Uitspraak 201106401/1/A3


Volledige tekst

201106401/1/A3.
Datum uitspraak: 18 juli 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Haarlem,

tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 4 mei 2011 in zaak nr. 10/4734 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Haarlem.

1. Procesverloop

Bij besluit van 9 april 2010 heeft het college een verzoek van [appellant] om wijziging van zijn geboortedatum in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de gba) afgewezen.

Bij besluit van 27 juli 2010 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 4 mei 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juni 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij een in Engelse vertaling ingediende brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 juli 2011.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 mei 2012, waar [appellant], bijgestaan door zijn [dochter] en het college, vertegenwoordigd door F. Oonk en E.S. de Jong, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de Wet gba), worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:

a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;

b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;

c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;

e. een verklaring die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.

Ingevolge artikel 37, tweede lid, voor zover thans van belang, worden aan een geschrift, als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder c, d of e, geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.

Ingevolge artikel 82, eerste lid, voldoet het college binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisadministratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.

Met betrekking tot verzoeken om wijziging van de geboortedata van vreemdelingen in een Nederlandse overheidsregistratie geldt het beleid, neergelegd bij brief van de minister van Binnenlandse Zaken (thans: de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) van 19 augustus 1988, nr. IBI 88/24/1-PIB. Hierin is vermeld dat deze verzoeken worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

1. Over de gestelde (nieuwe) gegevens moet zijn beslist door een bevoegde (rechterlijke) instantie;

2. Er moet een behoorlijk onderzoek hebben plaatsgevonden;

3. Wijziging van de gegevens mag niet in strijd zijn met de Nederlandse openbare orde.

Het college past dit beleid toe.

2.2. [appellant] is sinds 1975 hier te lande geregistreerd met als geboortedatum 1 januari 1956. Hij heeft verzocht om wijziging van deze datum in 1 januari 1953. In verband met dit verzoek heeft hij een uitspraak van een Turkse rechtbank van 4 mei 2009 overgelegd, 'the 3rd Civil Court of First Instance'; hierna: de Turkse rechtbank, waarin is gelast dat in de Turkse geboorteregistratie de geboortedatum van [appellant] wordt gewijzigd van 1 januari 1956 in 1 januari 1953. Deze uitspraak is gebaseerd op een medisch rapport van het Academisch Numune ziekenhuis te Ankara van 16 januari 2009. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat uit dit rapport slechts kan worden afgeleid dat [appellant] op 16 januari 2009 ouder was dan 50 jaar en dit rapport geen uitsluitsel geeft over zijn exacte geboortejaar. Met het medisch rapport en de daarop gebaseerde uitspraak van de Turkse rechtbank is daarom volgens het college onvoldoende bewijs geleverd dat de in de gba, op basis van een in het verleden door [appellant] overgelegde geboorteakte, geregistreerde geboortedatum onjuist is. Ander bewijs waaruit blijkt dat hij op 1 januari 1953 is geboren, heeft [appellant] niet overgelegd, aldus het college.

2.3. De rechtbank heeft geoordeeld dat gezien de dwingende formulering van artikel 37, tweede lid, van de Wet gba het college op grond van de uitspraak van de Turkse rechtbank de geboortedatum van [appellant] niet kon wijzigen. Zij heeft voorts overwogen dat een door [appellant] bij het aanvullend beroepschrift overgelegde brief in de Turkse taal van 16 september 2010, die volgens hem een brief van zijn basisschool betreft en waarin als zijn geboortedatum 1 januari 1953 is vermeld, niet als een geschrift in de zin van artikel 36, tweede lid, van de Wet gba kan worden aangemerkt, zodat daaraan geen gegevens over de burgerlijke staat kunnen worden ontleend.

2.4. [appellant] betoogt in hoger beroep dat de rechtbank voormelde brief van de basisschool - waarvan in hoger beroep een Engelse vertaling is overgelegd - ten onrechte niet heeft aangemerkt als voldoende bewijs voor zijn stelling dat zijn geboortedatum 1 januari 1953 is. Dat in de brief, naast deze geboortedatum, als inschrijvingsdatum bij de basisschool 17 september 1962 wordt vermeld, laat de bewijskracht van de brief ten aanzien van de juistheid van de geboortedatum onverlet. Uit deze data kan slechts worden afgeleid dat hij op negenjarige leeftijd met het basisonderwijs is begonnen. Dat was echter niet ongewoon, aldus [appellant]. In dit verband heeft hij een brief van het Turkse Ministerie van Onderwijs van 27 juni 2011 en een daarbij gevoegde kopie van een pagina uit een Turkse publicatie van decreten, gedateerd 6 januari 1958, overgelegd. Hieruit volgt dat volgens het destijds geldende Turkse recht kinderen in de leeftijd van 7 tot en met 9 jaar de eerste klas van het basisonderwijs volgden. [appellant] heeft in hoger beroep voorts enige schriftelijke getuigenverklaringen overgelegd ter ondersteuning van zijn stelling dat hij in 1953 is geboren. Verder tonen volgens hem enige met het aanvullend hogerberoepschrift ingebrachte documenten aan dat ook de in de gba geregistreerde geboortedatum van zijn vader T. [appellant] onjuist (1936 in plaats van 1933) is en dat zijn vader in de periode van 23 oktober 1953 tot en met 23 april 1956 op zeer grote afstand van zijn moeder in Turkse militaire dienst was en hij daarom in die periode niet kan zijn verwekt. Hieruit volgt dat de in de gba vermelde geboortedatum van 1 januari 1956 onjuist is, aldus [appellant].

2.4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 9 februari 2011 in zaak nr. 201007424/1/H3), dient voorop te worden gesteld dat de gegevens in de gba betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor de gegevens omtrent de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, is een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het moment van inschrijving in redelijkheid geen "hoger" document kan worden overgelegd. Dit doet evenwel niet af aan de plicht van de burger om eventueel ook na de inschrijving alsnog zo sterk mogelijke documenten te leveren (Kamerstukken II 1988/89, 21 123, nr. 3, blz. 13 en 44). Het bewijs dat eenmaal in de basisadministratie opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan alleen maar worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. Voor het wijzigen van eenmaal in de basisadministratie geregistreerde gegevens zal gelet op het systeem van de Wet gba onomstotelijk moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn.

Zoals de Afdeling voorts eerder heeft overwogen (onder meer uitspraken van 27 april 2005 in zaak nr. 200409386/1 en 20 juli 2005 in zaak nr. 200501437/1), blijkt uit de memorie van toelichting bij de Wet gba dat artikel 37, tweede lid, van deze wet er onder meer toe strekt te voorkomen dat gegevens betreffende de burgerlijke staat in de gba worden opgenomen, indien bij het tot stand komen van het brondocument naar regels van Nederlands internationaal privaatrecht elementaire processuele regels niet in acht zijn genomen. Daarbij is als een van de eisen waaraan een buitenlandse rechterlijke uitspraak in dit verband moet voldoen, vermeld dat deze er blijk van moet geven op - naar objectieve maatstaven gemeten - betrouwbare gegevens te zijn gebaseerd (Kamerstukken II 1988/89, 21 123, nr. 3, blz. 45).

In hoger beroep is niet bestreden het oordeel van de rechtbank dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat bij de Turkse rechtbank onvoldoende behoorlijk onderzoek naar de juistheid van de door [appellant] gestelde geboortedatum heeft plaatsgevonden, nu het aan de uitspraak van de Turkse rechtbank van 4 mei 2009 ten grondslag gelegde medische rapport van 16 januari 2009 geen uitsluitsel geeft over het exacte geboortejaar van [appellant] en uit die uitspraak niet blijkt dat de beslissing ook op andere stukken is gebaseerd, dan wel dat er door de Turkse rechtbank nader onderzoek is verricht. Hiermee heeft de rechtbank onbestreden vastgesteld dat de beslissing van de Turkse rechtbank er geen blijk van geeft op, naar objectieve maatstaven gemeten, betrouwbare gegevens te zijn gebaseerd.

Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de in beroep en hoger beroep door [appellant] alsnog ingebrachte stukken geen brondocument van een hogere rangorde in de zin van artikel 36, tweede lid, van de Wet gba zijn en dat bewijs van de juistheid van de in de uitspraak van de Turkse rechtbank aanvaarde wijziging van [appellant]s geboortejaar hiermee niet wordt geleverd. De omstandigheid dat [appellant]s ouders in 1962 bij zijn inschrijving op de Turkse basisschool 1 januari 1953 als zijn geboortedatum hebben opgegeven, kan niet leiden tot het oordeel dat de brief van deze school van 16 september 2010 een aanwijzing geeft van de juistheid van die geboortedatum, reeds omdat door zijn ouders hierna, in 1968, voor de Turkse geboorteregistratie 1 januari 1956 als zijn geboortedatum is opgegeven. Ook aan de in hoger beroep door [appellant] overgelegde schriftelijke getuigenverklaringen kan niet de betekenis worden gehecht die hij daaraan toegekend wil zien, reeds omdat de identiteit van deze getuigen niet naar behoren kan worden vastgesteld en dus niet kan worden beoordeeld of deze verklaringen afkomstig zijn van een objectieve bron. Ten slotte bieden ook de documenten betreffende de vader van [appellant] geen zekerheid over [appellant]s precieze geboortedatum.

Het betoog faalt.

2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. D. Roemers, voorzitter, en mr. K.J.M. Mortelmans en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, ambtenaar van staat.

w.g. Roemers w.g. Langeveld-Mak
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2012

317-598.