De Afdeling bestuursrechtspraak toetst of de overheid het recht goed heeft toegepast bij het nemen van een besluit. In dit onderdeel vindt u alle uitspraken die de Raad van State op zijn website publiceert. Meer informatie over de taak van de Afdeling bestuursrechtspraak vindt u in de rubriek Bestuursrechtspraak.
Toon overzicht van de actuele uitspraken:
Bij besluit van 13 juni 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zijpe (hierna: het college) aan de stichting "Stichting Landschap Noord-Holland" (hierna: vergunninghoudster) een aanlegvergunning verleend ten behoeve van de inrichting van het gebied "De Mosselwiel", gelegen op de percelen, kadastraal bekend gemeente Zijpe, sectie A, nummers 2843-2845, 2847, 2848, 987, 19 en 15 (hierna: de percelen).
Bij besluit van 26 oktober 2006 heeft het algemeen bestuur van het regionaal Openbaar Lichaam Knooppunt Arnhem-Nijmegen het regionaal structuurplan "Regionaal Plan 2005-2020" vastgesteld.
Bij besluit van 7 december 2004 heeft de raad van de gemeente Veldhoven (hierna: de raad) op de voet van artikel 2 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (hierna: de Wvg) gronden aangewezen als gronden waarop de artikelen 10 tot en met 24, 26 en 27 van de Wvg van toepassing zijn.
Bij besluit van 21 november 2005 heeft de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: de hoofddirectie) het verzoek van appellante om onder toepassing van de hardheidsclausule te worden toegelaten tot de studie Diergeneeskunde voor het studiejaar 2006-2007 afgewezen.
Bij besluit van 8 juni 2005 heeft de Waarderingskamer de berekening van de kosten van de waardering die appellant in de periode 1999 tot en met 2002 in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) redelijkerwijs heeft moeten maken, geaccordeerd tot een bedrag van € 3.752.470,95.
Bij besluit van 26 september 2005 heeft appellant (hierna: de gemeenteraad) een verzoek van [verzoekers] om vergoeding van planschade afgewezen.
Bij besluit van 12 april 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk (hierna: het college) aan Modulus Projectontwikkeling B.V. (hierna: Modulus) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het wijzigen van de gevels en het intern veranderen van de voormalige bibliotheek op het perceel Dr. H.J. Colijnlaan 343 te Rijswijk (hierna: het perceel) ter vestiging van een sportschool aldaar.
Bij besluit van 11 oktober 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Alphen-Chaam (hierna: het college) aan Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor ruimte c.v. (hierna: de ontwikkelingsmaatschappij) vrijstelling verleend voor de ontwikkeling van de eerste fase (22 kavels) van de Ruimte voor Ruimtelocatie "De Landerij" te Alphen (hierna: het plangebied).
Bij besluit van 8 juni 2005 heeft de Waarderingskamer de berekening van de kosten van de waardering die appellant in de periode 1999 tot en met 2002 in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) redelijkerwijs heeft moeten maken, geaccordeerd tot een bedrag van € 884.929,17.
Bij besluit van 23 november 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een vergunning verleend voor het kappen van twee bomen op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 7 mei 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Arnhem (hierna: het college) aan [wederpartij] een bedrag aan nadeelcompensatie toegekend.
Bij besluit van 30 maart 2004 heeft het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (hierna: het dagelijks bestuur) de aan appellant verleende onderbemalingsontheffing 25.05.87.08 van 25 mei 1987 ingetrokken.
Bij besluit van 7 oktober 2004 heeft de raad van de gemeente Jacobswoude (hierna: de gemeenteraad) de verzoeken om vergoeding van planschade van appellanten sub 1 en 3 afgewezen en appellant sub 2 € 5.000 aan vergoeding van planschade toegekend.
Bij besluit van 11 juli 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Venlo (hierna: het college) het verzoek van appellante om intrekking van een aan een op grond van de Drank- en Horecawet (hierna: Dhw) verleende vergunning verbonden voorschrift, afgewezen.
Bij besluit van 11 januari 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ooststellingwerf (hierna: het college) het verzoek van appellant om een ligplaats voor zijn woonschip aan te wijzen afgewezen.
Bij besluit van 4 augustus 2006 heeft de minister van Buitenlandse Zaken (hierna: de minister) een aanvraag van appellante om haar een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 10 augustus 2006 heeft de Raad voor Rechtsbijstand Arnhem (hierna: raad voor rechtsbijstand) het verzoek van appellant om herziening van het besluit van 6 juli 2004 afgewezen.
Bij onderscheiden besluiten van 26 september 2006 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie aanvragen van mede namens hun minderjarige kinderen (hierna: de vreemdelingen), om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 6 maart 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland (hierna: het college) het uitwerkingsplan "Uitwerkingsplan deellocatie Tuinpark" vastgesteld.
Bij uitspraak van 23 mei 2007, in zaak no. 200605937/1, heeft de Afdeling het hoger beroep van [partij] tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 23 juni 2006, no. 05/1721 gegrond verklaard, heeft de Afdeling die uitspraak vernietigd, het bij de rechtbank ingediende beroep gegrond verklaard en het besluit van verzoeker van 15 september 2005, kenmerk VRB/JW, vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 16 november 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Enkhuizen (hierna: het college) de subsidie aan appellante met ingang van 1 maart 2006 beëindigd en voortzetting van de subsidie voor het nieuwe tijdvak na 1 maart 2006 geweigerd.
Bij besluit van 22 mei 2006 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 26 juni 2007 heeft appellant (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 26 juni 2007 heeft verzoeker (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 13 juni 2007 heeft de minister van Justitie een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 27 juni 2007 heeft verzoeker (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij onderscheiden besluiten van 27 juni 2007 heeft verzoeker (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van mede ten behoeve van hun minderjarig kind (hierna: de vreemdelingen), om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 24 juli 2006 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, voor zover thans van belang, een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 11 september 2006 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag van appellante om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 27 juni 2007 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 22 juni 2007 heeft verzoeker (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 5 juni 2006 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag van appellante om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 13 september 2007 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 14 december 2006 heeft de gemeenteraad van Montferland het bestemmingsplan "Sportcomplex Montferland" vastgesteld.
Bij besluit van 15 maart 2007 heeft de gemeenteraad van Gaasterlân-Sleat het bestemmingsplan "Herziening Bestemmingsplan Buitengebied (Teatertún)" vastgesteld.
Bij besluit van 10 februari 2004 heeft de gemeenteraad van Coevorden het bestemmingsplan "Coevorden centrum, Markt en omgeving" vastgesteld.
Bij besluit van 30 januari 2007 heeft de minister van Justitie een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 14 juni 2006 heeft de minister van Buitenlandse Zaken (hierna: de minister) een aanvraag van (hierna: appellante) om haar een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen afgewezen.
Bij brief van 21 augustus 2007, bij de Raad van State ingekomen op 23 augustus 2007, hebben appellanten beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 19 juni 2007.
Bij onderscheiden besluiten van 20 september 2005 heeft de minister van Buitenlandse Zaken (hierna: de minister), voor zover thans van belang, aanvragen van appellanten om hun een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 10 maart 2006 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij onderscheiden besluiten van 17 maart 2006 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie aanvragen van appellanten om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 23 augustus 2006 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 28 december 2006 heeft de minister van Justitie een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 20 september 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 20 september 2007 is appellante in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 20 september 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 20 september 2007 is appellante in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 20 september 2007 is appellante in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 20 september 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 20 september 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 20 september 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 20 september 2007 is appellante in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 20 september 2007 is appellante in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 20 september 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 20 september 2007 is appellante in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 25 september 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 4 september 2007, in zaak no. 200705673/2, heeft de Voorzitter bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer (hierna: het college) van 19 en 26 juli 2007 en 23 en 26 februari 2007 geschorst. De uitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 19 oktober 2005 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 20 december 2006 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, voor zover thans van belang, een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 15 maart 2004 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 12 juni 2007 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van appellante om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 24 juni 2005 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) een aanvraag van appellant om wijziging van de beperking van een aan hem verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en verlenging van de geldigheidsduur daarvan afgewezen.
Bij besluit van 2 maart 2007 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris), voor zover thans van belang, een aanvraag van appellante om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 25 januari 2007 heeft de minister van Justitie een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 4 augustus 2004 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie appellant ongewenst verklaard.
Bij besluit van 27 april 2007 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 1 7 september 2007 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij onderscheiden besluiten van 24 september 2007 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) aanvragen van appellanten om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 27 september 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 5 januari 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden (hierna: het college) appellant onder oplegging van een dwangsom gelast de op het perceel, kadastraal bekend gemeente Reusel, sectie […], nummer […] (hierna: het perceel), geplaatste poort te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij besluit van 9 juli 2007 heeft verweerder aan verzoekster lasten onder dwangsom opgelegd vanwege overtredingen van voorschriften die zijn verbonden aan krachtens de Wet milieubeheer verleende vergunningen voor een inrichting voor de op- en overslag van stukgoederen op het perceel Achtseweg Noord 20 te Eindhoven.
Bij besluit van 29 december 2006 heeft de minister van Justitie (hierna: de minister) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij brief van 31 augustus 2005 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 8 februari 2007 heeft de minister van Justitie een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 25 april 2005 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie de aan appellant verleende verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd ingetrokken.
Bij besluit van 2 juni 2006 heeft de minister van Justitie (hierna: de minister) de aan (hierna: de vreemdeling) verstrekte leefgelden op grond van de Beleidsregels beeindiging verstrekking leefgelden aan ex-ama-s van 19 november 2004 (Stcrt.
Bij besluit van 16 augustus 2006 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 13 september 2007, heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage gedaan in een zaak betreffende een besluit waarop de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) van toepassing is.
Bij besluit van 2 september 2007 is i (hierna: de vreemdeling) in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 31 iuli 2007 heeft verzoeker (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 3 september 2007 is appellante in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 7 september 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 5 september 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 13 september 2007 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 18 oktober 2007, heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage gedaan in een zaak betreffende een besluit waarop de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) van toepassing is.
Bij besluit van 20 september 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 18 september 2007 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 25 september 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 24 mei 2007 heeft verzoeker (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling), mede ten behoeve van haar minderjarig kind, om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 22 december 2005 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) een aanvraag van appellante om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 30 maart 2005 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag van appellant om verlenging van de geldigheidsduur van een aan hem verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder gelijktijdige wijziging van de aan die vergunning verbonden beperking afgewezen.
Bij besluit van 30 oktober 2006 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 14 juni 2005 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag van appellante om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 23 maart 2007 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 22 juni 2007 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 4 september 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 4 september 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 31 augustus 2007 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij besluit van 26 juni 2007 heeft verzoeker (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
