Uitspraak 200804665/1


Volledige tekst

200804665/1.
Datum uitspraak: 3 september 2008

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de korpsbeheerder van de politieregio Limburg-Noord,
appellant,

tegen de uitspraak in zaak nr. 08/92 van de rechtbank Roermond van 8 mei 2008 in het geding tussen:

[wederpartij], wonend te [woonplaats], gemeente Leudal

en

de korpsbeheerder van de politieregio Limburg-Noord.

1. Procesverloop

Bij besluit van 24 december 2007 (hierna: het primaire besluit) heeft de korpsbeheerder van de politieregio Limburg-Noord (hierna: de korpsbeheerder) naar aanleiding van het verzoek van [wederpartij] om openbaarmaking van verschillende documenten betreffende het transactievoorstel met nummer 734659830 (hierna: het transactievoorstel) drie van de gevraagde documenten aan hem verstrekt.

Bij besluit van 9 januari 2008 (hierna: het besluit op bezwaar) heeft de korpsbeheerder naar aanleiding van het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar twee documenten alsnog aan hem verstrekt en zijn verzoek om vergoeding van de door hem in de bezwaarprocedure gemaakte kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand afgewezen.

Bij uitspraak van 8 mei 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit op bezwaar vernietigd en de korpsbeheerder veroordeeld in de kosten van de bezwaar- en beroepsprocedure. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de korpsbeheerder bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 juni 2008, hoger beroep ingesteld.

[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.

[wederpartij] heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

Partijen hebben de Afdeling toestemming verleend om op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), gelezen in samenhang met artikel 39, eerste lid, van de Wet op de Raad van State, nader onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid van de Awb, voor zover thans van belang, worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.

Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit), voor zover thans van belang, kan een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb uitsluitend betrekking hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

2.2. De korpsbeheerder betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het besluit op bezwaar een herroeping van het primaire besluit wegens aan hem te wijten onrechtmatigheid behelst. Hij voert daartoe aan dat het rechtsgevolg van het primaire besluit, te weten de verstrekking van informatie aan [wederpartij], in het besluit op bezwaar gelijk is gebleven. Het enkel herstellen van een vergissing door in het besluit op bezwaar alsnog twee documenten te verstrekken, maakt volgens de korpsbeheerder niet dat hij onrechtmatig heeft gehandeld.

2.2.1. Dit betoog faalt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 april 2005 in zaak nr. 200407125/1), vindt herroeping plaats indien een ontvankelijk bezwaar leidt tot een intrekking of wijziging van het primaire besluit. Bij het primaire besluit heeft de korpsbeheerder uitsluitend drie van de in het op de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) gebaseerde verzoek van [wederpartij] aangeduide documenten verstrekt, terwijl [wederpartij] ook om andere documenten had verzocht. Door bij het besluit op bezwaar alsnog twee documenten aan [wederpartij] te verstrekken, heeft de korpsbeheerder het besluit om uitsluitend drie van de gevraagde documenten te verstrekken, niet gehandhaafd, maar gewijzigd, waarmee het primaire besluit is herroepen, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen.

Dat het aanvankelijk niet verstrekken van andere door [wederpartij] gevraagde documenten op een vergissing zou berusten, kan niet wegnemen dat de herroeping van het primaire besluit is ingegeven door aan de korpsbeheerder te wijten onrechtmatigheid. Bij zijn aanvraag heeft [wederpartij] verzocht om verschillende, door hem nader omschreven documenten die betrekking hebben op het transactievoorstel. Bij het primaire besluit heeft de korpsbeheerder verschillende gevraagde documenten niet verstrekt, omdat deze geen betrekking zouden hebben op het transactievoorstel. Aangezien de korpsbeheerder in het besluit op bezwaar heeft overwogen dat de twee hierbij alsnog verstrekte documenten, anders dan in het primaire besluit is overwogen, wel betrekking hebben op het transactievoorstel, was het primaire besluit onrechtmatig. Gelet op het feit dat [wederpartij] in zijn aanvraag voldoende duidelijk heeft omschreven welke documenten hij wilde ontvangen, alsmede op het feit dat in het primaire besluit uitdrukkelijk is gemotiveerd waarom de betrokken documenten niet zijn verstrekt, heeft de rechtbank terecht overwogen dat deze onrechtmatigheid aan de korpsbeheerder is te wijten.

2.3. De korpsbeheerder betoogt tevens dat de rechtbank er ten onrechte aan is voorbijgegaan dat [wederpartij] redelijkerwijs geen kosten in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken. Hij voert daartoe aan dat het inroepen van beroepsmatig verleende rechtsbijstand niet nodig was, nu het primaire besluit op een eenvoudig te constateren vergissing berustte, alsmede dat [wederpartij] aan de door hem ingeschakelde rechtsbijstandverlener, buiten de afspraak om het bedrag van een eventuele proceskostenvergoeding aan hem af te staan, geen kosten verschuldigd is.

2.3.1. Ook dit betoog faalt. Anders dan de korpsbeheerder betoogt, is het niet onredelijk dat de indiener van een op de Wob gebaseerd informatieverzoek de hulp van een professionele rechtsbijstandverlener inroept teneinde een met redenen omklede gedeeltelijke afwijzing van zijn verzoek, zoals vervat in het primaire besluit, aan te vechten. Dat het primaire besluit op een eenvoudig te constateren vergissing zou berusten, valt, gelet op de tekst van dit besluit, niet in te zien.

2.3.2. Wat de kosten betreft van de aan [wederpartij] verleende rechtsbijstand, wordt overwogen dat vaststaat dat de door [wederpartij] ingeschakelde rechtsbijstandverlener namens hem een bezwaarschrift heeft ingediend, zodat in de bezwaarfase een proceshandeling als bedoeld in de bijlage bij het Besluit is verricht door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 23 juli 2008 in zaak nr. 200708379/1), is uitgangspunt van het in de bijlage bij het Besluit opgenomen forfaitaire vergoedingsstelsel en van de jurisprudentie dat voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand kosten in rekening worden gebracht. Nu sprake is van een forfaitair stelsel is voorts de hoogte van de werkelijk in rekening gebrachte kosten voor de beantwoording van de vraag of een tegemoetkoming in de gemaakte proceskosten moet worden toegekend, niet relevant. Evenmin is het aan het bestuursorgaan om te treden in de beoordeling van de ter zake door de betrokkene en de rechtsbijstandverlener gemaakte afspraken. Derhalve heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat [wederpartij] in de bezwaarfase proceskosten heeft gemaakt die voor vergoeding door het bestuursorgaan in aanmerking komen.

2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.5. De korpsbeheerder dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. veroordeelt de korpsbeheerder van de politieregio Limburg-Noord tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de politieregio Limburg-Noord aan [wederpartij] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

III. bepaalt dat van de politieregio Limburg-Noord een griffierecht van € 433,00 (zegge: vierhonderddrieëndertig euro) wordt geheven.

Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van Staat.

w.g. Wortmann w.g. Van der Smissen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 3 september 2008

419-582.