Uitspraak 202202889/1/V6


Volledige tekst

202202889/1/V6.
Datum uitspraak: 27 maart 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-­Holland van 1 april 2022 in zaak nr. 21/5622 in het geding tussen:

[wederpartij]

en

de staatssecretaris.

Procesverloop

Bij besluit van 17 maart 2021 heeft de staatssecretaris het verzoek van [wederpartij] om hem het Nederlanderschap te verlenen afgewezen.

Bij besluit van 15 september 2021 heeft de staatssecretaris het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 1 april 2022 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.

[wederpartij] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 juli 2023, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. A. Houben, en [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. M.L. van Leer, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Inleiding

2.       [wederpartij] heeft op 20 februari 2020 verzocht om het Nederlanderschap (hierna: het verzoek). De staatssecretaris heeft het verzoek afgewezen, omdat er een ernstig vermoeden bestaat dat [wederpartij] een gevaar vormt voor de openbare orde. De rehabilitatietermijn van vijf jaar na een strafrechtelijke veroordeling was namelijk nog niet afgelopen. Daarnaast heeft de staatssecretaris het verzoek afgewezen, omdat hij ernstig twijfelt aan de identiteit en nationaliteit van [wederpartij]. Omdat [wederpartij] alleen al om deze redenen niet in aanmerking komt voor het Nederlanderschap, heeft de staatssecretaris de overige vereisten voor naturalisatie niet beoordeeld.

In beroep heeft [wederpartij] berust in het standpunt dat er een ernstig vermoeden bestaat dat hij een gevaar vormt voor de openbare orde. In hoger beroep ligt alleen de vraag voor of zijn gestelde identiteit en nationaliteit met de vereiste zekerheid kunnen worden vastgesteld.

2.1.    [wederpartij] stelt afkomstig te zijn uit Sierra Leone en geboren te zijn op [geboortedatum] 1979. Om zijn identiteit en nationaliteit te onderbouwen, heeft hij bij het verzoek een Sierra Leoonse ‘certified true copy’ van een geboorteakte overgelegd, afgegeven op [datum] 2018. Ook heeft hij een Sierra Leoons paspoort overgelegd, afgegeven in Freetown op [datum] 2018 en geldig tot [datum] 2023. In een verkorte verklaring van onderzoek van 20 september 2018 heeft Bureau Documenten (hierna: BD) over de geboorteakte geconcludeerd dat deze echt is en bevoegd opgemaakt en afgegeven. In een verklaring van onderzoek van 15 juli 2019 heeft BD over het paspoort geconcludeerd dat het echt is. Uit de toelichting bij deze verklaring volgt dat het feit dat BD een document als echt beschouwt, nog niet betekent dat het door de bevoegde autoriteiten is opgemaakt en afgegeven en evenmin dat ook de inhoud juist is. Het oordeel ‘echt’ geeft alleen aan dat het document zelf geen imitatie is.

2.2.    De staatssecretaris twijfelt ernstig aan de identiteit en nationaliteit van [wederpartij]. De staatssecretaris heeft deze twijfel gebaseerd op een taalanalyse door het Bureau Land en Taal (thans: Team Onderzoek en Expertise Land en Taal; hierna: TOELT), die is uitgevoerd in het kader van eerder door [wederpartij] gevoerde asielrechtelijke procedures. In een rapport van 17 januari 2003 heeft TOELT geconcludeerd dat [wederpartij] eenduidig niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Sierra Leone. Volgens TOELT is hij mogelijk te herleiden tot Guinee. [wederpartij] heeft hiertegen een contra-expertise van De Taalstudio van 13 april 2004 ingebracht. In deze contra-expertise heeft een deskundige van De Taalstudio geconcludeerd dat niet kan worden uitgesloten dat [wederpartij] uit een dorp in het grensgebied tussen Guinee en Sierra Leone komt. In een rapport van 14 oktober 2004 heeft TOELT gereageerd op deze contra-expertise, waarbij het zijn standpunt heeft gehandhaafd dat [wederpartij] eenduidig niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Sierra Leone. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat [wederpartij] de gerezen twijfel aan zijn identiteit en nationaliteit niet heeft weggenomen met de geboorteakte en het paspoort. De staatssecretaris heeft er hierbij op gewezen dat de rechtbank Den Haag in haar uitspraak van 29 april 2005 en de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag in haar uitspraak van 27 januari 2006 in voormelde contra-expertise geen aanleiding hebben gezien voor het oordeel dat deze de twijfel over de gestelde afkomst wegneemt. De Afdeling heeft het tegen de uitspraak van 27 januari 2006 ingestelde hoger beroep bij uitspraak van 17 juli 2006 in zaak nr. 200601555/1 met toepassing van artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000 ongegrond verklaard. Verder kan de staatssecretaris niet vaststellen of [wederpartij] naar Sierra Leone is gereisd om de geboorteakte en het paspoort in persoon aan te vragen en af te halen en of voorafgaand aan de afgifte een deugdelijk identificatieproces heeft plaatsgevonden. Aan deze documenten kan daarom niet de door [wederpartij] gewenste waarde worden gehecht, aldus de staatssecretaris.

Uitspraak rechtbank

3.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij twijfelt aan de wijze waarop [wederpartij] de geboorteakte en het paspoort, die beide echt zijn bevonden, heeft verkregen. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat [wederpartij] heeft toegelicht op welke wijze hij naar Sierra Leone is gereisd en dat deze uitleg aansluit op de door hem overgelegde bewijsstukken. Volgens de rechtbank is niet duidelijk welke aanvullende informatie hij nog had moeten verstrekken. Volgens de rechtbank heeft de staatssecretaris het besluit op bezwaar daarom, ondanks de taalanalyse door TOELT, ondeugdelijk gemotiveerd. Ook had de staatssecretaris [wederpartij] in bezwaar moeten horen.

Had de rechtbank het beroep ongegrond moeten verklaren?

4.       De staatssecretaris betoogt dat de rechtbank het beroep ten onrechte gegrond heeft verklaard. Volgens de staatssecretaris had de rechtbank het beroep ongegrond moeten verklaren, alleen al omdat [wederpartij] in beroep heeft berust in het standpunt dat er een ernstig vermoeden bestaat dat hij een gevaar vormt voor de openbare orde.

4.1.    Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, kan het belang van een oordeel over de rechtmatigheid van een besluit zijn gelegen in de omstandigheid dat het inhoudelijke oordeel van de rechter kan worden betrokken bij toekomstige besluiten. De Afdeling wijst bij wijze van voorbeeld op haar uitspraak van 25 februari 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH4009, onder 2.3.1. Aangezien aannemelijk is dat [wederpartij] nog steeds het Nederlanderschap wil verkrijgen, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat hij belang heeft bij een rechterlijk oordeel over het standpunt van de staatssecretaris over de twijfel aan de identiteit en nationaliteit. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat op de zitting bij de Afdeling is vastgesteld dat inmiddels de rehabilitatietermijn in april 2023 is afgelopen.

Het betoog slaagt niet.

Heeft de staatssecretaris het besluit op bezwaar deugdelijk gemotiveerd?

5.       De staatssecretaris betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij twijfelt aan de identiteit en nationaliteit van [wederpartij]. De staatssecretaris voert aan dat het aan een verzoeker is om zijn identiteit en nationaliteit te onderbouwen en dat het aan hem is om te beoordelen of de identiteit en nationaliteit van die verzoeker voldoende zijn komen vast te staan. Hij twijfelt in dit geval aan de identiteit en nationaliteit, omdat TOELT heeft geconcludeerd dat [wederpartij] eenduidig niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Sierra Leone. De contra-expertise neemt de gerezen twijfel niet weg, omdat daarin alleen maar is geconcludeerd dat hij mogelijk uit Sierra Leone komt. De staatssecretaris wijst hierbij op de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 april 2005 en de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 27 januari 2006. Volgens de staatssecretaris heeft [wederpartij] zijn identiteit en nationaliteit niet alsnog aangetoond met de geboorteakte en het paspoort, omdat niet is gebleken dat [wederpartij] deze documenten in Sierra Leone in persoon heeft aangevraagd en afgehaald en ook niet dat voorafgaand aan de afgifte een deugdelijk identificatieproces heeft plaatsgevonden. Volgens de staatssecretaris is de verklaring van [wederpartij] hoe hij deze documenten heeft verkregen, algemeen van aard en heeft hij deze niet gestaafd.

Daarnaast betoogt de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij [wederpartij] had moeten horen.

Toetsingskader taalanalyse

5.1.    Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat een advies van TOELT een deskundigenadvies is aan de staatssecretaris ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden. De staatssecretaris mag op het advies van TOELT afgaan, nadat hij is nagegaan of het advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) voor de wettelijke adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. De Afdeling wijst op haar uitspraak van 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:197, onder 2.3.

Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het bestuursorgaan de adviseur een reactie op wat over het advies is aangevoerd. De Afdeling wijst op haar uitspraak van 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2566, onder 4.1.

Mocht de staatssecretaris de taalanalyse bij de beoordeling betrekken?

5.2.    Uit het rapport taalanalyse van TOELT van 17 januari 2003 volgt dat [wederpartij] eenduidig niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Sierra Leone, maar mogelijk tot die van Guinee. Hij spreekt Fula zoals dat gangbaar is in Guinee, namelijk met Franse leenwoorden. Fula is eenduidig zijn moedertaal en hij is niet in staat Krio te spreken, de voertaal van Sierra Leone.

Een deskundige van De Taalstudio heeft in de contra-expertise van 13 april 2004 geconcludeerd dat niet kan worden uitgesloten dat [wederpartij] uit een dorp in het grensgebied tussen Sierra Leone en Guinee komt. Zijn Fula bevat evenveel ‘genasaliseerde vocalen’ als ‘vocalen gevolgd door een velaire nasaal’, waarbij het eerste gebruikelijk is in het Sierra Leoonse Fula en het tweede in het Guineese Fula. Volgens de deskundige is Fula de moedertaal van [wederpartij]. Zijn Fula bevat elementen die atypisch zijn voor het Fula dat in het binnenland van zowel Sierra Leone als Guinee wordt gesproken. Wel komt zijn Fula voor in het grensgebied tussen deze twee landen. [wederpartij] gebruikt Franse leenwoorden die typisch zijn voor het Guineese Fula. Daarnaast gebruikt hij alleen een aantal Engelse en Madingo leenwoorden, maar is de uitspraak van de Madingo leenwoorden consistent met de uitspraak in Sierra Leone. De Arabische leenwoorden die [wederpartij] gebruikt zijn gebruikelijk in Fula-gemeenschappen door heel West-Afrika, zodat hier niets uit kan worden afgeleid, aldus de deskundige.

TOELT heeft op 14 oktober 2004 gereageerd op deze contra-expertise en de conclusie gehandhaafd dat [wederpartij] eenduidig niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Sierra Leone. TOELT heeft erop gewezen dat de deskundige zijn conclusie voornamelijk heeft gebaseerd op de aanwezigheid van ‘genasaliseerde vocalen’ en ‘vocalen gevolgd door een velaire nasaal’. Volgens TOELT zijn ‘genasaliseerde vocalen’, anders dan de deskundige stelt, typisch voor het Guineese Fula. ‘Vocalen gevolgd door een velaire nasaal’ zijn volgens TOELT inderdaad atypisch voor Sierra Leone. TOELT heeft er hierbij op gewezen dat de deskundige heeft bevestigd dat de Franse leenwoorden die [wederpartij] gebruikt typisch zijn voor het Guineese Fula. Daarbij kan aan de paar Madingo leenwoorden volgens TOELT niet de conclusie worden verbonden dat de uitspraak consistent is met de uitspraak in Sierra Leone, omdat de ‘nasaalvocalen’ ook voorkomen in het Guineese Madingo.

5.3.    De rechtbank heeft niet onderkend dat de staatssecretaris niet heeft voldaan aan zijn plicht om na te gaan of het advies van TOELT op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. [wederpartij] stelt dat hij uit een dorp in het grensgebied met Guinee komt. In de contra-expertise heeft de deskundige ook geconcludeerd dat dit niet kan worden uitgesloten. Hij heeft daarbij opgemerkt dat het Fula dat [wederpartij] spreekt, voorkomt in het grensgebied tussen Sierra Leone en Guinee. Maar TOELT is hier in het rapport van 14 oktober 2004 niet op ingegaan. In het rapport taalanalyse van TOELT van 17 januari 2003 staat verder dat [wederpartij] heeft verklaard dat hij is geboren in Sinchuru, Kabala in Sierra Leone. In het in deze procedure overgelegde paspoort staat dat hij is geboren in Chynturu Bindi-Koinadugu. Tijdens de zitting bij de Afdeling heeft [wederpartij] onbetwist verklaard dat dit dezelfde plaats is als Sinchuru en dat deze plaats in Sierra Leone zo’n tien kilometer bij de Guinese grens vandaan ligt.

[wederpartij] heeft daarmee concrete aanknopingspunten naar voren gebracht voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies van TOELT, de begrijpelijkheid van de in dat advies gevolgde redenering en het aansluiten van de conclusies daarop. Omdat de staatssecretaris deze twijfels niet heeft weerlegd en een nadere motivering van TOELT ontbreekt, mocht de staatssecretaris niet afgaan op het advies van TOELT. Dat in eerdere procedures wel is afgegaan op het advies van TOELT, maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank Den Haag heeft in de uitspraak van 29 april 2005 in de asielprocedure de contra-expertise namelijk buiten beschouwing gelaten, omdat [wederpartij] deze pas in beroep had overgelegd. De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft in de uitspraak van 27 januari 2006 in de procedure over een reguliere verblijfsvergunning over de contra-expertise ten overvloede overwogen dat het niet aan de staatssecretaris is om onomstotelijk te bewijzen dat [wederpartij] niet uit Sierra Leone afkomstig is.

Dit betekent dat de staatssecretaris zijn twijfel aan de identiteit en nationaliteit niet zonder meer mocht baseren op het advies van TOELT. Het had op de weg van de staatssecretaris gelegen om de contra-expertise opnieuw aan TOELT voor te leggen in verband met de stelling van [wederpartij] dat hij uit een dorp in Sierra Leone in het grensgebied met Guinee komt. De rechtbank heeft dan ook, zij het op andere gronden, terecht geoordeeld dat het besluit op bezwaar in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van die wet niet op een deugdelijke motivering berust.

5.4.    Het betoog slaagt in zoverre niet.

Welke bewijswaarde moet worden toegekend aan de door [wederpartij] overgelegde documenten?

6.       [wederpartij] heeft bij het verzoek een ‘certified true copy’ van een geboorteakte en een authentiek Sierra Leoons paspoort overgelegd. Deze documenten moeten worden aangemerkt als nader bewijs voor de door hem opgegeven identiteit en nationaliteit. Voor de beantwoording van de vraag of hij met deze documenten de gerezen twijfel heeft weggenomen, is van belang welke bewijswaarde moet worden toegekend aan die documenten.

6.1.    Zoals de staatssecretaris terecht aanvoert, is het aan een verzoeker om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en is het aan de staatssecretaris om te beoordelen of de identiteit en nationaliteit van die verzoeker zijn komen vast te staan. De Afdeling wijst op haar uitspraak van 29 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4302, onder 5.1.

6.2.    In haar uitspraak van 29 november 2023 heeft de Afdeling voor de rechtspraktijk verduidelijkt wat het toetsingskader is voor de beoordeling van de bewijswaarde van documenten die een verzoeker heeft overgelegd. Onder 5.7 is overwogen dat de staatssecretaris, als er twijfel bestaat over de identiteit en nationaliteit van een verzoeker, moet nagaan of die verzoeker de gerezen twijfel met de door hem overgelegde documenten heeft weggenomen. In dat kader zal de staatssecretaris moeten beoordelen of buiten twijfel uit die documenten volgt dat de daarin vermelde identiteit en nationaliteit juist zijn. De staatssecretaris mag daarbij niet zonder deugdelijke motivering voorbijgaan aan die documenten. De motivering die de staatssecretaris moet geven voor het niet accepteren van die documenten is afhankelijk van de bewijswaarde daarvan. In de uitspraak van 29 november 2023, onder 5.3 tot en met 5.6, heeft de Afdeling uiteengezet hoe de staatssecretaris hieraan invulling moet geven.

6.3.    De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat voorafgaand aan de afgifte van de geboorteakte en het paspoort geen deugdelijk identificatieproces heeft plaatsgevonden en dat [wederpartij] niet heeft onderbouwd dat hij deze documenten in persoon heeft aangevraagd en afgehaald. De staatssecretaris heeft in de besluiten uiteengezet dat [wederpartij] alleen in zijn algemeenheid heeft verklaard hoe hij deze documenten heeft verkregen en dat hij deze verklaringen niet heeft gestaafd.

6.4.    [wederpartij] stelt dat hij de geboorteakte en het paspoort in persoon in Sierra Leone heeft aangevraagd en afgehaald. Hij heeft toegelicht dat hij met zijn partner naar Senegal is gevlogen. Ter onderbouwing heeft hij een e-mail met vluchtinformatie overgelegd, waaruit blijkt dat hij op 21 juli 2018 van Amsterdam naar Dakar, Senegal, is gevlogen. Op 20 augustus 2018 is hij van Dakar naar Amsterdam gevlogen. Zijn vreemdelingenpaspoort bevat een visum van Senegal, afgegeven op 21 juli 2018 en geldig tot 20 oktober 2018, en in- en uitreisstempels, waaruit volgt dat hij op 22 juli 2018 Senegal is ingereisd en op 19 augustus 2018 is uitgereisd. Partijen zijn het erover eens dat [wederpartij] naar Senegal is gevlogen. [wederpartij] heeft toegelicht dat hij vervolgens met een auto via Guinee verder is gereisd naar Sierra Leone. Hij heeft toegelicht dat hij bij de grens geen documenten heeft getoond en dat hij daarom smeergeld heeft moeten betalen aan de chauffeur. Ter onderbouwing heeft hij een verklaring van de chauffeur van 1 februari 2022 overgelegd. [wederpartij] heeft verder toegelicht dat hij in Sierra Leone eerst naar zijn geboortedorp is gegaan om een geboorteverklaring van een dorpsoudste te verkrijgen. Een dorpsoudste, [naam], kende zijn vader nog en heeft voor hem een geboorteverklaring opgesteld. [wederpartij] heeft deze verklaring vervolgens moeten afgeven bij het registratiekantoor in Freetown, waarna hij een ‘Certified True Copy’ van zijn geboorteakte heeft gekregen. Hiermee is hij naar het Passport Department van het Immigration Office in Freetown gegaan. Het paspoort is afgegeven op basis van deze geboorteakte. [wederpartij] heeft toegelicht dat hij ook vingerafdrukken heeft moeten afstaan voor het paspoort. Na afgifte van het paspoort is hij meteen uit Sierra Leone vertrokken. Het paspoort is afgegeven op 9 augustus 2018, dat wil zeggen binnen de hiervoor genoemde periode van 21 juli 2018 tot 20 augustus 2018.

Op de zitting bij de Afdeling heeft [wederpartij] toegelicht dat hij de Sierra Leoonse autoriteiten heeft betaald om het paspoort binnen twaalf uur te krijgen. Daarbij heeft hij toegelicht dat de autoriteiten de verklaring van de dorpsoudste hebben gecontroleerd. Zij hebben ook een dossier aangemaakt, een foto gemaakt, zijn lengte opgenomen en zijn vingerafdrukken afgenomen. Ook heeft hij toegelicht dat hij de geboorteakte al had toen hij het paspoort aanvroeg. Over de geboorteverklaring heeft hij toegelicht dat het een handgeschreven verklaring was en dat de dorpsoudste een kennis of vriend van de ouders was en hem daarom nog kende. Verder heeft [wederpartij] toegelicht dat er geen bewijsstukken zijn van overnachtingen tijdens de autorit, omdat hij niet in hotels heeft overnacht. De staatssecretaris heeft op de zitting bij de Afdeling verklaard dat de verklaring van de chauffeur het reisverhaal deels onderbouwt, maar niet dat [wederpartij] de geboorteakte en het paspoort in persoon heeft aangevraagd en afgehaald in Sierra Leone.

6.5.    De Afdeling is van oordeel van [wederpartij] met het overleggen van de e-mail met vluchtinformatie, het vreemdelingenpaspoort en de verklaring van de chauffeur een begin van bewijs heeft geleverd van zijn stelling dat hij in Sierra Leone is geweest om zijn geboorteakte en paspoort in persoon aan te vragen en af te halen. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat uit het Algemeen Ambtsbericht Sierra Leone van mei 2011, paragraaf 3.3.4, volgt dat men het land vrij in en uit kan reizen over de weg. Uit deze paragraaf volgt verder dat het incidenteel voorkomt dat reizigers bij grensovergangen steekpenningen moeten betalen. Uit het ambtsbericht, paragraaf 3.3.4.1, volgt dat een geboortebewijs kan worden aangevraagd bij een van de dertien registratiekantoren. Uit deze paragraaf volgt verder dat kinderen in principe kort na de geboorte moeten worden geregistreerd, maar dat dit lang niet altijd gebeurt, en dat het registreren van een geboorte niet overal op dezelfde wijze plaatsvindt. Uit het ambtsbericht kan niet worden afgeleid of een geboorte kan worden geregistreerd op basis van een verklaring van een dorpsoudste. Uit het ambtsbericht, paragraaf 3.3.4.3, volgt dat paspoorten uitsluitend door het Passport Department van het Immigration Office in Freetown worden afgegeven en dat het aanvragen van een nieuw paspoort doorgaans vier tot vijf werkdagen duurt. Uit het ambtsbericht kan niet worden afgeleid of het, zoals [wederpartij] heeft verklaard, tegen betaling mogelijk is om op dezelfde dag een paspoort aan te vragen en af te halen, in dit geval op dezelfde dag waarop hij de geboorteakte heeft afgehaald.

Uit de uitspraak van de Afdeling van 29 november 2023, onder 6.1, volgt dat de huidige afgifteprocedure voor paspoorten in Sierra Leone niet heel erg afwijkt van de procedure die is omschreven in het Algemeen Ambtsbericht Sierra Leone van mei 2011.

6.6.    Gelet op deze feiten en omstandigheden heeft de staatssecretaris niet deugdelijk gemotiveerd dat voorafgaand aan de afgifte van de geboorteakte en het paspoort geen deugdelijk identificatieproces heeft plaatsgevonden en dat [wederpartij] deze documenten niet in persoon heeft aangevraagd en afgehaald in Sierra Leone. Daarbij betrekt de Afdeling dat uit de overwegingen 5.1 tot en met 5.4 van deze uitspraak volgt dat niet uitgesloten is dat [wederpartij] afkomstig is uit Sierra Leone. Het had in dit geval op de weg van de staatssecretaris gelegen om nader onderzoek te doen naar de bewijswaarde van de geboorteakte en het paspoort en de wijze waarop [wederpartij] stelt deze documenten te hebben verkregen. De Afdeling wijst op haar uitspraak van 29 november 2023, onder 5.5 en 5.6. De Afdeling komt hierdoor niet toe aan beantwoording van de vraag of [wederpartij] met de door hem overgelegde documenten de gerezen twijfels over zijn identiteit en nationaliteit heeft weggenomen.

6.7.    Gelet op voorgaande heeft de staatssecretaris, anders dan hij betoogt, in strijd met artikel 7:2, eerste lid, van de Awb afgezien van het horen in bezwaar. Het had op de weg van de staatssecretaris gelegen om [wederpartij] te horen, onder meer over de wijze waarop hij de geboorteakte en het paspoort stelt te hebben verkregen.

6.8.    Het betoog slaagt ook niet voor het overige.

Conclusie

7.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust (zie onder 5.3). Dit betekent dat de staatssecretaris een nieuw besluit op bezwaar moet nemen met inachtneming van wat de Afdeling in deze uitspraak heeft overwogen.

8.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;

II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.750,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III.      bepaalt dat van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een griffierecht van € 548,00 wordt geheven.

Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzitter, en mr. C.C.W. Lange en mr. J. Schipper-Spanninga, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.R. van Ark, griffier.

w.g. Steendijk
voorzitter

w.g. Van Ark
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2024

861

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 3:2

Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

Artikel 3:9

Indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, dient het bestuursorgaan zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.

Artikel 7:2

1. Voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, stelt het belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.

[…]

Artikel 7:12

1. De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Daarbij wordt, indien ingevolge artikel 7:3 van het horen is afgezien, tevens aangegeven op welke grond dat is geschied.

[…]