Uitspraak 201301893/1/A2


Volledige tekst

201301893/1/A2.
Datum uitspraak: 19 maart 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 15 januari 2013 in zaak nr. 12/250 in het geding tussen:

[appellant]

en

het bestuur van het Faunafonds.

Procesverloop

Bij besluit van 15 januari 2010 heeft het Faunafonds het verzoek van [appellant] om tegemoetkoming in de op 7 januari 2010 geconstateerde, door konijnen veroorzaakte schade aan zijn boomkwekerij afgewezen.

Bij besluit van 2 februari 2010 heeft het Faunafonds het verzoek van [appellant] om tegemoetkoming in de op 15 januari 2010 geconstateerde, door konijnen veroorzaakte schade aan zijn boomkwekerij afgewezen.

Bij besluit van 4 september 2012, aangevuld op 21 september 2012, heeft het Faunafonds de door [appellant] gemaakte bezwaren gegrond verklaard, aan hem een tegemoetkoming toegekend van € 182.789,26 en de door hem gemaakte kosten voor het taxatierapport ter hoogte van € 1196,90 vergoed.

Bij uitspraak van 15 januari 2013 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het Faunafonds heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 februari 2014, waar het Faunafonds, vertegenwoordigd door mr. W. van Dijk en H.G. Engberink, beide werkzaam bij het Faunafonds, is verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 83, eerste lid, aanhef en onder b, van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw), is er een Faunafonds, dat tot taak heeft het in de daarvoor in aanmerking komende gevallen verlenen van tegemoetkomingen in geleden schade, aangericht door dieren behorende tot beschermde inheemse diersoorten.

Ingevolge artikel 84, eerste lid, wordt een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 83, eerste lid, onderdeel b, slechts verleend voorzover een belanghebbende schade lijdt of zal lijden aangericht door dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, en die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven. Een tegemoetkoming wordt naar billijkheid bepaald.

Volgens artikel 2, aanhef, van de Regeling vaststelling beleidsregels schadevergoeding Faunafonds (zoals gepubliceerd in Stcrt. 2002, 69 en laatstelijk gewijzigd op 11 mei 2011; hierna: de Regeling), kan het bestuur de grondgebruiker op zijn verzoek een tegemoetkoming verlenen in door beschermde inheemse diersoorten aan de landbouw, de bosbouw of de visserij aangerichte schade met inachtneming van het hierna bepaalde.

Volgens artikel 8, eerste lid, wordt de hoogte van de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2 door het bestuur vastgesteld na kennisneming van het door de aanvrager ingezonden aanvraagformulier met bijlagen, het door de taxateur opgestelde taxatierapport eventueel voorzien van opmerkingen van de aanvrager en eventueel overige op de aanvraag betrekking hebbende stukken.

Volgens het tweede lid wordt een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2 verminderd met 5% van het door de taxateur vastgestelde bedrag, met een minimum van € 250,00 per jaar.

Volgens het derde lid kan het bestuur in bijzondere gevallen besluiten de tegemoetkoming eveneens te bepalen op 100 % van de door de taxateur getaxeerde schade.

2. Bij besluit van 4 september 2012 heeft het Faunafonds aan [appellant] een tegemoetkoming toegekend voor schade aan zijn percelen, toegebracht door konijnen. Daarbij heeft het de tegemoetkoming met 5 % verminderd overeenkomstig artikel 8, tweede lid, van de Regeling, omdat het hier geen bijzonder geval als bedoeld in het derde lid van voornoemd artikel betreft, aldus het Faunafonds.

3. Tussen partijen is thans slechts nog in geschil of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het Faunafonds onverkort toepassing mocht geven aan artikel 8, tweede lid, van de Regeling.

4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat zijn geval bijzonder is en dat het Faunafonds daarin aanleiding had moeten zien de tegemoetkoming op 100 % van de getaxeerde schade te bepalen.

4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 24 december 2013, in zaak nr. 201211009/1/A3), komt het Faunafonds ingevolge artikel 84, eerste lid, van de Ffw beoordelingsruimte toe. Ter invulling daarvan heeft het de Regeling vastgesteld. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de desbetreffende bepaling, strekkend tot een korting van 5 % als eigen risico in geval van een toegekende tegemoetkoming in schade, in beginsel niet onredelijk is.

Uit de toelichting bij de Regeling (Stcrt. 2009, 117, 29 juni 2009) volgt dat het Faunafonds slechts in geval van schade, toegebracht door diersoorten welke op geen enkele wijze mogen worden ver- of bejaagd, kan besluiten deze volledig te vergoeden. Nu konijnen niet tot die diersoorten behoren, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het Faunafonds in het geval van [appellant] geen aanleiding heeft hoeven zien om van de Regeling af te wijken. Dat konijnen nachtdieren zijn die overdag moeilijk te bejagen zijn, maakt dat niet anders. Dat [appellant] zich slachtoffer voelt van een falende overheid is voor de beoordeling van de hoogte van de tegemoetkoming in de schade niet van belang.

5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.

w.g. Van Altena w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2014

362-729.