Uitspraak 201004631/1/H3


Volledige tekst

201004631/1/H3.
Datum uitspraak: 15 december 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 mei 2010 in zaak nr. 09/1751 in het geding tussen:

[appellant]

en

de korpsbeheerder van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond.

1. Procesverloop

Bij besluit van 27 april 2009 heeft de korpsbeheerder het bezwaar van [appellant], gericht tegen het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een beslissing gegrond verklaard en de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 80,50. Bij dat besluit heeft de korpsbeheerder een aantal documenten openbaar gemaakt.

Bij uitspraak van 6 mei 2010, verzonden op 7 mei 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 mei 2010, hoger beroep ingesteld.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak op 30 november 2010 aan de orde gesteld.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) kan eenieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.

2.2. Bij brief van 6 maart 2009 heeft [appellant] de korpsbeheerder onder meer verzocht om openbaarmaking van de initiële akte van aanstelling en eventuele wijzigingsdocumenten (hierna: de initiële akte) van alle verbalisanten die bij een overtreding waren betrokken.

2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat zijn verzoek van 6 maart 2009 gedeeltelijk is afgewezen, nu de korpsbeheerder de initiële akte niet bij zijn besluit van 27 april 2009, maar eerst bij brief van 20 mei 2009, heeft verstrekt. Gelet op de bewoordingen van dat besluit, de documenten die wel met dat besluit zijn meegezonden en het feit dat in vorengenoemd besluit geen opsomming van de door de korpsbeheerder verstrekte documenten is gegeven, was volgens [appellant] niet te verwachten dat de gevraagde documenten afzonderlijk zouden worden toegezonden. In dat verband wijst hij op de uitspraken van de Afdeling van 3 september 2008 in zaken nrs. 200805494/1 en 200804665/1 en op de uitspraak van 28 april 2010, in zaak nr. 200908549/1/H3 (aangehecht). De rechtbank heeft voorts volgens [appellant] ten onrechte nagelaten de grond te behandelen dat een motivering ten aanzien van de afwijking van de standaardfactor bij de berekening van de proceskostenvergoeding ontbreekt.

2.4. Dit betoog faalt. Vaststaat dat het verzoek van [appellant] mede betrekking had op de initiële akte en dat deze bij het besluit van 27 april 2009 waarbij documenten openbaar zijn gemaakt, niet aan [appellant] is verstrekt. Dit besluit luidt voor zover van belang: " Op grond van het vorenstaande besluit ik: (…) de gevraagde stukken alsnog aan u te verstrekken (…)." Gelet op deze bewoordingen is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat dit een volledig ongeclausuleerde toezegging betreft en strekt dit besluit tot openbaarmaking van alle documenten waar het verzoek op zag. Derhalve heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat [appellant] geen reden had om aan te nemen dat de documenten waar zijn verzoek betrekking op had, niet allemaal aan hem zouden worden verstrekt.

De door [appellant] aangehaalde uitspraken van de Afdeling doen aan het voorgaande niet af, nu in al deze gevallen het bestuursorgaan het verzoek om documenten niet volledig had ingewilligd, wat de korpsbeheerder bij besluit van 27 april 2009 wel heeft gedaan.
2.4.1. De rechtbank heeft voorts terecht, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 13 juni 2001, nr. 199903043/1 (www.rechtspraak.nl), overwogen dat in gevallen waarbij uitsluitend moet worden beoordeeld of de beslistermijn is overschreden, de wegingsfactor "zeer licht" (0,25) op zijn plaats is. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat het college terecht € 80,50 heeft vergoed.

2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van staat.

w.g. Konijnenbelt w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2010

312-591.