Uitspraak 202105485/1/R1


Volledige tekst

202105485/1/R1.
Datum uitspraak: 31 mei 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1], wonend te Hunsel, gemeente Leudal,
2.       [appellant sub 2], wonend te Haler, gemeente Leudal,
3.       Parochie St. Isidorus Haler, gevestigd te Haler, gemeente Leudal, en anderen (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: de parochie),
appellanten,

en

de raad van de gemeente Leudal,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 juli 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Woningbouwontwikkeling Pinxtenstraat te Haler" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en de parochie beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1], [appellant sub 2] en de parochie hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 april 2023, waar [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. A.A.M. van Hoorn, advocaat te Eindhoven, en de raad, vertegenwoordigd door ing. A. Janssen, mr. W. Stark en M. Wuts, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het bestemmingsplan "Woningbouwontwikkeling Pinxtenstraat te Haler" maakt woningbouwontwikkeling mogelijk op een deel van de gronden van een voormalige schoollocatie aan de Pinxtenstraat in Haler. Het plangebied bestaat uit houtopstanden, verhardingen op de plek van de oude schoolspeelplaats en aan de westzijde van het plangebied staat een transformatorhuisje. Aan de noordzijde van het plangebied ligt de Sint-Isidoruskerk met begraafplaats , aan de oostzijde liggen de achtertuinen van woningen aan de Speltstraat, aan de zuidzijde ligt de voormalige school waarin een sportschool en een kinderdagverblijf zijn gevestigd, en aan de westzijde van het plangebied ligt de Pinxtenstraat.

Met dit plan wordt de realisatie mogelijk van vijf grondgebonden woningen. Daarnaast biedt het plan de mogelijkheid om een ontsluitingsweg ten behoeve van de woningen te realiseren. Om dit mogelijk te maken wordt het bouwvlak verplaatst en vergroot, en rust op de gronden van het plangebied de bestemming "Woongebied" in plaats van de huidige bestemming "Maatschappelijk". De voor "Woongebied" aangewezen gronden zijn ingevolge artikel 4.1 van de planregels hoofdzakelijk bestemd voor wonen.

2.       [appellant sub 1] woont op het adres [locatie 1] te Hunsel en voert gronden aan tegen de gekozen locatie voor de voorgenomen ontwikkeling en de gevolgde procedure. De parochie is eigenaar van de ten noorden van het plangebied gelegen Sint-Isidoruskerk en heeft samen met een aantal omwonenden beroep ingesteld, waarvan een aantal tegenover de planlocatie woont. Zij is het oneens met de komst van de woningen op de voormalige schoollocatie, omdat zij vreest voor de aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving van de Sint-Isidoruskerk. De parochie vindt bovendien dat zij vanwege haar historische betrokkenheid bij de voormalige school in staat had moeten worden gesteld om de school en de bijbehorende gronden te kopen. [appellant sub 2] woont aan de [locatie 2] te Haler en keert zich tegen de voorziene woningbouwontwikkeling vanwege de gevolgen daarvan voor zijn woon- en leefklimaat.

Toetsingskader

3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

De beroepsgronden van [appellant sub 2], de parochie en [appellant sub 1]

Zienswijze [appellant sub 1]

4.       [appellant sub 1] betoogt dat het bestreden besluit niet rechtsgeldig is, omdat in de nota van zienswijzen staat dat zijn zienswijze afkomstig is van de bewoner van het adres [locatie 3] te Hunsel, terwijl hij woont op het adres [locatie 1].

4.1.    Naar het oordeel van de Afdeling is de door [appellant sub 1] genoemde onregelmatigheid geen reden voor de vernietiging van het bestreden besluit. Niet in geschil is dat de raad de zienswijze van [appellant sub 1] in behandeling heeft genomen. De ingekomen zienswijze is van een inhoudelijke reactie voorzien in de nota van zienswijzen. Daarmee is de zienswijze van [appellant sub 1] inhoudelijk bij het besluit betrokken.

Het betoog slaagt niet.

Verkeer en parkeren

5.       De parochie en [appellant sub 2] vrezen voor onveilige verkeerssituaties als gevolg van de voorziene woningbouw. Zij betogen dat de nieuwe ontsluitingsweg in het plangebied te weinig capaciteit heeft om de verkeersbewegingen te kunnen verwerken. Volgens de parochie is bij de voorbereiding van dit plan geen rekening gehouden met de verkeersactiviteiten van de bezoekers van de sportschool aan de Pinxtenstraat 4 die ook gebruik gaan maken van de nieuwe ontsluitingsweg om de parkeerplaatsen op eigen terrein te kunnen bereiken. [appellant sub 2] voert in het licht hiervan aan dat onvoldoende onderzoek is verricht naar de verkeersveiligheid van de nieuwe ontsluitingsweg.

De parochie en [appellant sub 2] vrezen verder voor parkeeroverlast als gevolg van de voorziene ontwikkelingen, omdat het plan voorziet in te weinig parkeerplaatsen voor de voorziene woningen, de sportschool en het kinderdagverblijf. De parochie wijst er in dit verband op dat geen parkeerplaatsen zijn voorzien op het eigen terrein van de drie woningen in het westelijke deel van het plangebied. Ook heeft de gemeente Leudal de bezoekers van de sportschool verboden om gebruik te maken van de openbare parkeerplaatsen aan de Isidoorstraat, omdat deze aan de Sint-Isidoruskerk toebehoren. Verder stelt [appellant sub 2] dat de voorziene parkeerplaatsen niet voldoen aan het uitgangspunt uit de parkeernormennota dat parkeerplaatsen buiten het plangebied op een loopafstand van maximaal 100 m mogen worden gerealiseerd. [appellant sub 2] vreest er in het bijzonder voor dat de door hem gestelde parkeeroverlast in de Speltstraat verder toeneemt als gevolg van de voorziene woningbouw. Volgens hem is alleen al sprake van een hoge parkeerdruk in de Speltstraat als gevolg van bezoekers van de sportschool.

5.1.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad voldoende inzichtelijk gemaakt dat een verkeersveilige uitvoering van de ontsluitingsweg mogelijk is, die voldoende capaciteit heeft voor het afwikkelen van het verkeer voor de nieuwbouwwoningen en de sportschool. De raad heeft gemotiveerd toegelicht dat de ontsluitingsweg voor de woningen en de sportschool doodlopend is en dat een ontsluitingsweg kan worden gerealiseerd die voldoet aan de inrichtingseisen voor het openbare gebied. De verkeersbewegingen van de woningen vinden verder verdeeld over de dag plaats. Hoewel op vaste tijden les wordt gegeven in de sportschool en tijdelijk een piek in de verkeersbewegingen van en naar de sportschool kan ontstaan, zijn zulke pieken dusdanig beperkt dat er geen problemen worden verwacht in de afwikkeling van het verkeer. De raad heeft verder toegelicht dat de verkeersveiligheid van de ontsluitingsweg ook is geborgd. De snelheid op deze weg is laag en er is voldoende zicht op tegemoetkomend of parkerend verkeer zodat hierop kan worden geanticipeerd, zo stelt de raad. Bovendien biedt het ontwerp van de ontsluitingsweg voldoende ruimte aan het einde van de weg om te kunnen keren voordat het parkeerterrein van de sportschool begint.

5.2.    De Afdeling is verder van oordeel dat de raad deugdelijk heeft gemotiveerd dat er voldoende ruimte zal bestaan om te voorzien in de parkeerbehoefte van 12 parkeerplaatsen volgens de Nota Parkeernormen van Leudal (hierna: de parkeernormennota). Binnen het plangebied worden tien parkeerplaatsen aangelegd, waarvan vier op eigen terrein en zes in de openbare ruimte. De parkeerplaatsen die zijn voorzien in de openbare ruimte worden gerealiseerd aan de Pinxtenstraat op de plek van parkeerhavens die gebruikt werden ten behoeve van het schoolpersoneel en het halen en brengen van leerlingen. De resterende twee parkeerplaatsen kunnen buiten het plangebied, aan de Pinxtenstraat en op de openbare parkeerplaats bij de kerk, worden gevonden en deze bevinden zich binnen 100 m afstand van het plangebied. Voor zover [appellant sub 2] vreest voor een toename van de gestelde parkeeroverlast in de Speltstraat als gevolg van de voorziene woningbouw, overweegt de Afdeling dat bij de beoordeling van de vraag of in het plan wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid alleen rekening hoeft te worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de voorziene ontwikkeling (vergelijk de Afdelingsuitspraak van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1756, onder 13.2). Het is niet nodig dat het plan eventuele bestaande parkeeroverlast in de omgeving van het plangebied oplost (vergelijk bijvoorbeeld de Afdelingsuitspraak van 8 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:485, onder 9.1). Niet is gebleken dat onvoldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn op de beoogde openbare locaties die ten behoeve van het plan kunnen worden gebruikt. De Afdeling ziet daarom geen aanknopingspunten voor de conclusie dat parkeeroverlast zal ontstaan in de omgeving van het plangebied als gevolg van dit plan. Een eventuele bestaande parkeerdruk in de Speltstraat kan daarom geen reden zijn voor de vernietiging van het bestreden besluit. Dat geldt eveneens voor de stelling dat sportschoolbezoekers geen gebruik mogen maken van de parkeerplaatsen in de Isidoorstraat.

De betogen slagen niet.

Privacy en geluid

6.       De parochie, [appellant sub 2] en [appellant sub 1] vrezen voor inbreuk op hun privacy en die van begrafenisbezoekers als gevolg van de met het bestemmingsplan voorziene woningen. De parochie en [appellant sub 1] voeren aan dat de privacy van begraafplaatsbezoekers onvoldoende wordt beschermd door de voorziene muur van 1,8 m hoog tussen de begraafplaats en het plangebied, omdat deze muur onvoldoende beschermt tegen het geluid vanuit de voorziene woningen. Volgens de parochie hebben nabestaanden tijdens hun bezoek aan de begraafplaats daardoor niet de privacy die op een begraafplaats mag worden verwacht. [appellant sub 1] stelt in dit verband dat er een richtafstand van 50 m geldt op basis van de Wet milieubeheer en de Wet op de lijkbezorging. [appellant sub 2] stelt verder dat de voorziene woningen direct grenzen aan zijn achtererf waardoor de woningen zicht geven op zijn perceel, zodat inbreuk wordt gemaakt op zijn privacy.

6.1.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad de privacy van de bezoekers van de begraafplaats voldoende in zijn afweging betrokken en in dat belang geen aanleiding hoeven zien om van de vaststelling van het plan af te zien. De Afdeling betrekt hierbij dat ingevolge artikel 4.4.4 van de planregels het gebruik van de gronden met de bestemming "Woongebied" alleen dan planologisch is toegestaan indien een erfafscheiding met een hoogte van 1,80 m tussen deze bestemming en de noordelijk daarvan gelegen begraafplaats in stand wordt gelaten of nieuw wordt aangelegd én vervolgens in stand wordt gelaten. Naast deze voorwaardelijke verplichting is in het plan geregeld dat de nieuwe woningen bestaan uit slechts één bouwlaag en een maximale goot- en nokhoogte van 4,5 m hebben. De Afdeling acht het onder deze omstandigheden aannemelijk dat er vanuit de voorziene woningen en de bijbehorende tuinen geen zicht zal zijn op de begraafplaats. Verder ligt de begraafplaats in een dorpskern, al deels naast de woning en tuin van [appellant sub 2]. Het plangebied was in het vorige plan bestemd voor maatschappelijke activiteiten en was feitelijk ingericht als schoolplein van de basisschool. Om deze redenen heeft de raad in het aspect geluid evenmin reden hoeven zien om het plan niet vast te stellen. Anders dan [appellant sub 1] stelt, bestaat voor een aan te houden afstand tussen een begraafplaats en bebouwing geen wettelijk aan te houden piëteitszone. (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 13 april 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ1077).

6.2.    Voor zover [appellant sub 2] aanvoert dat de nieuwe bebouwing ten koste gaat van zijn privacy, overweegt de Afdeling dat [appellant sub 2] over de gehele breedte van zijn perceel een bijgebouw heeft opgericht. Gelet hierop en op het voorgenoemde feit dat de nieuwe woningen bestaan uit één bouwlaag met een beperkte maximale goot- en nokhoogte, is het niet aannemelijk dat vanuit de voorziene woningen direct zicht ontstaat op de woning van [appellant sub 2]. De raad heeft zich daarom op het standpunt mogen stellen dat geen onevenredige inbreuk op de privacy van [appellant sub 2] is te verwachten.

De betogen slagen niet.

Draagvlakenquête

7.       De parochie betoogt dat de procedure voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan niet juist is verlopen, omdat een enquête die de gemeente heeft gehouden, om het draagvlak te onderzoeken voor de voorziene ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan, op onjuiste gegevens is gebaseerd. Zij betwist de uitkomsten van deze enquête en stelt bovendien dat deze niet anoniem had mogen worden afgenomen.

7.1.    Naar het oordeel van de Afdeling hebben de genoemde bezwaren tegen de uitvoering en de uitkomsten van de draagvlakenquête geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het bestemmingsplan. De Afdeling overweegt dat het bieden van een dergelijke vorm van inspraak voorafgaand aan de terinzagelegging van een ontwerpplan, geen onderdeel uitmaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) geregelde bestemmingsplanprocedure. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), zoals volgt uit artikel 3.8, eerste lid, van de Wro. Deze procedure begint met de terinzagelegging van een ontwerpplan. Een ieder is vervolgens in de gelegenheid gesteld om een zienswijze over het ontwerpplan naar voren te brengen, waar de parochie gebruik van heeft gemaakt.

Het betoog slaagt niet.

Privaatrechtelijke belemmering

8.       De parochie betoogt dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan onvoldoende rekening heeft gehouden met historische betrokkenheid van de parochie bij het voormalige schoolgebouw dat naast het plangebied staat. Zij betoogt dat de gronden waarop het voormalig schoolgebouw stond, moeten worden teruggegeven aan de parochie. De parochie stelt dat de gronden van de voormalige basisschool in de jaren ‘80 door de parochie aan de voormalige gemeente Hunsel zijn overgedragen voor het symbolische bedrag van één gulden. De parochie stelt dat deze grondoverdracht is gedaan op basis van ideële overwegingen en dat de grond niet gebruikt mag worden voor commerciële bedoelingen, zoals volgens hem wordt voorzien met dit bestemmingsplan.

8.1.    De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat een evidente privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van het plan. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bestaat voor het oordeel van de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de vaststelling van een bestemmingsplan in de weg staat, alleen aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is namelijk de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit, waarbij de bewijslast wordt beheerst door de in die procedure geldende regels. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 28 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:4000. De raad heeft gesteld dat de gronden in eigendom zijn van de gemeente Leudal, als rechtsopvolger van de gemeente Hunsel. Hij heeft verder gemotiveerd toegelicht dat bij de verkoop van de grond nergens is vastgelegd dat de gronden teruggegeven moeten worden aan de parochie bij het sluiten van de school. De parochie heeft dit verder niet meer weersproken.

Het betoog slaagt niet.

Uitzicht

9.       De parochie vreest voor de aantasting van het uitzicht van bewoners die tegenover het plangebied wonen, omdat de achterzijde van drie voorziene woningen is geprojecteerd richting de Pinxtenstraat. Volgens haar worden daar tuinhuisjes en bergingen geplaatst, waardoor een rommelig straatbeeld ontstaat en het uitzicht van de bewoners van de tegenovergelegen woningen aan de Pinxtenstraat verslechtert.

9.1.    De Afdeling is van oordeel dat het voorliggende plan in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat - in het geval de nieuwe woningen met de achtergevel naar de Pinxtenstraat worden gebouwd - het uitzicht van de bewoners van de Pinxtenstraat niet wordt aangetast, mits een groene haag wordt aangelegd tussen de Pinxtenstraat en de achtertuinen van die voorziene woningen, zodat geen direct zicht op de achtertuinen ontstaat. De raad heeft het realiseren van deze groene haag dus nodig geacht ter bescherming van het uitzicht van deze bewoners. De raad heeft de aanwezigheid van deze haag echter niet in het plan vastgelegd, terwijl het plandeel met de bestemming "Woongebied" zich tot aan de Pinxtenstraat uitstrekt, en de toekomstige bewoners die gronden dus als tuin of met bijgebouwen kunnen inrichten. Daarmee is het plan niet overeenkomstig de bedoeling van de raad vastgesteld en in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb genomen.

Het betoog slaagt.

Behoud groen

10.     De parochie betoogt dat de voorziene bomenkap binnen het plangebied geen doorgang mag vinden. Volgens de parochie is het huidige bosperceel belangrijk voor de groene uitstraling en de luchtkwaliteit van Leudal en wordt het door bewoners beschouwd als de "groene long" van Haler. Bovendien stelt de parochie dat diverse vogelsoorten in het bosperceel leven die op grond van de Wet natuurbescherming worden beschermd,

10.1.  De Afdeling is van oordeel dat de raad zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene bomenkap niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat. De raad heeft gemotiveerd toegelicht dat de groene uitstraling van Leudal gewaarborgd blijft, omdat aan de zuidkant en oostkant van Haler een drietal bosgebieden is gelegen. Uit de actualisatie van de Quickscan Flora en Fauna, welke als bijlage deel uitmaakt van de plantoelichting, volgt verder dat geen jaarrond beschermde nesten van beschermde vogels zijn te verwachten.

Het betoog slaagt niet.

Het bezien van alternatieven

11.     [appellant sub 1], [appellant sub 2] en de parochie betogen dat het perceel tussen de Isidoorstraat en de Gruttostraat een geschikter alternatief is voor de realisatie van de voorziene nieuwbouw. [appellant sub 2] voert aan dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de voorgestelde locatie niet geschikt is omdat deze buiten bestaand stedelijk gebied ligt. Volgens de parochie stelt het college in het raadsvoorstel verder ten onrechte dat binnen de kwaliteitscontour van Haler geen andere locaties zijn waar de voorziene woningen kunnen worden gerealiseerd. Volgens de parochie wordt deze kwaliteitscontour in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg bovendien niet meer gehanteerd. Daarnaast heeft de raad sinds 2014 geen besluit meer genomen over het opnemen van contouren, zo stelt de parochie. Het bestreden besluit is daarom gebaseerd op onjuiste en onvolledige informatie.

11.1.  Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad deugdelijk gemotiveerd waarom niet voor de voorgestelde alternatieve locatie is gekozen. De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen. In het Provinciaal Omgevingsplan Limburg en de Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 tot en met 2021, die beide golden ten tijde van de vaststelling van het plan, is verankerd dat primair wordt gekozen voor "inbreiding" binnen het bestaand bebouwd gebied in de vorm van de herontwikkeling van bestaand woon- of bedrijfsgebied. De raad heeft gemotiveerd toegelicht dat de voorgestelde alternatieve locatie niet geschikter is dan de voorgenomen planlocatie, hoofdzakelijk omdat de voorgenomen locatie binnen het bestaand stedelijk gebied ligt, terwijl het voorgestelde alternatief voor het grootste deel daarbuiten ligt. Wat verder ook zij van de vraag of de genoemde kwaliteitscontour wordt gehanteerd, heeft de raad alleen al op grond van het voorgaande het door de parochie voorgestelde alternatief voldoende afgewogen bij de vaststelling van het bestemmingsplan.

De betogen slagen niet.

Conclusie

12.     Gelet op wat onder 9.1 is overwogen, is het beroep van de parochie tegen het besluit van 13 juli 2021 gegrond. Het besluit moet voor wat betreft het plandeel met de bestemming "Woongebied", zoals nader aangeduid op de in de bijlage bij deze uitspraak opgenomen kaart, worden vernietigd vanwege strijd met artikel 3:2 van de Awb. Dit betekent dat deze strook niet meer kan worden gebruikt als tuin.

De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] zijn ongegrond.

Verwerking op de landelijke voorziening

13.     Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Proceskosten

14.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden. Ten aanzien van de parochie is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, omdat zij niet is bijgestaan door een beroepsmatige rechtsbijstandverlener en zij ook geen proceskostenformulier heeft ingevuld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep van Parochie St. Isidorus Haler en anderen gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Leudal van 30 juli 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Woningbouwontwikkeling Pinxtenstraat te Haler", voor zover het betreft het plandeel zoals nader aangeduid op de in de bijlage bij deze uitspraak opgenomen kaart;

III.      verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] ongegrond;

IV.      draagt de raad van de gemeente Leudal op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

V.       gelast dat de raad van de gemeente Leudal aan Parochie St. Isidorus Haler en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van € 360,00, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. C.C.W. Lange en mr. H.J.M. Besselink, leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.

w.g. Borman
voorzitter

w.g. Sparreboom
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2023

745-996

Bijlage