Uitspraak 201307145/1/R1


Volledige tekst

201307145/1/R1.
Datum uitspraak: 11 juni 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), beiden wonend te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer,
2. [appellant sub 2], wonend te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer,
3. [appellant sub 3] en anderen, allen wonend te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer,
4. [appellant sub 4], wonend te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer,
5. de stichting Stichting Dorpsraad Nieuw-Vennep, gevestigd te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer,
appellanten,

en

de raad van de gemeente Haarlemmermeer,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 mei 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Nieuw-Vennep" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4] en de stichting beroep ingesteld.

[appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 maart 2014, waar [appellant sub 1A], bijgestaan door drs. S.A.N. Geerling, [appellant sub 2], bijgestaan door mr. L. de Groot, [appellant sub 3] en anderen, vertegenwoordigd door mr. D.W. Giltay Veth, advocaat te Nieuw-Vennep, de stichting, vertegenwoordigd door dr. J. van Nieuwkoop en ing. W.J.A. Bogers, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.F.A. Dankbaar, advocaat te Haarlem, mr. H. Grootveld-Teune, ir. T.W.C. Weterings en ing. C.M.M. Blankestijn, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende] gehoord.

Overwegingen

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

2. Het plan voorziet overwegend in een actueel juridisch-planologisch kader voor Nieuw-Vennep exclusief het centrum.

Het beroep van [appellant sub 1]

3. [appellant sub 1] heeft in een nader stuk voor het eerst de plandelen met de bestemming "Wonen", voor zover het betreft de bouwvlakken voor de woningen [locaties 1] aangevochten.

3.1. De Afdeling overweegt dat [appellant sub 1] hiermee heeft beoogd de omvang van het geschil uit te breiden. Binnen de beroepstermijn of, als een nadere termijn voor het aanvullen van de gronden is gegeven, uiterlijk binnen die termijn, dient evenwel vast te staan waartegen het beroep is gericht. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting, dat ook ten grondslag ligt aan artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, kan niet worden aanvaard dat de omvang van het geschil na afloop van die termijn wordt uitgebreid. Hetgeen met betrekking tot deze plandelen naar voren is gebracht, moet daarom in deze procedure buiten beschouwing worden gelaten.

4. [appellant sub 1] richt zich in beroep tegen het plandeel met de bestemming "Tuin" betreffende de gronden tussen de woningen [locaties 2] te Nieuw-Vennep. Daartoe voert [appellant sub 1] aan dat het als gevolg van het toekennen van deze bestemming aan deze gronden niet meer mogelijk is om de Parlevinker, thans een doodlopende weg, aan te sluiten op de Sapporodreef, terwijl dat in het verleden wel de bedoeling is geweest. In dat verband stelt [appellant sub 1] dat de Parlevinker moeilijk bereikbaar is voor hulpdiensten. Verder voert [appellant sub 1], onder verwijzing naar een brief van 16 april 2013 van het Meldpunt Veilig Verkeer, aan dat weggebruikers in de Parlevinker niet kunnen keren en daar onveilige verkeerssituaties kunnen ontstaan. Voorts stelt [appellant sub 1] dat zich parkeerproblemen in de Parlevinker zullen voordoen.

[appellant sub 1] richt zich in beroep tevens tegen het plandeel met de bestemming "Wonen" betreffende een deel van de gronden tussen de woningen [locaties 3]. Hij voert daartoe aan dat hier parkeerplaatsen zullen verdwijnen en ook hierdoor parkeerproblemen in de Parlevinker zullen ontstaan.

4.1. De raad heeft toegelicht dat de Parlevinker van oudsher een doodlopende weg is. In 2005 bestond het voornemen om de gronden tussen de woningen [locaties 2] aan te laten sluiten op het aangrenzende fietspad, aldus de raad, maar omdat veel bewoners van de Parlevinker daartegen bezwaren hadden is vervolgens van het voornemen afgezien. Nadien zijn de gronden tussen de woningen [locaties 2] aan de eigenaren van die woningen verkocht, aldus de raad. Nu deze gronden nooit hebben gediend als doorgaande weg of ontsluiting, anders dan voor bestemmingsverkeer van de desbetreffende woningen, heeft de raad de keuze gemaakt de gronden in overeenstemming met de bestaande functie en de huidige eigendomsverhoudingen te bestemmen en niet te voorzien in een aansluiting van de Parlevinker op de Sapporodreef. De raad stelt voorts dat de bestemmingsregeling voor de bestreden plandelen niet zal leiden tot onveilige verkeerssituaties. De bereikbaarheid van de Parlevinker voor de hulpdiensten is niet anders dan die van vele andere woonstraten, aldus de raad. Verder stelt de raad dat zich in de Parlevinker geen parkeerproblemen voordoen.

4.2. Aan de gronden tussen de woningen [locaties 2] is de bestemming "Tuin" toegekend. Aan een deel van de gronden tussen de woningen [locaties 3] is de bestemming "Wonen" toegekend.

Ingevolge artikel 25, lid 25.1, van de planregels zijn de gronden aangewezen voor "Tuin" bestemd voor:

a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

met daarbij behorend(e):

b. opritten, terreinverhardingen en paden;

c. bouwwerken, met uitzondering van carports.

Ingevolge artikel 29, lid 29.1, van de planregels zijn de gronden aangewezen voor "Wonen" onder meer bestemd voor wonen met daarbij behorende tuinen, terreinverhardingen en erven.

4.3. Weliswaar kan als gevolg van de toekenning van de bestemming "Tuin" aan gronden tussen de woningen [locaties 2] de Parlevinker niet op de Sapporodreef worden aangesloten, maar dit laat onverlet dat, evenals in de bestaande situatie, de Parlevinker aan één zijde kan worden ingereden en de woningen aan de Parlevinker derhalve ook voor hulpdiensten bereikbaar blijven. Verder bestaat geen aanleiding de raad niet te volgen in zijn standpunt dat het in de Parlevinker niet makkelijk, maar wel mogelijk is voor weggebruikers om hun auto's te keren. Daarbij is van belang dat alle woningen in de Parlevinker zijn voorzien van een oprit en daarmee van een keergelegenheid op eigen terrein. Gelet op het vorenstaande, daarbij mede in aanmerking genomen dat, nu de Parlevinker een doodlopende weg is, het aantal verkeersbewegingen in die straat relatief beperkt is, acht de Afdeling niet aannemelijk dat als gevolg van de toekenning van de bestemming "Tuin" aan de gronden tussen de woningen [locaties 2] onveilige verkeerssituaties in de Parlevinker zullen ontstaan en heeft de raad aan de brief van het Meldpunt Veilig Verkeer niet de betekenis hoeven toekennen die [appellant sub 1] daaraan toegekend wenst te zien.

4.4. Thans is op de gronden tussen de woningen [locaties 3] een parkeerterrein aanwezig. De raad heeft onweersproken gesteld dat daar, als gevolg van het toekennen van de bestemming "Wonen" aan een deel van de gronden tussen de woningen [locaties 3], maximaal vier openbare parkeerplaatsen kunnen verdwijnen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant sub 1] niet aannemelijk gemaakt dat het verlies van dit relatief beperkte aantal parkeerplaatsen tot ernstige parkeerproblemen in de Parlevinker zal leiden. Daartoe is van belang dat de raad onweersproken heeft gesteld dat indien deze vier parkeerplaatsen verdwijnen in de Parlevinker nog 22 openbare parkeerplaatsen beschikbaar zijn. In dat kader wordt in aanmerking genomen dat [appellant sub 1] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zich in de bestaande situatie in de Parlevinker ernstige parkeerproblemen voordoen. Daarbij is van belang dat, zoals de raad heeft toegelicht, de bewoners van de Parlevinker op eigen terrein over minimaal één parkeerplaats en sommigen zelfs over twee parkeerplaatsen beschikken, terwijl verschillende bewoners een eigen garage hebben. Onder deze omstandigheden heeft [appellant sub 1] evenmin aannemelijk gemaakt dat zich als gevolg van de toekenning van de bestemming "Tuin" aan de gronden tussen de woningen [locaties 2] in de toekomst ernstige parkeerproblemen in de Parlevinker zullen voordoen.

4.5. Nu niet in geschil is dat de gronden tussen de woningen [locaties 2] nooit hebben gediend als doorgaande weg of ontsluiting, alsmede gezien hetgeen in overweging 4.3. en 4.4. is overwogen, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de keuze van de raad om een aansluiting van de Parlevinker op de Sapporodreef niet mogelijk te maken onredelijk is.

5. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 1] ongegrond.

De beroepen van [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4] en de stichting.

6. [appellant sub 2] heeft in een nader stuk voor het eerst het plandeel met de bestemming "Gemengd - 2A", betreffende gronden aan de Venneperweg bestreden.

6.1. De Afdeling overweegt dat [appellant sub 2] hiermee heeft beoogd de omvang van het geschil uit te breiden. Zoals hiervoor onder 3.1. is overwogen, kan niet worden aanvaard dat de omvang van het geschil na afloop van de termijn voor het aanvullen van de gronden wordt uitgebreid. Hetgeen met betrekking tot dit plandeel naar voren is gebracht, moet daarom in deze procedure buiten beschouwing worden gelaten.

7. [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4] en de stichting richten zich in beroep tegen het plandeel met de bestemming "Gemengd - 2", voor zover daarmee de vestiging van horeca aan de Venneperweg tussen de kruisingen met de Rustoordstraat en de Akkerstraat mogelijk wordt gemaakt. Het gaat daarbij om de adressen [locaties 4] en [locaties 5]. Zij vrezen in het bijzonder dat met het opnemen van een horecabestemming voor deze panden de vestiging mogelijk wordt gemaakt van een coffeeshop, voor zover daar verdovende en/of hallucinerende stoffen worden verkocht. Daartoe wijzen zij erop dat volgens gemeentelijk beleid als één van de voorwaarden voor de vestiging van een coffeeshop geldt dat op het pand een horecabestemming rust.

Voorts betogen zij dat de in geding zijnde gronden in het voorheen geldende plan primair een woonbestemming hadden en dat met het toestaan van horeca - anders dan de in de plantoelichting opgenomen uitgangspunten - de karakteristieke woonkwaliteit van hun buurt niet langer voorop staat en hun woon- en leefklimaat ernstig wordt aangetast. [appellant sub 2] vreest daarbij voor parkeeroverlast ten gevolge van de verruimde mogelijkheden van het plan.

Voorts betogen [appellant sub 3] en anderen dat hun woningen in waarde zullen verminderen en dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met planschade. [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4] en de stichting voeren ook aan dat het toestaan van horeca op deze gronden in strijd is met het gemeentelijke beleid dat is vastgelegd in de nota "Integrale beleidsnota horeca 2009" van 2 juli 2009 (hierna: de Nota).

7.1. Aan de gronden voor de adressen [locaties 4] en [locaties 5] is de bestemming "Gemengd - 2" toegekend. Aan de gronden voor de adressen [locaties 6] is tevens de aanduiding "horeca tot en met horecacategorie 2" toegekend.

Ingevolge artikel 14, lid 14.1, van de planregels zijn de voor "Gemengd - 2" aangewezen gronden bestemd voor:

a. wonen;

b. dienstverlening;

c. horeca tot en met categorie 1 van de bij de planregels behorende Staat van horeca-activiteiten;

(…)

e. horeca tot en met categorie 2 van de bij de planregels behorende Staat van horeca-activiteiten ter plaatse van de aanduiding "horeca".

In de Staat van horeca-activiteiten staat dat horeca van categorie 1 zelfstandige horeca-inrichtingen zijn, hoofdzakelijk gericht op spijsverstrekking en het verstrekken van alcoholvrije dranken aan bezoekers en werknemers van winkelgebieden, kantoor- en bedrijventerreinen en toeristisch-recreatieve gebieden en dergelijke. Voorbeelden zijn een ijssalon, lunchroom, snackbar, koffie- of theehuis en andere naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijk te stellen horecabedrijven.

In de Staat van horeca-activiteiten staat dat horeca van categorie 2 zelfstandige horeca-inrichtingen zijn, hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van alcoholhoudende dranken, maaltijden en het bieden van gelegenheid om te luisteren naar (mechanische) muziek. Voorbeelden zijn een bar, restaurant en andere naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijk te stellen horecabedrijven.

7.2. De Afdeling overweegt dat met de aanduiding "horeca tot en met horecacategorie 2" die aan de adressen [locaties 6] is toegekend de aanduiding "horeca", zoals genoemd in artikel 14, lid 14.1, aanhef en onder e, van de planregels, is bedoeld. Ter plaatse van de gronden met de aanduiding "horeca tot en met horecacategorie 2" is een Italiaans restaurant gevestigd. De Afdeling vat de beroepen van [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4] en de stichting, die zijn gericht tegen de verruimde horecabestemmingen, zo op dat deze geen betrekking hebben op het standpunt van de raad dat hier, gezien het langdurig bestaande gebruik, kon worden voorzien in een bestemming ten behoeve van dat restaurant.

7.3. Wat betreft de vrees voor een coffeeshop heeft de raad gesteld dat met het bestemmingsplan niet is beoogd om een kader te bieden voor het toestaan van een coffeeshop. De omstandigheid dat een horecabestemming aan de gronden is toegekend brengt niet met zich dat ter plaatse een coffeeshop mag worden geëxploiteerd, nu daarvoor ook een exploitatievergunning en een gedoogverklaring nodig zijn, aldus de raad.

Ter zitting heeft de raad aangegeven dat de horecabestemming niet aan de in geding zijnde gronden is toegekend met de bedoeling dat daar een coffeeshop kan worden gevestigd.

7.4. De verkoop van softdrugs kan, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 21 april 2004 in zaak nr. 200304861/1, in planologisch opzicht niet worden gereguleerd, omdat deze activiteit ingevolge de Opiumwet verboden is.

7.5. De Afdeling overweegt dat het bestreden plandeel niet voorziet in een regulering van de verkoop van softdrugs.

Voorts is niet gebleken dat de raad voornemens is niet handhavend op te treden indien binnen het bestreden plandeel een coffeeshop, als vorenbedoeld, zou worden geëxploiteerd. In dit opzicht verschilt deze zaak van de zaak die heeft geleid tot de tussenuitspraak van de Afdeling van 10 oktober 2012, nr. 201112936/1/T1/R1. Gelet hierop bestaat geen aanleiding de met een coffeeshop, als hier bedoeld, gepaard gaande ruimtelijke gevolgen in deze bestemmingsplanprocedure te betrekken.

Voor zover appellanten hebben beoogd te betogen dat als gevolg van de horecabestemming niet op voorhand is uitgesloten dat een initiatiefnemer die een coffeeshop wenst te exploiteren daartoe een exploitatievergunning en gedoogverklaring zou kunnen verkrijgen, kan dit, wat daar verder ook van zij, in deze bestemmingsplanprocedure niet aan de orde komen.

7.6. Wat betreft de verwijzing naar het voorheen geldende plan, overweegt de Afdeling dat de in geding zijnde gronden daarin de bestemming "Eengezinshuizen A" hadden, waarbij uitsluitend ter plaatse van een paar panden een aparte aanduiding voor een kleinbedrijf of een winkel was opgenomen. In het thans aan de orde zijnde plan heeft de raad gekozen voor een gemengde bestemming, waarbij overal horeca mogelijk is gemaakt, ook in die panden waarin geen bestaande horeca-inrichting is gevestigd.

7.7. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad daarbij evenwel niet inzichtelijk gemaakt dat met de bezwaren van de omwonenden voldoende rekening is gehouden en dat het verruimen van de voorheen geldende bestemming in zoverre strekt tot een goede ruimtelijke ordening. Niet is onderzocht wat de ruimtelijke gevolgen kunnen zijn van de maximale mogelijkheden van het plan voor de directe omgeving, waaronder de gevolgen voor de parkeersituatie ter plaatse. Evenmin is onderbouwd in hoeverre deze gevolgen voor het woon- en leefklimaat aanvaardbaar zijn.

Dat de gronden als een aanlooproute naar het centrum kunnen worden aangemerkt, is daartoe op zich een onvoldoende motivering. Hieruit volgt dat de raad in zoverre in strijd heeft gehandeld met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid en dat het bestreden besluit niet op een voldoende deugdelijke motivering berust. Het besluit van 23 mei 2013, voor zover dat ziet op de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Gemengd - 2" dat ziet op de adressen [locaties 4] en [locaties 7], dient te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. De beroepen van [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4] en de stichting zijn dan ook gegrond. Gelet op het voorgaande behoeft hetgeen zij voor het overige hebben aangevoerd, waaronder de verwijzing naar de Nota, geen bespreking meer.

7.8. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Proceskosten

8. Ten aanzien van het beroep van [appellant sub 1] bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Met betrekking tot het beroep van de stichting is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken.

Ten aanzien van de beroepen van [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen, en [appellant sub 4] dient de raad op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de beroepen van [appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4] en de stichting Stichting Dorpsraad Nieuw-Vennep gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Haarlemmermeer van 23 mei 2013, waarbij het bestemmingsplan "Nieuw-Vennep" is vastgesteld, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Gemengd - 2", dat ziet op de adressen [locaties 4] en [locaties 7];

III. draagt de raad van de gemeente Haarlemmermeer op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II. wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

IV. verklaart het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] ongegrond;

V. veroordeelt de raad van de gemeente Haarlemmermeer tot vergoeding van in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten ten aanzien van:

a. [appellant sub 2] tot een bedrag van € 1.001,54 (zegge: duizendeen euro en vierenvijftig cent), waarvan € 974,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

b. [appellant sub 3] en anderen tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

c. [appellant sub 4] tot een bedrag van € 487,00 (zegge: vierhonderdzevenentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI. gelast dat de raad van de gemeente Haarlemmermeer aan de hierna vermelde appellanten het door hen voor de behandeling van hun beroepen betaalde griffierecht vergoedt:

- € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 2];

- € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 3] en anderen, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

- € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 4];

- € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) voor de stichting Stichting Dorpsraad Nieuw-Vennep.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. M.W.L. Simons-Vinckx, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, ambtenaar van staat.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Loo
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2014

418.