Belastingplan 2020 deel 2 (Overige Fiscale Maatregelen 2020).
- Kenmerk
- W06.19.0277/III
- Datum aanhangig
- 26 augustus 2019
- Datum vastgesteld
- 9 september 2019
- Datum advies
- 9 september 2019
- Datum publicatie
- 17 september 2019
- Vindplaats
- Kamerstukken II 2019/2020, 35303, nr. 4
- Financiën
- Wet
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft adviezen uitgebracht over zes wetsvoorstellen die samen het zogenoemde pakket Belastingplan 2020 vormen. De regering heeft de wetsvoorstellen op Prinsjesdag, dinsdag 17 september 2019, bij de Tweede Kamer ingediend. Daarmee zijn ook de adviezen van de Afdeling advisering openbaar geworden.
Het pakket Belastingplan 2020 bestaat uit zes wetsvoorstellen:
- Wetsvoorstel Belastingplan 2020
- Overige fiscale maatregelen 2020
- Wet bronbelasting 2021
- Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord
- Wet afschaffing fiscale aftrek scholingsuitgaven
- Wet implementatie richtlijn harmonisatie en vereenvoudiging handelsverkeer tussen lidstaten
1. Wetsvoorstel Belastingplan 2020
In dit wetsvoorstel zijn maatregelen opgenomen die met ingang van 1 januari 2020 budgettair effect hebben, zoals maatregelen die raken aan de koopkracht van burgers. Naast deze jaarlijkse koopkrachtmaatregelen ziet het wetsvoorstel onder meer op aanpassingen in de verhuurderheffing, op de toepassing van het verlaagde btw-tarief voor elektronische uitgaven en op het invoeren van een uitsluiting van de aftrek van bestuursrechtelijke dwangsommen.
De Afdeling advisering adviseert om de uitsluiting van de aftrek van bestuursrechtelijke dwangsommen overtuigender te onderbouwen. Als dat niet mogelijk is, kan deze maatregel beter worden geschrapt.
Het gaat hier om een nieuwe inbreuk op het uitgangspunt dat belastingheffing waardevrij is (fiscale neutraliteit). Dat wil zeggen dat het karakter van de te belasten opbrengst of de af te trekken kosten, niet relevant is. Daarom is een meer fundamentele afweging noodzakelijk. Die heeft in het verleden wél plaatsgevonden bij het uitsluiten van de aftrek van bestuurlijke en strafrechtelijke geldboeten. Een soortgelijke afweging ontbreekt echter in de toelichting.
Verder maakt de toelichting niet duidelijk wat de omvang van het probleem is en of de maatregel effectief is. De maatregel lijkt gericht op slechts één bedrijf waar het opleggen van meerdere dwangsommen niet het beoogde effect heeft gehad, namelijk het ongedaan maken van een overtreding of het voorkomen van herhaling of voorzetting ervan. Als er maar één geval bekend is, ligt het niet in voor de hand om voor dat geval een uitzondering op het uitgangspunt van fiscale neutraliteit te maken.
Daarnaast is het maar zeer de vraag of het niet meer fiscaal aftrekbaar zijn van dwangsommen tot zodanig hogere kosten zal leiden dat de dwangsom wél effect zal hebben. Zonder antwoord op deze vraag is sprake van het vervuilen en compliceren van het fiscale stelsel om een niet-fiscaal probleem (een te geringe afschrikwekkende werking van een dwangsom) op te lossen. Het opleggen van hogere dwangsommen of andere niet-fiscale maatregelen is dan een betere keuze.
Gelet op deze argumenten is expliciete aandacht voor een evaluatie van de maatregel gerechtvaardigd, net zoals dat bij andere maatregelen in het wetsvoorstel ook het geval is.
Lees hier de volledige tekst van het advies van de Raad van State en het nader rapport van de minister.
2. Overige fiscale maatregelen 2020
In dit wetsvoorstel zijn maatregelen opgenomen voor noodzakelijk technisch onderhoud van de fiscale wetgeving. De maatregelen hebben geen of nauwelijks budgettaire gevolgen en het is wenselijk dat zij per 1 januari 2020 in werking treden. Het wetsvoorstel ziet onder meer op een keuzeregeling voor (al dan niet elektronisch) berichtenverkeer met de Belastingdienst en op het openbaar maken van vergrijpboeten die vanwege belasting- en toeslagfraude zijn opgelegd aan beroepsbeoefenaars, zoals belastingadviseurs, notarissen, accountants en advocaten.
De Afdeling advisering vindt het van groot belang dat belasting- en toeslagfraude wordt bestreden, maar plaatst toch enkele kanttekeningen bij de openbaarmaking van vergrijpboeten.
Zo is niet duidelijk wat nu precies het doel van de maatregel is. De toelichting op het voorstel gaat uit van transparantie als doel: het publiek in staat te stellen zich beter te informeren over de keuze voor een adviseur. De toelichting op het voorstel Belastingplan 2020 maakt echter duidelijk dat de maatregel ook preventie als doel heeft, door te stellen dat openbaarmaking een krachtig signaal geeft aan fiscale adviseurs die meewerken aan belastingontduiking. Het is noodzakelijk dat volstrekt helder en eenduidig wordt aangegeven wat het doel van de maatregel is. Zonder helder en eenduidig omschreven doel is immers niet te meten of het doel wordt bereikt.
Daarnaast is zonder duidelijk omschreven doel niet goed te beoordelen wat de mogelijke alternatieven zijn. Zo wordt in de toelichting aansluiting bij het tuchtrecht afgewezen omdat er geen transparantie is: tuchtrechtuitspraken van fiscale beroepsorganisaties worden namelijk in geanonimiseerde vorm gepubliceerd zodat het publiek daarmee onvoldoende wordt geïnformeerd. Deze redenering miskent echter de zuiverende werking van de tuchtrechtspraak, die juist op preventie is gericht. Alleen al het gegeven dat adviseurs vallen onder beroepsorganisaties die (tuchtrechtelijke) richtlijnen hanteren die er op neerkomen dat zij niet meewerken aan belasting- en toeslagfraude, zou voor goedwillende belastingplichtigen voldoende moeten zijn zich door dat soort beroepsbeoefenaars te laten adviseren. Bij het zoeken naar een adviseur zou een belastingplichtige daar ook expliciet naar kunnen vragen.
Ook is het reëel om te veronderstellen dat er vele jaren overheen kunnen gaan voordat de – terecht zorgvuldige – procedure voor openbaarmaking is afgerond. Gedurende die periode is van een krachtig signaal geen sprake, kan de fraude gewoon doorgaan en wordt het doel – preventie en transparantie – niet bereikt.
Tot slot is er tot eind 2017 niet of nauwelijks gebruikgemaakt van de wettelijke mogelijkheid om aan een beroepsbeoefenaar een vergrijpboete op te leggen. Dit roept de vraag op of en zo ja hoe vaak dat sindsdien wél het geval is geweest en of dat in de toekomst meer dan in het verleden het geval zal zijn. Zonder het opleggen van vergrijpboeten kan er immers ook geen sprake zijn van openbaarmaking ervan en is van transparantie of preventie geen sprake. De maatregel zou daarmee haar doel voorbijschieten.
Gelet op deze kanttekeningen is de Afdeling advisering van oordeel dat expliciete aandacht voor een evaluatie van de maatregel gerechtvaardigd is.
Lees hier de volledige tekst van het advies van de Raad van State en het nader rapport van de minister.
3. Wet bronbelasting 2021
Dit wetsvoorstel introduceert een heffing aan de bron (bronbelasting). De belasting zal van toepassing zijn bij een rente- of royaltybetaling door een in Nederland gevestigd lichaam aan een gelieerd lichaam dat is gevestigd in een laag belastend land. Ook zal de belasting van toepassing zijn in misbruiksituaties.
Deze bronbelasting moet voorkomen dat Nederland wordt gebruikt als toegangspoort (doorstroomland) naar laag belastende landen. Ook is het oogmerk om het risico te verkleinen dat belasting wordt ontweken door het verschuiven van de Nederlandse belastinggrondslag naar laag belastende landen.
Het advies over dit wetsvoorstel is een zogenoemd conform advies. Dit betekent dat de Afdeling advisering geen inhoudelijke opmerkingen heeft.
Lees hier de tekst van het advies van de Raad van State en het nader rapport van de minister.
4. Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord
Het wetsvoorstel bevat zowel de uitwerking van een groot deel van de fiscale maatregelen uit het Klimaatakkoord als de budgettaire dekking ervan, via een verhoging van het tarief van de overdrachtsbelasting voor niet-woningen van 6% naar 7%. Ook bevat het wetsvoorstel de uitwerking van een fiscale maatregel uit het zogenoemde Urgenda-pakket, namelijk het in de afvalstoffenbelasting betrekken van buitenlands afval dat in Nederland wordt verbrand.
Analyse effect fiscale maatregelen
Het voorstel draait aan veel fiscale knoppen zonder dat de toelichting een indicatie geeft over de bijdrage van deze fiscale maatregelen aan de beoogde reductie van broeikasgasemissies volgens het Klimaatakkoord (een reductie van 49% in 2030 ten opzichte van 1990) en het Urgenda-pakket (een reductie in 2020 van 25% ten opzichte van 1990). Een analyse van het Planbureau voor de Leefomgeving zou daarover meer duidelijkheid kunnen geven. Deze analyse is wel voorzien maar komt ofwel aan de late kant (fiscale maatregelen Klimaatakkoord) ofwel (vermoedelijk) te laat (fiscale Urgenda-maatregel).
Niet alleen dit jaar, maar ook in de toekomst, is voor een goede parlementaire afweging noodzakelijk dat tijdig bekend is wat de effecten van voorgenomen maatregelen zijn. Samen met de verwachte budgettaire kosten kan daarmee ook worden beoordeeld welke kosten gemoeid zijn met die reductie en is het ook mogelijk om een goede afweging te maken over eventuele goedkopere en/of beter werkende alternatieve maatregelen. Die maatregelen kunnen ook niet-fiscaal van aard zijn, zoals een verbod.
Daarom adviseert de Afdeling advisering om de voorgenomen maatregelen alsnog tijdig te laten analyseren en daar ook in toekomstige jaren zorg voor te dragen.
Overdrachtsbelasting
Het valt de Afdeling advisering op dat de toelichting op het voorstel slechts stelt dat als dekkingsmaatregel het tarief van de overdrachtsbelasting voor niet-woningen wordt verhoogd van 6% naar 7%. Een afweging van de voor- en nadelen van deze keuze en van eventuele alternatieven ontbreekt.
Daarmee komt de vraag op waarom juist voor deze maatregel is gekozen en niet voor maatregelen die – naast een budgettaire opbrengst – tegelijkertijd ook een positief milieueffect bewerkstelligen. Dat zou immers beter passen in een wetsvoorstel waarin een reductie van broeikasgasemissies vooropstaat.
Bovendien vergroot de maatregel het fiscale belang van discussies over de vraag wanneer sprake is van een niet-woning (tarief gaat van 6% naar 7%) of van een woning (tarief blijft 2%). Dit blijkt ook uit de Uitvoeringstoets van de Belastingdienst. Hoewel het onderscheid niet-woning/woning simpel lijkt, zal het aantal discussies met het voorstel “merkbaar gaan toenemen” en tot een structurele toename van de personele capaciteit van 3,5 fte leiden bij de Belastingdienst. Waar een verkleining of opheffing van het tariefverschil zeker vanuit een oogpunt van vereenvoudiging eerder in de rede ligt, wordt nu voor het tegenovergestelde gekozen.
De Afdeling advisering adviseert dan ook om deze dekkingsmaatregel beter te motiveren.
Lees hier de volledige tekst van het advies van de Raad van State en het nader rapport van de minister.
5. Wet afschaffing fiscale aftrek scholingsuitgaven
Dit wetsvoorstel schaft de fiscale aftrek voor scholingsuitgaven af. Ervoor in de plaats komt de subsidieregeling STAP-budget (Stimulans van de Arbeidsmarktpositie) voor natuurlijke personen met een band met de Nederlandse arbeidsmarkt.
De afschaffing van de aftrek leidt tot een vergroting van de effectiviteit en de doelmatigheid van de inzet van budgettaire middelen. Door de laagdrempeligheid van deze subsidieregeling is daarnaast sprake van een beter bereik van mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. De maatregel leidt ook tot een betekenisvolle reductie van administratieve lasten voor burgers en een vereenvoudiging in de uitvoering voor de Belastingdienst.
Het advies over dit wetsvoorstel is een zogenoemd conform advies. Dit betekent dat de Afdeling advisering geen inhoudelijke opmerkingen heeft.
Lees hier de tekst van het advies van de Raad van State en het nader rapport van de minister.
6. Wet implementatie richtlijn harmonisatie en vereenvoudiging handelsverkeer tussen lidstaten
Dit wetsvoorstel implementeert een EU-richtlijn die bepaalde regels voor de btw-heffing in het handelsverkeer tussen EU-lidstaten harmoniseert en vereenvoudigt. Het wetsvoorstel brengt verbeteringen aan in de btw-regelgeving die geldt als een ondernemer een voorraad goederen op afroep van een hem bekende afnemer aanhoudt in een andere lidstaat. Ook voorziet het wetsvoorstel in een regeling waarmee in geval van een keten van transacties wordt bepaald welke van de leveringen in die keten geldt als de levering van de ene naar de andere lidstaat.
Het advies over dit wetsvoorstel is een zogenoemd conform advies. Dit betekent dat de Afdeling advisering geen inhoudelijke opmerkingen heeft.
Lees hier de tekst van het advies van de Raad van State en het nader rapport van de minister.
Bij Kabinetsmissive van 26 augustus 2019, no.2019002, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige Fiscale Maatregelen 2020), met memorie van toelichting.
Het voorstel vormt een onderdeel van het fiscale pakket voor het jaar 2020, samen met de wetsvoorstellen Belastingplan 2020, Wet bronbelasting 2021, Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord, Wet afschaffing fiscale aftrek scholingsuitgaven en Wet implementatie richtlijn harmonisatie en vereenvoudiging handelsverkeer tussen lidstaten.
In het voorstel zijn maatregelen opgenomen ten behoeve van het noodzakelijke technische onderhoud van de fiscale wetgeving. De maatregelen hebben geen of nauwelijks budgettaire gevolgen en het is wenselijk dat zij per 1 januari 2020 in werking treden. Het voorstel ziet onder meer op het openbaar maken van aan beroepsbeoefenaars opgelegde onherroepelijk vaststaande vergrijpboeten, op het aanpassen van de belastingrente voor de vennootschapsbelasting en voor de erfbelasting en op een keuzeregeling voor (al dan niet elektronisch) berichtenverkeer met de Belastingdienst.
De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over het openbaar maken van vergrijpboeten bij belasting- en toeslagfraude. Zij vindt het van groot belang dat belasting- en toeslagfraude wordt bestreden. De Afdeling plaatst niettemin enkele kanttekeningen bij de voorgestelde openbaarmaking van vergrijpboeten. In verband daarmee is aanpassing van het voorstel en de toelichting wenselijk.
a. Inhoud voorstel
De toelichting maakt duidelijk dat het kabinet het in de strijd tegen belastingontduiking (zie noot 1) noodzakelijk acht om een nadere maatregel te nemen tegen degenen die beroeps- of bedrijfsmatig bijstand verlenen bij belastingontduiking of bij het met opzet (zie noot 2) foutief aanvragen van toeslagen. (zie noot 3) Daartoe wordt voorgesteld om de daarvoor aan hen opgelegde (en onherroepelijk geworden) vergrijpboeten openbaar te maken. (zie noot 4) Volgens de toelichting gaat het daarbij over het algemeen om belastingadviseurs, maar kan het ook gaan om anderen, zoals notarissen, accountants en advocaten (hierna: beroepsbeoefenaar). (zie noot 5)
Omdat openbaarmaking van een vergrijpboete die is opgelegd aan een overtredende beroepsbeoefenaar ingrijpende gevolgen voor zijn beroepsuitoefening en - in het bijzonder - ook voor zijn persoonlijke levenssfeer kan hebben, voorziet de maatregel in extra waarborgen.
Zo krijgt de overtredende beroepsbeoefenaar, net als bij het opleggen van de vergrijpboete zélf, het recht om eerst een zienswijze naar voren te brengen voordat de inspecteur het besluit tot openbaarmaking neemt. Indien openbaarmaking naar het oordeel van de inspecteur, mede gelet op een eventueel naar voren gebrachte zienswijze, disproportioneel is, wordt niet tot openbaarmaking overgegaan. Het gaat hier om de afweging van het belang van de transparantie voor het publiek - zie nader over deze doelstelling onder b hierna - en de impact van openbaarmaking op de beroepsuitoefening en de persoonlijke levenssfeer van de overtredende beroepsbeoefenaar.
Als openbaarmaking naar de inschatting van de inspecteur wél proportioneel is, dan geldt als extra waarborg dat hij voor openbaarmaking - net als bij het opleggen van de (openbaar te maken) vergrijpboete zélf - de toestemming nodig heeft van een van de directeuren van de onderdelen van de Belastingdienst die over de heffing van rijksbelastingen, respectievelijk het verlenen van toeslagen, gaan en van een bevoegde ambtenaar van het directoraat-generaal Belastingdienst van het Ministerie van Financiën.
De inspecteur stelt vervolgens zijn besluit tot openbaarmaking van de opgelegde vergrijpboete vast bij een voor bezwaar vatbare beschikking (net zoals dat het geval is bij het besluit tot opleggen van de vergrijpboete zélf). De overtredende beroepsbeoefenaar geniet bij beide besluiten de reguliere rechtsbescherming van bezwaar en beroep. Openbaarmaking van de vergrijpboete kan pas plaatsvinden nadat zowel de aan de overtredende beroepsbeoefenaar opgelegde vergrijpboete zélf als het besluit tot openbaarmaking daarvan onherroepelijk vaststaan.
Als sluitstuk wordt vervolgens tot openbaarmaking overgegaan door publicatie op de website van de Belastingdienst gedurende een periode van vijf jaar.
b. Doel van de maatregel/effectiviteit
Volgens de toelichting op het voorstel heeft de maatregel als oogmerk om "het publiek in staat te stellen zich beter te informeren omtrent de keuze voor een adviseur (transparantie)". (zie noot 6) Daarbij wordt (ook in de internetconsultatieparagraaf) aangegeven dat "openbaarmaking vanzelfsprekend een preventief effect heeft, maar dat dit niet het doel is van de maatregel". Leedtoevoeging is evenmin het doel, hoewel openbaarmaking door de overtredende beroepsbeoefenaar wel als zodanig kan worden ervaren, aldus de toelichting. (zie noot 7)
De Afdeling merkt op dat de maatregel inderdaad "vanzelfsprekend" een preventief effect heeft, of dat nu wordt beoogd of niet. Anders dan hiervoor is vermeld, is dat echter wel degelijk ook beoogd nu de toelichting op het voorstel Belastingplan 2020 duidelijk maakt dat de maatregel "een krachtig signaal geeft aan malverserende fiscale adviseurs die meewerken aan belastingontduiking". (zie noot 8) Daarmee is het doel van de maatregel niet helder en eenduidig verwoord.
De Afdeling is van oordeel dat het noodzakelijk is dat de toelichting op het voorstel volstrekt helder en eenduidig aangeeft wat het doel van de maatregel is. Zonder helder en eenduidig omschreven doel is immers niet te meten of het doel wordt bereikt: zij verwijst hier verder naar hetgeen daarover onder d hierna wordt opgemerkt over de evaluatie van de maatregel.
Daarnaast is zonder duidelijk omschreven doel niet goed te beoordelen welke de mogelijke alternatieven zijn: zij verwijst hier verder naar hetgeen daarover onder e wordt opgemerkt over het tuchtrecht als alternatieve maatregel voor het openbaar maken.
Daarbij zij er ook nog op gewezen dat het doel dat een krachtig signaal wordt gegeven aan malverserende fiscale adviseurs die meewerken aan belastingontduiking des te minder snel zal worden bereikt naarmate de procedure die wordt gevolgd voordat het besluit tot openbaarmaking onherroepelijk vaststaat langer duurt. Het is reëel om te veronderstellen dat er vele jaren overheen (kunnen) gaan voordat de - terecht zorgvuldige - procedure is afgerond. Gedurende die periode is van een krachtig signaal geen sprake, kan de fraude gewoon doorgaan en wordt het doel (transparantie en preventie) niet bereikt.
De Afdeling adviseert om in de toelichting het doel van de maatregel duidelijk en eenduidig aan te geven en daarbij tevens op het vorenstaande in te gaan.
c. Reikwijdte van de maatregel: aantal opgelegde/op te leggen vergrijpboeten
Belasting- en toeslagfraude komt geregeld voor. De toelichting maakt echter niet duidelijk hoe vaak daarbij in het verleden aan overtredende beroepsbeoefenaren vergrijpboetes zijn opgelegd. Blijkens de brief van 16 november 2017 is er tot dan nog niet of nauwelijks gebruik gemaakt van de wettelijke mogelijkheid (zie noot 9) om aan een adviseur een vergrijpboete op te leggen vanwege medeplichtigheid. (zie noot 10) Dit roept de vraag op of en zo ja hoe vaak dat sindsdien wel het geval is geweest en of dat in de toekomst meer dan in het verleden het geval zal zijn. Zonder het opleggen van vergrijpboeten aan beroepsbeoefenaren kan er ook geen sprake zijn van openbaarmaking van die vergrijpboeten en is van transparantie dan wel van preventieve werking geen sprake. De maatregel zou daarmee haar doel voorbijschieten.
De Afdeling adviseert om de reikwijdte van de maatregel in vorenbedoelde zin nader te duiden.
d. Toetsing vooraf en evaluatie achteraf
In artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet 2016 is vastgelegd dat "voorstellen, voornemens en toezeggingen een toelichting bevatten waarin wordt ingegaan op de doelstellingen, de doeltreffendheid en de doelmatigheid die worden nagestreefd". Ook de Aanwijzingen voor de regelgeving en het Integraal Afwegingskader beleid en regelgeving (IAK) schrijven een dergelijke toetsing vooraf (en afweging van alternatieven) voor.(zie noot 11)
De toelichting op het voorstel geeft aan dat "substantiële" beleidswijzigingen zullen worden geëvalueerd in een afzonderlijke evaluatieparagraaf. (zie noot 12) Dit draagt bij aan een effectieve toetsing (evaluatie achteraf) van de effectiviteit en efficiëntie van overheidsbeleid in overeenstemming met artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet 2016, aldus de toelichting.
Het valt de Afdeling op dat voorliggende maatregel in de evaluatieparagraaf niet als substantiële beleidswijziging wordt aangemerkt. Gelet op hetgeen hiervoor is opgemerkt over het doel, de effectiviteit en de reikwijdte van de maatregel is de Afdeling van oordeel dat voor de openbaarmaking van vergrijpboeten expliciete aandacht in de evaluatieparagraaf gerechtvaardigd is.
De Afdeling adviseert in de evaluatieparagraaf expliciet aandacht te besteden aan de openbaarmaking van vergrijpboeten.
e. Alternatief: tuchtrecht?
In reactie op de tweede internetconsultatie wordt in de toelichting aangegeven dat tuchtrecht als alternatieve maatregel "niet geschikt wordt bevonden om de transparantie te bevorderen". "Zo worden tuchtrechtuitspraken van de fiscale beroepsorganisaties in geanonimiseerde vorm gepubliceerd. Het publiek wordt daarmee onvoldoende geïnformeerd", aldus de toelichting.(zie noot 13)
De Afdeling merkt op dat deze redenering slechts in strikte zin - en dus ten dele - opgaat (er is geen publicatie en dus geen informatie voor het publiek). Deze redenering miskent het tweede doel van het voorstel (preventie) en de zuiverende werking van de tuchtrechtspraak. Alleen al het gegeven dat adviseurs vallen onder beroepsorganisaties die (tuchtrechtelijke) richtlijnen hanteren die er op neerkomen dat zij niet meewerken aan belasting- en toeslagfraude zou voor goedwillende belastingplichtigen voldoende moeten zijn zich door dat soort beroepsbeoefenaren te laten adviseren. Bij het zoeken naar een adviseur zou daar ook expliciet naar kunnen worden gevraagd. Voor die situaties is "een krachtig signaal" niet nodig.
De Afdeling adviseert alsnog dragend te motiveren waarom een uitzondering voor organisaties die al (tuchtrechtelijke) richtlijnen kennen niet werkbaar zou zijn om de gestelde doelen (transparantie en preventie) te bereiken.
f. Wettelijke vormgeving/AVG (zie noot 14)
De Afdeling plaatst tot slot nog enkele kanttekeningen bij de wettelijke vormgeving van de maatregel.
i. Het voorstel bepaalt dat het besluit tot oplegging van de bestuurlijke boete en de te publiceren (persoons)gegevens gedurende een periode van vijf jaren na bekendmaking beschikbaar blijven op de website van de Belastingdienst, "tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald". (zie noot 15) Volgens de artikelsgewijze toelichting ziet de geciteerde passage erop dat "bijvoorbeeld de AVG beperkingen kan stellen aan de termijn van openbaarheid (5 jaar) en aan de te vermelden persoonsgegevens".
De Afdeling merkt op dat het de wetgever zelf is die met de introductie van voorliggend voorstel dient te beoordelen en te motiveren of de termijn en de te vermelden persoonsgegevens in overeenstemming zijn met de AVG. Het is vervolgens de rechter die in eventuele procedures bepaalt of de wet in overeenstemming is met de AVG. Indien dit niet het geval blijkt te zijn, moet de wet worden aangepast.
De Afdeling adviseert de betreffende passages te schrappen.
ii. In aanvulling op het vorenstaande merkt de Afdeling op dat de toelichting aandacht besteedt aan AVG-aspecten, (zie noot 16) maar dat daarbij niet wordt ingegaan op het feit dat publicatie op de website van de Belastingdienst weliswaar na 5 jaar wordt verwijderd, maar dat daarmee niet zeker is gesteld dat alle berichtgeving via internet naar aanleiding van die publicatie belanghebbende nog lang kan achtervolgen (ontgoogelen is lastig).
De Afdeling adviseert het vorenstaande alsnog in de beoordeling te betrekken.
iii. Daarnaast is de Afdeling van oordeel dat de wijze waarop het voorstel is vormgegeven in de AWR niet geheel logisch is en adviseert het voorstel aan te passen. Het gaat daarbij om het volgende.
Zoals hiervoor onder a is aangegeven zijn de te nemen stappen van het voorstel, kort weergegeven, als volgt (achter iedere stap is het voorgestelde AWR-artikel vermeld).
Voordat de inspecteur besluit tot openbaarmaking bij voor bezwaar vatbare beschikking (artikel 67g, derde lid) wordt eerst een zienswijze gevraagd (artikel 67r, vijfde/zevende lid), waarbij de inspecteur de evenredigheid van een eventuele openbaarmaking toetst (artikel 67r, zesde/zevende lid). Voordat hij dit besluit neemt heeft hij eerst de toestemming nodig van een van de directeuren van de onderdelen van de Belastingdienst die over de heffing van rijksbelastingen, onderscheidenlijk toeslagen, gaan en van een bevoegde persoon van het directoraat-generaal Belastingdienst (ministeriële regeling op grond van artikel 67r, zevende lid). Tot slot vindt openbaarmaking plaats (artikel 67r, eerste tot en met vierde lid).
De Afdeling merkt op dat het vanuit een oogpunt van systematiek van de AWR de voorkeur verdient om de hiervoor beschreven stappen in die volgorde (besluit/zienswijze en vervolgens openbaarmaking) op te nemen in een aparte afdeling 3 (openbaarmaking vergrijpboeten) van hoofdstuk VIIIA van de AWR. Daarbij maakt de beschreven evenredigheidstoets onderdeel uit van de discretionaire bevoegdheid van de inspecteur om te besluiten tot openbaarmaking (zodat dit niet expliciet wettelijk hoeft te worden vastgelegd). De beschreven toestemming kan dan, net als de vergelijkbare toestemming voor het opleggen van de vergrijpboete zélf, (zie noot 17) plaatsvinden via een aanpassing van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (en niet bij ministeriële regeling).
De Afdeling adviseert het voorstel in vorenbedoelde zin aan te passen.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.
De vice-president van de Raad van State
Nader rapport (reactie op het advies) van 13 september 2019
b. Doel van de maatregel/effectiviteit
Het kabinet deelt de zienswijze van de Afdeling dat niet uitgesloten kan worden dat de passage in de toelichting op het wetsvoorstel Belastingplan 2020 op die wijze wordt opgevat dat het doel van de maatregel door het geven van een “krachtig signaal” ook preventie is. Echter, het kabinet richt zich niet op de preventieve werking. Het enige doel van de maatregel is om het publiek voor te lichten over beroepsbeoefenaars die door middel van medeplegen belastingontduiking of toeslagfraude faciliteren, zoals bij de Panama Papers.
Het kabinet betreurt de ontstane verwarring. Daarom is de bewuste passage in de toelichting op het wetsvoorstel Belastingplan 2020 verwijderd en vervangen door een passage die aansluit bij de omschrijving van het doel zoals verwoord in de toelichting op het wetsvoorstel zelf. Gelet op het verduidelijkte doel van de maatregel kan in kaart worden gebracht of dat doel wordt bereikt en worden beoordeeld of er geschikte alternatieven zijn.
Verder merkt de Afdeling op dat er vele jaren overheen kunnen gaan voordat het besluit tot openbaarmaking onherroepelijk vaststaat. Het kabinet merkt op dat met de ook in de ogen van de Afdeling zorgvuldige procedure voordat tot openbaarmaking wordt overgegaan uitdrukking wordt gegeven aan het ingrijpende karakter van deze openbaarmaking. Naar het oordeel van het kabinet prevaleert dan ook de rechtsbescherming van beroepsbeoefenaars boven onverwijlde voorlichting van het publiek.
c. Reikwijdte van de maatregel: aantal opgelegde/op te leggen vergrijpboeten
Het kabinet heeft begrip voor het advies van de Afdeling om de reikwijdte van de maatregel nader te duiden. De tot op heden, ook na 16 november 2017 opgedane, beperkte ervaring met opgelegde vergrijpboeten aan medeplichtigen, alsmede aan doen plegers en uitlokkers, geeft aanleiding om de reikwijdte van de maatregel verder te verfijnen. Op basis van het aangepaste wetsvoorstel is openbaarmaking alleen mogelijk indien de vergrijpboete is opgelegd aan de medepleger, de zwaarste deelnemingsvariant. Dit sluit aan bij het enige doel van de maatregel, te weten voorlichten van het publiek over beroepsbeoefenaars die door middel van medeplegen belastingontduiking en toeslagfraude faciliteren. Met het opleggen van vergrijpboetes aan medeplegers heeft de Belastingdienst bovendien meer ervaring opgedaan. Het gaat om meerdere medeplegerboetes per jaar.
d. Toetsing vooraf en evaluatie achteraf
Het kabinet deelt de mening van de Afdeling niet dat het openbaar maken van vergrijpboeten is aan te merken als een substantiële beleidswijziging. Dit is toegevoegd aan de evaluatieparagraaf.
e. Alternatief: tuchtrecht?
In de toelichting bij het wetsvoorstel is gemotiveerd waarom het tuchtrecht niet beantwoordt aan het doel van de maatregel. Verder betekent onderworpenheid aan tuchtrecht op zichzelf niet dat openbaarmaking niet passend kan zijn. Daarom is een categorische uitzondering voor medeplegende beroepsbeoefenaars die onder (tuchtrechtelijke) richtlijnen vallen naar het oordeel van het kabinet op dit moment niet wenselijk. Het kabinet nodigt de (fiscale) beroepsorganisaties uit om hun tuchtrecht te versterken en adequate voorlichting van het publiek hierin te betrekken. Dergelijke aanpassingen van het tuchtrecht zouden in de toekomst van invloed kunnen zijn op de hiervoor bedoelde wenselijkheid.
f. Wettelijke vormgeving/AVG
i. Het kabinet heeft het advies van de Afdeling overgenomen om de betreffende passages in het wetsvoorstel en de toelichting te schrappen.
ii. Het kabinet heeft alleen invloed op websites die toebehoren aan de Rijksoverheid. De realiteit is dat het kabinet niet kan garanderen dat na ommekomst van de publicatietermijn alle berichtgeving die betrekking heeft op een openbaarmaking van het internet is verwijderd.
iii. Het kabinet heeft het advies van de Afdeling overgenomen om de structuur van het wetsvoorstel aan te passen, om de toelichting bij het wetsvoorstel te verduidelijken en om de beschreven toestemming op te nemen in het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst.
Daarnaast zijn enkele redactionele wijzigingen in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting aangebracht.
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Staatssecretaris van Financiën
Voetnoten
(1) Belastingontduiking ziet op het handelen in strijd met de belastingwet. Dit in tegenstelling tot belastingontwijking, waarbij van strijdigheid met de wet geen sprake is: het gaat bij belastingontwijking om oneigenlijk of niet bedoeld gebruik van de wet.
(2) Voorwaardelijke opzet daaronder begrepen (het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een handelen of nalaten tot gevolg heeft dat de beboetbare gedraging wordt begaan).
(3) Memorie van toelichting, paragraaf 3 (Openbaar maken vergrijpboeten opgelegd aan deelnemers die beroeps- of bedrijfsmatig bijstand verleenden), tweede tekstblok.
(4) Zie vooral de voorgestelde artikelen II, onderdelen C en F, (toeslagen), XI, onderdelen M en O, (belastingen), en XIX, (overgangsrecht: alleen openbaar maken terzake van overtredingen na inwerkingtreding van de maatregel).
(5) Memorie van toelichting, paragraaf 3 (Openbaar maken vergrijpboeten opgelegd aan deelnemers die beroeps- of bedrijfsmatig bijstand verleenden), vierde tekstblok.
(6) Memorie van toelichting, paragraaf 3 (Openbaar maken vergrijpboeten opgelegd aan deelnemers die beroeps- of bedrijfsmatig bijstand verleenden), onder "Het voorstel op hoofdlijnen", eerste tekstblok, derde volzin.
(7) Memorie van toelichting, paragraaf 3 (Openbaar maken vergrijpboeten opgelegd aan deelnemers die beroeps- of bedrijfsmatig bijstand verleenden), onder "Het voorstel op hoofdlijnen", eerste tekstblok, laatste en voorlaatste volzin.
(8) Memorie van toelichting bij het Belastingplan 2020, paragraaf 2 (Samenstelling pakket Belastingplan 2020), op drie na laatste tekstblok. Het Belastingplan 2020 vormt, net als voorliggend wetsvoorstel, onderdeel van het fiscale pakket voor het jaar 2020.
(9) Artikel 67o, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
(10) Brief van 16 november 2017, nr. 2017-0000207262, inzake "Wob-besluit bestuurlijke boeten".
(11) Aanwijzingen 2.2 en 2.3 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
(12) Memorie van toelichting, paragraaf 24 (Evaluaties), eerste tekstblok.
(13) Memorie van toelichting, paragraaf 23 (Advies en consultatie), onder "De tweede internetconsultatie".
(14) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (Algemene Verordening Gegevensbescherming; AVG) (PbEU 2016, L 119).
(15) Artikel XI, onderdeel O, van het voorstel (artikel 67r, tweede en vierde lid, van de AWR).
(16) Memorie van toelichting, paragraaf 3 (Openbaar maken vergrijpboeten opgelegd aan deelnemers die beroeps- of bedrijfsmatig bijstand verleenden), laatste tekstblok.
(17) Zie paragraaf 2, zesde lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst.