Uitspraak 201400196/1/A2


Volledige tekst

201400196/1/A2.
Datum uitspraak: 19 november 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 november 2013 in zaak nr. 13/2674 in het geding tussen:

[appellant]

en

de raad voor rechtsbijstand (lees: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand; hierna: de raad).

Procesverloop

Bij onderscheiden besluiten van 26 september 2012 heeft de raad een tweetal aanvragen om toevoeging voor rechtsbijstand ten behoeve van [appellant] afgewezen.

Bij besluit van 21 februari 2013 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 20 november 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juli 2014, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. N. Brands, advocaat te Gouda, en de raad, vertegenwoordigd door mr. K. Achefai, zijn verschenen. Aan het slot van de behandeling ter zitting heeft de Afdeling de zaak verwezen naar een meervoudige kamer. Met toestemming van partijen is afgezien van een nadere zitting.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb) kan de raad de toevoeging weigeren indien de aanvraag betrekking heeft op een rechtsbelang ter zake waarvan de aanvrager aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van een eerder afgegeven toevoeging.

Ingevolge artikel 32 geldt de toevoeging uitsluitend voor het rechtsbelang ter zake waarvoor zij is verleend en, in het geval van een procedure, voor de behandeling daarvan in één instantie, de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak daaronder begrepen.

2. Bij besluit van 24 juli 2012 heeft de raad ten behoeve van [appellant] een toevoeging verleend onder nummer […] voor een procedure of advies over nihilstelling van kinderalimentatie.

Op 5 juli 2012 heeft [appellant] een aanvraag ingediend om een toevoeging voor rechtsbijstand inzake een procedure of advies over gezag over minderjarige kinderen. Op dezelfde datum heeft hij een toevoeging aangevraagd voor rechtsbijstand inzake een procedure of advies over een omgangsregeling met die kinderen.

Aan de besluiten van 26 september 2012, gehandhaafd bij het besluit op bezwaar van 21 februari 2013, heeft de raad ten grondslag gelegd dat beide aanvragen van 5 juli 2012 betrekking hebben op een rechtsbelang ter zake waarvan aanspraak kan worden gemaakt op rechtsbijstand op grond van de eerder verstrekte toevoeging met nummer […]. Het gaat in alle gevallen om het regelen van de gevolgen van de echtscheiding voor de minderjarige, aldus de raad.

3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van één en hetzelfde rechtsbelang. Hij voert daartoe aan dat aan het vaststellen van de omgangsregeling door de rechtbank een zelfstandig karakter dient te worden toegekend. Ondanks dat een procedure met betrekking tot een omgangsregeling of gezag en een procedure over kinderalimentatie alle drie betrekking hebben op het kind, staan de procedures geheel los van elkaar en liggen zij niet altijd in elkaars verlengde. Bovendien heeft de omgangsregeling of het gezag een sociaal en de kinderalimentatie een financieel aspect. De werkzaamheden voor het vaststellen van een omgangsregeling of het gezag en de kinderalimentatie zijn verschillend van aard. Uit een oogpunt van efficiëntie is gekozen voor het indienen van één verzoekschrift in plaats van drie verzoekschriften. De inhoudelijke werkzaamheden van de advocaat veranderen daardoor echter niet. Ook is de inhoudelijke behandeling bij de rechtbank hetzelfde. Ingeval drie procedures aanhangig waren gemaakt, had de raad drie toevoegingen met ieder een waarde van zeven punten verstrekt. Ingeval van beëindiging van de samenwoning had de raad voor de daarmee gepaard gaande verdeling een toevoeging met een waarde van tien punten afgegeven, aldus [appellant].

3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 september 2014 in zaak nr. 201307087/1/A2) moeten gelet op artikel 28, eerste lid, aanhef en onder b, en artikel 32 van de Wrb, in onderlinge samenhang bezien, in geval van verschillende rechtsbelangen ter zake waarvan rechtsbijstand wordt gevraagd, in beginsel meer toevoegingen worden verstrekt. Als er één rechtsbelang is, kan met één toevoeging worden volstaan, tenzij sprake is van behandeling van een procedure in meer dan één instantie. Het gaat derhalve in de eerste plaats om de vraag of het verzoek om een toevoeging op hetzelfde rechtsbelang ziet als een eerder verzoek. Als dat zo is, dient vervolgens te worden bezien of sprake is van behandeling van een procedure in meer dan één instantie.

3.2. De rechtbank heeft terecht, in navolging van de raad, overwogen dat de werkzaamheden van de advocaat van [appellant] ter zake van het gezag over zijn minderjarige kinderen en het vaststellen van een omgangsregeling hetzelfde rechtsbelang betreffen als het rechtsbelang waarvoor eerder rechtsbijstand is verleend (werkzaamheden ter zake van kinderalimentatie voor zijn minderjarige kinderen), nu het in deze procedures gaat om het nader regelen van de gevolgen van de eerdere verbreking van de relatie van de ouders voor de minderjarige kinderen. Dat de omgangsregeling en het gezag een sociaal aspect hebben, terwijl de kinderalimentatie een financieel aspect heeft, maakt het voorgaande niet anders, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen. De omgangsregeling, het gezag en de kinderalimentatie zien alle op de verzorging en de opvoeding van het kind en de kosten daarvan na eerdere verbreking van de relatie van de ouders en hangen derhalve zo nauw met elkaar samen dat niet gesproken kan worden van een zelfstandig rechtsbelang.

Nu het één rechtsbelang betreft, kan met één toevoeging worden volstaan. Dit is anders wanneer het gaat om de behandeling van de procedure in meer dan één instantie. In dit geval heeft [appellant] één verzoekschrift ingediend bij de rechtbank en kan de behandeling van dat verzoekschrift door de rechtbank worden begrepen onder ‘behandeling in één instantie’. Dat [appellant] uit het oogpunt van efficiëntie één verzoekschrift in plaats van drie verzoekschriften heeft ingediend, betekent niet dat de raad alsnog drie toevoegingen had moeten verstrekken. De raad heeft desgevraagd ter zitting toegelicht dat ingeval de verzoeken tegelijkertijd of kort na elkaar worden ingediend, hij ook beziet of sprake is van hetzelfde rechtsbelang, zodat de beoordeling van de raad in zoverre niet verschilt ingeval één verzoekschrift wordt ingediend. De raad heeft voorts onbetwist gesteld dat de aanvragen om een toevoeging zien op verzoeken die geen rechtstreekse band meer hebben met de beëindiging van de samenwoning, zodat er hier geen aanleiding bestaat om een toevoeging te verlenen met een waarde van tien punten in plaats van zeven.

Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de in geding zijnde aanvragen om een toevoeging van 5 juli 2012 betrekking hebben op een rechtsbelang ter zake waarvan aanspraak kan worden gemaakt op rechtsbijstand op grond van de eerder verstrekte toevoeging. De raad heeft de aanvragen dan ook in redelijkheid kunnen afwijzen.

Het betoog faalt.

4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. de Heer, griffier.

w.g. Slump w.g. De Heer
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2014

18-680.