Uitspraak 200501437/1


Volledige tekst

200501437/1.
Datum uitspraak: 20 juli 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

het college van burgemeester en wethouders van Utrecht,
appellant,

tegen de uitspraak in zaak no. SBR 04/126 van de rechtbank Utrecht van 30 december 2004 in het geding tussen:

[wederpartij], wonend te [woonplaats]

en

appellant.

1. Procesverloop

Bij besluit van 16 mei 2003 heeft appellant (hierna: het college) geweigerd om de geboortedatum van [zoon] in de gemeentelijke basisadministratie te wijzigen van 25 februari 1991 in 25 februari 1986.

Bij besluit van 8 december 2003 heeft het college het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 30 december 2004, verzonden op 4 januari 2005, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat het college een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 februari 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 14 maart 2005 heeft [wederpartij] van antwoord gediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juni 2005, waar het college, vertegenwoordigd door mr. I.A. Weijenberg, werkzaam bij de gemeente, en [wederpartij] in persoon, bijgestaan door mr. D. Gürses, advocaat te Utrecht, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de Wet GBA) worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift, als bedoeld in d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:

a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;

b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;

c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;

e. een verklaring die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.

Ingevolge artikel 37, tweede lid, van de Wet GBA, voorzover thans van belang, worden aan een geschrift als bedoeld in artikel 36, tweede lid, aanhef en onder c, d of e, geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.

Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Wet GBA voldoet het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisadministratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.

2.2. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is het navolgende gebleken. De zoon van [wederpartij], [zoon], staat sinds 21 augustus 2000 ingeschreven in de basisadministratie van Utrecht. Zijn persoonsgegevens zijn opgenomen aan de hand van een uittreksel uit het Turkse geboorteregister en zijn Turkse paspoort, waarin als geboortedatum 25 februari 1991 staat vermeld.

[Wederpartij] heeft het college op 21 januari 2003 verzocht de geboortedatum van [zoon] te wijzigen van 25 februari 1991 in 25 februari 1986. Daartoe heeft hij een vonnis van de arrondissementsrechtbank Republiek Turkije, Ýnegöl, van 24 oktober 2002 (hierna: het vonnis) overgelegd. Naar aanleiding van het voornemen van het college tot weigering van de gevraagde wijziging heeft [wederpartij] nog een aantal documenten overgelegd, waaronder een Turks rapport van de gezondheidscommissie, een uittreksel uit het Turkse bevolkingsregister, een uitdraai van een patiëntenkaart van 5 april 2002 van een huisarts te Utrecht en een tweetal grafieken met groeicurves.

2.3. Het college heeft aan de weigering de geboortedatum te wijzigen in eerste instantie ten grondslag gelegd dat het vonnis erg summier is en dat niet kan worden afgeleid welke naar objectieve maatstaven gemeten betrouwbare en controleerbare gegevens de rechtbank van Ýnegöl tot de overtuiging hebben gebracht dat [zoon] is geboren op 25 februari 1986 in plaats van op 25 februari 1991. Het medisch rapport waarnaar in het vonnis wordt verwezen bevat naar het oordeel van het college geen enkel gegeven van een medisch onderzoek en niet duidelijk is waarop de daarbij behorende grafieken betrekking hebben en of een botonderzoek heeft plaatsgevonden. De Nederlandse rechtsorde verzet zich volgens het college daarom tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in het vonnis vermelde geboortedatum. De uitdraai van de patiëntenkaart van de [huisarts] bevat naar het oordeel van het college ook zeer summiere gegevens, er staat een vraagteken bij de naam [wederpartij] en het is volstrekt niet duidelijk wat voor onderzoek er heeft plaatsgevonden en door wie. De overgelegde uitdraai uit het Turkse bevolkingsregister is gebaseerd op het vonnis en kan derhalve niet als objectieve bron gelden op grond waarvan de geboortedatum kan worden gewijzigd, aldus het college.

2.4. De rechtbank heeft allereerst vastgesteld dat het vonnis en het uittreksel uit het Turkse bevolkingsregister in beginsel kunnen worden aangemerkt als brondocumenten, als bedoeld in artikel 36, tweede lid, van de Wet GBA, ten aanzien van de vaststelling van het geboortejaar. Nu uit het vonnis kan worden afgeleid dat de Turkse rechter zich niet alleen heeft gebaseerd op getuigenverklaringen, doch ook op het rapport dat de gezondheidscommissie van Ýnegöl heeft opgesteld, is het vonnis naar het oordeel van de rechtbank op - naar objectieve maatstaven gemeten - betrouwbare gegevens gebaseerd. Het college kan naar het oordeel van de rechtbank niet staande houden dat de Nederlandse openbare orde vereist dat een evident onjuiste geboortedatum van [zoon] in de gemeentelijke basisadministratie blijft opgenomen, nu door [wederpartij] een brondocument, als bedoeld in artikel 36, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wet GBA, te weten het vonnis, is overgelegd waarin, bij gebrek aan een objectieve bron inzake de exacte kalenderleeftijd, op basis van de beschikbare bronnen, een op medische gronden meer waarschijnlijke geboortedatum is vastgesteld. Derhalve heeft het college ten onrechte op grond van artikel 36, tweede lid, aanhef en onder c, gelezen in samenhang met artikel 37, tweede lid, van de Wet GBA, geweigerd overeenkomstig het vonnis de geboortedatum van [zoon] in de gemeentelijke basisadministratie te wijzigen, aldus de rechtbank.

2.5. Het college betoogt in hoger beroep, samengevat weergegeven, dat aan het bewijs met betrekking tot de wijziging van de geboortedatum hoge eisen van nauwkeurigheid moeten worden gesteld en dat medisch onderzoek naar de huidige stand van de medische wetenschap daarvoor niet geschikt is. De rechtbank heeft volgens het college miskend dat uit het vonnis niet kan worden afgeleid welke - naar objectieve maatstaven gemeten - betrouwbare gegevens de Turkse rechter tot de overtuiging hebben gebracht dat de geboortedatum van [zoon] moest worden gewijzigd.

2.5.1. Blijkens de geschiedenis van totstandkoming van artikel 37, tweede lid, van de Wet GBA (Tweede Kamer, 1988-1989, 21 123, nr. 3, blz. 45), strekt dit artikel er onder meer toe te voorkomen dat gegevens betreffende burgerlijke staat in de gemeentelijke basisadministratie worden opgenomen indien bij het tot stand komen van het brondocument naar regels van Nederlands internationaal privaatrecht elementaire processuele regels niet in acht zijn genomen. Daarbij is als een van de eisen waaraan een buitenlandse rechterlijke uitspraak in dit verband moet voldoen, vermeld dat deze er blijk van moet gegeven op - naar objectieve maatstaven gemeten - betrouwbare gegevens te zijn gebaseerd.

2.5.2. Uit het vonnis kan allereerst worden opgemaakt dat de rechtbank Ýnegöl zich onder meer heeft gebaseerd op de getuigenverklaringen van twee broers van [wederpartij]. Nog daargelaten de vraag of verklaringen van familieleden in dit geval als objectief kunnen worden aangemerkt, volgt uit deze verklaringen niet dat [zoon] is geboren op 25 februari 1986.

De rechtbank Ýnegöl heeft zich voorts gebaseerd op een medisch rapport van de Gezondheidscommissie uit 2002, waarin na onderzoek van het fysieke uiterlijk van [zoon] en van grafieken wordt geconcludeerd dat hij ongeveer 16 of 17 jaar oud is. De genoemde grafieken zijn niet bij het rapport gevoegd. In het rapport staat bij "röntgenconclusies" en "laboratoriumconclusies" niets vermeld. Dat, zoals de rechtbank heeft overwogen, in een noot is opgenomen dat dergelijke onderzoeksgegevens standaard niet met de uitslag worden meegezonden, is onaannemelijk. De vermelde noot heeft betrekking op conclusies die in geval van ziekte kortweg worden beschreven als "betrouwbaar". In het onderhavige geval is geen sprake van ziekte en evenmin is de beschrijving "betrouwbaar" opgenomen.

Gelet op het bovenstaande, heeft het college zich op het standpunt mogen stellen dat het vonnis niet is gebaseerd op, naar objectieve maatstaven gemeten, betrouwbare gegevens en dat de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen wijziging van de in de gemeentelijke basisadministratie geregistreerde geboortedatum van [zoon] op basis van die uitspraak. Gelet hierop restte het college, gezien de dwingende formulering van artikel 37, tweede lid, van de Wet GBA, geen ruimte om op basis van het vonnis tot de door [zoon] voorgestane wijziging over te gaan. De overige overgelegde documenten maken dit oordeel niet anders, nu daaruit evenmin volgt dat [zoon] is geboren op 25 februari 1986. De rechtbank heeft dit miskend.

2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het inleidende beroep alsnog ongegrond verklaren.

2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 30 december 2004, SBR 04/126;

II. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. M.A.A. Mondt-Schouten, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.

w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Zwemstra
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2005

91-419.