Uitspraak 202103210/1/R4


Volledige tekst

202103210/1/R4
Datum uitspraak: 9 augustus 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

Paracentrum Texel B.V. en anderen (hierna Paracentrum Texel en anderen), alle gevestigd te Texel,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Holland van 8 april 2021 in zaak nr. 20/6548 in het geding tussen:

Paracentrum Texel en anderen en het college van burgemeester en wethouders van Texel

en

de minister van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: de minister).

Procesverloop

Bij besluit van 4 november 2020 heeft de minister aan de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de minister van Defensie (hierna: de Staat), een omgevingsvergunning verleend voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden en het veranderen van een inrichting, te weten schietrange De Vliehors aan de Postweg 9 te Vlieland (hierna: de schietrange).

Bij uitspraak van 8 april 2021 heeft de rechtbank het door Paracentrum Texel en anderen tegen het besluit van 4 november 2020 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dat vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben Paracentrum Texel en anderen hoger beroep ingesteld.

De minister en de Staat hebben schriftelijke uiteenzettingen gegeven.

Paracentrum Texel en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 mei 2023, waar Paracentrum Texel en anderen, vertegenwoordigd door mr. E.E. Grit en mr. P.A.T. Kostwinder, beiden advocaat te Groningen, en [gemachtigde], vergezeld door mr. P. Standart en mr. S.I. van de Venis, en de minister, vertegenwoordigd door mr. P.C. Cup, vergezeld door C.A. Vogel, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de Staat, vertegenwoordigd door mr. C.E. Barnhoorn en mr. J.K.M. Buitenhuis, beiden advocaat te Den Haag, en mr. drs. M. Frishert, vergezeld door R.D.F. Helmhout en R.F. Duran, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       De schietrange wordt gebruikt door de Nederlandse krijgsmacht en bondgenoten om overdag tijdens werkdagen met militaire luchtvaartuigen te oefenen in het afwerpen van (oefen)bommen en het schieten met (oefen)raketten en boordwapens. De schietrange is in onderdeel C, categorie 29.1, aanhef en onder g, van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht aangewezen als een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).

Op de schietrange bevinden zich onder meer een vuurleidingstoren en zogenoemde strafing targets. Een strafing target is een schietdoel voor militaire luchtvaartuigen (hierna: schietdoel). Om de veiligheid van het personeel in de vuurleidingstoren aan de noordoostelijke kant van de schietrange te verbeteren, wil de Staat twee nabij de vuurleidingstoren geplaatste schietdoelen afbreken. Ter vervanging daarvan wil de Staat een nieuw schietdoel oprichten op een plek aan de zuidoostelijke kant van de schietrange die verder van de vuurleidingstoren is gelegen. Ten behoeve van deze wijzigingen zal de Staat een deel van het duin op de schietrange afvlakken en een kabel aanleggen. De Staat heeft voor deze werken of werkzaamheden en wijzigingen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b en e, van de Wabo een omgevingsvergunning aangevraagd. Bij besluit van 4 november 2020 heeft de minister die aanvraag ingewilligd. In dit besluit staat dat de vliegrichting van de jachtvliegtuigen rondom de schietrange moet worden omgedraaid om het op te richten schietdoel goed te kunnen gebruiken. Op 11 november 2020 heeft de minister de motivering van dat besluit aangevuld. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat die aanvulling niet is vervat in een besluit, maar in een brief, omdat die aanvulling niet op enig rechtsgevolg is gericht.

Paracentrum Texel en anderen zijn alle gevestigd op Texel. Zij vrezen geluidsoverlast vanwege het luchtverkeer door de omkering van de vliegrichting van het circuitpatroon dat jachtvliegtuigen boven en rondom de schietrange vliegen om munitie op het schietdoel af te kunnen vuren (hierna: het circuitpatroon).

De aangevallen uitspraak

2.       De rechtbank heeft geoordeeld, voor zover hier relevant, dat de verleende omgevingsvergunning geen betrekking heeft op luchtgebonden activiteiten en dat de minister bij zijn besluit tot verlening van de omgevingsvergunning geen rekening hoefde te houden met de geluidsbelasting, alsmede de veiligheid van het leefmilieu, vanwege het luchtverkeer. Ter zake van die geluidsbelasting verwijst de rechtbank naar de op 14 december 2008 in werking getreden Regeling beperking geluidhinder militaire luchtvaartuigen boven schietrange de Vliehors (hierna: de Regeling), waarin de geluidsbelasting vanwege het met het gebruik van de schietrange samenhangende luchtverkeer boven en rondom de schietrange (hierna: geluidsbelasting vanwege het luchtverkeer) naar haar oordeel uitputtend is geregeld. De rechtbank heeft het besluit van 4 november 2020 vernietigd, omdat niet alle relevante stukken ter inzage hebben gelegen, maar zij heeft de rechtsgevolgen van dat vernietigde besluit in stand gelaten.

Wet- en regelgeving

3.       De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Die bijlage maakt onderdeel uit van deze uitspraak.

Het hoger beroep

Geluidsbelasting

4.       Paracentrum Texel en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de geluidsbelasting vanwege het luchtverkeer niet hoeft te worden beoordeeld bij de vergunningverlening. Paracentrum Texel en anderen voeren aan dat de geluidsbelasting vanwege het luchtverkeer moet worden aangemerkt als een milieugevolg dat door de inrichting wordt veroorzaakt. Gelet op artikel 2.14, eerste lid, van de Wabo, gelezen in samenhang met artikel 1.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer (hierna: de Wm), had die geluidsbelasting bij de besluitvorming moeten worden meegenomen, aldus Paracentrum Texel en anderen. Zij stellen dat de omkering van de vliegrichting leidt tot een hogere geluidsbelasting op Texel. De Regeling staat daaraan volgens hen niet in de weg, en mag dat ook niet, omdat met de Regeling niet van de Wabo mag worden afgeweken. Paracentrum Texel en anderen wijzen erop dat de Regeling, anders dan de Wabo, geen wet in formele zin is, maar een ministeriële regeling. Als de Regeling wel daaraan in de weg zou staan, dan zou volgens Paracentrum Texel en anderen bovendien geen rechtsbescherming bestaan tegen de met de schietrange samenhangende geluidsbelasting vanwege het luchtverkeer.

Paracentrum Texel en anderen voeren voorts aan dat het in strijd is met de mensenrechten om die geluidsbelasting niet te betrekken bij de besluitvorming. Paracentrum Texel en anderen verwijzen in dit verband naar het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en het Verdrag inzake de rechten van het kind. Het gaat Paracentrum Texel en anderen daarbij om de in die verdragen vastgelegde rechten op leven, privé- en gezinsleven, en gezondheid.

Gelet hierop heeft de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 4 november 2020 ten onrechte in stand gelaten, zo betogen Paracentrum Texel en anderen.

4.1.    De minister en de Staat hebben zich op het standpunt gesteld dat de geluidsbelasting vanwege het luchtverkeer niet kan worden aangemerkt als een gevolg voor het milieu als bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo, dat de schietrange kan veroorzaken. De minister en de Staat stellen in dit verband dat de omkering van de vliegrichting van het circuitpatroon niet onlosmakelijk samenhangt met het wijzigen van de locatie van de schietdoelen. De minister en de Staat wijzen bovendien op de Regeling, waarin geluidnormen voor het luchtverkeer staan. Volgens de minister en de Staat wordt de geluidsbelasting vanwege het luchtverkeer exclusief geregeld in de Regeling, en kan die geluidsbelasting daarom niet worden beoordeeld als een gevolg voor het milieu als bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo. Een vergelijkbaar onderscheid tussen geluidsbronnen op de grond en in de lucht is volgens de minister en de Staat gebruikelijk bij luchthavens. In dit kader hebben de minister en de Staat verwezen naar de uitspraken van de Afdeling van 30 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1563 en van 20 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:83.

4.2.    De Afdeling heeft eerder uitspraak gedaan over geluidsoverlast van overvliegende vliegtuigen boven en rondom de schietrange. In de uitspraak van 2 juli 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AH8991, was een besluit van de rechtsvoorganger van de minister aan de orde waarbij met toepassing van de Wm voorschriften waren verbonden aan een krachtens de Hinderwet verleende vergunning voor de schietrange. In die uitspraak heeft de Afdeling (onder 2.5.3) overwogen dat de geluidsbelasting vanwege het vliegverkeer dat aan de schietrange kon worden toegerekend (aanvullend) in het kader van de wijziging van een vergunning krachtens de Wm kon worden beoordeeld. Omdat dit was miskend door de rechtsvoorganger van de minister heeft de Afdeling in de uitspraak van 2 juli 2003 geoordeeld dat het besluit op dit punt in strijd was met artikel 8.8, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wm, op grond waarvan het bevoegd gezag bij een beslissing op een aanvraag in ieder geval de gevolgen voor het milieu moest betrekken die de inrichting kon veroorzaken. In deze uitspraak ligt dus besloten dat de geluidsbelasting vanwege het vliegverkeer dat aan de schietrange kon worden toegerekend naar het oordeel van de Afdeling een gevolg voor het milieu was in de zin van de Wm.

4.3.    Het begrip gevolgen voor het milieu heeft in de Wabo, gelet op artikel 1.1, tweede lid, van die wet, dezelfde betekenis als in de Wm. Verder komt artikel 2.14, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo overeen met het voormalige artikel 8.8, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wm. Gelet op de uitspraak van 2 juli 2003 is de Afdeling dan ook van oordeel dat de geluidsbelasting vanwege het luchtverkeer, voor zover dat aan de schietrange kan worden toegerekend, een gevolg voor het milieu is als bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo.

De geluidsoverlast waar het Paracentrum en anderen om gaat, te weten de toename van de geluidsbelasting door de omkering van de vliegrichting van jachtvliegtuigen die het circuitpatroon vliegen, is naar het oordeel van de Afdeling een gevolg voor het milieu dat aan de schietrange kan worden toegerekend. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat de Staat op de zitting heeft toegelicht dat, indien de vliegrichting van het circuitpatroon niet zou worden omgekeerd, de vuurleidingstoren na de wijziging van de schietdoelen in het zogenoemde onveilige gebied zou staan waar de door de jachtvliegers afgevuurde munitie inslaat. Om die reden kan de oude vliegrichting niet worden gehandhaafd bij de wijziging van de schietdoelen, aldus de Staat. Gelet daarop kunnen de minister en de Staat niet worden gevolgd in hun standpunt dat de nieuwe locatie van de schietdoelen niet onlosmakelijk samenhangt met de omkering van de vliegrichting.

Anders dan de minister en de Staat stellen, betekent dit dat de minister de toename van de geluidsbelasting door de omkering van de vliegrichting op grond van artikel 2.14, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo bij zijn beslissing op de aanvraag moet betrekken. Hun standpunt dat de Regeling hieraan in de weg staat, omdat deze het exclusieve kader voor de beoordeling van deze geluidsbelasting zou vormen, kan niet worden gevolgd. De Afdeling acht daarvoor redengevend dat de Regeling, via artikel 2 van het Besluit beperking geluidhinder luchtvaartuigen, haar grondslag vindt in de Luchtvaartwet en de Wet geluidhinder en dat uit deze wetten niet kan worden afgeleid dat de geluidsbelasting vanwege het luchtverkeer uitsluitend dient te worden beoordeeld op grond van de Regeling. Dat dit bij luchthavens anders is geregeld, doet niet ter zake, alleen al omdat de schietrange geen luchthaven is. Vergelijk de uitspraak van 2 december 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BK5045 (onder 2.4). Gelet hierop heeft de rechtbank niet onderkend dat de minister op grond van artikel 2.14, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo verplicht was om de toename van de geluidsbelasting door de omkering van de vliegrichting van het circuitpatroon, bij zijn beslissing op de aanvraag te betrekken.

In zoverre slaagt het betoog. Het beroep van Paracentrum Texel en anderen op mensenrechten behoeft daarom geen bespreking.

4.4.    De Afdeling stelt vast dat de minister de geluidsbelasting als hiervoor bedoeld onder 4.3 niet in zijn besluit van 4 november 2020 heeft beoordeeld. Op de zitting van de Afdeling hebben de minister en de Staat zich op het standpunt gesteld dat die geluidsbelasting aanvaardbaar kan worden geacht, omdat die ruimschoots binnen de op grond van artikel 4, eerste lid, van de Regeling geldende norm van 50 dB(A) Lden blijft, gezien het rapport ‘Geluidsbelasting rond militair schietterrein de Vliehors door vliegverkeer, effect wijziging strafe pattern op de geluidsbelasting in Lden’ van februari 2020 dat is opgesteld door het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (hierna: het geluidrapport). Volgens de minister en de Staat wordt de geluidsbelasting waar Paracentrum Texel en anderen voor vrezen in de Lden-berekening meegenomen. Gelet hierop bestaat volgens de Staat geen grond om de aangevallen uitspraak te vernietigen, voor zover de rechtbank daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 4 november 2020 in stand heeft gelaten.

4.5.    In het geluidrapport staat dat de geluidsbelasting in dB(A) Lden op drie referentiepunten in De Cocksdorp, gemeente Texel, naar verwachting als volgt zal toenemen als het nieuwe schietdoel in gebruik wordt genomen. Een toename van 0,7 op referentiepunt 1 tot 30,7. Een toename van 2,4 op referentiepunt 2 tot 40,5. En een toename van 1,4 op referentiepunt 3 tot 34,0. Uit appendix A bij dat rapport blijkt dat de Lden-maat zoals die wordt toegepast bij de schietrange een jaargemiddelde geluidsbelasting weergeeft.

Paracentrum Texel en anderen hebben toegelicht dat zij vooral vrezen voor het geluid van jachtvliegtuigen die na een aanval op het nieuwe luchtdoel scherp naar het zuidwesten, dus richting Texel, zullen afbuigen en klimmen om het circuitpatroon te kunnen vervolgen. Volgens Paracentrum Texel en anderen is de Lden-maat niet geschikt om de aanvaardbaarheid van de kortstondige geluidsbelasting vanwege die afbuigende en klimmende manoeuvre te kunnen beoordelen.

4.6.    Niet in geschil is dat in de met het besluit van 4 november 2020 vergunde situatie, anders dan in de oude situatie, jachtvliegtuigen na een aanval op een binnen de schietrange gelegen schietdoel in zuidwestelijke richting zullen afbuigen en klimmen om het circuitpatroon te kunnen vervolgen. Evenmin is in geschil dat het geluid dat jachtvliegtuigen vanwege die manoeuvre produceren, hoorbaar zal zijn op Texel. Naar het oordeel van de Afdeling dient de minister op grond van artikel 2.14, eerste lid, van de Wabo te beoordelen of de geluidsbelasting als hier bedoeld, aanvaardbaar kan worden geacht. Indien de minister de in artikel 4, eerste lid, van de Regeling vervatte norm voor de geluidsbelasting als kader voor deze beoordeling wil gebruiken, dient de minister alsnog te motiveren dat deze jaargemiddelde geluidsnorm geschikt is voor dat doel. De ongemotiveerde stelling dat die geluidsbelasting in de Lden-berekening wordt meegenomen, is in dit kader niet toereikend. Indien de minister voor deze beoordeling een ander kader geschikter acht, dient hij dat ook te motiveren. Geen aanleiding bestaat om de instandlating door de rechtbank van de rechtgevolgen van het vernietigde besluit van 4 november 2020 te bevestigen.

Het betoog slaagt.

Veiligheid

5.       Paracentrum Texel en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de veiligheid van het luchtverkeer niet hoeft te worden beoordeeld bij de vergunningverlening. Paracentrum Texel en anderen verwijzen naar wat zij in eerste aanleg hebben aangevoerd over de verslechtering die omkering van de vliegrichting van het circuitpatroon met zich zal brengen voor de veiligheid in het luchtruim en daarmee voor de veiligheid van het leefmilieu op Texel.

5.1.    De Staat heeft in zijn schriftelijke uiteenzetting en op de zitting aan de hand van beeldmateriaal toegelicht dat de afstand tussen het circuitpatroon enerzijds en Texel anderzijds in de huidige situatie kleiner is dan in de situatie die ontstaat als de vliegrichting van het circuitpatroon wordt omgedraaid. Gelet daarop komen de jachtvliegtuigen in de huidige situatie dichter bij de zone van 1 zeemijl, in artikel 2, derde lid, van de Regeling aangeduid als ‘1 NM’, buiten de Texelse kust, dan in de situatie na omkering van de vliegroute.

5.2.    Gelet op deze door de Staat gegeven toelichting acht de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat de omkering van de vliegrichting de gevolgen voor de veiligheid met zich zal brengen waar Paracentrum Texel en anderen als hiervoor onder 5 vermeld voor vrezen. De door Paracentrum Texel en anderen in eerste aanleg gestelde mogelijkheid dat individuele jachtvliegers zich na omkering van de vliegroute niet zullen houden aan de ten behoeve van de veiligheid in het luchtruim geldende regels hoefde niet door de minister te worden meegenomen bij de beoordeling van de aanvraag om verlening van de omgevingsvergunning.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

6.       Het hoger beroep is gegrond. De overige door Paracentrum Texel en anderen in hoger beroep aangevoerde gronden behoeven geen bespreking. De uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd, voor zover de rechtbank daarbij heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 4 november 2020 in stand blijven. Dit betekent dat de minister met inachtneming van deze uitspraak opnieuw een besluit moet nemen op de aanvraag van de Staat om verlening van een omgevingsvergunning.

7.       Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht te bepalen dat tegen het nieuwe besluit alleen bij haar beroep kan worden ingesteld.

8.       De minister moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep gegrond;

II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-­Holland van 8 april 2021 in zaak nr. 20/6548, voor zover de rechtbank heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 4 november 2020, met kenmerk 2019/0711, in stand blijven;

III.      bepaalt dat tegen het door de minister van Infrastructuur en Waterstaat te nemen nieuwe besluit slechts beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling;

IV.      veroordeelt de minister van Infrastructuur en Waterstaat tot vergoeding van bij Paracentrum Texel B.V. en anderen in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.783,00, waarvan € 1.674,00 is toe te rekenen aan een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen de minister aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

V.       gelast dat de minister van Infrastructuur en Waterstaat aan Paracentrum Texel B.V. en anderen het door hen voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 541,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen de minister aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, voorzitter, en mr. G.O. van Veldhuizen en mr. N.H. van den Biggelaar, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.J.C. Robben, griffier.

w.g. Van Ravels
Voorzitter

w.g. Robben
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2023

610-860

Bijlage

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Artikel 1.1

1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

[…]

inrichting: inrichting, behorende tot een categorie die is aangewezen krachtens het derde lid;

[…]

2. Met betrekking tot de betekenis van de begrippen «gevolgen voor het milieu» en «bescherming van het milieu» in deze wet en de daarop berustende bepalingen is artikel 1.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer van overeenkomstige toepassing.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden categorieën inrichtingen aangewezen als bedoeld in artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer, waarvan het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben moet worden onderworpen aan een voorafgaande toetsing, gezien de aard en de omvang van de nadelige gevolgen die de inrichtingen voor het milieu kunnen veroorzaken. Bij de maatregel worden als categorie in ieder geval aangewezen de inrichtingen waartoe een IPPC-installatie behoort.

[…]

Artikel 2.1

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

[…]

b.       het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van

werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan,

beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is

bepaald,

[…]

e.       1°. het oprichten,

2°. het veranderen of veranderen van de werking of

3°. het in werking hebben

van een inrichting of mijnbouwwerk,

[…]

Artikel 2.14

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e:

a.       betrekt het bevoegd gezag bij de beslissing op de aanvraag in ieder           geval:

[…]

2°.     de gevolgen voor het milieu, mede in hun onderlinge

samenhang bezien, die de inrichting of het mijnbouwwerk kan

veroorzaken, mede gezien de technische kenmerken en de

geografische ligging daarvan;

[…]

Wet milieubeheer (de Wm)

Artikel 1.1

[…]

2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen:

a.       worden onder gevolgen voor het milieu in ieder geval verstaan           gevolgen voor het fysieke milieu, gezien vanuit het belang van de           bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water,           bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en           cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat,           alsmede van de relaties daartussen;

b.       worden onder gevolgen voor het milieu mede verstaan gevolgen die           verband houden met een doelmatig beheer van afvalstoffen of een           doelmatig beheer van afvalwater, gevolgen die verband houden met het verbruik van energie en grondstoffen, alsmede gevolgen die    verband houden met het verkeer van personen of goederen van en        naar de inrichting;

[…]

Besluit omgevingsrecht

Bijlage I, onderdeel C

Categorie 29.1

Inrichtingen zijnde:

[…]

g. schietkampen, schietranges, schietgebieden, schietterreinen, schietbanen, springterreinen of handgranaatbanen die in hoofdzaak worden gebruikt door de Nederlandse of een bondgenootschappelijke krijgsmacht;

[…]

Regeling beperking geluidhinder militaire luchtvaartuigen boven schietrange de Vliehors (de Regeling)

Artikel 1.

Met betrekking tot het uitvoeren van vluchten met militaire luchtvaartuigen boven en rondom de schietrange de Vliehors voor het gebruik hiervan gelden de volgende regels ter beperking van geluidhinder:

a.       vluchten worden niet uitgevoerd tussen 00.00 uur lokale tijd en het           aanbreken van de uniforme daglichtperiode;

b.       vluchten worden niet uitgevoerd op vrijdagen na 16.00 uur, noch op           zaterdagen, zondagen en algemeen erkende feestdagen;

c.       vluchten worden niet uitgevoerd in formaties van meer dan vier           luchtvaartuigen.

Artikel 2

[..]

3. Rondom de schietrange Vliehors maakt het vliegverkeer gebruik van een circuitpatroon aan de zuidoostelijke zijde dat ligt vanaf de schietrange tot boven de Afsluitdijk, alsmede van circuitpatronen ten noordwesten van de schietrange en aan de westelijke en zuidwestelijke zijde van de schietrange. Bij het vliegen van de circuitpatronen dient het noorden van het eiland Texel beneden de hoogte van 10.000 voet (3.000 m), tot 1 NM (1,8 km) buiten de Texelse kust door het vliegverkeer van de schietrange te worden gemeden.

[…]

Artikel 4.

1. De geluidsbelasting vanwege het luchtverkeer op de vastgestelde referentiepunten nabij de woonkernen Cocksdorp te Texel en Oost-Vlieland zal berekend in de Lden-maat niet hoger zijn dan 50 dB(A). De bijlage bij deze regeling geeft een topografische kaart met daarop aangegeven de ligging van de referentiepunten.

[…]