Uitspraak 202203963/1/V2


Volledige tekst

202203963/1/V2.
Datum uitspraak: 1 november 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2], mede voor hun minderjarige kinderen,
appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 27 juni 2022 in zaken nrs. NL22.4040 en NL21.20263 in het geding tussen:

de vreemdelingen

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluiten van 27 december 2021 en 9 maart 2022 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 27 juni 2022 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld.

De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben de staatssecretaris en de vreemdelingen zich nader uitgelaten. Ze hebben op elkaars reacties gereageerd.

De Afdeling heeft de zaak gelijktijdig met zaken nrs. 202205772/1/V2 (ECLI:NL:RVS:2023:3966), 202206277/1/V2 (ECLI:NL:RVS:2023:3967) en 202206284/1/V2 (ECLI:NL:RVS:2023:3968) ter zitting behandeld op 18 april 2023, waar de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. M.M. van Woensel, advocaat te Tilburg, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. M.M. van Asperen, advocaat te Den Haag, mr. R.A. Visser en S.Q. Sandifort, MSc, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.           De vreemdelingen hebben de Syrische nationaliteit. De staatssecretaris heeft hun asielaanvragen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de Bulgaarse autoriteiten hun op 26 november 2020 onderscheidenlijk 12 augustus 2021 internationale bescherming hebben verleend.

1.1.    De vreemdelingen hebben verklaard dat zij hun Bulgaarse verblijfs- en identiteitsdocumenten tijdens hun reis naar Nederland hebben weggegooid. Zij vrezen dat ze in Bulgarije hun internationale bescherming verliezen, omdat zij hun Bulgaarse verblijfsdocumenten niet binnen 30 dagen hebben vervangen nadat zij die hadden weggegooid. Ze wijzen op nieuwe Bulgaarse wetgeving waaruit zou volgen dat dat een reden is om de verleende internationale bescherming te beëindigen. Deze uitspraak gaat over de vraag of de staatssecretaris er gelet op die nieuwe wetgeving nog wel van mag uitgaan dat de vreemdelingen in Bulgarije internationale bescherming hebben. Het gaat om de betekenis en toepassing van artikel 42, vijfde lid, van de Bulgaarse Asylum and Refugees Act, ook wel de Law on Asylum and Refugees genoemd (hierna: de LAR).

Het hoger beroep van de vreemdelingen

Bulgaarse verblijfsdocumenten en internationale bescherming

2.           De vreemdelingen betogen dat hun internationale beschermingsstatus met toepassing artikel 42, vijfde lid, van de LAR zal worden beëindigd als zij in Bulgarije nieuwe verblijfsdocumenten aanvragen, omdat zij hun Bulgaarse verblijfsdocumenten hebben weggegooid en niet binnen 30 dagen hebben vervangen.

2.1.    Volgens blz. 90 van het Asylum Information Database "Country Report: Bulgaria 2021 Update" wordt een internationale beschermingsstatus in Bulgarije voor onbepaalde tijd verleend. De Bulgaarse autoriteiten verstrekken aan vreemdelingen met een vluchtelingenstatus een verblijfsdocument met een geldigheidsduur van vijf jaar en aan vreemdelingen met een subsidiaire beschermingsstatus een verblijfsdocument met een geldigheidsduur van drie jaar. Deze verblijfsdocumenten worden afgegeven door de politie op basis van de door de Bulgaarse immigratiedienst, de Bulgarian State Agency for Refugees (hierna: de SAR), genomen besluiten.

2.2.    In oktober 2020 is artikel 42, vijfde lid, van de LAR in werking getreden. Uit die bepaling volgt dat een procedure kan worden gestart om de verleende internationale bescherming te beëindigen of in te trekken, wanneer een statushouder de geldigheidsduur van zijn of haar verblijfsdocument niet heeft verlengd binnen 30 dagen nadat de geldigheidsduur daarvan is verlopen, of het document niet heeft vervangen nadat het is beschadigd, vernietigd, verloren of gestolen. Deze procedure wordt niet gestart als er een geldige reden is waarom de statushouder de geldigheidsduur van dat document niet tijdig heeft verlengd of het document niet tijdig heeft vervangen nadat het is beschadigd, vernietigd, verloren of gestolen.

2.3.    In de uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2023:3967, heeft de Afdeling overwogen dat het niet binnen 30 dagen verlengen of vervangen van de geldigheidsduur van de Bulgaarse verblijfsdocumenten niet automatisch leidt tot intrekking van de verleende internationale bescherming. Wel kan de SAR met toepassing van artikel 42, vijfde lid, van de LAR een procedure starten om te beoordelen of die beschermingsstatus kan worden ingetrokken. Een statushouder met een verlopen of verloren verblijfsdocument die vertrekt naar Bulgarije, kan de geldigheidsduur van dat document verlengen of dat document vervangen, tenzij zijn internationale beschermingsstatus al is ingetrokken. Mocht er toch een intrekkingsprocedure worden gestart, dan kan de statushouder in die procedure te kennen geven het daarmee niet eens te zijn.

2.4.    Hoewel het niet verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsdocument of het niet tijdig vervangen van een verblijfsdocument, kan leiden tot het starten van een intrekkingsprocedure, mag de staatssecretaris er toch van uitgaan dat de statushouder in Bulgarije nog internationale bescherming heeft. Uit openbare bronnen blijkt immers dat er geen systematische herbeoordeling van verleende statussen plaatsvindt. De SAR start pas een intrekkingsprocedure als het Bulgaarse Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft gemeld dat een statushouder de geldigheidsduur van zijn verblijfsdocument drie jaar na het verstrijken daarvan nog steeds niet heeft verlengd. De andere situaties waarin de SAR ook een intrekkingsprocedure kan starten, namelijk wanneer een statushouder terugkeert naar zijn land van herkomst, in een ander land rechtmatig verblijf heeft of de nationaliteit heeft verkregen van een ander land, doen zich in deze zaak niet voor. Tussen het verlopen van de geldigheidsduur van een verblijfsdocument en het starten van een intrekkingsprocedure zit dus de nodige tijd. Verder wordt een statushouder door de Bulgaarse autoriteiten bij aangetekende brief geïnformeerd dat een intrekkingsprocedure wordt gestart en om welke reden(en) dat wordt gedaan, voordat een intrekkingsbesluit wordt genomen. Ook raadpleegt de staatssecretaris het Eurodac-systeem voordat hij een beslissing neemt op een asielaanvraag. Als daaruit volgt dat internationale bescherming is verleend, dan mag hij daarvan uitgaan. Als een status is ingetrokken, dan wordt dat verwerkt in het Eurodac-systeem. Wanneer uit dat systeem niet blijkt dat de status is ingetrokken, dan is het aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat hij in Bulgarije toch geen internationale bescherming meer heeft.

2.5.    De vreemdelingen hebben in Bulgarije een subsidiaire beschermingsstatus sinds 26 november 2020 en 21 augustus 2021. Dit betekent dat hun verblijfsdocumenten drie jaar geldig zijn. De geldigheidsduur daarvan zal verlopen op 26 november 2023 en op 21 augustus 2024. Omdat de geldigheidsduur van de verblijfsdocumenten nog niet is verlopen, mag de staatssecretaris ervan uitgaan dat de SAR nog geen intrekkingsprocedure is gestart en dat de vreemdelingen nog internationale bescherming hebben. De vreemdelingen kunnen hun verblijfsdocumenten daarom na hun vertrek naar Bulgarije vervangen. Als de vreemdelingen zich na hun vertrek naar Bulgarije bij de Bulgaarse autoriteiten melden en deze toch een intrekkingsprocedure starten, omdat zij hun verblijfsdocumenten niet tijdig hebben vervangen, dan kunnen de vreemdelingen daarover in Bulgarije procederen.

2.6.    De grief faalt.

Belangen van de kinderen

3.          De vreemdelingen klagen verder dat de rechtbank in haar uitspraak niet expliciet is ingegaan op het belang van de kinderen. Zij betogen dat het niet lukte om hun kinderen in Bulgarije naar school te laten gaan. De rechtbank is daaraan voorbijgegaan, aldus de vreemdelingen.

3.1.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet is gebleken dat klagen in Bulgarije bij voorbaat zinloos is. Uit de verklaringen van de vreemdelingen is namelijk niet gebleken dat zij bij de (hogere) autoriteiten daar om hulp hebben gevraagd en dat die autoriteiten niet bereid waren om de vreemdelingen te helpen als het bijvoorbeeld gaat om toegang tot onderwijs.

3.2.    De grief faalt.

4.          Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzitter, en mr. C.C.W. Lange en mr. M. Soffers, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier.

w.g. Verburg
voorzitter

w.g. Graat
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 1 november 2023

307-992