Uitspraak 200901639/1/M1


Volledige tekst

200901639/1/M1.
Datum uitspraak: 2 december 2009

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellanten], wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 19 december 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) aan de naamloze vennootschap N.V. Luchthaven Teuge (hierna: Luchthaven Teuge) een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een inrichting voor het faciliteren van luchtvaartverkeer, het afleveren van brandstoffen en het beproeven van vliegtuigmotoren op het adres De Zanden 15 te Teuge. Dit besluit is op 29 januari 2009 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 maart 2009, beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellanten] hebben een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 november 2009, waar [appellanten], van wie [een der appellanten] in persoon en bijgestaan door drs. S.A.N. Geerling, en het college, vertegenwoordigd door mr. T. van Esch, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Luchthaven Teuge, vertegenwoordigd door C. Munk, als partij gehoord.

2. Overwegingen

2.1. [appellanten] betogen dat het geluid van taxiënde vliegtuigen en van testprocedures vlak voor de start ten onrechte niet is meegenomen bij het bepalen van de geluidbelasting vanwege de inrichting. Naar hun mening moet niet alleen de geluidbelasting vanwege het proefdraaien van motoren voor en na onderhoud en het indraaien na revisie worden meegenomen, maar ook het proefdraaien aan de kop van de startbaan. Zij voeren verder aan dat zolang vliegtuigen nog geen toestemming hebben verkregen voor vertrek, deze niet als vertrekkend kunnen worden beschouwd. In dit verband wijzen zij erop dat het voorkomt dat een vliegtuig na het uitvoeren van een testprocedure niet opstijgt.

2.2. Luchtvaartterrein Teuge is een luchtvaartterrein dat is aangewezen op grond van de Luchtvaartwet, zoals die luidde op het moment van het nemen van het bestreden besluit. Dit brengt met zich dat voor landende en opstijgende luchtvaartuigen een apart regime geldt wat geluidgrenswaarden betreft. De geluidbelasting van landende en opstijgende luchtvaartuigen wordt niet meegenomen in het kader van vergunningverlening krachtens de Wet milieubeheer.

2.3. Het college voert aan dat de door [appellanten] bedoelde activiteiten tot het landen dan wel opstijgen moeten worden gerekend, omdat zij onderdeel uitmaken van de start- en landingsprocedures. Luchthaven Teuge heeft hierbij ter zitting onder meer te kennen gegeven dat als een vliegtuig, zoals [appellanten] aanvoeren, na het uitvoeren van een testprocedure niet opstijgt, dit is ingegeven uit veiligheidsoverwegingen. Het testen is een dergelijke situatie gericht op opstijgen van het vliegtuig, aldus Luchthaven Teuge.

2.4. Ter zitting is duidelijk geworden waar het taxiën en het uitvoeren van de testprocedures plaatsvindt. Het college heeft zich naar het oordeel van de Afdeling terecht op het standpunt gesteld dat de door [appellanten] bedoelde activiteiten tot het landen dan wel opstijgen moeten worden gerekend. Gelet hierop heeft het college bij het beoordelen van de geluidbelasting vanwege de inrichting de geluidbelasting van taxiënde vliegtuigen en van testprocedures vlak voor de start op goede gronden buiten beschouwing gelaten. De uitspraak van de Afdeling van 27 februari 2008 in zaak nr. 200607695/1, waar [appellanten] naar verwijzen, maakt dit niet anders, reeds omdat die zaak geen betrekking had op een op grond van de Luchtvaartwet (oud) aangewezen luchtvaartterrein.

2.5. Het beroep is ongegrond.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.A.M. van Hamond, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Van Hamond
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 2 december 2009

446.