Uitspraak 201112936/1/T1/R1


Volledige tekst

201112936/1/T1/R1.
Datum uitspraak: 10 oktober 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State in het geding tussen:

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Exploitatiemaatschappij Pegasus B.V., gevestigd te Heerlen,
2. het college van burgemeester en schepenen van Blegny, België, en andere,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bruto Real Estate B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ACI Adam B.V., handelend onder de naam ACI Supplies, (hierna tezamen en in enkelvoud: ACI Supplies), beide gevestigd te Maastricht,
4. de stichting Grueles, gevestigd te Gronsveld, gemeente Eijsden-Margraten,
5. [appellant sub 5] en anderen, wonend te [woonplaats],
6. het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere,
7. [appellante sub 7], gevestigd te Maastricht, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Recreatiepark Dagstrand Oost Maarland B.V., handelend onder de naam Fun Valley, gevestigd te Oost Maarland, gemeente Eijsden-Margraten, (hierna tezamen en in enkelvoud: Fun Valley),
8. [appellante sub 8], gevestigd te Gronsveld, gemeente Eijsden-Margraten, en andere,

en

de raad van de gemeente Maastricht,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Spreiding Maastrichtse Coffeeshops: Köbbesweg" vastgesteld en besloten geen exploitatieplan vast te stellen.

Tegen dit besluit hebben Pegasus, het college van burgemeester en schepenen van Blegny en andere, ACI Supplies, Grueles, [appellant sub 5] en anderen, het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Pegasus, het college van burgemeester en schepenen van Blegny en andere, het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 juli 2012, waar het college van burgemeester en schepenen van Blegny en andere, vertegenwoordigd door mr. E.M.G. Haagmans, advocaat te Heerlen, ACI Supplies, vertegenwoordigd door mr. J.H.P. Hardy, advocaat te Maastricht, het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere, allen vertegenwoordigd door mr. H.H.B. Lamers, advocaat te Maastricht, en de raad, vertegenwoordigd door mr. P.F. Nutters en J.H.A. Jans, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

Het plan

2. Het plangebied is gelegen op het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein Eijsden-Maastricht op de hoek van de Habitatsingel en de Köbbesweg nabij de autoweg A2. Het plan voorziet in de verplaatsing van drie coffeeshops uit de binnenstad van Maastricht naar het plandeel met de bestemming "Horeca". De raad wil een deel van de bestaande coffeeshops die nu zijn gelegen in de binnenstad van Maastricht, verplaatsen naar andere locaties. Deze nieuwe locaties, coffeecorners genoemd, zijn gelegen aan de rand van de stad, nabij de invalswegen en op afstand van woongebieden en met name bedoeld voor bezoekers van buiten Maastricht. Ten behoeve van de uitvoering van dit zogenoemde spreidingsbeleid coffeeshops heeft het college van burgemeester en wethouders van de raad de opdracht gekregen een drietal locaties voor de realisering ervan uit te werken. De raad heeft ervoor gekozen om voor elke coffeecorner een apart bestemmingsplan in procedure te brengen. Het onderhavige bestemmingsplan heeft betrekking op de planologisch-juridische regeling voor de coffeecorner aan de Köbbesweg.

Ontvankelijkheid

3. De raad betoogt dat het beroep van het college van burgemeester en schepenen van Blegny en andere, zijnde de gemeenten Blegny, Lanaken, Riemst, Visé en Voeren, en de raden en colleges van burgemeester en schepenen van deze gemeenten, niet-ontvankelijk is, omdat zij geen belanghebbenden zijn bij het besluit tot vaststelling van het plan. De raad betoogt hiertoe dat het college van burgemeester en schepenen van Blegny en andere niet kunnen worden aangemerkt als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Voorts betoogt de raad dat de grondgebieden van de gemeenten op zodanig grote afstand van het plangebied zijn gelegen dat zij geen gevolgen zullen ondervinden van de voorziene ontwikkelingen.

3.1. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), kan een belanghebbende bij de Afdeling beroep instellen tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge het tweede lid worden ten aanzien van bestuursorganen de hun toevertrouwde belangen als hun belangen beschouwd.

Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

3.2. De grenzen van de grondgebieden van de Belgische gemeenten Blegny, Lanaken, Riemst, Visé en Voeren zijn gelegen op afstanden van ongeveer 1200 m tot 12 km van het plangebied. Eerst op enige afstand van deze grenzen staat de bebouwing die bij de gemeenten in eigendom is. De gemeenten hebben ook geen gronden dichterbij het plangebied in eigendom. Mede gelet op de aard en omvang van de voorziene ruimtelijke ontwikkeling zijn deze afstanden naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb te kunnen aannemen. Ter zitting hebben het college van burgemeester en schepenen van Blegny en andere toegelicht dat zij vrezen dat het plan zal leiden tot een toename van drugsgebruik, drugsoverlast en onveiligheid op het grondgebied van de gemeenten. Dat op de grondgebieden van de gemeenten thans gevolgen worden ondervonden van de aanwezigheid van coffeeshops in Maastricht betekent niet dat het college van burgemeester en schepenen van Blegny en andere daarom als belanghebbenden bij het bestreden besluit moeten worden aangemerkt. De Afdeling acht het, mede gelet op de afstanden tussen de grondgebieden van de gemeenten en het plangebied en mede gelet op hetgeen is aangevoerd, niet aannemelijk dat de voorziene verplaatsing van drie coffeeshops binnen het grondgebied van Maastricht zal leiden tot een relevante toename van drugsgebruik, drugsoverlast en onveiligheid op het grondgebied van de Belgische gemeenten. Evenmin bestaat daarom grond om aan te nemen dat de belangen die door de bestuursorganen van deze gemeenten worden behartigd rechtstreeks bij het bestreden besluit zijn betrokken. Daargelaten de vraag of deze bestuursorganen kunnen worden aangemerkt als bestuursorgaan in de zin van de Awb is de conclusie dat het college van burgemeester en schepenen van Blegny en andere geen belanghebbende zijn bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb en dat zij daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wro, geen beroep kunnen instellen. De Afdeling zal het beroep van het college van burgemeester en schepenen van Blegny en andere in de einduitspraak niet-ontvankelijk verklaren.

4. De raad betoogt voorts dat het beroep van Grueles niet-ontvankelijk is, omdat zij geen belanghebbende is bij het besluit tot vaststelling van het plan. De raad betoogt hiertoe dat de doelstelling van Grueles onvoldoende onderscheidend is en haar feitelijke werkzaamheden onvoldoende afgebakend zijn om op grond daarvan aan te kunnen nemen dat haar belangen rechtstreeks bij het bestreden besluit zijn betrokken.

4.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, van haar statuten heeft Grueles ten doel het bevorderen van het historisch onderzoek betreffende de gemeente Gronsveld, het wekken van belangstelling voor en het verlenen van medewerking aan het behoud van de natuur, het dorpseigene en het dialect en het realiseren van een streekmuseum en het verwerven van werkruimten.

4.2. De Afdeling is gezien de hiervoor weergegeven doelstelling van Grueles van oordeel dat zij door het bestreden besluit niet rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt. De voorziene verplaatsing van drie coffeeshops binnen het grondgebied van Maastricht zal naar het oordeel van de Afdeling geen gevolgen hebben voor het dorpseigene karakter van Gronsveld. Grueles kan derhalve niet worden aangemerkt als belanghebbende bij het bestreden besluit in de zin van artikel 1:2 van de Awb en zij kan daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wro, geen beroep instellen. De Afdeling zal het beroep van Grueles in de einduitspraak niet-ontvankelijk verklaren.

5. De raad betoogt voorts dat de beroepen van [appellant sub 5] en anderen en Fun Valley niet-ontvankelijk zijn, omdat zij geen belanghebbenden zijn bij het besluit tot vaststelling van het plan. De raad betoogt hiertoe dat de afstanden van het [appellante sub 7], het recreatiepark Dagstrand Oost Maarland en de camping van [appellant sub 5] en anderen tot het plangebied te groot zijn om een rechtstreeks bij het besteden besluit betrokken belang aan te nemen.

5.1. Het [appellante sub 7] exploiteert een jachthaven gelegen op een afstand van ongeveer 1300 m gelegen van het plangebied. Mede gelet op de aard en omvang van de voorziene ruimtelijke ontwikkeling is deze afstand naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. Gevreesd wordt dat het plan zal leiden tot een toename van drugsoverlast in de nabijheid van de jachthaven, hetgeen zal leiden tot gevoelens van onveiligheid voor de gasten en medewerkers. De Afdeling acht het, mede gelet op de afstand tot plangebied en in aanmerking genomen dat de jachthaven niet zonder meer toegankelijk is voor de bezoekers van de voorziene coffeeshops, niet aannemelijk dat het plan tot gevolg zal hebben dat de drugsoverlast ter plaatse van de jachthaven toeneemt. De conclusie is dat het [appellante sub 7] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb en dat zij daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wro, geen beroep kan instellen. De Afdeling zal het beroep van Fun Valley, voor zover dit is ingesteld door het [appellante sub 7], in de einduitspraak niet-ontvankelijk verklaren.

5.2. Fun Valley exploiteert het recreatiepark Dagstrand Oost Maarland dat is gelegen op een afstand van ongeveer 500 m van het plangebied. De camping van [appellant sub 5] en anderen is eveneens op een afstand van ongeveer 500 m van het plangebied gelegen. Fun Valley en [appellant sub 5] en anderen vrezen een toename van drugsoverlast op het recreatiepark en de camping. Anders dan de raad betoogt, is de Afdeling van oordeel dat op deze afstand van het plangebied ruimtelijke gevolgen van het plan kunnen worden ondervonden. De door Fun Valley en [appellant sub 5] en anderen aangevoerde belangen zijn derhalve rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken. Hieruit volgt dat Fun Valley en [appellant sub 5] en anderen belangenhebbende zijn in de zin van artikel 1:2 van de Awb.

Onzorgvuldige voorbereiding

6. ACI Supplies betoogt dat de publicatie van het ontwerpplan niet voldoet aan de hieraan gestelde wettelijke vereisten. ACI Supplies voert hiertoe aan dat de zakelijke beschrijving van het ontwerpplan in de kennisgeving onjuistheden bevat nu hierin staat dat het plan voorziet in de verplaatsing van twee in plaats van drie coffeeshops.

6.1. ACI Supplies stelt terecht dat hoewel het plan voorziet in de verplaatsing van drie coffeeshops van de binnenstad naar het bedrijventerrein Eijsden-Maastricht, de zakelijke beschrijving van het ontwerpplan in de kennisgeving vermeldt dat het gaat om twee coffeeshops. Anders dan ACI Supplies betoogt, betekent dit evenwel niet dat uit de zakelijke beschrijving niet voldoende duidelijk volgt welke ontwikkelingen het ontwerpplan mogelijk maakt. Niet valt in te zien dat belanghebbenden vanwege deze kennelijke verschrijving in de zakelijke beschrijving van het ontwerpplan zouden kunnen hebben afgezien van het indienen van een zienswijze. Hetgeen ACI Supplies betoogt, biedt derhalve in zoverre geen aanleiding voor vernietiging van het bestreden besluit.

7. Pegasus en ACI Supplies betogen voorts dat in strijd met artikel 3:11 van de Awb een aantal in het kader van het plan opgestelde rapporten en overeenkomsten niet ter inzage is gelegd. Pegasus voert hiertoe aan dat vier rapporten met betrekking tot flora en fauna, waarnaar in het milieueffectrapport van 23 december 2010 (hierna: MER) is verwezen, alsmede het rapport dat is opgesteld naar aanleiding van het verrichte archeologisch booronderzoek en de met de coffeeshophouders gesloten intentieovereenkomst, niet ter inzage hebben gelegen. Volgens ACI Supplies is voorts het convenant coffeeshops niet ter inzage gelegd.

7.1. Ingevolge artikel 3:11, eerste lid, van de Awb legt het bestuursorgaan het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage.

7.2. De door Pegasus genoemde inventarisatie van natuurwaarden uit 2002 en het archeologisch booronderzoek zijn verricht in het kader van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Eijsden-Maastricht". De naar aanleiding van deze onderzoeken opgestelde rapporten betreffen derhalve geen op het onderhavige plan betrekking hebbende stukken. Dit geldt eveneens voor het natuurcompensatieplan dat in 2003 is opgesteld vanwege de aanwezigheid van een dassenburcht in de omgeving van dit bedrijventerrein en de verleende ontheffing op grond van de Flora- en faunawet uit 2005. De enkele omstandigheid dat deze rapporten worden genoemd in het MER leidt niet tot een ander oordeel, nu hieruit volgt dat deze rapporten slechts als achtergronddocumenten zijn geraadpleegd. In het MER staat voorts dat in het voorjaar van 2008 door Arcadis onderzoek is gedaan naar de status van de dassenburcht. Dit onderzoek is in 2009 geactualiseerd en de resultaten hiervan zijn vastgelegd in het memo 'Resultaten actualiseringsonderzoek dassenburcht Waterzuivering Eijsden' van 9 december 2009. Nu dit memo ter inzage heeft gelegen, bestaat geen grond voor het oordeel dat in strijd met artikel 3:11 van de Awb het onderzoek uit 2008 niet ter inzage heeft gelegen.

De met de betrokken coffeeshophouders gesloten intentieovereenkomst en het convenant coffeeshops betreffen voorts ook geen op plan betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor de beoordeling hiervan. Volgens de plantoelichting zijn hierin afspraken opgenomen over de uitvoering van het door de raad gehanteerde spreidingsbeleid. Op basis van deze afspraken zijn zogenoemde anterieure overeenkomsten met betrekking tot verhaal van kosten van grondexploitatie met de betrokken partijen gesloten. Deze overeenkomsten kunnen, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 30 maart 2011 in zaak nr. 201007248/1/R1) evenmin als op een ontwerpplan betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 3:11 van de Awb worden aangemerkt.

8. [appellant sub 5] en anderen betogen voorts dat vanuit de gemeente onvoldoende informatie omtrent de in het plan voorziene ontwikkelingen is verstrekt. [appellant sub 5] en anderen voeren hiertoe aan dat zij uit de krant hebben moeten vernemen dat een ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd, terwijl hierover verder niet is gecommuniceerd.

8.1. Het ontwerpplan heeft met ingang van 21 maart 2011 voor de duur van zes weken ter inzage gelegen. Hiervan is kennis gegeven in de Staatscourant, in een huis- aan huisblad en op de gemeentelijke website. Hiermee is voldaan aan de wettelijke verplichtingen omtrent de terinzagelegging van het ontwerpplan en de kennisgeving hiervan. Dat vanuit de gemeente verder geen actieve communicatie over het plan zou zijn verstrekt, kan, anders dan [appellant sub 5] en anderen betogen, niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.

9. ACI Supplies betoogt dat de door hem ingediende zienswijze niet op correcte wijze is beantwoord. ACI Supplies voert hiertoe aan dat in de beantwoording van de zienswijze staat dat hij een camping exploiteert, terwijl dit een groothandel betreft.

9.1. Hoewel ACI Supplies terecht stelt dat in de beantwoording van de door hem ingediende zienswijze staat dat hij een camping exploiteert in plaats van een groothandel, kan dit niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Nu de raad inhoudelijk is ingegaan op de zienswijze van ACI Supplies en deze op correcte wijze heeft beantwoord, dient de vermelding van een camping te worden aangemerkt als een kennelijke verschrijving.

Opiumwet

10. Het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere betogen dat het plan in strijd met de Opiumwet de verkoop van softdrugs mogelijk maakt.

10.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het plan niet beoogt om de verkoop van softdrugs te reguleren, maar uitsluitend voorziet in de verplaatsing van bestaande coffeeshops vanuit de binnenstad van Maastricht naar het plangebied.

10.2. Ingevolge artikel 1 van de planregels moet onder een coffeeshop worden verstaan: een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinerende stoffen.

Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder a en b, zijn de voor "Horeca" aangewezen gronden bestemd voor horeca (droge) en coffeeshops.

10.3. Hoewel de raad terecht betoogt dat het plan als zodanig geen concrete regels stelt omtrent de verkoop van softdrugs, wordt dit hiermee wel planologisch mogelijk gemaakt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 21 april 2004 in zaak nr. 200304861/1) kan de verkoop van softdrugs in planologisch opzicht niet worden gereguleerd, omdat deze activiteit ingevolge de Opiumwet verboden is. Het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere betogen derhalve terecht dat het plan in zoverre is vastgesteld in strijd met de Opiumwet.

10.4. De Afdeling zal in de einduitspraak het besluit vernietigen voor zover in artikel 1 van de planregels is geregeld dat in de voorziene coffeeshops verdovende en/of hallucinerende stoffen mogen worden verkocht. Het betoog van ACI Supplies dat het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen in artikel 1 van de planregels ten onrechte een nevenactiviteit van een coffeeshop is genoemd, behoeft gelet hierop geen bespreking.

10.5. Zoals de raad evenwel terecht betoogt, volgt uit een vernietiging op dit punt niet zonder meer dat in het plangebied geen softdrugs zullen worden verkocht, maar slechts dat dit door het plan niet wordt mogelijk gemaakt. De raad heeft toegelicht dat hij op 20 december 2005 een nieuw gemeentelijk coffeeshopbeleid heeft vastgesteld. Dit beleid houdt in dat een oplossing van de problematiek die ontstaat door de concentratie van coffeeshops in de binnenstad van Maastricht wordt gezocht in het verplaatsen van een aantal coffeeshops naar locaties aan de rand van de stad. Doel van dit spreidingsbeleid is de reductie van de verkeersoverlast, beperking van de illegale drugshandel en vermindering van onveiligheid en criminaliteit. Uitgangspunt hierbij is het ontvlechten van de bezoekersstromen waardoor met name parkeer- en verkeersoverlast in absolute zin afneemt en hiermee een verbetering van het leefklimaat in de binnenstad wordt bewerkstelligd. De raad heeft voorts toegelicht dat indien de in het plan voorziene coffeeshops softdrugs gaan verkopen, hiertegen niet handhavend zal worden opgetreden, zolang wordt voldaan aan de in het handhavingsbeleid opgenomen zogenoemde AHOJG-criteria.

10.6. In het licht van dit spreidingsbeleid en het uitdrukkelijke voornemen om, mits wordt voldaan aan de AHOJG-criteria, niet handhavend op te treden, bestaat aanleiding voor het oordeel dat de raad bij het vaststellen van het plan rekening heeft kunnen houden met de verkoop van softdrugs in de voorziene coffeeshops. Gelet hierop wordt aanleiding gezien de hiermee gepaard gaande ruimtelijke gevolgen in de onderhavige procedure te betrekken.

Nut en Noodzaak

11. Pegasus, ACI Supplies, [appellant sub 5] en anderen, het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere betwisten de noodzaak van de in het plan voorziene verplaatsing van de coffeeshops.

12. Pegasus en ACI Supplies betogen dat het plan niet zal leiden tot de gewenste ontvlechting van bezoekersstromen en dat de met de coffeeshops gepaard gaande overlast in het plangebied niet beter beheersbaar zal zijn.

12.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat hij zich ziet geconfronteerd met de negatieve effecten op het woon- en leefklimaat als gevolg van de aanwezigheid van de coffeeshops in de binnenstad van Maastricht. Ter ontvlechting van de massaliteit van het drugstoerisme en een meer effectieve beheersing en bestrijding van de hiermee gepaard gaande overlast wordt een deel van de bestaande coffeeshops die nu in de binnenstad zijn gelegen, verplaatst naar locaties aan de rand van de stad, aldus de raad.

12.2. In het MER staat dat de grote aantallen bezoekers van coffeeshops en overige drugstoeristen momenteel zorgen voor parkeeroverlast, hinderlijk gedrag, verloedering, geluidoverlast en rondzwervende personen in de binnenstad van Maastricht. Zij vormen ook een gevoelige doelgroep voor drugsrunners die handelen in harddrugs. Vanwege de concentratie van coffeeshops in de binnenstad van Maastricht, een multifunctioneel gebied waarin zowel bewoners als bezoekers aanwezig zijn, is vooral hier sprake van overlast. De overlast ontstaat niet in de coffeeshops zelf, maar in de directe omgeving ervan. Omdat de drugstoeristen die overlast bezorgen, drugsrunners en drugsdealers zich mengen met ander publiek, bemoeilijkt dit de bestrijding van de overlast. De raad wil daarom, zowel ter ontvlechting van de massaliteit van het drugstoerisme als om reden van een effectievere beheersing en bestrijding van de hiermee gepaard gaande overlast, een deel van de bestaande coffeeshops die nu zijn gelegen in de binnenstad, verplaatsen naar andere locaties. De locaties worden zo ingericht (ontsluiting, parkeren, toegang, andere beheersmaatregelen) dat de drugsgerelateerde overlast kan worden voorkomen dan wel tot een acceptabel niveau kan worden beperkt. Dit spreidingsplan is een onderdeel van het meer omvattende beleid om de overlast te beperken.

12.3. Vast staat dat het plangebied is gelegen aan de rand van Maastricht op het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein Eijsden-Maastricht. Voorts staat vast dat in de directe omgeving hiervan geen woongebieden zijn gelegen en evenmin winkels en horecagelegenheden. Daarnaast staat vast dat het plangebied niet is gelegen in een omgeving met dichte bebouwing. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het toestaan van de coffeeshops in het plangebied meer mogelijkheden biedt om toezicht te houden op bezoekers van de coffeeshops dan in de binnenstad waar deze bezoekers kunnen opgaan in het winkelende publiek. De raad betoogt voorts in redelijkheid dat het plan bewerkstelligt dat de bezoekers van de coffeeshops worden gescheiden van de overige bezoekers van de binnenstad, zodat, anders dan Pegasus en ACI Supplies stellen, ontvlechting van de bezoekersstromen wordt bevorderd. Voorts heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de coffeeshops in het plangebied tot minder overlast zullen leiden omdat dit gebied op afstand ligt van woonwijken, scholen en andere plekken waar grote groepen mensen samenkomen. Het betoog van Pegasus en ACI Supplies dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de coffeeshops in het plangebied minder overlast bezorgen en dat deze overlast beter beheersbaar is, kan derhalve niet slagen.

13. ACI Supplies, het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere betogen voorts dat de raad niet heeft onderkend dat het plan niet zal leiden tot spreiding, maar tot clustering van coffeeshops.

13.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het plan leidt tot spreiding van de coffeeshops. Het gemeentelijke spreidingsbeleid, dat aan het plan ten grondslag ligt, heeft betrekking op het spreiden van zeven van de veertien coffeeshops die thans in de binnenstad van Maastricht zijn gevestigd naar drie zogenoemde coffeecornerlocaties aan de rand van de stad, aldus de raad.

13.2. Vast staat dat indien coffeeshops uit de binnenstad naar de rand van Maastricht worden verplaatst dit tot gevolg heeft dat het aantal coffeeshops in de binnenstad afneemt. De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat hiermee de coffeeshops binnen de gemeente Maastricht worden gespreid. Dat het plan uitsluitend de verplaatsing van drie coffeeshops naar het plangebied aan de Köbbesweg regelt en niet de voorgenomen verplaatsing van vier andere coffeeshops naar de rand van de stad, betekent niet dat van spreiding geen sprake is. Daargelaten dat de raad heeft toegelicht dat de verplaatsing van de vier andere coffeeshops in andere plannen zal worden geregeld, draagt ook de in het onderhavige plan voorziene verplaatsing bij aan de spreiding van coffeeshops binnen Maastricht.

14. ACI Supplies, het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere betogen dat de raad ten onrechte niet heeft gekozen voor algehele sluiting van de coffeeshops. Zij betogen hiertoe dat uit onderzoek is gebleken dat algehele sluiting van coffeeshops het beste middel is om overlast tegen te gaan.

14.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat een nulbeleid voor coffeeshops in Maastricht niet aan de orde is, omdat voorkomen dient te worden dat cannabisgebruikers bij afwezigheid van coffeeshops zijn aangewezen op de illegaliteit. Volgens de raad zal dit leiden tot gevaar voor de volksgezondheid en tot een toename van criminaliteit.

14.2. In het rapport 'De drugsoverlast in Maastricht en omliggende gemeenten: een schets van de problemen en het effect van tegenmaatregelen' van 10 juni 2011 wordt geconcludeerd dat als de gemeente Maastricht het probleem van de drugsoverlast in de gegeven omstandigheden fundamenteel wil aanpakken, sluiting van alle coffeeshops, ondanks vragen omtrent de precieze omvang van de onbedoelde consequenties voor de illegale softdrugsmarkt, ongetwijfeld de meest effectieve en de meest zekere maatregel is. Dit is minder het geval bij verplaatsing van de coffeeshops.

14.3. De raad heeft echter toegelicht dat hij het wenselijk acht dat een bepaald voorzieningenniveau voor gebruikers van softdrugs aanwezig blijft. Hierbij heeft de raad van belang geacht dat algehele sluiting van coffeeshops niet tot gevolg heeft dat de vraag naar softdrugs zal verdwijnen, zodat de gebruikers van softdrugs op de illegaliteit zullen zijn aangewezen. Anders dan ACI Supplies, het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere betogen, heeft de raad bij de vaststelling van het plan de voor- en nadelen van algehele sluiting van coffeeshops betrokken. Dat volgens het rapport van 10 juni 2011 de algehele sluiting van coffeeshops de meest effectieve maatregel is om de overlast van coffeeshops te bestrijden, betekent niet dat de raad hiervoor had moeten kiezen. Nu de raad zich, gelet op hetgeen is overwogen in 12.3, in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de coffeeshops in het plangebied minder overlast bezorgen en dat deze overlast beter beheersbaar is, kan deze omstandigheid niet leiden tot het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor spreiding van de coffeeshops.

Financiële uitvoerbaarheid

15. Pegasus betoogt dat de raad de financiële uitvoerbaarheid van het plan met de gesloten intentieovereenkomst met de coffeeshophouders onvoldoende heeft onderbouwd. Pegasus voert aan dat met louter een intentieovereenkomst niet is verzekerd dat de coffeeshophouders de kosten die verband houden met de uitvoering van het plan daadwerkelijk zullen dragen. Pegasus voert voorts aan dat de coffeeshophouders niet in staat zullen zijn om deze kosten te dragen. [appellant sub 5] en anderen betogen dat onduidelijk is of met de coffeeshophouders anterieure exploitatieovereenkomsten zijn gesloten.

15.1. In de plantoelichting staat dat de betrokken coffeeshophouders in een daartoe gesloten intentieovereenkomst vrijwillige medewerking aan de uitvoering van het spreidingsbeleid coffeeshops hebben toegezegd, inclusief de afspraak dat de spreiding voor de gemeente budgetneutraal zal zijn. Op basis van deze overeenkomst heeft de raad door middel van anterieure overeenkomsten met de bij het plan betrokken coffeeshophouders de grondexploitatie geregeld.

15.2. Anders dan [appellant sub 5] en anderen betogen, heeft de gemeente Maastricht reeds op 27 september 2011 met de betrokken coffeeshophouders anterieure exploitatieovereenkomsten gesloten. Anders dan Pegasus betoogt is niet uitsluitend in de gesloten intentieovereenkomst geregeld dat de coffeeshophouders de kosten die verband houden met de uitvoering van het plan zullen dragen, maar is dit eveneens in de gesloten exploitatieovereenkomsten vastgelegd. Hetgeen Pegasus betoogt biedt derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de financiële uitvoerbaarheid van het plan onvoldoende heeft onderbouwd. De stelling dat de coffeeshophouders niet in staat zullen zijn om deze kosten te dragen, heeft Pegasus niet gemotiveerd en kan derhalve evenmin slagen.

16. Pegasus betoogt voorts dat de raad in het kader van de financiële uitvoerbaarheid van het plan niet heeft onderkend dat het voorzien van de coffeeshops op het bedrijventerrein Eijsden-Maastricht zal leiden tot een schadeclaim vanwege schending van de gesloten realiseringsovereenkomst met betrekking tot dit bedrijventerrein.

16.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat in de realiseringsovereenkomst met de ontwikkelaar van het bedrijventerrein Eijsden-Maastricht is bepaald dat deze overeenkomst niet afdoet aan het feit dat de raad een publiekrechtelijke positie heeft en hij bij het gebruiken van de hem toebedeelde verantwoordelijkheden en bevoegdheden objectiviteit zal betrachten, zonder dat dit tot aansprakelijkheid behoeft te leiden.

16.2. Pegasus heeft niet onderkend dat de realiseringsovereenkomst bedrijventerrein Eijsden-Maastricht weliswaar is gesloten door de gemeente Maastricht, maar de kosten die verband houden met de uitvoering van het plan voor rekening van de coffeeshophouders komen. Een eventuele schadeclaim voor de gemeente Maastricht vanwege schending van deze overeenkomst, wat hier verder ook van zij, betekent derhalve niet dat het plan niet langer financieel uitvoerbaar is.

Wietpas

17. ACI Supplies, het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere betogen dat de raad de invoering van de zogenoemde wietpas per 1 mei 2012 en de gevolgen hiervan voor het plan ten onrechte niet in de besluitvorming heeft betrokken, terwijl al voor de vaststelling van het plan bekend was dat deze pas zou worden ingevoerd. Het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere betogen verder dat het plan vanwege de invoering van de wietpas niet langer uitvoerbaar is. Zij voeren hiertoe aan dat de coffeeshophouders hebben laten weten in geval van invoering hiervan niet langer mee te willen werken aan vrijwillige verplaatsing van de coffeeshops op eigen kosten. Voorts wordt aangevoerd dat het aantal bezoekers en daarmee de inkomsten van de coffeeshops zullen dalen zodat de coffeeshophouders niet langer in staat zullen zijn om de met het plan gepaard gaande kosten te dragen. Voorts voeren zij aan dat door deze ontwikkelingen minder gronden in het plangebied nodig zullen zijn, zodat de raad deze zal moeten terugnemen waarmee een bedrag van € 1.700.000,00 is gemoeid.

17.1. De raad heeft toegelicht dat hij bij de vaststelling van het plan rekening heeft gehouden met invoering van het Besloten-clubcriterium en het Ingezetenencriterium. Volgens de raad is het beleid gericht op het spreiden van coffeeshops en het ontmoedigen van het gebruik van softdrugs. Volgens de raad blijft ook na invoering van het Besloten-clubcriterium en het Ingezetenencriterium behoefte bestaan aan spreiding van coffeeshops.

17.2. Bij brief van 27 mei 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 24 077, nr. 259) van de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie aan de Tweede Kamer der Staten Generaal is aangekondigd dat het landelijke drugsbeleid wordt aangescherpt en dat coffeeshops besloten clubs worden voor de lokale markt. Om dit te realiseren kunnen alleen meerderjarige inwoners van Nederland toegang krijgen tot een coffeeshop op vertoon van een geldig identiteitsbewijs, het zogenoemde Ingezetenencriterium, en op basis van lidmaatschap van de desbetreffende coffeeshop, het zogenoemde Besloten-clubcriterium. Het lidmaatschap wordt in de vorm van een clubpas verleend door de coffeeshophouder en wordt verkregen op vertoon van een geldig identiteitsbewijs en een bewijs dat de aanvrager ingezetene van Nederland is. De gewenste kleinschaligheid wordt gerealiseerd door maximering van het aantal leden van de coffeeshop.

Bij brief van 15 december 2011 (Kamerstukken II 2011/12, 24 077, nr. 267) heeft de minister van Veiligheid en Justitie aan de Tweede Kamer der Staten Generaal laten weten dat per 1 mei 2012 in alle gemeenten van, onder meer, de provincie Limburg het Besloten-clubcriterium en het Ingezetenencriterium zullen worden ingevoerd en dat een coffeeshop in één kalenderjaar maximaal 2.000 leden mag hebben.

17.3. In de plantoelichting staat dat rekening wordt gehouden met een bezoekersverdeling waarbij 60% van de bezoekers afkomstig is van buiten de gemeente Maastricht. Volgens de plantoelichting is van deze bezoekers 81% afkomstig uit het zuiden. Hoewel de raad terecht betoogt dat hieronder ook de bezoekers van de Nederlandse gemeenten ten zuiden en zuidoosten van Maastricht vallen, moet worden aangenomen dat het grootste deel van deze bezoekers woonachtig is buiten Nederland. De raad had ten tijde van het vaststellen van het plan kunnen voorzien dat als gevolg van de invoering van het Besloten-clubcriterium en het Ingezetenencriterium deze bezoekers geen toegang meer hebben tot de coffeeshops, zodat het aantal bezoekers van de coffeeshops aanmerkelijk lager zal liggen dan het aantal waarmee in het plan rekening is gehouden.

De raad betoogt terecht dat deze omstandigheid niet zonder meer betekent dat geen noodzaak bestaat tot spreiding van de coffeeshops, nu de door de raad aan het plan ten grondslag gelegde doelen van een effectieve beheersing en bestrijding van drugsoverlast ook van toepassing zijn bij een kleiner aantal bezoekers van de coffeeshops. De raad heeft evenwel onvoldoende gemotiveerd dat met een lager aantal bezoekers van de coffeeshops dan waarvan is uitgegaan, hij niet op voorhand behoefde in te zien dat het plan onuitvoerbaar is. De raad had ten tijde van het vaststellen van het plan er rekening mee moeten houden dat vanwege de invoering van voormelde criteria de inkomsten van de coffeeshophouders eveneens aanmerkelijk lager zouden komen te liggen. De raad heeft betoogd dat de coffeeshophouders nog steeds vrijwillig meewerken aan de verplaatsing, maar de raad heeft deze stelling niet met bescheiden gestaafd. De raad heeft voorts niet aangetoond dat de coffeeshophouders in staat zullen zijn de kosten die verband houden met de uitvoering van het plan te dragen, nu had moeten worden uitgegaan van een lager aantal bezoekers dan waarmee in het plan rekening is gehouden. Het bestreden besluit is in zoverre genomen in strijd met artikel 3:46 van de Awb.

Algemene uitvoerbaarheid

18. Het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere betogen dat de raad niet heeft onderkend dat het plan niet uitvoerbaar is, aangezien de burgemeester geen vergunning voor de verplaatsing van de coffeeshops kan verlenen op grond van artikel 2.3.1a.6 van de Algemene Plaatselijke Verordening Maastricht 2006.

18.1. Ingevolge artikel 2.3.1a.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene Plaatselijke Verordening Maastricht 2006 wordt in deze paragraaf onder inrichting verstaan, een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met, dan wel inherent zijn aan, het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer wordt aangeduid als een smart-, head- of growshop.

Ingevolge artikel 2.3.1a.6, eerste lid, is het verboden een inrichting te verplaatsen zonder toestemming van de burgemeester.

Ingevolge het tweede lid kan de toestemming uitsluitend worden verleend:

a. indien het algemeen belang naar het oordeel van de burgemeester zulks vordert, hetgeen met name het geval is indien: de aanwezigheid en/of de exploitatie van de inrichting ertoe bijdraagt dat het woon- en leefklimaat in de omgeving van de te verplaatsen inrichting hierdoor op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed, of sprake is van een concentratie van inrichtingen waardoor het woon- en leefklimaat nadelig wordt beïnvloed;

b. en voorts indien op de beoogde nieuwe locatie: de vestiging en/of exploitatie geen strijd oplevert met het geldende bestemmingsplan en/of Leefmilieuverordening; de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of de openbare orde niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de inrichting; er geen sprake is van een concentratie van inrichtingen, waardoor het gevaar voor aantasting van de openbare orde of het woon- en leefklimaat cumulatief toeneemt; de inrichting niet gevestigd is in de onmiddellijke nabijheid van horecabedrijven of winkels met een dusdanig andere bezoekersgroep, dat de ontmoeting tussen de verschillende bezoekersgroepen openbare orde-problemen tot gevolg heeft of tot gevolg dreigt te hebben; de inrichting niet gevestigd is in de directe nabijheid van een terrein waarop een school of jongerencentrum is gehuisvest; de inrichting, blijkend uit een over te leggen plattegrondtekening als bedoeld in artikel 2.3.1a.2, tweede lid, onder b, van de nieuwe locatie, qua oppervlakte niet groter is dan maximaal 125% van de oppervlakte van de inrichting op de locatie die is verlaten.

18.2. Afdeling 3, paragraaf 1a, van de Algemene Plaatselijke Verordening Maastricht 2006, waarin artikel 2.3.1a.6 is opgenomen, ziet op toezicht op smart- head- en growshops. Een coffeeshops betreft geen smart- head- en growshop. Anders dan het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere betogen, ziet dit artikel derhalve niet op de verplaatsing van coffeeshops. Het betoog dat het plan niet uitvoerbaar is omdat hiervoor ingevolge voormeld artikel geen toestemming van de burgemeester kan worden verkregen, kan reeds hierom niet slagen.

Verkoop van softdrugs

19. Pegasus, ACI Supplies, [appellant sub 5] en anderen, het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere betogen dat de raad niet heeft onderkend dat de verkoop van softdrugs in het plangebied ongewenst is. Zij voeren hiertoe aan dat dit tot overlast en een toename van onveiligheid in de omgeving van het plangebied zal leiden nu hierdoor voornamelijk minder gewenste personen, zoals drugsdealers, drugsrunners en andere criminelen, worden aangetrokken. Deze overlast zal bovendien niet goed beheersbaar zijn. Voorts voeren zij aan dat de verkoop van softdrugs een aantrekkende werking zal hebben op drugstoeristen en dat niet kan worden uitgesloten dat bezoekers van de coffeeshops de softdrugs elders gaan gebruiken waar geen toezicht kan worden gehouden. Het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere vrezen dat de drugsoverlast zich zal verplaatsen naar het grondgebied van hun gemeente en stellen dat zij onvoldoende toegerust zijn om deze overlast te beheersen. Voorts wordt betoogd dat de raad er onvoldoende rekening mee heeft gehouden dat in de nabijheid van het plangebied een weg is gelegen waarover veel naar school gaande jeugd fietst, alsmede een instelling voor gehandicapten en recreatievoorzieningen waar veel jeugd en gezinnen naar toe gaan, zodat de kans groot is dat deze kwetsbare groepen worden verleid om softdrugs te kopen. Verder wordt aangevoerd dat de raad geen rekening heeft gehouden met de belangen van de nabij het plangebied gelegen camping, die vreest voor een daling van het aantal bezoekers vanwege de verkoop van softdrugs in de voorziene coffeeshops. De door de raad voorgestelde maatregelen zijn onvoldoende om de overlast te voorkomen en er is geen garantie dat de maatregelen ook daadwerkelijk zullen worden getroffen.

19.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de verplaatsing van de coffeeshops uit de binnenstad van Maastricht is ingegeven om te voorkomen dat de huidige negatieve effecten van de coffeeshops cumuleren en leiden tot een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat en de openbare orde en veiligheid in de binnenstad. Het plangebied is volgens de raad een geschikte locatie voor de coffeeshops, omdat dit een afgebakend terrein betreft waar in de omgeving geen woningen en scholen zijn gesitueerd. Het plangebied is bovendien volledig te overzien, te controleren en de overlast van de verkoop van softdrugs zal hier beheersbaar zijn. De raad heeft toegelicht dat het terrein van de coffeeshops geheel zal zijn afgerasterd en voorzien van 24-uurs personele bewaking en camerabewaking. Door dit permanente toezicht kan volgens de raad direct worden opgetreden tegen eventuele overlast in de nabijheid van de coffeeshops. Voorts zullen bezoekers alleen per auto via een slagboom en portierspost het terrein kunnen betreden. Voor de verkoop van softdrugs gelden strenge regels en niet-naleving hiervan leidt tot strafrechtelijke en bestuursrechtelijke maatregelen, zoals sluiting van de coffeeshop. Hoewel de verplaatsing van de coffeeshops naar het plangebied er wellicht toe zal leiden dat de overlast hier toeneemt, biedt het in vergelijking met de locaties in de binnenstad een veel beter beheersbare situatie en zal de drugsgerelateerde overlast in absolute zin op stedelijk niveau significant afnemen, aldus de raad.

19.2. In de plantoelichting staat dat de locatie aan de Köbbesweg ligt op het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein aan de rand van de stad Maastricht. In de nabije omgeving, binnen 250 m hemelsbreed, liggen geen woonwijken of specifieke voorzieningen zoals scholen, buurtcentra, verzorgingstehuizen en hotels. Het terrein wordt volledig omsloten door een hekwerk met slagbomen aan de entree. Aan deze entree is een faciliteit van waaruit een portier al dan niet toegang verleent tot het terrein. Hierdoor kan de situatie optimaal worden overzien en beheerd. De indeling van het terrein is dusdanig vormgegeven dat de volledige parkeervoorziening kan worden overzien door zowel de portier aan de slagboom als de portier aan de entree van de coffeeshops. Tevens is het mogelijk voor de portier aan de slagboom om de openbare ruimte direct gelegen aan de entree te overzien. Aanvullende maatregelen zoals camera's optimaliseren de beheersbaarheid van de locatie. Om te voorkomen dat bezoekers die 's nachts arriveren elders de tijd doorbrengen totdat de coffeeshops openen, is het terrein 24 uur per dag, zeven dagen in de week bereikbaar en zal gedurende deze tijd tevens een portier aanwezig zijn. Het terrein is dusdanig vormgegeven dat beheer en handhaving zo optimaal als mogelijk kunnen plaatsvinden. Dit houdt in dat het terrein overzichtelijk is, vluchtmogelijkheden eenduidig en te overzien zijn, er geen schuilmogelijkheden zijn voor kwaadwilligen en het geheel van deugdelijk materiaal is dat aantrekkelijk is en goed kan worden onderhouden, aldus de plantoelichting.

19.3. De raad heeft onderkend dat het gedogen van de verkoop van softdrugs in het plangebied daar zal leiden tot een toename van overlast en onveiligheid. Voorts heeft de raad onderkend dat dit mogelijk een aantrekkende werking heeft op kwaadwilligen. De raad heeft deze gevolgen bij zijn afweging betrokken. Wat betreft de vrees voor overlast van drugsrunners in de nabijheid van het plangebied, heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat door de inrichting van het plangebied de werkwijze van drugsrunners minder effectief wordt. In het plangebied zal de parkeerplaats voor de deur van de coffeeshops zijn gelegen. De bezoekers van de coffeeshops zullen met de auto komen en hun zoekbewegingen worden beperkt, waardoor de mogelijkheden van drugsrunners om bezoekers af te vangen aanzienlijk worden verkleind, aldus de raad. Daarnaast ligt het plangebied in het open veld met een vast wegenpatroon. Er zijn weinig sluipwegen in de omgeving waardoor de vluchtmogelijkheden van drugsrunners volgens de raad beperkt zijn en deze behoorlijk in het oog zullen lopen. Dit standpunt van de raad is niet gemotiveerd betwist.

19.4. Voorts bestaat geen grond voor het oordeel dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de in de nabijheid van het plangebied gelegen weg waarover veel naar school gaande jeugd fietst, de instelling voor gehandicapten en de recreatievoorzieningen waar veel jongeren en gezinnen naar toe gaan. Zoals de raad heeft toegelicht zal het plangebied geheel worden afgerasterd en voorzien van 24-uurs personele bewaking en camerabewaking, zodat minderjarigen niet ongemerkt het terrein kunnen betreden. Voorts is het voor de coffeeshophouders verboden om personen onder de leeftijd van achttien jaar toe te laten en hen softdrugs te verkopen. De coffeeshophouders hebben zich voorts bereid verklaard om afspraken te maken om verstandelijk gehandicapte bewoners van de nabijgelegen instelling de toegang tot de coffeeshop te ontzeggen, indien zou blijken dat dit noodzakelijk is. Anders dan wordt betoogd, heeft de raad in zijn afweging rekening gehouden met kwetsbare groepen die door de aanwezigheid van de coffeeshops kunnen worden verleid om softdrugs te kopen.

19.5. De raad heeft voorts toegelicht dat, hoewel het onvermijdelijk is dat ter plaatse een zekere mate van overlast ontstaat, hij alle mogelijke maatregelen zal treffen om deze te beheersen. Hierbij heeft de raad gewezen op de in de plantoelichting opgenomen beheersmaatregelen, zoals weergegeven in 19.2. Voorts heeft de raad toegelicht dat het terrein er op is ingericht te voorkomen dat bezoekers zich in de omgeving gaan ophouden en daar voor overlast zorgen. Er is voldoende ruimte om te parkeren en om te roken, eten en drinken, zodat de bezoekers niet zullen uitwaaieren over de omgeving. Verder zullen verschillende beheers- en handhavingsmaatregelen worden getroffen. Deze zijn onder te verdelen in fysieke maatregelen, zoals hekwerken, een portierspost en andere infrastructurele maatregelen, en niet fysieke maatregelen, zoals bewaking en cameratoezicht. Voor zover wordt betoogd dat deze maatregelen ten onrechte niet planologisch zijn vastgelegd kan dit niet slagen. De maatregelen betreffen niet in de eerste plaats de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan, maar zien op het beheersen en handhaven van overlast, zodat deze niet in de planregels hadden moeten worden opgenomen. Anders dan wordt betoogd, betekent dit niet dat het treffen van deze maatregelen niet is gewaarborgd. Het plan maakt het mogelijk om binnen de bestemming "Horeca" hekwerken en een portierspost op te richten. De raad heeft voorts ter zitting toegelicht dat de benodigde maatregelen om de overlast te beheersen en handhaven worden geregeld in de exploitatievergunningen voor de coffeeshops.

19.6. Verder heeft de raad onderkend dat het mogelijk is, zoals wordt aangevoerd, dat bezoekers van de coffeeshops de softdrugs elders gaan gebruiken waar geen toezicht kan worden gehouden. De raad heeft deze omstandigheid in zijn afweging betrokken en heeft toegelicht dat de mogelijke uitwaaiering van de overlast van de verkoop van softdrugs over de directe omgeving van het plangebied via een monitoringsprogramma zal worden gevolgd. Indien blijkt dat de overlast zich verplaatst, zal dit snel worden gesignaleerd en door aanvullende beheers- en handhavingsmaatregelen worden bestreden.

19.7. Ten slotte bestaat geen grond voor het oordeel dat de raad het belang van de nabijgelegen camping niet in zijn afweging heeft betrokken. De camping is op ongeveer 500 m van het plangebied gelegen. De raad heeft toegelicht dat, zoals onder 19.6 is overwogen, de mogelijke uitwaaiering van overlast via een monitoringsprogramma zal worden gevolgd. Indien blijkt dat een uitwaaiering van aan de coffeeshops te relateren overlast richting de camping plaatsvindt, zal hier vanuit de gemeente en de politie in afstemming met de campinghouder direct en adequaat op worden gereageerd. Voor zover [appellant sub 5] en anderen stellen dat de camping minder bezoekers zal trekken als gevolg van de voorziene coffeeshops, bestaat geen grond voor de verwachting dat die vermindering van bezoekers zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen.

19.8. Gelet op hetgeen in 19.3 tot en met 19.7 is overwogen, bestaat geen grond voor het oordeel dat de door raad verrichte afweging onzorgvuldig is verricht. Hetgeen Pegasus, ACI Supplies, [appellant sub 5] en anderen, het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere betogen biedt geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet alle relevante belangen bij zijn afweging heeft betrokken. Dat het voorzien van coffeeshops gepaard zal gaan met een toename van overlast en onveiligheid in het plangebied en in de omgeving hiervan, betekent niet dat de raad om die reden tot een andere afweging had moeten komen. Zoals hiervoor overwogen zal de raad beheers- en handhavingsmaatregelen treffen om de overlast zoveel mogelijk te beperken. Hetgeen partijen hebben aangevoerd, biedt geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de met het plan gepaard gaande negatieve gevolgen niet onevenredig zijn met de hiermee te dienen doelen, zoals omschreven in 12.1 en 12.2.

Horeca

20. [appellant sub 5] en anderen, het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere betogen dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen voorzien in horecagelegenheden. [appellant sub 5] en anderen voeren hiertoe aan dat de voorziene horecagelegenheden 1200 m² groot kunnen worden, hetgeen niet past in het open karakter van de Maasoeverzone. Daarbij voorziet het plan in een parkeerplaats met 200 plekken en zal het terrein 24 uur per dag zijn verlicht, zodat geen sprake is van kleinschalige horeca. Voorts zal de voorziene horeca ten koste gaan van de groene tunnel naar de Maas, aldus [appellant sub 5] en anderen. Het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere voeren voorts aan dat de voorziene horecagelegenheden zullen worden ingesloten door bedrijven en grote detailhandelsvestigingen, hetgeen planologisch ongewenst is. Voorts is volgens het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere door de raad niet gemotiveerd dat de aan te houden afstanden tussen de voorziene horecagelegenheden enerzijds en de zware bedrijvigheid anderzijds in overeenstemming is met de richtafstanden uit de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2009 (hierna: de VNG-brochure).

20.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorziene horecagelegenheden passen in de omgeving en dat deze op een zodanige afstand van de thans op het bedrijventerrein gevestigde bedrijven zullen zijn gelegen dat van hinder geen sprake zal zijn.

20.2. In de plantoelichting staat dat het plangebied is gelegen aan de gemeentegrens in het zuidoosten van Maastricht. Aangrenzend aan het terrein, ten oosten, ligt het bedrijventerrein Gronsveld. In het oosten is de A2 gelegen, waarop de Köbbesweg is ontsloten. Verder ligt het bedrijventerrein De Karosseer ten noordoosten van de beoogde locatie. In de (nabije) toekomst zal de locatie onderdeel uitmaken van het bedrijventerrein Eijsden-Maastricht. De kavel waarop het plangebied is voorzien is in het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Eijsden-Maastricht" opgenomen ten behoeve van de realisatie van een bedrijfspand. De Köbbesweg-zone vormt het ruimtelijk kader waarbinnen de Köbbesweg als belangrijke waarnemingsas en entreeroute naar de Maasoeverzone is gelegen. Komend vanaf de A2, over het spoorviaduct heen, wordt een zich verwijdend perspectief geboden over het Maasdal. De zone heeft een open karakter bestaande uit grassige bermen, taluds, weiden en infiltratievoorzieningen langs de weg, begrensd door hoogopgaande bomen langs de naastgelegen bedrijven en sportvelden. De Köbbesweg is als een 'groene tunnel' binnen deze open zone gelegen.

20.3. Vast staat dat de voorziene horecagelegenheden een maximale omvang hebben van 1200 m². Voorts staat vast dat in het voorheen geldende bestemmingsplan het plangebied de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" had. Hoewel [appellant sub 5] en anderen terecht betogen dat niet kan worden gesproken van kleinschalige horeca, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze past in de omgeving. Hierbij heeft de raad terecht van belang geacht dat het plangebied aan de oostkant wordt begrensd door het bedrijventerrein Eijsden-Maastricht en dat in de omgeving verschillende andere bedrijventerreinen zijn gelegen. Voorts heeft de raad terecht van belang geacht dat het plangebied in planologisch opzicht reeds onderdeel uitmaakt van het bedrijventerrein Eijsden-Maastricht en dat hier bedrijven in milieucategorie II waren voorzien. De raad heeft bovendien toegelicht dat hij een inrichtingsplan heeft opgesteld waarin is voorzien dat rondom de voorziene coffeeshops groenvoorzieningen zullen worden aangelegd. Voorts bestaat geen grond voor het oordeel dat de in het plan voorziene ontwikkelingen ten koste gaan van het karakter van de Köbbesweg als de groene entree naar de Maas, nu in het inrichtingsplan staat dat het plangebied aan de kant van de Köbbesweg zal worden begrensd door groenvoorzieningen.

20.4. Verder staat in de plantoelichting dat voor het plangebied geen milieucontouren van bestaande bedrijven aanwezig zijn, waarmee rekening moet worden gehouden. De nabijgelegen waterzuiveringsinstallatie kent een zogenoemde geurcirkel. Deze geurcirkel reikt echter niet tot aan het plangebied. De in het plan voorziene ontwikkelingen hebben op hun beurt eveneens geen gevolgen voor de naastgelegen bedrijfsactiviteiten, aldus de plantoelichting. Het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere hebben dit niet gemotiveerd betwist. De enkele stelling dat het planologisch ongewenst is dat de voorziene horecagelegenheden zullen zijn gelegen tussen de op het bedrijventerrein aanwezige bedrijven en grote detailhandelsvestigingen kan niet slagen, nu deze stelling niet is gemotiveerd. Ten slotte is de raad niet verplicht om de VNG-brochure, daargelaten dat deze ziet op de afstand tussen woningen en hinderlijke activiteiten, toe te passen, zodat het betoog dat de raad niet heeft gemotiveerd dat het plan in overeenstemming is met de hierin opgenomen richtafstanden niet kan slagen.

Strijd met beleid

21. Pegasus en ACI Supplies betogen dat het plan is vastgesteld in strijd met het regeerakkoord, waarin staat dat coffeeshops bij scholen worden gesloten en coffeeshops in de grensstreek worden tegengegaan.

21.1. Anders dan Pegasus en ACI Supplies betogen, is de raad bij het vaststellen van het plan niet gebonden aan de afspraken in het regeerakkoord. Reeds hierom kan het betoog niet slagen.

22. Pegasus betoogt voorts dat het plan is vastgesteld in strijd met het gemeentelijk beleid omtrent coffeeshops. Pegasus voert hiertoe aan dat niet wordt voldaan aan de in het beleid opgenomen vereisten dat de bezoekersstromen worden ontvlecht, dat geen onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat ontstaat en dat de coffeeshops niet in de nabijheid van scholen mogen zijn gelegen.

22.1. Anders dan Pegasus betoogt, bestaat geen grond voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met het gemeentelijk beleid omtrent coffeeshops. Zoals reeds overwogen in 12.3 heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan zal leiden tot ontvlechting van de bezoekersstromen in Maastricht. Zoals volgt uit 19.2 zijn in de nabije omgeving van het plangebied geen scholen gelegen. Zoals ten slotte is overwogen in 19.8 betekent de omstandigheid dat het voorzien van coffeeshops gepaard zal gaan met een toename van overlast en onveiligheid in het plangebied en in de omgeving hiervan, niet dat de raad om die reden tot een andere afweging had moeten komen.

23. Pegasus betoogt verder dat het plan is vastgesteld in strijd met het gemeentelijk beleid omtrent bedrijventerreinen, zoals vastgelegd in de Stadsvisie 2030. Pegasus voert hiertoe aan dat uit dit beleid volgt dat behoefte bestaat aan de uitgifte van bedrijventerreinen en dat dit prioriteit dient te krijgen. Door op een deel van het bedrijventerrein Eijsden-Maastricht te voorzien in horecagelegenheden handelt de raad hiermee in strijd, aldus Pegasus. Bovendien heeft de raad volgens Pegasus niet onderkend dat het voor bedrijven minder aantrekkelijk wordt om zich te vestigen op het bedrijventerrein indien niet handhavend zal worden opgetreden tegen de verkoop van softdrugs.

23.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat uit onderzoek van Bucks Consultants International uit 2010 volgt dat in Maastricht sprake is van een overaanbod aan bedrijventerreinen van ongeveer 85 ha. Gelet hierop en gezien de kleinschaligheid van het plangebied van ongeveer 1,5 ha zal volgens de raad geen sprake zijn van strijd met het gemeentelijk beleid om te investeren in het werkmilieu.

23.2. In de Stadsvisie 2030, zoals geactualiseerd in 2008, staat met betrekking tot bedrijventerrein dat de totale restcapaciteit op de werklocaties in de regio Maastricht-Mergelland ultimo 2006 60 ha is. Als er van wordt uitgegaan dat de gemiddelde jaarlijkse uitgifte van de laatste tien jaar (4,1 ha) de komende jaren op hetzelfde niveau blijft, dan is er de volgende vijftien jaar voldoende capaciteit op de bedrijventerreinen beschikbaar om de vraag op te vangen.

In het rapport 'Visie bedrijventerreinen en kantorenlocaties Maastricht; een nieuwe koers' van 8 november 2010, opgesteld door Bucks Consultants International in opdracht van de raad, staat dat kan worden geconcludeerd dat de gemeente Maastricht tot 2020 over (ruim) voldoende voorraad bedrijventerreinen beschikt. In feite is zelfs sprake van een fors overaanbod, aldus het rapport.

23.3. Anders dan Pegasus betoogt, staat in het beleid opgenomen in de Stadsvisie 2030 geenszins dat behoefte bestaat aan bedrijventerreinen. Voorts staat, anders dan Pegasus stelt, in het in 23.2 genoemd rapport van Bucks Consultants International evenmin dat in Maastricht behoefte bestaat aan bedrijventerrein. Pegasus stelt terecht dat in het rapport staat dat tot 2020 de totale vraag naar ruimte op bedrijventerreinen tussen 14 en 18 ha bedraagt, maar Pegasus heeft niet onderkend dat in het rapport vervolgens staat dat het aanbod van ruimte op bedrijventerreinen tot 2020 tussen 99 en 102 ha bedraagt, zodat tot 2020 sprake is van een overaanbod van 81 tot 88 ha. De raad heeft zich derhalve niet ten onrechte, onder verwijzing naar het rapport van Bucks Consultants International, op het standpunt gesteld dat voldoende ruimte op bedrijventerreinen beschikbaar is. Anders dan Pegasus betoogt, bestaat geen grond voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met het beleid omtrent bedrijventerreinen.

24. Het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere betogen voorts dat het plan is vastgesteld in strijd is met het horecabeleid van de raad, zoals opgenomen in de Horecanota 2008. Zij voeren hiertoe aan dat volgens dit beleid nieuwe horecavestigingen in de periferie niet zijn toegestaan, behoudens enkele uitzonderingen die thans niet aan de orde zijn.

24.1. In de Horecanota 2008, zoals vastgesteld door de raad op 22 januari 2008, staat dat voor de vestiging van horecagelegenheden in Maastricht onderscheid wordt gemaakt in een vijftal gebieden, de winkelzone, horecaconcentratiegebieden, het overige centrum binnen de singels, de woongebieden en de periferie (snelweg, kantoor/bedrijvenlocatie, buitengebied). Wat betreft de periferie staat in bijlage E bij de Horecanota dat in dit gebied de bestaande horeca mag blijven en dat nieuwvestiging van horeca niet is toegestaan, met uitzondering van grootschalige projecten en in relatie met recreatieve projecten van het college van burgemeester en wethouders.

24.2. De raad heeft ter zitting erkend dat de in het plan voorziene nieuwvestiging van droge horecagelegenheden, niet zijnde coffeeshops, in de periferie niet in overeenstemming zou zijn met het beleid opgenomen in de Horecanota 2008. De raad heeft toegelicht dat de gemeente eigenaar is van de gronden in het plangebied en zal blijven en dat de gemeente in deze hoedanigheid niet zal accepteren dat in het plangebied droge horecagelegenheden, niet zijnde coffeeshops, worden gevestigd. Op deze wijze is volgens de raad gewaarborgd dat geen strijd met de Horecanota 2008 optreedt. Naar het oordeel van de Afdeling kan niet worden ontkend dat het plan de nieuwvestiging van droge horecagelegenheden, niet zijnde coffeeshops, bij recht mogelijk maakt, zodat het plan in zoverre is vastgesteld in afwijking van het beleid opgenomen in de Horecanota 2008. De Afdeling ziet hierin echter geen grond voor vernietiging van het plan. Daartoe wordt overwogen dat, gelet op de mogelijkheden die het gemeentebestuur in het onderhavige geval op grond van het feit dat de gemeente eigenaar is en blijft van de gronden in het plangebied, heeft om de vestiging van andere droge horeca dan coffeeshops in het plangebied tegen te gaan, de raad de uitsluiting van andere droge horeca dan coffeeshops in de planregels redelijkerwijs niet noodzakelijk heeft hoeven achten.

Parkeren

25. Pegasus betoogt dat het plan niet voorziet in voldoende parkeerruimte. Pegasus voert hiertoe aan dat de raad bij het vaststellen van de parkeerbehoefte niet is uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden. Volgens Pegasus maakt het plan een restaurant met een totaaloppervlakte van 3600 m² verdeeld over drie bouwlagen mogelijk, waarvoor op grond van de gemeentelijke parkeernormen een parkeerbehoefte van 468 parkeerplaatsen geldt. Voorts betoogt Pegasus dat de in het MER gehanteerde berekening van het aantal bezoekers van de coffeeshops op ondeugdelijke wijze is verricht, zodat het hierop gebaseerde benodigde aantal parkeerplaatsen eveneens op onjuiste wijze is berekend.

25.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat plan voorziet in voldoende parkeerplaatsen. In het MER is berekend dat voor de voorziene coffeeshops een parkeerbehoefte van 201 parkeerplaatsen geldt, aldus de raad.

25.2. Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder c, van de planregels zijn de voor "Horeca" aangewezen gronden bestemd voor parkeervoorzieningen.

Ingevolge lid 4.2.1, aanhef en onder a, zijn gebouwen voor (droge) horeca en gebouwen voor coffeeshops uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak toegestaan.

Ingevolge lid 4.2.2 gelden voor het bouwen van gebouwen binnen het aangeduide bouwvlak de volgende bepalingen:

a. Het aantal gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal gebouwen" is aangegeven.

b. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwd oppervlak" is aangegeven.

c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" is aangegeven.

25.3. In het rapport 'Nulmeting overlast en bezoek coffeeshops Maastricht' van oktober 2008, opgesteld door OWP Research in opdracht van de raad, staat dat het aantal bezoekers van de coffeeshops in Maastricht is berekend op 2,1 miljoen per jaar. Deze conclusie is gebaseerd op tellingen in de periode van 12 april tot 18 april 2008 die vervolgens zijn geëxtrapoleerd. Voorts staat in het rapport dat het aantal bezoekers van de in het plan voorziene coffeeshops wordt berekend op 17,3% van het totaalaantal bezoekers van coffeeshops, hetgeen neerkomt op 339.000 bezoekers per jaar.

In het MER staat dat de berekeningen uit het rapport van OWP Research fungeren als basis voor de parkeerberekeningen. Geconcludeerd wordt dat in totaal 201 parkeerplaatsen nodig zijn.

25.4. Anders dan Pegasus betoogt, biedt de enkele omstandigheid dat bij het onderzoek van OWP Research slechts gedurende een week tellingen van bezoekers van coffeeshops zijn verricht geen grond voor het oordeel dat dit rapport op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Pegasus heeft niet gemotiveerd dat door het extrapoleren van deze gegevens niet een representatief beeld van het aantal bezoekers van de Maastrichtse coffeeshops is verkregen. Doordat op verschillende momenten op de dag is geteld, is bovendien, anders dan Pegasus stelt, rekening gehouden met de omstandigheid dat het aantal bezoekers van een coffeeshop niet op elk moment gelijk is. Voorts staat in het rapport dat de week waarin is geteld als 'gemiddeld' doorgaat wat betreft bezoek aan Maastricht. Pegasus heeft niet gemotiveerd dat deze week niet ook als 'gemiddeld' geldt voor de bezoekers van de coffeeshops. Hoewel Pegasus terecht stelt dat de conclusie in het rapport dat 3,9 miljoen verschillende bezoeken aan coffeeshops gelijkstaat aan 2,1 miljoen onderscheidenlijke bezoekers en de conclusie dat 17,3% van deze bezoekers de in het plan voorziene coffeeshops zal gaan bezoeken zijn gebaseerd op een klein aantal afgenomen enquêtes, biedt dit onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat de raad niet van de juistheid van de conclusies van het onderzoek van OWP Research heeft kunnen uitgaan. Anders dan Pegasus betoogt, bestaat derhalve geen grond voor het oordeel dat de in het MER berekende parkeerbehoefte is gebaseerd op een in het rapport van OWP Research gemaakte onjuiste inschatting van het aantal bezoekers. Pegasus heeft bovendien niet onderkend dat de in het MER berekende parkeerbehoefte van 201 parkeerplaatsen niet is gebaseerd op het in het rapport van OWP research berekende totaalaantal bezoekers van 2,1 miljoen. In het MER staat dat deze parkeerbehoefte is berekend door het totaalaantal bezoekers omhoog bij te stellen tot 3 miljoen. Pegasus heeft niet betoogd dat niet van dit aantal bezoekers kan worden uitgegaan. Daarbij geldt bovendien dat, zoals overwogen in 17.3, als gevolg van de invoering van het Besloten-clubcriterium en het Ingezetenencriterium het aantal bezoekers van de coffeeshops lager zal liggen dan het aantal waarmee in het plan rekening is gehouden. De raad heeft zich derhalve niet ten onrechte, onder verwijzing naar het MER, op het standpunt gesteld dat met 200 parkeerplaatsen in de parkeerbehoefte van de voorziene coffeeshops kan worden voorzien.

25.5. Het betoog van Pegasus dat de raad niet heeft onderkend dat ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder a, van de planregels eveneens droge horecagelegenheden, niet zijnde coffeeshops kunnen worden gerealiseerd, waarvoor een grotere parkeerbehoefte bestaat, kan voorts niet slagen. Uit hetgeen de Afdeling onder 24.2 heeft overwogen volgt dat in het onderhavige geval de raad redelijkerwijs geen rekening hoefde te houden met de vestiging van andere droge horeca dan de beoogde coffeeshops. Derhalve behoefde de raad evenmin aanleiding te zien met de voor die andere droge horeca geldende parkeerbehoefte in het plan rekening te houden.

Verkeer

26. [appellant sub 5] en anderen, het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere betogen dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de in het plan voorziene ontwikkelingen niet zullen leiden tot verkeersonveiligheid in de omgeving van het plangebied. [appellant sub 5] en anderen voeren hiertoe aan dat het verkeersaanbod op de Köbbesweg vanwege het plan zal toenemen. Voorts is volgens [appellant sub 5] en anderen in de gehanteerde verkeersberekeningen geen rekening gehouden met de autonome groei van het verkeer op de Köbbesweg als gevolg van de ontwikkeling van het bedrijventerrein Eijsden-Maastricht en andere ruimtelijke ontwikkelingen. Het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere voeren aan dat in het verkeerskundig onderzoek ten onrechte geen rekening is gehouden met de mogelijkheid dat de door de raad voorziene verplaatsing van coffeeshops naar twee andere locaties buiten de binnenstad niet doorgaat en de verkeersdruk onevenredig toeneemt op de in het plan voorziene locatie aan de Köbbesweg. Ten slotte voeren Fun Valley en [appellante sub 8] en andere aan dat in het verkeerskundig onderzoek er ten onrechte geen rekening mee is gehouden dat de bezoekers van de coffeeshops niet verplicht zijn om over de Köbbesweg naar de voorziene coffeeshops te rijden, maar dat zij deze eveneens via de Hoge Weerd kunnen bereiken.

26.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de jaarlijkse verkeersmonitoring van de gemeente Maastricht niet blijkt dat ter plaatse van de afslag van de A2 regelmatig verkeersonveilige situaties voorkomen. Voorts is het aandeel van de bezoekers van de coffeeshops in verhouding tot het totale verkeersaanbod nabij de afslag van de A2 gering, aldus de raad. Bij de verkeersberekeningen is verder rekening gehouden met de autonome groei van het verkeer, waarvan de verkeersproductie van het bedrijventerrein Eijsden-Maastricht deel uitmaakt. Daarbij komt volgens de raad het piekmoment voor het bezoek aan de in het plan voorziene coffeeshops niet overeen met de piekmomenten voor het woon-werkverkeer. Ten slotte is rekening gehouden met een worst-case scenario waarbij is gerekend met grotere bezoekersaantallen, aldus de raad.

26.2. In het kader van het MER is op 18 november 2009 door Arcadis een verkeerskundig onderzoek uitgevoerd waarbij alle coffeecornerlocaties ten aanzien van het aspect verkeer zijn onderzocht. In het MER staat hierover dat de conclusie van dit onderzoek is dat bij de spreiding van de coffeeshops, modelmatig en op stedelijk niveau, geen grote verschuivingen in de verkeersstromen zijn waar te nemen. De locatie voor de coffeeshops in het plangebied is verkeerskundig gezien goed inpasbaar en vangt het verkeer af aan de randen van de stad. De doorstroming op het onderliggende wegennet verandert nauwelijks ten opzichte van de referentiesituatie. De effecten op het wegennet zijn zo klein dat deze verwaarloosbaar zijn.

26.3. In het door Arcadis uitgevoerde verkeerskundig onderzoek staat dat in de huidige situatie de doorstroming van het verkeer op het onderliggende wegennet in de directe omgeving van het plangebied goed is. De Hoge Weerd, de Köbbesweg en de A2 hebben een Intensiteit/Capaciteit-waarde van onderscheidenlijk 0,25, 0,15 en 0,32. Geconcludeerd kan worden dat de kwaliteit van de verkeersafwikkeling in de directe omgeving goed is, aldus het verkeerskundig onderzoek. [appellant sub 5] en anderen hebben deze conclusie niet gemotiveerd betwist. Gelet hierop kan de niet nader gemotiveerde stelling dat in de huidige situatie regelmatig sprake van verkeersonveilige situaties bij de afslag van de A2 niet slagen.

In het door Arcadis uitgevoerde verkeerskundig onderzoek staat verder dat naast de huidige situatie eveneens onderzoek is gedaan naar de verkeersafwikkeling in 2022 zonder de voorgenomen verplaatsing van coffeeshops en de verkeersafwikkeling in 2022 met de beoogde verplaatsing van de coffeeshops. Bovendien is hierbij zowel gekeken naar een bezoekersaantal van 2,1 miljoen als naar een bezoekersaantal van 3 miljoen. [appellant sub 5] en anderen betogen terecht dat in het verkeerskundig onderzoek staat dat het plan zal leiden tot een verkeerstoename op de Köbbesweg. In het rapport wordt evenwel geconcludeerd dat in alle onderzochte scenario's de Intensiteit/Capaciteit-waarde van de Hoge Weerd, de Köbbesweg en de A2 ruim onder de kritische grens van 0,80 blijft en dat de verkeersafwikkeling in alle onderzochte scenario's goed is. Anders dan [appellant sub 5] en andere betogen staat in het rapport dat bij het onderzoek naar de verkeersafwikkeling in 2020 rekening is gehouden met de autonome groei van het verkeer en de verkeerstoename vanwege de ontwikkeling van het bedrijventerrein Eijsden-Maastricht en andere ruimtelijke ontwikkelingen. Anders dan Fun Valley en [appellante sub 8] en andere betogen is in het verkeerskundig onderzoek rekening gehouden met de omstandigheid dat bezoekers van de coffeeshops eveneens via de Hoge Weerd het plangebied kunnen bereiken.

Het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere voeren terecht aan dat in het verkeerskundig onderzoek geen rekening is gehouden met de mogelijkheid dat de door de raad voorziene verplaatsing van coffeeshops naar twee andere coffeecorners buiten de binnenstad niet doorgaat. Anders dan zij betogen, betekent dit evenwel niet zonder meer dat de verkeersdruk op de in het plan voorziene locatie aan de Köbbesweg dan onevenredig zou toenemen. Het niet doorgaan van twee andere voorziene coffeecorners zou tot gevolg hebben dat een groter aantal coffeeshops in de binnenstad van Maastricht blijft. Nu het totaalaantal coffeeshops niet afneemt, hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verdeling van het aantal bezoekers van de coffeeshops niet ingrijpend zal wijzigen en dit derhalve niet tot gevolg heeft dat bij de in het plan voorziene coffeeshops rekening moet worden gehouden met een onevenredig groot aantal bezoekers.

26.4. Gelet op het voorgaande biedt hetgeen [appellant sub 5] en anderen, het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat het verkeerskundig onderzoek niet op deugdelijke en zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Zij hebben voorts de conclusies van dit onderzoek niet gemotiveerd bestreden. De raad heeft zich derhalve niet ten onrechte, onder verwijzing naar het verkeerskundig onderzoek, op het standpunt gesteld dat de verkeerstoename vanwege de in het plan voorziene coffeeshops niet zal leiden tot verkeersonveiligheid en dat de verkeersafwikkeling niet noemenswaardig zal worden beïnvloed.

Geluid

27. Het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere betogen dat de raad zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de geluidbelasting bij de Köbbesweg vanwege de in het plan voorziene ontwikkelingen met maximaal 2,57 dB toeneemt, maar de geluidbelasting ruimschoots onder 48 dB blijft waardoor de toename acceptabel wordt geacht. Zij voeren hiertoe aan dat in het geluidonderzoek is uitgegaan van een onjuiste maximale snelheid op de Köbbesweg en dat hierbij ten onrechte is uitgegaan van een correctiefactor van 5 dB in plaats van 2 dB. Fun Valley en [appellante sub 8] en andere betogen voorts dat in het geluidonderzoek er ten onrechte van is uitgegaan dat een verplichte rijrichting geldt over de Köbbesweg naar de A2, zodat met de geluidbelasting op de Hoge Weerd geen rekening is gehouden.

27.1. In het in rapport 'Akoestisch onderzoek ten behoeve van spreiding Maastrichtse coffeeshops' van 18 november 2009, dat door Arcadis is opgesteld in het kader van het MER, staat dat de Wet geluidhinder (hierna: de Wgh) slechts van toepassing is wanneer er sprake is van een fysieke wijziging aan de weg, waarbij de geluidbelasting toeneemt met 2 dB of meer. Op geen van de drie coffeecornerlocaties vindt een fysieke wijziging aan de weg plaats, waardoor het regime van de Wgh niet van toepassing is. De raad onderkent dat er een toename van geluid zal zijn door een toename van het verkeer als gevolg van de planontwikkeling. Indien de toename van het verkeer leidt tot een toename van de geluidbelasting van 2 dB of meer zal volgens het beleid van de raad gekeken moeten worden naar de mogelijkheden tot het treffen van maatregelen om de toename teniet te doen. Een toename van de geluidbelasting tot 48 dB (de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh) wordt hierbij als zonder meer toelaatbaar geacht, aldus het rapport. In het rapport wordt geconcludeerd dat de geluidbelasting bij de Köbbesweg met maximaal 2,57 dB toeneemt. De geluidbelasting blijft echter ruimschoots onder 48 dB, waardoor deze toename acceptabel wordt geacht. Het onderzoeken van maatregelen is voor geen enkele locatie aan de orde. Vanuit het milieuaspect ‘geluid’ zijn er geen bezwaren tegen realisatie van dit plan, aldus het rapport.

27.2. Vast staat dat zich langs de Köbbesweg geen geluidgevoelige objecten bevinden. Het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere stellen terecht dat bij de berekeningen van de geluidbelastingen op de Köbbesweg ingevolge artikel 110g van de Wgh een correctiefactor is toegepast. De stelling dat ten onrechte een correctiefactor van 5 dB in plaats van 2 dB is toegepast waardoor de geluidbelasting 3 dB hoger ligt dan in het rapport staat, kan niet slagen. Zelfs bij een hogere geluidbelasting van 3 dB blijft het geluidniveau volgens de berekeningen in het rapport ruimschoots onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, die door de raad toelaatbaar wordt geacht. Het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere stellen voorts terecht dat in het geluidonderzoek is uitgegaan van een maximumsnelheid van 50 km per uur, terwijl deze na het onderzoek is verhoogd naar 70 km per uur. De raad heeft toegelicht dat ook bij een maximumsnelheid van 70 km per uur het geluidniveau onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB blijft. Volgens de raad is de geluidbelasting bij de Köbbesweg, indien wordt gerekend met een maximumsnelheid van 70 km per uur en met toepassing van de juiste correctiefactor ongeveer 40 dB. Het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere hebben dit niet betwist. Niet is betoogd dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een geluidbelasting tot 48 dB toelaatbaar wordt geacht. De raad heeft zich derhalve niet ten onrechte, onder verwijzing naar het geluidonderzoek, op het standpunt gesteld dat op de Köbbesweg geen sprake zal zijn van een ontoelaatbare geluidtoename.

27.3. Fun Valley en [appellante sub 8] en andere stellen terecht dat er in het rapport vanuit is gegaan dat voor de Köbbesweg bij het verlaten van de planlocatie sprake zal zijn van een verplichte rijrichting naar de A2. In het in 26.2 genoemde verkeerskundig onderzoek van Arcadis staat evenwel dat slechts een klein deel van de bezoekers van de in het plan voorziene coffeeshops via de Hoge Weerd het plangebied zal bereiken en verlaten. Gelet hierop heeft de raad zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat ook op de Hoge Weerd geen sprake zal zijn van een ontoelaatbare geluidtoename.

Archeologie

28. Pegasus betoogt dat de raad ten onrechte geen nader onderzoek heeft laten verrichten naar de archeologische waarden in het plangebied en evenmin een dubbelbestemming "Archeologie" heeft opgenomen. Pegasus voert hiertoe aan dat in de plantoelichting staat dat een grote kans bestaat op archeologische waarden tussen 30 en 90 cm onder het maaiveld.

28.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het uitgangspunt is dat geen diepe graafwerkzaamheden worden uitgevoerd. Volgens de raad zijn derhalve geen effecten op eventuele archeologische waarden te verwachten.

28.2. In de plantoelichting staat dat in de omgeving van de Köbbesweg diverse archeologische onderzoeken zijn verricht. Tijdens een verkennend booronderzoek door de archeologen van de gemeente Maastricht op de voorziene locatie van de coffeeshops aan de Köbbesweg, is vastgesteld dat het niveau waarop archeologische resten verwacht kunnen worden op verschillende diepten ligt.

In het MER staat dat het uitgangspunt is dat er geen diepe graafwerkzaamheden worden uitgevoerd, behalve funderingswerkzaamheden en de aanleg van riolering. Om deze reden zijn ten aanzien van het aspect archeologie geen effecten te verwachten, aldus het MER.

28.3. De raad dient ingevolge 38a, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. De raad heeft door het laten verrichten van archeologisch onderzoek voldaan aan deze verplichting. Pegasus heeft de conclusie in het MER dat ten aanzien van het aspect archeologie geen effecten zijn te verwachten niet gemotiveerd betwist. Anders dan Pegasus betoogt, bestaat geen grond voor het oordeel dat de raad een aanvullend onderzoek naar archeologische waarden had moeten verrichten of een dubbelbestemming in het plan had moeten opnemen. De raad heeft ter zitting toegelicht dat de fundering in het plangebied niet dieper zal liggen dan 80 cm onder het maaiveld, zodat de kans op het aantreffen van archeologische vondsten nihil is. De raad heeft voorts toegelicht dat indien tijdens de graafwerkzaamheden blijkt een aanvullend archeologisch onderzoek toch noodzakelijk is, dit alsnog zal worden uitgevoerd. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen nader onderzoek hoefde te worden verricht en dat geen dubbelbestemming "Archeologie" hoefde te worden opgenomen.

Planregels

29. Pegasus betoogt dat de raad in de planregels ten onrechte niet heeft voorzien in een maximumaantal coffeeshops.

29.1. Ingevolge artikel 4, lid 4.4, onder e, van de planregels mag het aantal coffeeshops niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal coffeeshops' is aangegeven. Op de verbeelding is aangegeven dat het maximumaantal coffeeshops drie betreft. Het betoog van Pegasus kan derhalve niet slagen.

30. ACI Supplies betoogt dat de raad ten onrechte niet planologisch heeft gewaarborgd dat zich in de binnenstad van Maastricht geen nieuwe coffeeshops vestigen waar softdrugs wordt verkocht. Voorts heeft de raad niet planologisch gewaarborgd dat in het plangebied uitsluitend drie coffeeshops die worden verplaatst uit de binnenstad mogen worden gevestigd.

30.1. Daargelaten dat dit plan niet ziet op de binnenstad van Maastricht, kan, zoals overwogen in 10.3, de verkoop van softdrugs in planologisch opzicht niet worden gereguleerd, omdat deze activiteit ingevolge de Opiumwet verboden is. Dit betekent dat geen mogelijkheid bestaat om planologisch te waarborgen dat in de binnenstad geen softdrugs zullen worden verkocht. De raad heeft voorts toegelicht dat hij geen exploitatievergunningen zal verlenen aan nieuwe coffeeshops die zich in het plangebied willen vestigen, maar uitsluitend zal toestaan dat hier de verplaatste coffeeshops uit de binnenstad worden gevestigd.

31. Het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere betogen dat in de planregels ten onrechte is opgenomen dat het hekwerk om het plangebied 1 m hoog mag zijn. Zij voeren hiertoe aan dat dit ontoereikend is om te voorkomen dat bezoekers van de coffeeshops anders dan via de hoofdingang het terrein bereiken.

31.1. Ingevolge artikel 4, lid 4.2.4, onder a en c, van de planregels mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 1 m en mag de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 4 m.

31.2. De raad heeft toegelicht dat deze planregel niet is opgenomen om de overlast van de coffeeshops te beheersen. Deze planregel ziet uitsluitend op de afscheiding van het terrein ten opzichte van de omgeving. De maximale hoogte van 1 m is in de planregels opgenomen om te waarborgen dat afscheiding van het terrein geen afbreuk doet aan het karakter van de Köbbesweg als de groene entree naar de Maas. Dit laat onverlet dat op het terrein zelf hogere hekwerken kunnen worden gerealiseerd om de overlast van de coffeeshops te beheersen. Het betoog dat in de planregels ten onrechte is opgenomen dat het hekwerk om het plangebied slechts 1 m hoog mag zijn, kan gelet hierop niet slagen.

Exploitatieplan

32. Het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere betogen voorts dat de raad ten onrechte geen exploitatieplan heeft vastgesteld. Zij betogen hiertoe dat de door de raad met de coffeeshophouders gesloten anterieure overeenkomsten nietig zijn vanwege strijd met de Opiumwet, nu hierin afspraken zijn gemaakt omtrent de verkoop van softdrugs.

32.1. Indien de raad in dit geval een exploitatieplan zou hebben vastgesteld, zouden het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt bij de financiële delen van het exploitatieplan. Daartoe is van belang dat zij geen eigenaar zijn van gronden in het exploitatiegebied en evenmin een grondexploitatieovereenkomst als bedoeld in artikel 8.2, vijfde lid, van de Wro hebben gesloten met betrekking tot gronden in het exploitatiegebied. Gelet hierop en nu ook anderszins niet is gebleken van belangen die rechtstreeks betrokken zouden zijn bij de vaststelling van de genoemde onderdelen van een exploitatieplan, kunnen zij evenmin worden aangemerkt als belanghebbende bij het niet vaststellen van de financiële delen van een exploitatieplan. Het beroep van het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten en andere, Fun Valley en [appellante sub 8] en andere zal dan ook in zoverre in de einduitspraak niet-ontvankelijk worden verklaard.

Zienswijze herhaald en ingelast

33. ACI Supplies heeft voorts de door hem ingediende zienswijze herhaald en ingelast. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. ACI Supplies heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de zienswijze in het bestreden besluit onjuist is. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van de zienswijze afzonderlijk zou zijn ingegaan, geeft op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit niet voldoende is gemotiveerd.

Bestuurlijke lus

34. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op te dragen het gebrek in het bestreden besluit binnen de hierna te noemen termijn te herstellen. De raad dient daartoe met inachtneming van hetgeen is overwogen in 17.3 alsnog toereikend te motiveren waarom het plan met de invoering van het Besloten-clubcriterium en het Ingezetenencriterium uitvoerbaar is, dan wel het besluit, zonder dat daarbij toepassing behoeft te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling dan wel het besluit in te trekken. Bij wijziging of intrekking van het besluit dient de raad het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.

35. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

draagt de raad van de gemeente Maastricht op om binnen 20 weken na de verzending van deze tussenuitspraak:

- het bestreden besluit alsnog toereikend te motiveren, in die zin dat deugdelijk wordt gemotiveerd waarom het plan met de invoering van het Besloten-clubcriterium en het Ingezetenencriterium uitvoerbaar is;

- dan wel het bestreden besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling dan wel het besluit in te trekken. Bij wijziging of intrekking van het besluit dient de raad het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

- de uitkomst aan de Afdeling mede te delen.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. Th.G. Drupsteen en mr. M.W.L. Simons-Vinckx, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, ambtenaar van staat.

w.g. Van Buuren w.g. Schaaf
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2012

523.