Uitspraak 202205089/1/A2


Volledige tekst

202205089/1/A2.
Datum uitspraak: 17 april 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], gevestigd te [plaats],
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 juli 2022 in zaak nr. 22/532 in het geding tussen:

[appellant]

en

het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad).

Procesverloop

Bij besluit van 27 juli 2021 heeft de raad de aanvragen van [appellant] om vergoeding van extra uren rechtsbijstand ten behoeve van [persoon] afgewezen.

Bij besluit van 16 december 2021 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 13 juli 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 25 maart 2024. [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Doets, hebben de zitting via een videoverbinding bijgewoond.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellant] is advocaat en heeft [persoon] bijgestaan in een strafrechtelijke procedure. [persoon] is door de rechtbank Amsterdam voor negen strafbare feiten bij vonnis van 28 juli 2020 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van het voorarrest, en tot oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging. [appellant] heeft in de hoger beroepsprocedure onder meer een bewijsverweer gevoerd en bepleit dat het bij de aanhouding door de politie verrichte geweld aanleiding zou moeten zijn voor strafvermindering. [appellant] heeft daarnaast een strafmaatverweer gevoerd. De door de rechtbank betrokken psychiatrische rapportages van T.W.D.P. van Os en psychologische rapportages van F.A.M. de Reeper strekten tot oplegging van TBS met dwangverpleging. [appellant] was ervan overtuigd dat [persoon] een verdachte is die hulp behoeft, maar jarenlang geen of niet de juiste behandeling heeft gekregen. [appellant] heeft op een regiezitting in hoger beroep daarom aangedrongen op aanvullend gedragskundig onderzoek, wat door het gerechtshof is toegewezen. In de als gevolg daarvan verkregen aanvullende rapportages, een psychiatrische rapportage door J.E.P. Kruikemeier en een psychologische rapportage door P.A. de Mon, kwam een andere visie op de op te leggen straf naar voren en werd geadviseerd om [persoon] TBS met voorwaarden op te leggen. [appellant] heeft, in lijn met deze adviezen, bepleit dat geen TBS met dwangverpleging opgelegd zou moeten worden, maar TBS met voorwaarden. Het gerechtshof Amsterdam heeft [persoon] veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden met aftrek van het voorarrest, en TBS met voorwaarden opgelegd.

2.       De raad heeft voor de rechtsbijstand aan [persoon] in hoger beroep aan [appellant] een toevoeging verleend met zaakcode S050, een forfaitaire toevoeging voor 24 uur rechtsbijstand bij meervoudige strafzaken. In artikel 31, eerste lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (hierna: Bvr 2000) is opgenomen dat een rechtsbijstandverlener bij het bereiken van de voor de toevoeging vastgestelde tijdsgrens van het forfait een aanvraag voor het toekennen van extra uren kan doen. [appellant] heeft op 10 juni 2021 en 5 juli 2021 een aanvraag ingediend om toekenning van extra uren rechtsbijstand. Bij besluit van 27 juli 2021 heeft de raad dit verzoek afgewezen, omdat niet is gebleken dat er sprake is van feitelijke of juridische complexiteit. Bij besluit van 16 december 2021 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Aangevallen uitspraak

3.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de raad de aanvraag van [appellant] terecht heeft afgewezen. Zij heeft daartoe overwogen dat niet is gebleken dat er sprake was van zo’n juridisch relevant feitencomplex dat de zaak in redelijkheid niet binnen de tijdsgrens kon worden afgehandeld. De rechtbank heeft daarbij betrokken dat uit het beleid van de raad volgt dat het bestuderen van psychiatrische rapportages wordt gerekend tot de normale werkzaamheden die binnen het forfait vallen. Dat er in dit geval meerdere rapportages met verschillende conclusies bestudeerd moeten worden, maakt dat de zaak wellicht tijdrovender is, maar niet dat deze ook feitelijk complex is in de zin van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000. Dit wordt onderstreept door omstandigheid dat uit het arrest van het gerechtshof Amsterdam kan worden afgeleid dat de deskundigen in tweede aanleg kenbaar hebben gemotiveerd waarom anders werd geadviseerd dan door de deskundigen in eerste aanleg, aldus de rechtbank.

Hoger beroep en de beoordeling daarvan

3.1.    [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat er sprake was van feitelijke complexiteit en daarmee van een bewerkelijke zaak. Aan de voorwaarden voor extra uren uit de werkinstructies van de raad "Eerste aanvraag extra uren" en "Extra uren in strafrechtzaken" is voldaan. Uit de kern van het centrale vraagstuk van de rechtsbijstand in deze zaak, of aan [persoon] TBS met dwangverpleging of TBS met voorwaarden diende te worden opgelegd, volgt al dat sprake is van een bewerkelijke zaak. Uit de kenniswijzer van de raad volgt dat een TBS-maatregel ingewikkelde materie is, omdat voor een TBS-maatregel een hoger aantal punten wordt toegekend dan voor een reguliere strafzaak. Voor een TBS-zaak is specifieke deskundigheid vereist. TBS met dwangverpleging is de meest ingrijpende maatregel die aan een persoon kan worden opgelegd. Er was daarbij sprake van bijzondere omstandigheden. [persoon] is nooit adequaat behandeld voor de bij hem bestaande problematiek, hoewel hij daar al langer mee te maken had. Het was belangrijk om uitgebreid op het verleden van [persoon], aan wie [appellant] al lange tijd bijstand verleent, in te gaan en de delicten te duiden in het licht van het feit dat [persoon] in het verleden niet adequaat was behandeld. Het is zeldzaam dat bij het type delicten waarvoor [persoon] strafrechtelijk is vervolgd, oplegging van TBS wordt gevraagd. Dat er meerdere rapportages voorliggen komt vaker voor, maar dat betreft dan een actualisatie van gedragsdeskundige rapportages, terwijl het hier ging om contra-expertise. Er is veel inhoudelijk werk komen kijken bij het verzoek om contra-expertise. [appellant] heeft een grote inspanning geleverd om te bewerkstelligen dat het verzoek om deze gedragsdeskundigen, met heel specifieke deskundigheid, te laten adviseren door het gerechtshof werd toegewezen. Vervolgens heeft hij moeten bepleiten dat het gerechtshof de conclusies van de contra-expertise moest volgen en niet de conclusies van de eerder uitgebrachte gedragsdeskundigenrapportages. Het gaat daarmee om een bewerkelijke zaak. Ook uit verweerders kenniswijzer blijkt dat een TBS-procedure ingewikkelde materie betreft, bij toevoeging in zo’n procedure kunnen op grond van zaakscode Z060 10 punten worden toegekend. Tot slot wordt voor de behandeling van één mishandeling al een forfait van 24 uren verstrekt, terwijl het hier om negen ten laste gelegde feiten ging die zeer verschillend van aard waren, én een complex vraagstuk, de oplegging van een TBS-maatregel.

3.2.    Uitgangspunt van het Bvr 2000 is dat een zaak binnen het forfait dat voor die zaak is bepaald wordt afgehandeld. Dit betekent dat, gegeven het forfaitaire karakter van het stelsel van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand, niet iedere overschrijding van het aantal verleende uren tot honorering van een aanvraag om vergoeding van extra uren leidt. Bij de beantwoording van de vraag of de aanvraag betrekking heeft op een bewerkelijke zaak heeft de raad beslissingsruimte (zie de uitspraak van 8 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:604).

3.3.    De raad voert beleid voor het toekennen van extra uren, dat is neergelegd in de werkinstructie "Eerste aanvraag extra uren" (hierna: de algemene werkinstructie voor extra uren). In de werkinstructie is opgenomen dat bij de beoordeling of de aanvraag doelmatig is zoals bedoeld in artikel 31, tweede lid van het Bvr 2000, gekeken wordt of de zaak feitelijk en/of juridische complex is. Over feitelijke complexiteit is uiteengezet dat van een bewerkelijke zaak wordt gesproken, als het gaat om een omvangrijk juridisch relevant feitencomplex, waardoor niet verwacht kan worden dat alle rechtsbijstand binnen de forfaitaire grens kan worden verleend. Feitelijke complexiteit moet objectief vast te stellen zijn in vergelijking met een soortgelijke zaak. Als zich in een zaak geen feitelijke en/of juridische complexiteit voordoet, zal een aanvraag om toekenning van extra uren worden afgewezen, ook al is in de desbetreffende zaak gemiddeld meer tijd besteed dan in een gelijksoortige zaak.

De raad voert in aanvulling op de algemene werkinstructie aanvullend beleid, dat is neergelegd in de werkinstructie "Extra uren in strafrechtzaken". Daarin is opgenomen dat bij de vraag of een strafzaak feitelijk complex kan zijn, gekeken wordt naar de volgende omstandigheden:

1. omvang van het dossier in relatie tot het aandeel dat verdachte daarin heeft;
2. omvang van de getuigenverhoren en de daarmee gelijkgestelde werkzaamheden, zoals descente en Osloconfrontatie;
3. omvang en aard van de feiten op de dagvaarding;
4. proceshouding verdachte en medeverdachten;
5. hoeveelheid zittingen waarop de zaak inhoudelijk wordt behandeld;
6. grootschalige inzet van het opsporingsapparaat;
7. tenlastelegging lidmaatschap van criminele organisatie;
8. verzwarende omstandigheden.

Een strafzaak kan volgens de werkinstructie "Extra uren in strafrechtzaken" feitelijk complex zijn, als drie of meer van de bovenstaande omstandigheden van toepassing zijn. Het is aan de advocaat om dit te motiveren en aannemelijk te maken.

3.4.    Aan [appellant] is een toevoeging verleend voor een strafzaak bij een meervoudige kamer, met zaakcode S050. Anders dan [appellant] betoogt, brengt de omstandigheid dat bij de rechtsbijstand aan [persoon] de vraag aan de orde was of TBS met dwangverpleging of TBS met voorwaarden diende te worden opgelegd, niet met zich dat sprake was van een feitelijk complexe en daarmee bewerkelijke zaak. Om die vraag te beantwoorden moet aannemelijk zijn dat drie of meer van de omstandigheden zoals bedoeld in de werkinstructie Extra uren in strafrechtzaken van toepassing zijn. Uit de algemene werkinstructie voor de aanvraag van extra uren volgt daarbij dat factoren die herleidbaar zijn tot de persoon(lijkheid) van de rechtzoekende of de wederpartij de zaak wel intensief kunnen maken, maar niet feitelijk complex.

Niet in geschil is dat van een grootschalige inzet van het opsporingsapparaat of de tenlastelegging lidmaatschap van een criminele organisatie geen sprake was. Hoewel [persoon] negen feiten ten laste zijn gelegd, blijkt uit het besluit van 16 december 2021 dat het strafdossier een omvang heeft van ongeveer 200 pagina’s. De raad heeft zich daarom op het standpunt mogen stellen dat de omvang van het dossier in relatie tot het aandeel dat de verdachte daarin heeft geen indicatie voor feitelijke complexiteit oplevert. Uit het hogerberoepschrift blijkt dat in de strafzaak één getuige is gehoord, waardoor de zaak op dit punt ook niet bewerkelijk is. Dit geldt ook voor de hoeveelheid zittingen waarop de zaak inhoudelijk is behandeld. In de werkinstructie is opgenomen dat het aantal zittingen de zaak bewerkelijk kan maken als er sprake is van drie of meer inhoudelijke of langdurige zittingen, inclusief regiezitting. Uit het hogerberoepschrift blijkt dat één regiezitting en één inhoudelijke behandeling hebben plaatsgevonden. Voor zover [appellant] heeft aangevoerd dat sprake is van feitelijke complexiteit vanwege de aard en omvang van de strafbare feiten, heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat de aard van de strafbare feiten waarvan sprake was bij [persoon] in beginsel geen juridisch of feitelijke complexe strafbare feiten zijn. [persoon] is strafrechtelijk vervolgd voor vernieling, eenvoudige belediging van een ambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, wederspannigheid en meerdere mishandelingen.

In de werkinstructie Extra uren in strafrechtzaken zijn als voorbeelden van (straf)verzwarende omstandigheden opgenomen: het plegen van een ernstig misdrijf door een minderjarige, een ernstig misdrijf gepleegd door een gezagsdrager, of meerdere ingewikkelde en aanzienlijke vorderingen benadeelde partij. Over de proceshouding verdachte en aantal medeverdachten is in de werkinstructie opgenomen dat een deskundigenrapport op zich de zaak niet bewerkelijk maakt. Een niet éénduidig zaakinhoudelijk deskundigenrapport dat door de advocaat bestreden wordt, kan de zaak bewerkelijk maken. Ook indien de omstandigheid dat [appellant] naast de bewijsverweren verweer heeft moeten voeren om de strafoplegging te wijzigen en een grote inspanning heeft verricht om contra-rapportages te verkrijgen zou kunnen worden beschouwd als een strafverzwarende omstandigheid of een bewerkelijke omstandigheid ten aanzien van de proceshouding van de verdachte, doen er zich geen drie of meer van de in de aanvullende werkinstructie genoemde omstandigheden voor. De rechtbank heeft naar het oordeel van de Afdeling daarom terecht geoordeeld dat de raad het verzoek om extra uren heeft mogen afwijzen.

Het betoog slaagt niet.

Slotsom

4.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

5.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. J. Schipper-Spanninga, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.S. de Jong, griffier.

w.g. Daalder
voorzitter

w.g. De Jong
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2024

1014

BIJLAGE

Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000

Artikel 31

1.       In afwijking van het eerste lid van artikel 28 dient de rechtsbijstandverlener bij het bereiken van de in de artikelen 13 en 22 bedoelde tijdgrens een aanvraag in bij het bestuur tot vaststelling van de vergoeding voor de verrichte werkzaamheden. Tegelijkertijd legt hij een begroting over met betrekking tot de tijdsbesteding van de naar verwachting nog te verrichten werkzaamheden.

2.       Het bestuur stemt geheel of gedeeltelijk in met de begroting, bedoeld in het eerste lid, indien het van oordeel is dat de rechtsbijstand doelmatig wordt verleend.

3.       Nadat de tijd waarmee het bestuur heeft ingestemd is verstreken, dient de rechtsbijstandverlener een aanvraag in tot vaststelling van de vergoeding voor de desbetreffende werkzaamheden en kan hij daarbij een begroting indienen met betrekking tot de tijdsbesteding van de naar verwachting nog te verrichten werkzaamheden. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

Werkinstructie Eerste aanvraag extra uren

[…]

2.2 Feitelijk en Juridische complexiteit

Het criterium ‘doelmatig’ is in het Bvr 2000 gekoppeld aan de ‘feitelijke en/of juridische complexiteit’ van de zaak. Dit volgt uit (de nota van toelichting bij) artikel 19 Bvr 1994 en de daarmee samenhangende jurisprudentie.

Feitelijke  complexiteit

Je spreekt van een bewerkelijke zaak, als sprake is van een omvangrijk juridisch relevant feitencomplex, waardoor niet verwacht kan worden dat alle rechtsbijstand binnen de forfaitaire tijdgrens kan worden verleend.

Feitelijke complexiteit moet objectief vast te stellen zijn in vergelijking met een soortgelijke zaak. Bijvoorbeeld uitvoerige inhoudelijke correspondentie, een bijzonder en/of langdurig procesverloop met een groot aantal zittingen of noodzakelijk overleg met een deskundige.

Je neemt geen bewerkelijkheid van de zaak aan als uitsluitend wordt verwezen naar het aantal aan de zaak bestede uren, omvang van het dossier of naar factoren die herleidbaar zijn tot de persoon(lijkheid) van de rechtzoekende of de wederpartij. Bijvoorbeeld maatschappelijke of culturele achtergrond, taalproblemen, gebruik van een tolk, psychische stoornis of een onverzoenlijke houding. Deze factoren maken de zaak wel intensief, maar niet feitelijk complex.

( ECLI:NL:RVS:2010:BL8694 , ECLI:NL:RVS:2009:BK7987)

[…]

Werkinstructie Extra uren in strafrechtzaken

[…]

2. Bewerkelijke strafzaak

De criteria voor bewerkelijkheid, die in het algemene deel zijn genoemd, gelden ook voor strafzaken. Hierna wordt specifiek de feitelijke complexiteit van een strafzaak nader ingevuld.

Je beoordeelt de feitelijke complexiteit in een strafzaak aan de hand van de volgende omstandigheden:

1. omvang van het dossier in relatie tot het aandeel dat verdachte daar in heeft;

2. omvang van de getuigenverhoren en de daarmee gelijkgestelde werkzaamheden, zoals descente en Oslo-confrontatie;

3. omvang en aard van de feiten op de dagvaarding;

4. proceshouding verdachte en medeverdachten;

5. hoeveelheid zittingen waarop de zaak inhoudelijk wordt behandeld;

6. grootschalige inzet van het opsporingsapparaat;

7. tenlastelegging lidmaatschap van criminele organisatie;

8. verzwarende omstandigheden.

Een strafzaak kan feitelijk complex zijn, als drie of meer van de bovenstaande omstandigheden van toepassing zijn. Het is aan de advocaat om dit te motiveren en aannemelijk te maken.

Ad 1. Omvang van het dossier in relatie tot het aandeel dat verdachte daar in heeft

Het totaal aantal ordners over de zaak is niet bepalend. Je beoordeelt de rol die de verdachte in het geheel inneemt. Alleen het deel van het dossier dat betrekking heeft op de verdachte is relevant voor de beoordeling. Ook bij videobanden en andere beeld- en geluidsdragers neem je bij de beoordeling alleen de tijdsbesteding mee van het deel dat betrekking heeft op de verdachte.

Is er sprake van een uitzonderlijke zaak met meerdere verdachten, dan heb je tenminste de volgende stukken nodig:

•        de inhoudsopgave van de processen verbaal;

•        de namen van de medeverdachte(n) en hun raadslieden;

•        de projectnaam die het OM aan de zaak heeft gegeven.

Vanzelfsprekend heb je ook een nadere toelichting op de aanvraag nodig.

Ad 2. Omvang van de getuigenverhoren en de daarmee gelijkgestelde werkzaamheden, zoals descente en Oslo-confrontatie.

Een onderzoek door de RC waarbij enkele getuigen worden gehoord maakt de zaak nog niet bewerkelijk. Per getuige geldt een forfaitaire toeslag. Onderzoekshandelingen door de RC met meerdere langdurige én uiteenlopende getuigenverklaringen of daarmee gelijkgestelde werkzaamheden kunnen de zaak bewerkelijk maken. Van belang is ook de proceshouding van de verdachte. Vanzelfsprekend moet de raadsman bij de onderzoekshandelingen van de RC aanwezig zijn geweest.

Ad 3. Omvang en aard van de feiten op de dagvaarding

Als er meerdere feiten op de dagvaarding staan is niet zonder meer nog geen sprake van een bewerkelijke zaak. De zaak kan bewerkelijk zijn als sprake is van één of meerdere ernstige feiten.

Bijvoorbeeld als de samenleving ernstig geschokt is geraakt, de zaak veel media aandacht krijgt, er sprake is van mensenhandel c.q. -smokkel, moord of doodslag, internationale drugshandel, ernstig zedendelict of grootschalige oplichting.

Ad 4. Proceshouding verdachte en aantal medeverdachten

Het enkele feit dat de verdachte ontkent wil nog niet zeggen dat er sprake is van een bewerkelijke zaak. Als het noodzakelijk is om tegenbewijs te leveren of de bewijsvoering van het OM te ontkrachten kan er wel sprake zijn van een bewerkelijke zaak.

Het deskundigenrapport (contra-expertise) op zich maakt de zaak niet bewerkelijk. De advocaat heeft geen werkzaamheden aan het opstellen van deze rapporten. Een niet éénduidig zaakinhoudelijk deskundigenrapport dat door de advocaat wordt bestreden kan de zaak bewerkelijk maken.

Ontkennende medeverdachten en tegenstrijdige verklaringen kunnen de zaak bewerkelijk maken.

Ad 5. Hoeveelheid zittingen waarop de zaak inhoudelijk wordt behandeld

Het aantal zittingen kan de zaak bewerkelijk maken, als de zittingstoeslag niet meer volstaat. Dit is het geval bij drie of meer inhoudelijke en langdurige zittingen, inclusief regiezitting.

Ad 6. Grootschalige inzet van het opsporingsapparaat

Als in een grootschalig onderzoek gebruik wordt gemaakt van de inzet van speciale rechercheteams (bijvoorbeeld de Dienst Landelijke Recherche) of samenwerkingsverbanden tussen (internationale) politie en bijzondere opsporingsambtenaren (FIOD) kan er sprake zijn van een bewerkelijke zaak.

Denk daarbij aan grootschalige fraude, witwaspraktijken, grensoverschrijdende criminaliteit enz.

Ad 7. Tenlastelegging lidmaatschap van criminele organisatie

Als in de tenlastelegging lidmaatschap van een criminele organisatie wordt gesteld, een strafverzwarende omstandigheid, dan kan sprake zijn van een bewerkelijke zaak.

Ad 8. Verzwarende omstandigheden

Er kunnen verzwarende omstandigheden zijn die leiden tot een bewerkelijke zaak.

Bijvoorbeeld:

•        ernstig misdrijf door een minderjarige, zoals de ‘Facebook-moord’ of de ‘grensrechterzaak’.

•        ernstig misdrijf gepleegd door gezagsdrager/mensen met voorbeeldfunctie, zoals politieagent die een moord pleegt, frauderende politicus.

•        meerdere ingewikkelde en aanzienlijke vorderingen benadeelde partij.

[…]