Farmers, vertegenwoordigd door haar [directeur] en bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en het college, vertegenwoordigd door E. Nijhuis, G. Rozendaal en J. van Beesten, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2005" rust op perceel A en op perceel B de bestemming "Agrarisch gebied"

Ingevolge artikel 9.1 (doeleindenomschrijving), aanhef en onder a, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, zijn de aldus op de plankaart aangewezen gronden bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat intensieve veehouderij alleen is toegestaan binnen het op de kaart "beschrijving in hoofdlijnen" aangegeven "landbouwontwikkelingsgebied" en op de locaties die als zodanig op de kaart "beschrijving in hoofdlijnen" alsmede op de plankaart zijn aangeduid;

Ingevolge artikel 9.2 (bouwvoorschriften), voor zover thans van belang, is uitsluitend de volgende bebouwing toegestaan:

a. op het agrarisch bouwperceel:

1. bedrijfsgebouwen.

Op de percelen A en B zijn geen bouwpercelen geprojecteerd. De bouwplannen zijn daarom in strijd met artikel 9.2 van de planvoorschriften. De raad van Twenterand heeft de bevoegdheid vrijstelling te verlenen als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening gedelegeerd aan het college.

2.2. [appellant sub 1] en Family Farmers betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college de gevraagde vrijstellingen in redelijkheid niet heeft kunnen weigeren op de grond dat over het gewenste toekomstige planologische beleid nog besluitvorming door de raad moet plaatsvinden. Zij voeren daartoe aan dat het geldende bestemmingsplan reeds de vertaling is van het gemeentelijk beleid met betrekking tot de nieuwvestiging van intensieve veehouderijen en dat hun percelen zijn gelegen binnen het gebied dat in het geldende bestemmingsplan is aangeduid als "landbouwontwikkelingsgebied" overeenkomstig de in het reconstructieplan neergelegde zonering.

2.2.1. Ingevolge artikel 9.5.1, aanhef en onder c, van de planvoorschriften zijn burgemeester en wethouders bevoegd, overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de bestemming te wijzigen voor wat betreft het opnemen van een nieuw agrarisch bouwperceel, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1. de vestiging van intensieve veehouderij is enkel toegestaan binnen het op de kaart "beschrijving in hoofdlijnen" aangegeven "landbouwontwikkelingsgebied";

2. er dient sprake te zijn van een duurzaam en volwaardig agrarisch bedrijf;

3. aangetoond dient te worden dat gebruik van vrijkomende agrarische bouwpercelen niet tot de mogelijkheden behoort;

4. er dient zekerheid te bestaan dat de bij het oude bedrijf behorende bebouwing zal worden afgebroken;

5. de oppervlakte van het nieuw op te nemen agrarisch bouwperceel mag niet meer bedragen dan 1 ha, met dien verstande dat deze oppervlakte maximaal 1,5 ha mag bedragen mits de noodzaak voor deze grotere oppervlakte is aangetoond.

6. het mag geen glastuinbouw, vis en wormkwekerijen en/of boomkwekerijen betreffen;

7. de ontsluiting van de betreffende locatie dient de toename van het verkeer te kunnen verdragen;

8. het bouwperceel dient landschappelijk te worden ingepast door:

- een afgewogen locatiekeuze waarbij rekening wordt gehouden met verspreid aanwezige natuur- en landschapswaarden, cultureel erfgoed en archeologische waarden;

- de aanleg van een streekeigen erfbeplanting;

9. er dient voldoende ruimte in de omgeving aanwezig te zijn voor een verdere bedrijfsgroei;

Ingevolge artikel 9.5.2 dienen burgemeester en wethouders, alvorens een wijzigingsbesluit te nemen, aan te tonen dat:

a. de waarden en functies alsmede de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de nabijgelegen gronden en agrarische bedrijven niet onevenredig worden geschaad;

b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het aanwezige woon- en leefklimaat;

c. het plan uitvoerbaar is, waaronder begrepen de milieutechnische toelaatbaarheid en de maatschappelijke inpasbaarheid;

d. geen strijd ontstaat met het gestelde in de beschrijving in hoofdlijnen als bedoeld in artikel 8.

2.2.2. Het betoog van [appellant sub 1] en Family Farmers slaagt. Het college heeft zich in het besluit op bezwaar, voor zover thans van belang, op het standpunt gesteld dat aan de gewenste nieuwvestiging van de intensieve veehouderijen niet kan worden meegewerkt, zolang onvoldoende zekerheid bestaat over de toekomstige planologische ontwikkelingen van het gebied Fortwijk waarin de percelen A en B zijn gelegen. Het college verwijst daarbij naar door de raad van Twenterand nog te maken planologische keuzes bij een aanstaande herziening van het bestemmingsplan.

Het college heeft bij deze motivering echter niet betrokken dat, naar niet in geschil is, de percelen in dat bestemmingsplan zullen zijn gelegen in een gebied waarbinnen de nieuwvestiging van intensieve veehouderij, waarop de verzoeken om vrijstelling zien, in beginsel zal zijn toegestaan.

Evenmin heeft het college te kennen gegeven dat het voornemen bestaat de regeling zoals neergelegd in artikel 9.5.1, onder c, gelezen in samenhang met artikel 9.5.2 van de planvoorschriften te wijzigen. Op grond hiervan moet het er vooralsnog voor worden gehouden dat ten aanzien van de percelen het huidige beleid wordt voortgezet. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien dat, alvorens inhoudelijk op de verzoeken om vrijstelling te beslissen, de raad van Twenterand nog de gelegenheid moet hebben om ten aanzien van de percelen een nadere invulling te geven inzake de planologische aanvaardbaarheid van de bouwplannen, zodat de weigering die, naar het college ter zitting heeft te kennen gegeven, alleen op dat standpunt is gebaseerd, onvoldoende daadkrachtig is gemotiveerd.

Het beroep dat het college in verweer doet op de uitspraken van de Afdeling van 9 december 2009 in zaak nr. 200903434/1, van 19 november 2008 in zaak nr. 200801137/1, van 17 mei 2006 in zaak nr. 200506566/1 en van 4 augustus 2004 in zaak nr. 200400298/1, kan hem niet baten, reeds omdat in dit geval onvoldoende aanknopingspunten bestaan om te oordelen dat het toekomstige beleid zich verzet tegen verlening van de gevraagde vrijstellingen.

2.3. De hoger beroepen zijn gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de beroepen tegen de besluiten van 26 mei 2009 van het college gegrond verklaren. Deze besluiten komen wegens strijd met 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht voor vernietiging in aanmerking.

2.4. Het college dient ten aanzien van [appellant sub 1] en Family Farmers op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart de hoger beroepen van [appellant sub 1] en Family Farmers B.V. gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Almelo van 6 januari 2010 in zaken nrs. 09/676, 09/677, 09/678 en 09/679;

III. verklaart de bij de rechtbank door [appellant sub 1] en Family Farmers B.V. ingestelde beroepen gegrond;

IV. vernietigt de in het procesverloop vermelde besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Twenterand van 26 mei 2009, met kenmerk BJZ/bvg LOG-gebied;

V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Twenterand tot vergoeding van bij Family Farmers B.V. en [appellant sub 1] in verband met de behandeling van de beroepen en de hoger beroepen opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.530,25 (zegge: vijftienhonderddertig euro en vijfentwintig cent), waarvan €1.518,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Twenterand aan appellanten het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 745,00 (zegge: zevenhonderdvijfenveertig euro) voor [appellant sub 1] voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep en € 745,00 (zegge: zevenhonderdvijfenveertig euro) voor Family Farmers B.V. voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen en mr. Th.C. van Sloten, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. van Leeuwen, ambtenaar van staat.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Leeuwen
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2011

543.