Uitspraak 202200411/1/R2


Volledige tekst

202200411/1/R2.
Datum uitspraak: 1 mei 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant A], [appellant B], [appellante C] en [appellant D] (hierna: [appellant] en anderen), wonend te Deurne,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost­-Brabant van 19 november 2021 in zaak nr. 20/2241 in het geding tussen:

[appellant] en anderen

en

het college van burgemeester en wethouders van Deurne.

Procesverloop

Bij besluit van 4 december 2019 heeft het college aan Aldi Roermond B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het herbouwen van een winkelruimte op het perceel Veldstraat 5 in Deurne.

Bij besluit van 2 juli 2020 heeft het college het door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 19 november 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] en anderen daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de besluiten van 2 juli 2020 en 4 december 2019 respectievelijk vernietigd en herroepen, voor wat betreft de reclamezuil, en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 2 juli 2020 voor zover dat is vernietigd.

Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen hoger beroep ingesteld.

Het college en Aldi Roermond B.V. hebben schriftelijke uiteenzettingen gegeven.

De Afdeling heeft de zaak gelijktijdig met de zaken ECLI:NL:RVS:2024:1763 en ECLI:NL:RVS:2024:1765 op een zitting behandeld op 15 augustus 2023, waar [appellant A] en [appellant B], bijgestaan door mr. L.A. Pronk, advocaat te Helmond, en het college, vertegenwoordigd door H.J.M. Marcus, zijn verschenen. Voorts is op de zitting Aldi Roermond B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. M.W. van Nijendaal, advocaat te Arnhem, als partij gehoord.

Overwegingen

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 19 juli 2019. Dit betekent dat in dit geval de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.

Wettelijk kader

2.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Inleiding

3.       Aldi Roermond B.V. wil een supermarkt realiseren in de winkelruimte op het perceel Veldstraat 5 in Deurne. Op dat perceel zijn elf parkeerplekken aanwezig. Aldi Roermond B.V. wil in totaal 67 parkeerplekken realiseren, grotendeels op het naastgelegen perceel Haageind 40 in Deurne. Daar staat op dit moment een woning. Om dit plan uit te voeren, heeft Aldi Roermond B.V. een omgevingsvergunning aangevraagd voor het herbouwen van de winkelruimte. Het college heeft deze vergunning verleend. [appellant] en anderen wonen in de buurt en zijn tegen de komst van de supermarkt. Daarom hebben zij tegen de uitspraak van de rechtbank, waarmee de omgevingsvergunning grotendeels in stand is gelaten, hoger beroep ingesteld.

3.1.    Op grond van de ter plaatse geldende beheersverordening "Heiakker e.o. / Noordrand" (hierna: de beheersverordening) ligt het perceel Veldstraat 5 binnen het besluitvlak "Gemengd" en het perceel Haageind 40 binnen het besluitvlak "Woongebied".

Is sprake van strijd met de aard van de beheersverordening?

4.       [appellant] en anderen betogen dat uit artikel 3.38 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) en de toelichting bij de beheersverordening volgt dat een beheersverordening tot doel heeft om voor gebieden waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien, het bestaande gebruik en de bestaande bouwmogelijkheden vast te leggen. Volgens [appellant] en anderen is sprake van een dusdanig ander gebruik van de percelen Haageind 40 en Veldstraat 5 dat de aard van het instrument beheersverordening zich daartegen verzet. Dat heeft de rechtbank ten onrechte onbesproken gelaten.

4.1.    De Afdeling begrijpt het betoog van [appellant] en anderen zo dat zij stellen dat gelet op het karakter van het instrument beheersverordening de rechtspraak over de uitleg van de regels uit het bestemmingsplan niet onverkort bij de uitleg van de regels van een beheersverordening kan worden toegepast. Zoals de Afdeling al eerder heeft geoordeeld volgt uit artikel 3.38 van de Wro dat in een beheersverordening het beheer van dat gebied overeenkomstig het bestaande gebruik wordt geregeld. De tekst van artikel 3.38 van de Wro sluit niet uit dat onder bestaand gebruik, naast het gebruik dat op het moment van vaststelling van de beheersverordening al dan niet in strijd met het op dat moment geldende planologische regime feitelijk plaatsvindt, tevens moet worden verstaan het planologisch toegestane gebruik dat op het moment van de vaststelling van de beheersverordening nog niet het feitelijk gerealiseerde gebruik is. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 22 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:741, onder 11.1. Het college heeft onweersproken gesteld dat de in deze zaak relevante regels van de beheersverordening gelijk zijn aan de regels van het voorheen geldende bestemmingsplan. De Afdeling ziet geen aanleiding om de regels uit de beheersverordening restrictiever uit te leggen in het licht van het gegeven dat er een grote verandering in het feitelijke gebruik van de percelen plaatsvindt.

Het betoog van [appellant] en anderen slaagt niet.

Mag het perceel Haageind 40 worden gebruikt om parkeerplekken te realiseren voor de beoogde supermarkt?

5.       [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het bouwplan, voor zover dit betrekking heeft op de sloop van de woning op het perceel Haageind 40 en het gebruik hiervan voor parkeerplekken voor de beoogde supermarkt, niet in strijd is met de ter plaatse geldende beheersverordening. Volgens [appellant] en anderen wordt in wezen het besluitvlak "Woongebied" dan gebruikt als "Gemengd", waaronder detailhandel valt. De beoogde parkeerplekken zijn immers niet ten behoeve van een woning, maar ten behoeve van een supermarkt.

5.1.    De Afdeling oordeelt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat uit artikel 13.1 van de beheersverordening volgt dat de parkeervoorzieningen niet ondergeschikt hoeven te zijn aan de woonfunctie, omdat geen rangschikking bestaat tussen deze functies. Deze zijn namelijk nevenschikkend. De rechtbank heeft daartoe terecht overwogen dat indien de gemeenteraad tussen de parkeervoorzieningen en de woonfunctie een rangschikking had beoogd, hij een relatie had moeten leggen tussen die functies, zoals hij in artikel 13.1, aanhef en onder h, van de beheersverordening wel heeft gedaan. De Afdeling onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat deze regel voldoende duidelijk is. Omwille van de rechtszekerheid moet die regel letterlijk worden uitgelegd. De rechtszekerheid vereist immers dat van wat in het bestemmingsplan, dan wel de beheersverordening, is bepaald in beginsel moet worden uitgegaan, vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 25 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1897, onder 4.1. Er is geen reden om in dit geval van de hoofdregel af te wijken. De rechtbank heeft daarom ook terecht overwogen dat zij niet toekomt aan de bedoeling van de gemeenteraad zoals is verwoord in de toelichting op de beheersverordening. Daar wordt immers pas aan toegekomen als de beheersverordening op zichzelf of in samenhang onduidelijk is, vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 23 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3579, onder 15.2. Voor zover [appellant] en anderen ook hier betogen dat sprake is van strijd met de aard van het instrument beheersverordening, slaagt dat, gelet op wat onder 4.1 is overwogen, niet.

Het betoog van [appellant] en anderen slaagt niet.

Is sprake van een gewijzigde footprint en herbouw?

6.       [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat sprake is van herbouw van de winkelruimte die past binnen de beheersverordening. Volgens [appellant] en anderen zijn de beoogde contouren van de supermarkt anders dan van het gebouw dat nu op perceel Veldstraat 5 staat.

6.1.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het bouwplan niet in strijd is met artikel 6.2.2, onder a, van de beheersverordening. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat niet is gebleken van een gewijzigde footprint van het bestaande hoofdgebouw. Het nieuw te bouwen hoofdgebouw blijft binnen de contouren van het bestaande hoofdgebouw en voldoet dan ook aan de voormelde bepaling. Op de zitting bij de rechtbank zijn de bouwtekeningen van de vergunde oude en de te vergunnen nieuwe situatie over elkaar gelegd en is vastgesteld dat [appellant] en anderen zich baseren op een luchtfoto. In hoger beroep hebben zij niet alsnog andere stukken overgelegd waaruit blijkt dat de rechtbank ten onrechte tot dit oordeel is gekomen.

Het betoog van [appellant] en anderen slaagt niet.

Is sprake van herbouwen?

7.       [appellant] en anderen betogen dat geen sprake is van herbouwen, omdat op dit moment het bestaande gebouw geschikt is voor een bloemen- en plantenzaak en bestaat uit een kas met zeven puntdaken, deels bestaande uit lichtdoorlatend kunststof, wat wezenlijk anders zal zijn bij de beoogde supermarkt. Er is volgens [appellant] en anderen dan ook sprake van een wezenlijk ander gebouw en is er dus geen sprake van herbouw. Daarbij geeft de beheersverordening geen definitie voor het begrip herbouwen en moet daarom worden gekeken naar de taalkundige definitie van dit begrip, waaruit valt af te leiden dat sprake moet zijn van het opnieuw bouwen van exact hetzelfde gebouw, aldus [appellant] en anderen.

7.1.    Het college en Aldi Roermond B.V. stellen zich terecht op het standpunt dat [appellant] en anderen dit betoog niet eerder hebben aangevoerd. Ook is, anders dan [appellant] en anderen op de zitting bij de Afdeling hebben betoogd, geen sprake van een aanvullend argument op de eerder aangevoerde beroepsgrond dat de herbouw in strijd is met de beheersverordening. Die beroepsgrond gaat immers over de vraag of het beoogde gebouw binnen de contouren van het bestaande gebouw blijf. Dat is een heel andere vraag dan de vraag wat exact onder het begrip herbouwen moet worden verstaan en of van herbouw sprake kan zijn bij gebruik van andere materialen dan voorheen. De rechtbank heeft zich niet over die vragen kunnen buigen. De Afdeling laat deze beroepsgrond daarom buiten beschouwing. In het omgevingsrecht kunnen beroepsgronden niet voor het eerst in hoger beroep worden aangevoerd. Een uitzondering wordt gemaakt als is uitgesloten dat andere belanghebbenden daardoor worden benadeeld. Die uitzondering doet zich hier niet voor. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 9 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:362, onder 7.

De civielrechtelijke positie van Aldi Roermond B.V. ten aanzien van het perceel Haageind 40

8.       [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat Aldi Roermond B.V. geen belanghebbende is bij de door haar gedane aanvraag voor de omgevingsvergunning, omdat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt nu het perceel Haageind 40 niet in eigendom is van Aldi Roermond B.V. Bij vonnis van 6 januari 2021, ECLI:NL:RBOBR:2021:175, heeft de rechtbank Oost-Brabant geoordeeld dat geen koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen Aldi Roermond B.V. en de eigenaren van dat perceel. Bij arrest van 16 augustus 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2788, heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch dat vonnis bekrachtigd, waarmee in rechte is komen vast te staan dat Aldi Roermond B.V. niet de eigenaar is van het perceel Haageind 40. Hoewel in beroep de rechtbank bekend was met het vonnis van 6 januari 2021 heeft zij daar ten onrechte onvoldoende gewicht aan toegekend. Ook als een relevante uitspraak na het besluit op bezwaar wordt genomen, moet dit volgens [appellant] en anderen namelijk worden betrokken. Omdat volgens [appellant] en anderen duidelijk is dat Aldi Roermond B.V. nooit eigenaar is geweest van het perceel Haageind 40, is zij ten onrechte aangemerkt als belanghebbende bij de aanvraag en wordt ook niet voldaan aan de parkeernorm, omdat onvoldoende parkeerplekken op het perceel Veldstraat 5 kunnen worden gerealiseerd. Daarom had de omgevingsvergunning moeten worden geweigerd, aldus [appellant] en anderen.

8.1.    Voor zover [appellant] en anderen betogen dat sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering, heeft de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:99, onder 4.1, terecht overwogen dat een privaatrechtelijke belemmering alleen aan vergunningverlening in de weg kan staan als met de omgevingsvergunning wordt afgeweken van het bestemmingsplan. Zij heeft dit ook terecht van toepassing geacht op de beheersverordening en daarom eveneens terecht overwogen dat geen sprake kan zijn van een evidente privaatrechtelijke belemmering.

8.2.    Verder heeft de rechtbank terecht overwogen dat het vonnis van 6 januari 2021 dateert van na het besluit op bezwaar. Het college had daarom dat vonnis niet kunnen betrekken bij de besluitvorming. Hierover heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college wel in haar besluitvorming het vonnis van 4 februari 2020, zaak nr. C/01/353664, van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant kon betrekken waarin de voorzieningenrechter voorlopig had geoordeeld dat er nog een bodemprocedure zal volgen over de nakoming van de koopovereenkomst. Gelet daarop heeft de rechtbank terecht overwogen dat in bezwaar niet op voorhand kon worden gezegd dat de voorziene parkeerplekken op het perceel Haageind 40 niet zouden kunnen worden gerealiseerd. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat ondanks het vonnis van 6 januari 2021 niet kan worden gesteld dat Aldi Roermond B.V. geen belanghebbende is bij de door haar gedane aanvraag. De rechtbank heeft eveneens terecht overwogen dat aan de parkeernorm, die op grond van de Nota parkeernormen 2013 geldt, kan worden voldaan ingeval de parkeerplekken kunnen worden gerealiseerd op het perceel Haageind 40. Dat dit is toegestaan, heeft de Afdeling onder 5.1 overwogen. Daarom heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college niet heeft hoeven aan te nemen dat de beoogde supermarkt onvoldoende parkeerplekken zal hebben en dat het gebruik van de supermarkt in strijd zal zijn met artikel 19.1 van de beheersverordening. Overigens is op de zitting bij de Afdeling door Aldi Roermond B.V. aangegeven dat zij hangende het hoger beroep alsnog eigenaar is geworden van het perceel Haageind 40.

Het betoog van [appellant] en anderen slaagt niet.

Overschrijding redelijke termijn

9.       Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:188, is de redelijke termijn overschreden als de duur van de totale procedure te lang is. In zaken waarin bezwaar mogelijk is, vangt de termijn aan op het moment van ontvangst van het bezwaarschrift door het bestuursorgaan. De termijn eindigt op het moment waarop de rechter uitspraak doet. De redelijke termijn is voor een procedure bestaande uit bezwaar, beroep en hoger beroep in beginsel niet overschreden als de procedure in haar geheel niet langer dan vier jaar heeft geduurd. Als de redelijke termijn is overschreden, geldt voor de toerekening daarvan aan respectievelijk het bestuursorgaan en de rechter een overschrijding van respectievelijk een half jaar in bezwaar, anderhalf jaar in beroep en twee jaar in hoger beroep.

9.1.    Op 16 januari 2020 heeft het college het bezwaarschrift van [appellant] en anderen ontvangen. De redelijke termijn is toen begonnen en eindigt met de uitspraak van vandaag. De redelijke termijn is na afloop van de termijn van zes weken voor het doen van uitspraak verstreken. Deze overschrijding van de redelijke termijn moet aan de Afdeling worden toegerekend, omdat zij op 10 januari 2022 het hogerberoepschrift van [appellant] en anderen heeft ontvangen, zij niet binnen twee jaar uitspraak heeft gedaan en daarmee de hele procedure langer dan vier jaar heeft geduurd. Uitgaande van een forfaitair bedrag van € 500,00 per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond, zal de Afdeling de Staat der Nederlanden (de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 500,00 aan [appellant] en anderen en € 500,00 aan Aldi Roermond B.V.

Conclusie

10.     Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

11.     De Afdeling zal de Staat der Nederlanden (de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) ambtshalve veroordelen tot betaling van een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.

12.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;

II.       veroordeelt de Staat der Nederlanden (de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) tot betaling van een schadevergoeding van € 500,00 aan [appellant] en anderen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de Staat aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

III.      veroordeelt de Staat der Nederlanden (de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) tot betaling van een schadevergoeding van € 500,00 aan Aldi Roermond B.V.

Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.

w.g. Jurgens
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Tibold
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2024

853

BIJLAGE

Relevante regels uit de beheersverordening "Heiakker e.o. / Noordrand"

Artikel 1 Begrippen

1.19 bestaand

•       bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;

[…]

Artikel 6 Gemengd

6.1 Omschrijving besluitvlak

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       wonen, in bestaande woningen;

b.       ter plaatse van het besluitsubvlak ‘maximum aantal wooneenheden’: nieuwe woningen tot een maximum van het aangegeven aantal;

c.       dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;

d.       maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;

e.       kantoren, uitsluitend op de begane grond;

f.       ter plaatse van het besluitsubvlak ‘detailhandel’: detailhandel, uitsluitend op de begane grond;

g.       ter plaatse van het besluitsubvlak ‘horeca’: horeca, uitsluitend op de begane grond, met uitzondering van gokhallen, nachtclubs en discotheken;

h.       ter plaatse van het besluitvlak ‘molen’: behoud en herstel van de bestaande molen (Holtens molen) en een ambachtelijke houtzagerij;

i.        aan huis verbonden beroepen;

j.        tuinen, erven en terreinen;

k.       wegen, paden en parkeervoorzieningen;

l.        bij dit besluitvlak behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

6.2.1 Algemeen

a.       Het bebouwingspercentage op percelen met uitsluitend een woonfunctie mag niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel, met uitzondering van bouwpercelen met een oppervlakte kleiner dan 250 m², waarvan het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan 60%.

b.       Het bebouwingspercentage op percelen met een andere dan uitsluitend een woonfunctie mag niet meer bedragen dan 80% van het bouwperceel, tenzij ter plaatse van het besluitsubvlak ‘maximum bebouwingspercentage’ anders [is] aangeduid.

6.2.2 Hoofdgebouwen

a.       Herbouw van hoofdgebouwen is toegestaan indien dit gebeurt ter plaatse van de bestaande hoofdgebouwen of indien voldaan wordt aan de navolgende regels.

b.       De afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot een perceelgrens langs de openbare weg mag niet minder bedragen dan 3 meter en niet meer dan 7 meter.

c.       De afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag voor een vrijstaand hoofdgebouw aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 meter.

d.       De breedte van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 7 meter en niet meer dan 15 meter.

e.       De goothoogte van een hoofdgebouw, niet zijnde een bedrijfsgebouw, mag niet meer bedragen dan 6 meter.

f.       De bouwhoogte van een hoofdgebouw, niet zijnde een bedrijfsgebouw, mag niet meer bedragen dan 11 meter.

g.       De diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 meter.

h.       De goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 4,5 meter.

i.        De bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 7,5 meter.

j.        De gebouwen dienen vanaf de maximaal toegestane goothoogte te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet minder dan 35 graden en niet meer dan 60 graden mag bedragen, met dien verstande dat:

1.       tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60 graden en de daaruit voortvloeiende maximale hoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60 graden en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;

2.       overschrijding van de (denkbeeldige) 60 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.

k.       Voor de molen gelden de bestaande maten.

Artikel 6.4 Specifieke gebruiksregels

6.4.2 Uitbreiding detailhandel

De brutovloeroppervlakte van een detailhandelsvestiging mag met maximaal 25%, of in ieder geval met 40 m², worden uitgebreid ten opzichte van de brutovloeroppervlakte zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van de beheersverordening, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.2.1 lid b.

Artikel 13 Woongebied

13.1 Omschrijving besluitvlak

De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       wonen, in bestaande woningen;

b.       ter plaatse van het besluitsubvlak ‘maximum aantal wooneenheden’: nieuwe woningen tot een maximum van het aangegeven aantal;

c.       ter plaatse van het besluitsubvlak ‘vrijstaand’, uitsluitend vrijstaande woningen;

d.       aan huis verbonden beroep;

e.       speelvoorzieningen;

f.       tuinen, erven en terreinen;

g.       wegen, paden en parkeervoorzieningen;

h.       bij dit besluitvlak behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 19 Algemene gebruiksregels

19.1 Parkeren

19.1.1 Parkeernormen

Bij nieuw- of verbouw of wijziging van het gebruik dient de inrichting van de gronden zodanig plaats te vinden, dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in de ‘Nota parkeernormen Gemeente Deurne 2013’ die als bijlage Nota parkeernormen bij deze regels is gevoegd.

19.1.2 Afwijken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 19.1.1, mits de afwijking in overeenstemming is met het vastgestelde gemeentelijke parkeerbeleid zoals weergegeven in de ‘Nota parkeernormen Gemeente Deurne 2013’ (bijlage Nora parkeernormen).