Uitspraak 201401990/1/A3


Volledige tekst

201401990/1/A3.
Datum uitspraak: 5 november 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Helmond,

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 29 januari 2014 in zaak nr. 13/4285 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Helmond.

Procesverloop

Bij besluit van 14 maart 2013 heeft het college het verzoek van [appellant] om zijn geboortedatum in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de gba) te wijzigen, afgewezen.

Bij besluit van 23 juli 2013 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 29 januari 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 oktober 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. I.K. Kolev, advocaat te Hapert, en het college, vertegenwoordigd door mr. P. Helmus, bijgestaan door A.G.M. Sanders, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. De Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: Wet gba) is op 6 januari 2014 vervangen door de Wet basisregistratie personen, doch is op dit geding nog van toepassing. Ingevolge artikel 36, tweede lid, worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:

a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;

b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;

c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;

e. een verklaring die betrokkene ten overstaan van een door het college aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend. Ingevolge artikel 37, tweede lid, worden aan een geschrift, als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder c, d of e, geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten. Ingevolge artikel 82, eerste lid, voldoet het college binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisadministratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen. Ingevolge het tweede lid geeft het college aan het verzoek uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de eerste afdeling van hoofdstuk 2 (artikel 24 tot en met 54). Ingevolge artikel 83, aanhef en onder f, wordt een beslissing van het college om niet te voldoen aan een verzoek, als bedoeld in de artikelen 79 tot en met 82, gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

2. [appellant] is op 22 juli 1966 ingeschreven in de basisadministratie van de gemeente Nijmegen met de geboortedatum 1 maart 1945. Op 8 november 1976 is op grond van een Marokkaanse Carte d’identité (een Marokkaans identiteitsbewijs) zijn geboortedatum door de gemeente Helmond gewijzigd in 5 augustus 1953. [appellant] staat sindsdien met deze geboortedatum geregistreerd bij diverse instanties. Deze geboortedatum is voorts gehanteerd bij zijn naturalisatieprocedure en staat vermeld op zijn paspoort en identiteitsbewijzen, alsmede op de geboorteakten van zijn kinderen. Op 5 december 2012 heeft [appellant] het college verzocht om zijn geboortedatum te wijzigen in 1 maart 1945. In verband met dit verzoek heeft hij een arrest van het gerechtshof te Nador van 19 september 2012, een geboorteakte, een Copie Intégrale (een kopie van een Marokkaanse geboorteakte) en een Marokkaans paspoort overgelegd. In het arrest van 19 september 2012 is zijn geboortedatum gewijzigd van 5 augustus 1953 naar 1 maart 1945. Laatstgenoemde datum is in de andere documenten als geboortedatum vermeld.

3. Het college heeft aan zijn besluiten van 14 maart 2013 en 23 juli 2013 ten grondslag gelegd dat moet worden uitgegaan van de juistheid van de in de gba geregistreerde geboortedatum van 5 augustus 1953. Het door [appellant] overgelegde arrest van 19 september 2012 is naar objectieve maatstaven gemeten niet op betrouwbare en controleerbare gegevens gebaseerd. Artikel 37, tweede lid, van de Wet gba verzet zich derhalve tegen wijziging van de geboortedatum op grond van dit arrest. Dit geldt evenzeer voor de andere overgelegde documenten, nu deze op het arrest zijn gebaseerd, aldus het college.

4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat de overgelegde documenten onvoldoende bewijs vormen om aan te tonen dat de geregistreerde geboortedatum in de gba feitelijk onjuist is en gewijzigd dient te worden in 1 maart 1945. Daartoe voert hij aan dat hij aanvankelijk met deze geboortedatum is ingeschreven en zelf nooit heeft verzocht om wijziging daarvan. De geboortedatum van 5 augustus 1953 kan ook niet juist zijn, omdat dat zou betekenen dat hij op 12-jarige leeftijd in het kader van de arbeidsmigratie in Nederland als monteur is gaan werken. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat naar objectieve maatstaven gemeten het arrest van 19 september 2012 niet op betrouwbare gegevens is gebaseerd. Daartoe voert hij aan dat uit het arrest blijkt dat het gerechtshof niet alleen is afgegaan op de medische verklaring en de eensluidende verklaring van getuigen, maar ook op de overgelegde Nederlandse datagegevens, aldus [appellant].

4.1. De rechtbank heeft terecht onder verwijzing naar de uitspraak van 18 juli 2012 in zaak nr. 201106401/1/A3 overwogen dat voorop dient te worden gesteld dat de gegevens in de gba betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor de gegevens omtrent de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, is een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het moment van inschrijving in redelijkheid geen "hoger" document kan worden overgelegd. Dit doet evenwel niet af aan de plicht van de burger om eventueel ook na de inschrijving alsnog zo sterk mogelijke documenten te leveren (Kamerstukken II 1988/89, 21 123, nr. 3, blz. 13 en 44). Het bewijs dat eenmaal in de basisadministratie opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan alleen maar worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. Voor het wijzigen van eenmaal in de basisadministratie geregistreerde gegevens zal gelet op het systeem van de Wet gba onomstotelijk moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn. Voorts heeft de rechtbank terecht onder verwijzing naar deze uitspraak overwogen dat uit de memorie van toelichting bij de Wet gba blijkt dat artikel 37, tweede lid, van deze wet er onder meer toe strekt te voorkomen dat gegevens betreffende de burgerlijke staat in de gba worden opgenomen, indien bij het tot stand komen van het brondocument naar regels van Nederlands internationaal privaatrecht elementaire processuele regels niet in acht zijn genomen. Daarbij is als een van de eisen waaraan een buitenlandse rechterlijke uitspraak in dit verband moet voldoen, vermeld dat deze er blijk van moet geven op - naar objectieve maatstaven gemeten - betrouwbare gegevens te zijn gebaseerd (Kamerstukken II 1988/89, 21 123, nr. 3, blz. 45).

4.2. [appellant] heeft op 8 november 1976 een Marokkaanse Carte d’identité overgelegd met daarop vermeld de geboortedatum 5 augustus 1953. Uit de door het college overgelegde persoonskaart van [appellant] volgt dat op 8 november 1976 de geboortedatum in overeenstemming is gebracht met de datum 5 augustus 1953. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de Marokkaanse Carte d’identité is aan te merken als een brondocument op grond waarvan het college destijds de geboortedatum mocht wijzigen, zodat het betoog van [appellant] dat hij zelf niet om wijziging zou hebben gevraagd niet relevant is. De rechtbank heeft voorts overwogen dat uit het arrest van 19 september 2012 kan worden opgemaakt dat het gerechtshof zich onder meer heeft gebaseerd op een medische verklaring en een overgelegde getuigenverklaring. Zij is het college gevolgd in diens standpunt dat uit de medische verklaring niet valt af te leiden wat de exacte leeftijd van [appellant] is en deze geen toelichting en nadere motivering bevat en voorts de getuigenverklaring onvoldoende zekerheid over de exacte geboortedatum biedt. [appellant] is in hoger beroep niet tegen deze overwegingen opgekomen. Wat betreft de stelling van [appellant] dat uit het arrest blijkt dat het gerechtshof niet alleen is afgegaan op de medische verklaring en de eensluidende verklaring van getuigen, maar ook op de overgelegde Nederlandse datagegevens, heeft de rechtbank overwogen dat uit het arrest niet blijkt of het gerechtshof zelfstandig onderzoek naar de betrouwbaarheid ervan heeft verricht. Bovendien blijkt uit het arrest niet dat [appellant] de in Nederland aanwezige documenten, waarop de geboortedatum 5 augustus 1953 staat vermeld, aan het gerechtshof heeft overgelegd. Gelet daarop heeft de rechtbank terecht overwogen dat niet kan worden vastgesteld dat het gerechtshof een afweging heeft gemaakt op basis van alle relevante gegevens. Uit het arrest volgt dat het gerechtshof zijn oordeel mede heeft gebaseerd op een kopie van een document waaruit blijkt dat de geboortedatum van [appellant] 1 maart 1945 is. De rechtbank heeft overwogen dat evenwel een kopie van dit document ontbreekt en dat bovendien uit het arrest niet blijkt welk document het betrof en welke informatie hierin nog meer was opgenomen. Verder blijkt uit het arrest dat [appellant] een origineel uittreksel van zijn geboorteakte en een kopie conform het origineel van zijn personeelsdocumenten heeft overgelegd. Echter, het arrest geeft geen duidelijkheid of en zo ja, op welke wijze, het gerechtshof deze stukken in zijn oordeel heeft meegenomen. Ook ter zitting bij de Afdeling heeft [appellant] hierover geen afdoende duidelijkheid kunnen verschaffen. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat naar objectieve maatstaven gemeten het arrest van 19 september 2012 niet op betrouwbare gegevens is gebaseerd. Nu de overgelegde geboorteakte, de Copie Intégrale en het Marokkaanse paspoort van na het arrest van 12 september 2012 dateren en inhoudelijk op dit arrest zijn gebaseerd, komt aan deze documenten evenmin betekenis toe. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat het college zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat niet onomstotelijk is komen vast te staan dat de in de gba geregistreerde geboortedatum van 5 augustus 1953 niet juist is. Het betoog van [appellant] dat de geboortedatum van 5 augustus 1953 niet juist kan zijn, omdat dat zou betekenen dat hij op 12-jarige leeftijd in het kader van de arbeidsmigratie in Nederland als monteur is gaan werken, faalt daar het bewijs dat eenmaal in de basisadministratie opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, alleen maar kan worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten en bovendien met dit betoog evenmin is komen vast te staan dat de geboortedatum van 1 maart 1945 wel juist is. De eerst in hoger beroep door [appellant] aangevoerde grond dat aanleiding bestaat af te wijken van artikel 37, tweede lid, van de Wet gba, omdat dit een bijzonder geval is, leidt niet tot een ander oordeel reeds omdat artikel 37, tweede lid, van de Wet gba het college geen ruimte voor een belangenafweging laat. Het betoog faalt.

5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Vreken-Westra, griffier.

w.g. Steendijk w.g. Vreken-Westra
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2014

434-818.