Uitspraak 201402371/1/R3


Volledige tekst

201402371/1/R3.
Datum uitspraak: 18 maart 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend te Tiel,
2. [appellante sub 2], wonend te Tiel,
3. het Buurt Commitee Westluidensepoort, gevestigd te Tiel,
4. [appellant sub 4], wonend te Tiel,
5. [appellant sub 5A] en [appellant sub 5B], beiden wonend te Tiel,
6. [appellante sub 6A] en [appellant sub 6B], onderscheidenlijk gevestigd en wonend te Tiel, (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 6]),

en

het college van burgemeester en wethouders van Tiel,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 4 februari 2014 heeft het college het wijzigingsplan "Binnenstad-Westluidense Poort" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1], [appellante sub 2], het Buurt Commitee Westluidensepoort, [appellant sub 4], [appellanten sub 5] en [appellant sub 6] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Bij besluit van 21 oktober 2014 heeft het college het wijzigingsplan gewijzigd vastgesteld.

Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [appellante sub 2] een zienswijze over dit besluit naar voren gebracht.

Het college, het Buurt Commitee Westluidensepoort, [appellante sub 2] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VolkerWessels Bouw en Vastgoedontwikkeling B.V. (hierna: VolkerWessels) hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 januari 2015, waar [appellanten sub 1], bijgestaan door mr. J.M. Stedelaar, en het college, vertegenwoordigd door I. van den Hurk, M. Vos, A. Verboom, A.J. Teunissen, F.A.M. Brugman en L. Verspuijen, allen werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. M.H. Blokvoort, advocaat te Deventer, zijn verschenen. Voort is ter zitting VolkerWessels, vertegenwoordigd door I.H.M. Ubbink, bijgestaan door mr. R.J.H. Minkhorst, advocaat te Nijmegen, gehoord.

Overwegingen

1. Het bij besluit van 4 februari 2014 vastgestelde wijzigingsplan (hierna: het wijzigingsplan) voorziet in onder andere de bestemming "Gemengd 6" in het zuidelijke deel van het plangebied. Hiermee wordt beoogd een zogenoemd cultuurcluster, waarin meerdere functies worden gebundeld zoals de bestaande bibliotheek, kantoren en multifunctionele zalen, en een parkeergarage mogelijk te maken in de directe nabijheid van de Waal in Tiel. Voorts voorziet het wijzigingsplan in de bestemming "Wonen" ten behoeve van 36 woningen.

Bij besluit van 21 oktober 2014 (hierna: het reparatiebesluit) heeft het college het wijzigingsplan gewijzigd vastgesteld in die zin dat evenementen uit de doeleindenomschrijving van de bestemmingen "Groen" en "Verkeer" zijn komen te vervallen en er een specifieke gebruiksregel is toegevoegd, waarmee optredens in de open lucht onder voorwaarden zijn toegestaan.

Ontvankelijkheid

2. Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge artikel 1:2, derde lid, worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

Hieruit volgt dat voor het opkomen in rechte ter behartiging van algemene en collectieve belangen de eis van rechtspersoonlijkheid geldt om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt.

2.1. [appellant sub 5B] woont aan de [locatie 1] en daarmee op ongeveer 300 m van het plangebied. [appellant sub 5A] woont aan de [locatie 2] en daarmee op ongeveer 215 m van het bestreden plandeel met de bestemming "Gemengd 6" in het zuiden van het plangebied en op ongeveer 140 m van het bestreden plandeel met de bestemming "Wonen" in het noorden van het plangebied. Het cultuurcluster heeft een maximale toegestane bouwhoogte van 16,5 m en de woningen een maximale toegestane bouwhoogte van 14 m. Gelet op de stedelijke omgeving en tussenliggende bebouwing is niet aannemelijk dat [appellanten sub 5] enig zicht zullen hebben op de voorziene bebouwing. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die het plan in zoverre mogelijk maakt, zijn genoemde afstanden naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. Voorts hebben [appellanten sub 5] geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstanden een objectief en persoonlijk belang van hen rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt.

De conclusie is dat [appellanten sub 5] geen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Het beroep van [appellanten sub 5] is dan ook niet-ontvankelijk.

2.2. Over het Buurt Commitee Westluidensepoort staat vast dat het niet is opgericht bij notariële akte en dat het niet beschikt over statuten. Ook verder is niet gebleken dat het Buurt Commitee Westluidensepoort een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid in de zin van artikel 2:26 van het Burgerlijk Wetboek is. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat uit de stukken niet is gebleken dat het Buurt Commitee Westluidensepoort een ledenbestand heeft noch dat het gaat om een organisatorisch verband dat is opgericht voor een bepaald doel, zodat sprake is van regelmatige ledenvergaderingen, een bestuur en een samenwerking die op enige continuïteit is gericht. Verder is evenmin sprake van een organisatie die als een eenheid deelneemt aan het rechtsverkeer. Gelet hierop voldoet het Buurt Commitee Westluidensepoort niet aan de in de uitspraak van 12 maart 2008, in zaak nr. 200704378/1, genoemde cumulatieve vereisten waaraan moet zijn voldaan om te concluderen dat sprake is van een informele vereniging. Dit betekent dat het beroep van het Buurt Commitee Westluidensepoort niet-ontvankelijk is.

Het wijzigingsplan

Procedurele bezwaren

3. [appellante sub 2] en [appellant sub 4] betogen dat de procedure voor de vaststelling van het wijzigingsplan niet zorgvuldig is verlopen. Daartoe voeren zij aan dat de besluitvorming niet zorgvuldig en transparant tot stand is gekomen. [appellant sub 4] vermoedt dat er afspraken zijn gemaakt over aanpassingen in het ontwerpplan, nu er besloten overleggen hebben plaatsgevonden. Verder blijkt niet in hoeverre ideeën van de klankbordgroep zijn meegenomen in dit wijzigingsplan. [appellante sub 2] wijst op het rapport "Rekenkamer Tiel; Grote Projecten in Tiel" van 29 oktober 2013, opgesteld door het onderzoeksbureau PriceWaterhouseCooper, waarin de resultaten van observaties over de manier van werken en cultuur binnen de gemeente Tiel zijn beschreven, die volgens [appellante sub 2] herkenbaar voorkomen.

3.1. Het college stelt zich op het standpunt dat voor zover met de klankbordgroep de bewonersparticipatie wordt bedoeld, deze bewoners bij de voorbereiding voldoende zijn betrokken en dat de wettelijke inspraakmogelijkheden zijn geboden. Verder is het wijzigingsplan tot stand gekomen op basis van een aanbestedingsprocedure die een plicht tot geheimhouding gedurende deze procedure met zich brengt.

3.2. De procedure inzake de vaststelling van een wijzigingsplan vangt aan met de terinzagelegging van een ontwerpplan. Het voeren van overleg met eigenaren van gronden in dan wel in de directe omgeving van het plangebied en het bieden van inspraak maken geen deel uit van de in de Wro en het Bro geregelde wijzigingsplanprocedure. Het niet overnemen van ideeën van de klankbordgroep, wat daar ook van zij, heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het wijzigingsplan. Voor zover er besloten overleggen hebben plaatsgevonden in het kader van de aanbestedingsprocedure overweegt de Afdeling dat deze procedure hier niet ter toetsing voorligt. Voor zover [appellante sub 2] wijst op het rapport "Rekenkamer Tiel; Grote Projecten in Tiel" overweegt de Afdeling dat in dat rapport wat betreft het project de Westluidense Poort leerpunten zijn weergegeven voor de interne werkwijze. Dat er een gebrekkige communicatie zou zijn tussen het college en de raad, zoals [appellante sub 2] uit dit rapport afleidt, wat daar ook van zij, doet er niet aan af dat de besluitvorming van het college bij dit wijzigingsplan overeenkomstig de regels uit de Awb en de Wro tot stand is gekomen. De Afdeling ziet in dit rapport geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de procedure van het wijzigingsplan onzorgvuldig is verlopen.

De betogen falen.

Verkeer, parkeren

4. [appellante sub 2] en [appellant sub 4] betogen dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de effecten van het wijzigingsplan op de verkeersafwikkeling. Daartoe voeren zij aan dat de verkeersafwikkeling zal veranderen vanwege de afsluiting van de Koninginnestraat en het autoluw maken van de Waalstraat, terwijl er een toename aan verkeer zal zijn vanwege de komst van het cultuurcluster en de garage. Zij vrezen verkeersonveilige situaties. Verder vreest [appellant sub 4] ook voor parkeerproblemen, omdat er niet meer in het gebied geparkeerd mag worden.

4.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de verkeersaantrekkende werking van het wijzigingsplan is onderzocht. Berekend is dat er 500 extra motorvoertuigbewegingen per etmaal zullen plaatsvinden die vanwege het eenrichtingsverkeer in het centrum van Tiel via de rotonde aan de zuidzijde van de Rechtbankstraat het plangebied inrijden. Er bestaat geen aanleiding te veronderstellen dat het doorgaande verkeer zal toenemen. De enige verandering die plaats gaat vinden is dat het doorgaande verkeer richting het centrum van Tiel niet meer via de Koninginnestraat, maar via de Huf van Burenstraat zal rijden. Het college voorziet geen onveilige verkeerssituaties.

4.2. In de plantoelichting staat dat er vanwege het cultuurcluster, waarin meerdere functies worden gebundeld, een toename van verkeer zal zijn in en rondom het plangebied. Om een goede verkeersafwikkeling te kunnen garanderen moet de infrastructuur worden aangepast. In de nota beantwoording zienswijzen heeft het college toegelicht dat het bestemmingsverkeer voor de nieuwe woningen en het cultuurcluster in de Rechtbankstraat wordt afgevangen en naar de parkeergarage wordt geleid en dat het verkeer het plangebied ook via die straat weer verlaat. De Koninginnestraat blijft alleen voor langzaam verkeer toegankelijk. Voor het doorgaande verkeer, dat niet naar het plangebied rijdt, zal er geen wijziging zijn. Voor zover [appellant sub 4] betoogt dat de Waalstraat autoluw zal worden gemaakt, heeft het college ter zitting toegelicht dat het plan hier niet in voorziet en dat hierover nog geen definitief besluit is genomen. De Afdeling is van oordeel dat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de effecten van de verkeersafwikkeling onvoldoende vaststonden en derhalve nader onderzoek nodig was.

Verder staat in de plantoelichting dat het gebied tussen de Rechtbankstraat en de binnenstad zal worden ingericht volgens het Shared Space principe, hetgeen betekent dat er een verkeerszone komt waarbinnen gemengd verkeer van auto’s, fietsers en voetgangers zal plaatsvinden. Volgens het college wordt een dergelijke zone gehanteerd om verschillende verkeersbewegingen veilig te kunnen reguleren. [appellante sub 2] en [appellant sub 4] hebben niet aannemelijk gemaakt dat hiermee onveilige situaties ontstaan.

In de Parkeervisie dynamische parkeerbalans staat dat voor de Westluidense poort, waarbij rekening is gehouden met alle ontwikkelingen, een parkeervraag is van 490 parkeerplaatsen. Volgens de plantoelichting zullen in de voorziene parkeergarage ongeveer 580 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waardoor de bestaande 225 parkeerplaatsen in het openbare gebied kunnen komen te vervallen. Gelet hierop heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen parkeerproblemen zullen ontstaan.

De betogen falen.

Cultuurhistorische waarden en stedenbouwkundige aspecten

5. [appellante sub 2], [appellant sub 4] en [appellant sub 6] voeren aan dat het plan voorziet in bebouwing die te dicht op elkaar komt te staan en te hoog wordt. [appellant sub 6] vreest dat de omvang en de hoogte van het cultuurcluster de cultuurhistorische waarden van de omgeving aantasten.

5.1. Het college stelt zich op het standpunt dat is aangesloten bij de stedenbouwkundige ruimte aan de rand van de binnenstad. De afstanden tussen de bebouwing zijn afgestemd op de schaal van de omgeving en sluit aan bij een binnenstedelijke sfeer die kenmerkend is voor een stadscentrum.

5.2. Het wijzigingsplan voorziet aan de Westluidensestraat in twee los van elkaar staande rechthoekige plandelen met de bestemming "Wonen" schuin tegenover de woningen van [appellante sub 2] en [appellant sub 4]. In de plantoelichting staat dat de voorziene woningen een schakel vormen tussen de bestaande woningen aan de Westluidensestraat, die lager en kleinschaliger zijn, en het cultuurcluster, dat grootschaliger is. Het cultuurcluster krijgt een groot volume en vormt een ware blikvanger.

Het standpunt van het college dat deze bebouwing binnen de stedenbouwkundige ruimte van de binnenstad past, acht de Afdeling niet onredelijk. Voor zover [appellant sub 6] betoogt dat de cultuurhistorische waarden worden aangetast, heeft zij dat standpunt niet nader onderbouwd.

Verder heeft het college voor de maximale toegestane bouwhoogte aangesloten bij de Hoogbouwvisie, die onderdeel uitmaakt van het gemeentelijke stedenbouwkundige beleid. Daarin staat dat het historisch bepaalde stadsbeeld het uitgangspunt is voor de binnenstad van Tiel. Bij een maximale bouwhoogte van 25 m kunnen de twee in de binnenstad aanwezige kerktorens zich blijven onderscheiden. Dit uitgangspunt acht de Afdeling niet onredelijk. De maximaal toegestane bouwhoogte van de woningen tegenover de woningen van [appellante sub 2] en [appellant sub 4] bedraagt 14 m en de maximaal toegestane bouwhoogte van het zogenoemde cultuurcluster bedraagt 16,5 m. Deze bouwhoogtes passen daarmee binnen de Hoogbouwvisie. In het vorige plan "Binnenstad" was bij recht een maximale bouwhoogte van 12 m toegestaan en het plan maakte met de op die gronden rustende wijzigingsbevoegdheid een maximale bouwhoogte van 25 m mogelijk. Het college heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt gesteld dat het wijzigingsplan, vergeleken met de planologische mogelijkheden van het vorige plan dat ook aaneengesloten bebouwing mogelijk maakte, voorziet in minder en meer open bebouwing ter plaatse.

De betogen falen.

Woon- en leefklimaat

6. [appellante sub 2] en [appellant sub 4] vrezen voor aantasting van hun woon- en leefklimaat. Daartoe voert [appellante sub 2] aan dat het wijzigingsplan negatieve gevolgen heeft voor de woonomgeving in de vorm van overlast van hangjongeren, minder privacy, verlies van uitzicht en schaduwwerking.

6.1. Wat betreft de situatie nabij de woning van [appellant sub 4] stelt het college dat ter plaatse gesproken kan worden van een planologische verbetering, aangezien de gronden recht tegenover zijn woning nu de bestemming "Verkeer" hebben gekregen, terwijl hier voorheen bebouwing tot een hoogte van 12 m was toegestaan. Verder ziet het college in hetgeen [appellante sub 2] heeft aangevoerd geen aanleiding de maximaal toegestane bouwhoogte onaanvaardbaar te achten.

6.2. [appellante sub 2] en [appellant sub 4] wonen beiden ten oosten van het plangebied. Recht tegenover de woning van [appellant sub 4] wordt in dit wijzigingsplan geen bebouwing mogelijk gemaakt, waar het vorige plan nog bebouwing toestond, zodat geen nadeligere situatie ontstaat. Tegenover de woning van [appellant sub 4] kan, zoals reeds in 5.2 is overwogen, nu niet meer aaneengesloten worden gebouwd. Van verlies van uitzicht of minder privacy is aldus geen sprake.

Voorts hebben [appellante sub 2] en [appellant sub 4] niet aannemelijk gemaakt dat de in het wijzigingsplan voorziene gebruiksmogelijkheid voor cultuur en ontspanning tot een onevenredige aantasting van het woonklimaat zal leiden. Daarbij betrekt de Afdeling onder meer dat de gronden in het vorige plan eveneens een gemengde bestemming hadden, die verschillende gebruiksmogelijkheden kende, waaronder ook maatschappelijke voorzieningen. Voor zover [appellante sub 2] vreest voor overlast van hangjongeren, is dat, voor zover dat in strijd met de openbare orde gebeurt, een kwestie van handhaving. Verder heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat de voorziene bebouwing wat betreft schaduwwerking geen nadelige invloed zal hebben voor zowel [appellante sub 2] als [appellant sub 4]. De Afdeling ziet in hetgeen [appellante sub 2] en [appellant sub 4] aanvoeren geen aanleiding voor het oordeel dat de aantasting van het woon- en leefklimaat onevenredig zal zijn.

De betogen falen.

Bezonning

7. [appellanten sub 1] betogen dat het college ten onrechte het plandeel met de bestemming "Gemengd - 6" in het noordelijke deel van het plangebied heeft vastgesteld. Daartoe voeren zij aan dat zij met de ontwikkeling van de bioscoop naast hun woning wegens het ontbreken van een maximale goothoogte geen zonlicht meer op hun terras zullen hebben en dat de daglichttoetreding tot hun woning eveneens aanzienlijk zal afnemen. Zij hebben hiervoor een bezonningsdiagram laten opstellen. Volgens [appellanten sub 1] heeft het college onvoldoende gewicht toegekend aan de bestaande woonfunctie.

7.1. Het college stelt zich op het standpunt dat in het vorige plan ook een maximale bouwhoogte van 10 m was toegestaan. De gevolgen van het plan voor zover er geen maximale goothoogte is vastgesteld zijn bij de voorbereiding van het wijzigingsplan betrokken.

7.2. [appellanten sub 1] wonen ten noorden van het plangebied op korte afstand van het gebouw waar voorheen de bibliotheek was gevestigd. In dit plan hebben deze gronden de bestemming "Gemengd - 6" gekregen. Hier zal een nieuwe bioscoop worden gebouwd. Op de verbeelding is aangegeven dat de maximale bouwhoogte van dit gebouw 10 m bedraagt. In de planregels is echter geen regel opgenomen omtrent de goothoogte, hetgeen betekent dat deze maximaal gelijk aan de bouwhoogte mag zijn. In het vorige plan gold een maximale goothoogte van 7 m en een maximale bouwhoogte van eveneens 10 m ter plaatse. Uit het bezonningsdiagram, dat in opdracht van [appellanten sub 1] is opgesteld, volgt dat het aantal zonuren op het hele terras in april zal verminderen en dat in juni de zon op een kleiner deel van het terras zal komen. Gelet op de stedelijke omgeving is de Afdeling van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat de voorziene ontwikkeling echter niet leidt tot een zodanige vermindering van zonlichttoetreding dat het college deze ontwikkeling niet in redelijkheid mogelijk heeft kunnen maken. Daarbij heeft het college in redelijkheid een zwaarder gewicht mogen toekennen aan de stedenbouwkundige aspecten inhoudende dat met het vervallen van een maximale goothoogte aansluiting wordt gezocht bij de specifieke functie van het gebouw en bij de overige culturele voorzieningen in de directe omgeving dan aan het belang van [appellanten sub 1] bij het gelijk blijven van het aantal zonuren op hun terras. Gelet op het voorgaande staat de ontwikkeling van de bioscoop, anders dan [appellanten sub 1] stellen, aan de bestaande woonfunctie niet in de weg.

Het betoog faalt.

Behoefte

8. [appellant sub 6] betoogt dat het college ten onrechte de plandelen met de bestemming "Wonen" heeft vastgesteld, omdat onvoldoende is aangetoond dat er behoefte is aan woningen.

8.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de locatie voor woningen is opgenomen in de notitie Herijking woningbouwprogrammering Tiel 2010-2020, zoals vastgesteld door de raad op 20 juni 2012. Verder is hierin opgenomen dat er nog ruimte is voor 1700 woningen. Dit aantal is kort voor vaststelling van dit plan in een Update marktverkenning 2013 getoetst aan de bevolkingsprognose en de actuele woonwensen. Verder zal de woningbouw geheel voor rekening en risico van de aannemer worden gerealiseerd.

8.2. In het plangebied zijn vier locaties met de bestemming "Wonen" opgenomen. Ingevolge artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor wonen, met dien verstande dat het totaal aantal woningen in het plan niet meer dan 36 mag bedragen. Dit aantal past binnen de marge zoals vastgesteld in het gemeentelijk beleid. Gelet hierop heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat voldoende behoefte is aan de voorziene woningen. Het betoog faalt.

Waterhuishouding

9. [appellant sub 6], die eigenaar is van een gebouw in de directe omgeving van het voorziene cultuurcluster met parkeergarage, betoogt dat het college ten onrechte het plandeel met de bestemming "Gemengd - 6" in het zuidelijke deel van het plangebied heeft vastgesteld. Daartoe voert hij aan dat de bouw van een dergelijk gebouw grote risico’s met zich brengt voor de waterhuishouding vanwege de onttrekking van grondwater. Ook komt de veiligheid en de stabiliteit van de Waaldijk in het gedrang, omdat volgens [appellant sub 6] onvoldoende onderzoek is gedaan naar de effecten van de bouw op de grondwaterstromen. Verder voert [appellant sub 6] aan dat het wijzigingsplan niet uitvoerbaar is nu niet zeker is dat een watervergunning van het dagelijks bestuur van het waterschap (hierna: het waterschap) verkregen zal worden.

9.1. Het college stelt zich op het standpunt dat het wijzigingsplan door het waterschap is getoetst. Er heeft een zogenoemde voortoets plaatsgevonden op de gekozen bouwconstructie voor met name de bouwkuip die zal ontstaan bij de bouw van de parkeergarage en die het meest van invloed is op de waterhuishoudkundige aspecten. Volgens het waterschap biedt de voorgestelde bouwconstructie voldoende mogelijkheden om te kunnen voldoen aan de gestelde eisen. Bij de bouw zal een en ander definitief worden onderzocht en onderbouwd. Verder zal de damwand die vereist is niet worden geplaatst met heien maar zal deze trillingsarm worden ingebracht dan wel zal er worden voorgeboord.

9.2. Wat betreft dit betoog ziet de Afdeling geen aanleiding hierover anders te oordelen dan de voorzieningenrechter in 5.2 heeft gedaan in zijn uitspraak van 18 december 2014, zaak nr. 201402371/3/R3. Ter voorbereiding van het plan heeft overleg plaats gevonden met het waterschap en zijn adviezen meegegeven voor de bouw. Onder die omstandigheden mocht de raad ervan uitgaan dat de Waterwet niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg stond.

Het betoog faalt.

Financiële uitvoerbaarheid

10. [appellante sub 2], [appellant sub 4] en [appellant sub 6] twijfelen aan de financiële uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan. Daartoe voeren zij aan dat er onvoldoende inzicht bestaat in de gemeentelijke begroting. Voor zover bekend vallen de inkomsten van de verkoop van de woningen van het project Passewaay buurt 7 in verband met de economische crisis tegen en zullen deze inkomsten pas later dan gepland vrijkomen. Verder zijn de inkomsten van de parkeergarage overschat. Ook is volgens hen onvoldoende rekening gehouden met onvoorziene kosten. Volgens [appellante sub 2], [appellant sub 4] en [appellant sub 6] bestaat er een tekort, terwijl de gemeente al in een slechte financiële situatie verkeert. Ten onrechte is de financiële uitvoerbaarheid gebaseerd op geheime stukken.

10.1. Het college stelt zich op het standpunt dat voldoende inzicht is gegeven in de financiële uitvoerbaarheid.

10.2. Ingevolge artikel 3.1.6, eerste lid, onder f, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) gaan een bestemmingsplan alsmede een ontwerp vergezeld van een toelichting, waarin de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan zijn neergelegd.

In hoofdstuk 7 van de plantoelichting heeft het college inzichten gegeven over de financiële uitvoerbaarheid. Daar staat dat de raad de businesscase Westluidense Poort heeft vastgesteld, waarin het uitvoeringsbudget voor de realisatie in de gemeentelijke begroting is opgenomen. Bij besluit van 15 december 2010 is besloten tot geheimhouding van dat stuk. De Afdeling overweegt dat, gelet op het bepaalde in artikel 3:11, eerste en tweede lid, van de Awb, het onder bepaalde omstandigheden aanvaardbaar is dat vertrouwelijke bedrijfsgegevens, die van belang zijn in het kader van de vraag of het plan financieel uitvoerbaar is, niet tezamen met het ontwerpplan ter inzage worden gelegd. In dat geval dient echter wel inzicht te worden gegeven in de uitkomsten van het onderzoek naar de uitvoerbaarheid en de elementen die in dat onderzoek zijn betrokken. In de plantoelichting staat dat er een aanbestedingsprocedure is gestart en dat de afspraken die zijn gemaakt in een overeenkomst zijn vastgelegd. Deze overeenkomst en de kosten en risico’s die daaruit voortkomen, vallen binnen het budget van de gemeentelijke begroting, waarbij ook rekening is gehouden met een risicovoorziening. Voor de realisatie van de bioscoop worden de kosten gedekt uit de verkoop van gemeentelijk onroerend goed. Verder heeft het college toegelicht dat voor de ontwikkeling van het cultuurcluster € 43 miljoen is begroot, welk bedrag voor een groot deel wordt gefinancierd uit een provinciale bijdrage, bovenwijkse bijdragen, vrijkomende gebouwkosten en parkeeropbrengsten. Ter zitting heeft het college onweersproken toegelicht dat deze parkeeropbrengsten voorzichtig zijn geraamd. Verder is sinds 2008 jaarlijks een bedrag van ongeveer € 300.000 gereserveerd, waarmee de pas later vrijkomende inkomsten van het project Passewaay buurt 7 kunnen worden overbrugd. Voor zover de kosten hoger zullen liggen, is met de ontwikkelaar een overeenkomst gesloten dat deze die kosten zal dragen. Op grond van het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat in de plantoelichting voldoende inzicht is geboden in de financiële uitvoerbaarheid van het plan als bedoeld in artikel 3.1.6., aanhef en onder f, van het Bro. In de uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2013, in zaak nr. 201304379/1/R2, waar [appellant sub 6] naar verwijst, doet zich een ander geval voor nu in dat geval in de plantoelichting geen enkel inzicht was geboden in de financiële uitvoerbaarheid van het plan.

De betogen falen.

Schade

11. [appellante sub 2] en [appellant sub 6] vrezen schade ten gevolge van de bouw van het cultuurcluster.

11.1. Het college stelt zich op het standpunt dat alle effecten van de bouwwerkzaamheden zijn beoordeeld en de eventuele gevolgschade niet onaanvaardbaar is.

11.2. Over de schade die mogelijk wordt veroorzaakt door de uitgevoerde bouwwerkzaamheden oordeelt de Afdeling dat het college uit hetgeen in de overleggen met het waterschap naar voren is gekomen er niet op voorhand van hoefde uit te gaan dat deze uitvoeringswerkzaamheden tot dusdanige schade zouden leiden dat het college hierin aanleiding had moeten zien het wijzigingsplan niet vast te stellen.

De betogen falen.

Het reparatiebesluit

12. Bij het reparatiebesluit heeft het college het wijzigingsplan gewijzigd vastgesteld in die zin dat evenementen uit de doeleindenomschrijving van de bestemmingen "Groen" en "Verkeer" zijn komen te vervallen en er een specifieke gebruiksregel is toegevoegd, waarmee optredens in de open lucht onder beperkte voorwaarden zijn toegestaan.

12.1. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid van de Awb, heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.

12.2. Voor zover het reparatiebesluit ziet op planonderdelen waartegen de ingestelde beroepen, voor zover ontvankelijk, zich richten, merkt de Afdeling bedoeld besluit aan als een besluit in de zin van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb.

12.3. Alleen de beroepen van [appellante sub 2] en [appellant sub 4] richten zich tegen de met het cultuurcluster gepaard gaande gestelde aantasting van het woon- en leefklimaat. Vanwege de ruimtelijke samenhang van de binnen de bestemming "Groen" en "Verkeer" mogelijk gemaakte evenementen en het cultuurcluster wordt het reparatiebesluit, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van het geding bij de beroepen van [appellante sub 2] en [appellant sub 4].

Bij de beroepen van [appellanten sub 1] en [appellant sub 6] is het reparatiebesluit geen onderwerp van het geding, nu zij daarbij onvoldoende belang hebben.

12.4. Vast staat dat [appellant sub 4], ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, geen reactie heeft gegeven over dit besluit. De Afdeling ziet daarin aanleiding het beroep van [appellant sub 4] voor zover gericht tegen het reparatiebesluit ongegrond te verklaren.

12.5. [appellante sub 2] voert aan dat het reparatiebesluit in strijd is met de tijdens de bijeenkomst van de klankbordgroep gedane toezegging om alle culturele activiteiten binnen te laten plaatsvinden, nu het optredens in de buitenlucht mogelijk maakt.

12.6. De Afdeling overweegt dat [appellante sub 2] niet aannemelijk heeft gemaakt dat door of namens het college verwachtingen zijn gewekt dat in geen enkel optreden in de open lucht zou worden voorzien. Het college heeft het reparatiebesluit op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.

Het betoog faalt.

Conclusie en proceskosten

13. Voor zover in deze uitspraak is geoordeeld dat een beroepsgrond faalt, heeft de Afdeling zich niet uitgesproken over de vraag of artikel 8:69a van de Awb aan een vernietiging van het bestreden besluit in de weg staat.

14. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen van [appellanten sub 1], [appellante sub 2], [appellant sub 4] en [appellant sub 6] tegen het wijzigingsplan ongegrond.

Gelet op het voorgaande zijn de beroepen van [appellante sub 2] en [appellant sub 4] tegen het reparatiebesluit ongegrond.

15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat voor geen van de beroepen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de beroepen van Buurt Commitee Westluidensepoort en [appellant sub 5A] en [appellant sub 5B] niet-ontvankelijk;

II. verklaart de beroepen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], [appellante sub 2], [appellant sub 4] en [appellante sub 6A] en [appellant sub 6B] tegen het besluit van 4 februari 2014 ongegrond;

III. verklaart de beroepen van [appellante sub 2] en [appellant sub 4] tegen het besluit van 21 oktober 2014 ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, griffier.

w.g. Hagen w.g. Kegge
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2015

45-661.