Uitspraak 202307850/3/A3


Volledige tekst

202307850/3/A3.
Datum beslissing: 20 maart 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:

[appellant], gevestigd te Beverwijk,

appellant,

en

de burgemeester van Beverwijk.

Procesverloop

[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Holland van 21 november 2023 in zaak nr. 23/3197 en 23/3196. In deze uitspraak heeft de rechtbank de beroepen van [appellant] gegrond verklaard, het besluit van 28 maart 2023 vernietigd voor zover dit ziet op de intrekking van de gedoogverklaring, en de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter van de Afdeling verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De burgemeester heeft de vertrouwelijke versies van een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.

Het betreft een niet-geanonimiseerde bestuurlijke rapportage van 8 december 2020 en de aanbiedingsbrief daarbij, een niet-geanonimiseerde aanvraag van een antecedentenonderzoek in verband met het toevoegen van nieuwe leidinggevenden aan de exploitatievergunning van [appellant], en een niet-geanonimiseerde bestuurlijke rapportage van 16 november 2021 en de aanbiedingsbrief daarbij.

Overwegingen

1.       De burgemeester heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen. Hij heeft dit als volgt toegelicht.

De persoonlijke levenssfeer en privacy van derden dient als gewichtige reden als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb te worden aangemerkt. Verder blijkt uit de uitspraken van de rechtbank Noord-Holland van 29 juni 2022 en 21 november 2023 dat [appellant] in beroep en tijdens het verzoek om een voorlopige voorziening in de bezwaarfase heeft ingestemd met het verzoek om beperkte kennisneming.

2.       [appellant] heeft laten weten dat hij de redenen voor beperkte kennisneming onvoldoende acht. Het verzoek is enkel gemotiveerd met de stelling dat de persoonlijke levenssfeer van derden in het geding is. De thans geanonimiseerde gegevens kunnen als bekend worden verondersteld, dan wel zijn het gegevens die bekend zouden kunnen worden, op het moment dat de strafrechtelijke dossierstukken worden verstrekt.

3.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

4.       De Afdeling heeft kennis genomen van de burgemeester overlegde niet-geanonimiseerde versies van de gedingstukken. De betreffende stukken zijn in een geanonimiseerde versie ook overlegd aan [appellant]. De niet-geanonimiseerde stukken bevatten, anders dan in de geanonimiseerde versies, persoonsgegevens van politieambtenaren, ambtenaren van de gemeente Beverwijk en ambtenaren van het openbaar ministerie. Het verzoek tot beperkte kennisneming beperkt zich dus tot de deze persoonsgegevens.

5.       Het gaat bij de beslissing over een verzoek om beperkte kennisneming niet om de vraag of het stuk openbaar moet worden, dat wil zeggen voor iedereen toegankelijk, dus ook voor anderen dan procespartijen, maar om de vraag of er gewichtige redenen bestaan die zich tegen kennisneming van het stuk door alle partijen in het geding verzetten. Uitgangspunt is dat alle procespartijen ongehinderd toegang hebben tot alle op de zaak betrekking hebbende stukken. Onder omstandigheden kan het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer een uitzondering op dit uitgangspunt rechtvaardigen en aanleiding zijn om de kennisneming van persoonsgegevens te beperken. Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 18 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4204, heeft overwogen, maakt de vermelding van persoonsgegevens zoals hier in het geding, op zichzelf geen zodanige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen, dat dit een beperking van de kennisneming door procespartijen van die gegevens rechtvaardigt. Hetgeen de burgemeester naar voren heeft gebracht maakt niet dat de beperking van de kennisneming van de namen en andere persoonsgegevens in de overgelegde stukken in dit geval toch geboden is. Daarbij komt ten aanzien van de bestuurlijke rapportages dat het gaat om persoonsgegevens van personen die in een publieke functie betrokken zijn geweest bij het opstellen van deze rapportages betreffende [appellant], welke bij de bestuurlijke besluitvorming tot intrekking van de exploitatievergunning en gedoogverklaring van [appellant] betrokken zijn. (vergelijk: de uitspraak van de Afdeling van 3 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2972). De Afdeling acht het verzoek tot beperkte kennisneming van de niet-geanonimiseerde gedingstukken niet gerechtvaardigd.

6.       De Afdeling bepaalt dat niet-geanonimiseerde gedingstukken worden teruggezonden aan de burgemeester.

7.       Indien de burgemeester geen gehoor geeft aan het in dictumonderdeel II. aangeduide verzoek om een ongeschoonde versie van de stukken waarvan het verzoek om geheimhouding is afgewezen, toe te sturen, kan de Afdeling daaraan gevolgen verbinden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        wijst het verzoek af;

II.       verzoekt de burgemeester van Beverwijk binnen 7 (zeven) dagen na heden aan de Afdeling en de andere partijen een ongeschoonde versie toe te sturen van de aanvraag van het antecedentenonderzoek in verband met het toevoegen van een nieuwe leidinggevende aan de exploitatievergunning, en van de bestuurlijke rapportages inclusief aanbiedingsbrieven van 8 december 2020 en 16 november 2021.

Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. J.S. de Jong, griffier.

w.g. Drop
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer

w.g. De Jong
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2024

1014