Uitspraak 200805494/1


Volledige tekst

200805494/1.
Datum uitspraak: 3 september 2008

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de korpsbeheerder van de politieregio Groningen,
appellant,

tegen de uitspraak in zaak nr. 07/1171 van de rechtbank Groningen van 4 juni 2008 in het geding tussen:

[wederpartij], wonend te [woonplaats]

en

de korpsbeheerder van de politieregio Groningen.

1. Procesverloop

Bij besluit van 30 oktober 2007 (hierna: het primaire besluit) heeft de korpsbeheerder van de politieregio Groningen (hierna: de korpsbeheerder) naar aanleiding van het verzoek van [wederpartij] om openbaarmaking van verschillende documenten, waaronder de akte van aanstelling van een bepaalde politiefunctionaris (hierna: de akte), een aantal documenten aan haar verstrekt, maar niet de akte.

Bij besluit van 20 november 2007 heeft de korpsbeheerder het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en haar verzoek om toekenning van een tegemoetkoming in de proceskosten afgewezen.

Bij uitspraak van 4 juni 2008, verzonden op 5 juni 2008, heeft de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 20 november 2007 vernietigd en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van dat besluit en dat in dat kader de korpsbeheerder aan [wederpartij] de redelijkerwijs door haar gemaakte kosten in bezwaar dient te vergoeden. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de korpsbeheerder bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 juli 2008, hoger beroep ingesteld.

[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.

[wederpartij] heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

Partijen hebben de Afdeling toestemming verleend om op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), gelezen in samenhang met artikel 39, eerste lid, van de Wet op de Raad van State, nader onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid van de Awb, voor zover thans van belang, worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.

Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit), voor zover thans van belang, kan een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb uitsluitend betrekking hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

2.2. De korpsbeheerder betoogt dat de rechtbank het niet verstrekken van de akte bij het primaire besluit ten onrechte heeft aangemerkt als een weigering om de akte aan [wederpartij] te verstrekken. Hij voert daartoe aan dat aan het niet verstrekken van de akte een administratieve fout en geen intentie tot weigering ten grondslag heeft gelegen. Ofschoon in het primaire besluit een opsomming van de verstrekte documenten ontbreekt, kon [wederpartij] vaststellen dat het niet verstrekken van de akte op een kennelijke omissie berustte, aangezien in het primaire besluit is vermeld dat de gevraagde documenten worden verstrekt en niet is vermeld dat haar verzoek wordt afgewezen, aldus de korpsbeheerder.

2.2.1. Dit betoog faalt. In haar op de Wet openbaarheid van bestuur gebaseerde verzoek heeft [wederpartij] om verschillende documenten verzocht, waaronder de akte. In het primaire besluit heeft de korpsbeheerder medegedeeld de gevraagde documenten te verstrekken voor zover deze in het bezit zijn van de politieregio Groningen. Gelet op deze mededeling en het feit dat [wederpartij] in haar verzoek uitdrukkelijk om de akte heeft verzocht, mocht zij het primaire besluit aldus opvatten dat verstrekking van de akte werd geweigerd omdat deze niet in het bezit zou zijn van de politieregio Groningen. Dit geldt te meer nu in het primaire besluit een opsomming van de openbaar te maken documenten, waaronder de akte, ontbrak. Derhalve heeft de rechtbank het niet verstrekken van de akte bij het primaire besluit terecht aangemerkt als een weigering van de korpsbeheerder om de akte aan [wederpartij] te verstrekken.

2.3. De korpsbeheerder betoogt tevens dat de rechtbank er ten onrechte aan is voorbijgegaan dat [wederpartij] redelijkerwijs geen kosten in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken. Hij voert daartoe aan dat [wederpartij] aan de door haar ingeschakelde rechtsbijstandverlener, buiten de afspraak om het bedrag van een eventuele proceskostenvergoeding aan hem af te staan, geen kosten verschuldigd is.

2.3.1. Ook dit betoog faalt. Vaststaat dat de door [wederpartij] ingeschakelde rechtsbijstandverlener namens haar een bezwaarschrift heeft ingediend, zodat in de bezwaarfase een proceshandeling als bedoeld in de bijlage bij het Besluit is verricht door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 23 juli 2008 in zaak nr. 200708379/1), is uitgangspunt van het in de bijlage bij het Besluit opgenomen forfaitaire vergoedingsstelsel en van de jurisprudentie dat voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand kosten in rekening worden gebracht. Nu sprake is van een forfaitair stelsel is voorts de hoogte van de werkelijk in rekening gebrachte kosten voor de beantwoording van de vraag of een tegemoetkoming in de gemaakte proceskosten moet worden toegekend, niet relevant. Evenmin is het aan het bestuursorgaan om te treden in de beoordeling van de ter zake door de betrokkene en de rechtsbijstandverlener gemaakte afspraken. Derhalve heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat [wederpartij] in de bezwaarfase proceskosten heeft gemaakt die voor vergoeding door het bestuursorgaan in aanmerking komen.

2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.5. De korpsbeheerder dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. veroordeelt de korpsbeheerder van de politieregio Groningen tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de politieregio Groningen aan [wederpartij] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

III. bepaalt dat van de politieregio Groningen een griffierecht van € 433,00 (zegge: vierhonderddrieëndertig euro) wordt geheven.

Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van Staat.

w.g. Wortmann w.g. Van der Smissen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 3 september 2008

419-582.