Uitspraken
De Afdeling bestuursrechtspraak is de hoogste algemene bestuursrechter van het land. In dit onderdeel vindt u alle uitspraken die de Raad van State op zijn website publiceert. Meer informatie over de rechterlijke taak van de Afdeling bestuursrechtspraak vindt u in de rubriek Bestuursrechtspraak.
Toon overzicht van de actuele uitspraken:
Bij besluit van 12 maart 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad het verzoek van [verzoeker A] en [verzoeker B] om handhavend op te treden tegen een illegaal geplaatst hekwerk op het zogeheten Balkenhaventerrein in Zaandam door North Sea Venue B.V. afgewezen. Bij besluit van 26 januari 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. [appellante] woont samen met haar ouders [verzoeker A] en [verzoeker B] aan [locatie] in Zaandam. [verzoeker A] is eigenaar van de woning. [verzoeker B] exploiteert samen met haar dochter een geneeskundige praktijk aan huis. De woning is gelegen op perceel 11033 op de kop van het zogeheten Balkenhaventerrein, een bedrijventerrein. De familie [naam] maakt verder gebruik van het aan de woning grenzende perceel 11031 en deels ook van de percelen 11409 en 11410. NSV organiseert grootschalige (muziek)evenementen. NSV exploiteert een horeca-inrichting in het pand op het adres Hemkade 48, gelegen op perceel 8468. De gronden in gebruik bij NSV bestaan uit de rond de horeca-inrichting gelegen percelen 8480, 8481, 8482, 8467 en 9587.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:1708
- Datum uitspraak
- 24 april 2024
- Hoger beroep
- Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
Bij besluit van 13 oktober 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer de aanvraag van [appellante] om een urgentieverklaring afgewezen. [appellante] en haar familie zijn in 2016/2017 vanuit Syrië naar Nederland gevlucht. In 2018 zijn zij vanuit het AZC doorgestroomd naar een door het college toegewezen vijfkamer huurwoning met een oppervlakte van 95 m2. Het gezin telde toen tien personen: [appellante], haar vader en moeder, een broer en zes zussen van verschillende leeftijden. [appellante] was toen al meerderjarig. [appellante] heeft op 6 augustus 2021 een urgentieverklaring aangevraagd daags nadat zij is bevallen van een dochter. In haar aanvraag en in bezwaar heeft [appellante] toegelicht dat de woning al vanaf het begin te klein was voor het gezin. De woonsituatie is te druk en niet leefbaar, zeker nu ze is bevallen van een kind. Daarbij ervaren zij en haar familie sociaal-psychische klachten als gevolg van de woonsituatie. Inmiddels is een van de zussen van [appellante] met haar kind verhuisd naar Duitsland en bestaat het gezin nu uit negen personen, waaronder [appellante] en haar kind.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:1717
- Datum uitspraak
- 24 april 2024
- Hoger beroep
- Verordeningen
Bij besluit van 8 september 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam de aanvraag van [appellanten] om een urgentieverklaring afgewezen. [appellanten] wonen samen met hun vijf kinderen in een driekamerwoning op de derde etage. Er is geen lift. In het kader van de Wet maatschappelijk ondersteuning 2015 (hierna: de Wmo) is aan [appellant A] een verhuiskostenvergoeding toegekend voor een gelijkvloerse benedenwoning of een woning met lift. De aanvraag om een traplift is afgewezen. [appellant A] heeft een urgentieverklaring aangevraagd voor haarzelf en haar gezin omdat zij vanwege haar medische problematiek niet in staat is de trappen naar de woning op te lopen.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:1698
- Datum uitspraak
- 24 april 2024
- Hoger beroep
- Verordeningen
Bij besluit van 28 april 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam geweigerd aan [wederpartij] een omgevingsvergunning te verlenen voor het verbouwen van de bovenste verdieping van zijn woning aan [locatie 1] [locatie 2]-[locatie 3] in Amsterdam. Bij besluit van 8 februari 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 28 april 2021 in stand gelaten onder aanvulling van de motivering van dat besluit. [wederpartij] is eigenaar van de woning aan [locatie 1] [locatie 2]-[locatie 3], gelegen op de derde en vierde verdieping. De vierde verdieping is de bovenste verdieping en het gebouw waarvan deze woning deel uitmaakt heeft een plat dak. [wederpartij] heeft in 2018 en 2020 onder meer omgevingsvergunningen verkregen voor het aan de achterzijde van het pand vergroten van de vierde verdieping. Tijdens de bouw is [wederpartij] gebleken dat het vergunde bouwplan bouwtechnisch niet goed realiseerbaar was. Daarom heeft hij op 4 februari 2021 een omgevingsvergunning voor een wat gewijzigd bouwplan aangevraagd.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:1716
- Datum uitspraak
- 24 april 2024
- Hoger beroep
- Bouwen
Bij acht besluiten van 16 oktober 2020, 19 oktober 2020, 22 oktober 2020, 26 oktober 2020 en 4 november 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Schagen geweigerd aan [appellant A] en anderen een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruik van hun recreatiewoning als beheerderswoning op het Bungalowpark De Horn in Dirkshorn. Bij besluiten van 10 mei 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Schagen de door [appellant A] en anderen daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. [appellant A] en anderen zijn allen eigenaar van een of twee percelen met daarop een recreatiewoning op het bungalowpark De Horn in Dirkshorn. Het college heeft zich in de besluiten op de aanvraag op het standpunt gesteld dat het gebruik van de recreatiewoningen als beheerderswoningen in strijd is met artikel 6.1 van de planregels van het bestemmingsplan. In de besluiten op bezwaar is het college ervan uitgegaan dat dat gebruik in strijd is met artikel 6.1, zoals dat luidt sinds de wijziging door het parapluplan, omdat er slechts één beheerderswoning is toegestaan. Het college is niet bereid om medewerking te verlenen aan het gebruik.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:1722
- Datum uitspraak
- 24 april 2024
- Hoger beroep
- Project strijd bestemmingsplan
Bij besluit van 9 mei 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam [appellant] onder oplegging van een dwangsom van € 15.000,00 gelast om het zonder omgevingsvergunning gerealiseerde bouwwerk in de tuin bij het pand op het perceel aan de [locatie] in Amsterdam te verwijderen en verwijderd te houden. [appellant] exploiteert een horecabedrijf aan de [locatie] in Amsterdam. Op 22 februari 2022 hebben toezichthouders van de gemeente het perceel geïnspecteerd. De resultaten van deze inspectie zijn opgenomen in een rapport van bevindingen. In het rapport staat dat aan de achtergevel van het bestaande pand een bouwwerk is opgericht dat bijna de gehele tuin beslaat. Het bouwwerk is op zeer provisorische en amateuristische wijze gebouwd met een combinatie van nieuw materiaal en afvalmateriaal, veelal onbehandeld hout en een rood eerder gebruikt golfplatendak van diverse losse onderdelen, aldus het rapport. Het bouwwerk heeft een buitenzijde die bestaat uit diverse planken, latjes en ander bouwmateriaal, onsamenhangend aangebracht en van diverse maten en kleuren. Het bouwwerk maakte een onprofessionele en rommelige indruk.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:1713
- Datum uitspraak
- 24 april 2024
- Hoger beroep
- Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
Bij besluit van 22 maart 2019 heeft het bestuur van de raad voor rechtsbijstand een verzoek van [appellante] om extra uren voor rechtsbijstand afgewezen. Bij formulier van 14 augustus 2018 heeft [appellante] de raad verzocht om 40 extra uren toe te kennen voor de toegevoegde rechtsbijstand in een strafzaak. Bij besluit van 11 september 2018, gehandhaafd bij besluit van 12 februari 2019, heeft de raad dit verzoek afgewezen. De raad heeft aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat uit de overgelegde stukken niet blijkt dat sprake is van een bijzondere rechtsvraag of van een zodanig omvangrijk juridisch relevant feitencomplex dat de zaak in redelijkheid niet binnen de tijdgrens kan worden afgehandeld. [appellante] heeft geen beroep ingesteld tegen het besluit van 12 februari 2019. Bij formulier van 18 februari 2019 heeft [appellante] opnieuw om 40 extra uren verzocht. Zij heeft daarbij onder meer naar voren gebracht dat zij studie moet verrichten in verband met een bijzondere rechtsvraag, namelijk welke betekenis moet worden gehecht aan getuigenverklaringen als aan de getuigen is meegedeeld dat zij aangetroffen drugs mogen houden.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:1711
- Datum uitspraak
- 24 april 2024
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtsbijstand
Bij beslissing van 7 september 2023 heeft het ROC Da Vinci College de inschrijving van [appellant] voor de BOL-opleiding Management Retail voor het studiejaar 2023-2024 ongedaan gemaakt. [appellant] heeft zich op 14 december 2022 aangemeld voor de BOL-opleiding Management Retail voor het studiejaar 2023-2024. Het ROC Da Vinci College heeft [appellant] per e-mail van 29 maart 2023 laten weten dat hij voorwaardelijk is geplaatst voor de opleiding. Om de plaatsing definitief te maken, moest [appellant] volgens de e-mail aan een aantal voorwaarden voldoen, waaronder aanwezigheid bij het kennismakingsgesprek en deelname aan het introductieprogramma. [appellant] is aanwezig geweest bij het kennismakingsgesprek, maar heeft niet deelgenomen aan het introductieprogramma. Het ROC Da Vinci College heeft de voorwaardelijke inschrijving van [appellant] daarom bij de beslissing van 7 september 2023 ongedaan gemaakt. [appellant] heeft daartegen bezwaar gemaakt op 21 september 2023.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:1727
- Datum uitspraak
- 24 april 2024
- Eerste aanleg - meervoudig
- Studentenzaken
Deze uitspraak gaat over het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot het instellen van een besluit- en vertrekmoratorium voor vreemdelingen afkomstig uit de Palestijnse gebieden. Onder de Palestijnse gebieden verstaat de staatssecretaris Gaza en de Westelijke Jordaanoever. Het besluitmoratorium betekent dat de termijn waarbinnen asielaanvragen van (staatloze) Palestijnse vreemdelingen door de staatssecretaris moeten worden behandeld, wordt verlengd. Het vertrekmoratorium betekent dat vreemdelingen die moeten terugkeren naar de Palestijnse gebieden, gedurende zes maanden niet hoeven te vertrekken. In die periode hebben zij onder meer recht op opvang. Het beroep van de vreemdeling gaat alleen over het besluitmoratorium. De vraag staat centraal of het besluitmoratorium rechtmatig is. Deze uitspraak is van belang voor alle (staatloze) Palestijnse vreemdelingen die op het moment van het besluitmoratorium een asielaanvraag hebben lopen waarop de staatssecretaris nog niet heeft beslist.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:1663
- Datum uitspraak
- 24 april 2024
- Eerste aanleg - meervoudig
- Vreemdelingenkamer - Overige
Bij besluit van 10 januari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een zogenoemd besluit- en vertrekmoratorium bekendgemaakt voor vreemdelingen uit de Palestijnse gebieden (Stcrt. 2024, nr. 149). De vreemdeling stelt dat hij afkomstig is uit Gaza. De staatssecretaris bestrijdt dit niet. De vreemdeling heeft in 2022 in Nederland asiel aangevraagd.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:1664
- Datum uitspraak
- 24 april 2024
- Eerste aanleg - meervoudig
- Vreemdelingenkamer - Overige