Uitspraak 201305273/1/A3


Volledige tekst

201305273/1/A3.
Datum uitspraak: 5 maart 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Tilburg,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 18 april 2013 in zaak nr. 12/6476 in het geding tussen:

[appellante]

en

het college van burgemeester en wethouders van Tilburg.

Procesverloop

Bij besluit van 1 november 2011 heeft het college een verzoek van [appellante] tot wijziging van de geboortedatum in de gemeentelijke basisadministratie (hierna: de GBA) afgewezen.

Bij besluit van 10 oktober 2012 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 18 april 2013 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 februari 2014, waar [appellante], bijgestaan door mr. F. Ergec, advocaat te Bergen op Zoom, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.P.A. Schutter, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: Wet GBA), welke wet op 6 januari 2014 door de Wet basisregistratie personen is vervangen, doch op dit geding nog van toepassing is, worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:

a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;

b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;

c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;

e. een verklaring die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.

Ingevolge artikel 37, tweede lid, worden aan een geschrift als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 36, derde lid, geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.

Ingevolge het derde lid worden aan een geschrift als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder d en e, geen gegevens ontleend, indien aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn.

Ingevolge artikel 82, eerste lid, voldoet het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisadministratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.

Ingevolge artikel 83, aanhef, onder f en slot, wordt een beslissing van het college van burgemeester en wethouders om niet te voldoen aan een verzoek als bedoeld in artikel 82 gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

2. [appellante] heeft verzocht om wijziging van haar geboortejaar van 1968 in 1965 in de GBA. Hiertoe heeft zij een niet-gelegaliseerde Marokkaanse geboorteakte overgelegd. Bij besluit op bezwaar heeft het college de afwijzing van dit verzoek gehandhaafd. Hierbij heeft het zich op het standpunt gesteld dat het belang van een betrouwbare GBA zeer groot is en dat een beroep op een hardheidsclausule niet mogelijk is. Wijziging van de in de GBA geregistreerde gegevens is slechts mogelijk als onomstotelijk vast staat dat de opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn. Volgens het college blijkt niet uit de door [appellante] in bezwaar overgelegde "copie intégrale de l’acte de naissance" en "extrait d’acte de naissance" dat deze documenten op haar betrekking hebben. Dit heeft zij evenmin bewezen door het overleggen van een kopie van het paspoort van haar zus. Derhalve heeft [appellante] niet onomstotelijk aangetoond dat de in de GBA geregistreerde gegevens onjuist zijn, aldus het college.

3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de overgelegde documenten onvoldoende bewijs zijn om aan te tonen dat de geregistreerde gegevens in de GBA feitelijk onjuist zijn. Zij voert aan dat de rechtbank ten onrechte van belang heeft geacht dat het geboortejaar in haar paspoort op eenvoudige wijze is veranderd in 1965. Nu zij heeft verklaard op zeventienjarige leeftijd uit Marokko te zijn gevlucht en zich te hebben laten registreren met een geboorteakte en een paspoort van haar zus, waarbij zij de naam van haar zus heeft vervangen door die van haarzelf, staat volgens haar op voorhand vast dat de geregistreerde gegevens onjuist zijn. Derhalve heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat haar geen beroep op een hardheidsclausule toekomt, aangezien in deze uitzonderlijke situatie niet van belang is dat de Wet GBA geen hardheidsclausule kent.

Ten slotte betoogt [appellante] dat de rechtbank heeft miskend dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, nu haar toezeggingen zijn gedaan ten aanzien van de bewijsstukken die voldoende grond bieden voor de wijziging van haar geboortejaar. Als het college op voorhand wist dat de door haar te leveren documenten onvoldoende zouden zijn om de registratie te wijzigen, had het college dit moeten meedelen. Zij wijst tevens op een brief van 19 juli 2011 waarin het college verzocht om een "copie intégrale".

3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 18 juli 2012 in zaak nr. 201106401/1/A3), dient voorop te worden gesteld dat de gegevens in de GBA betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Het bewijs dat eenmaal in de GBA opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan alleen maar worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. Voor het wijzigen van eenmaal in de basisadministratie geregistreerde gegevens zal gelet op het systeem van de Wet GBA onomstotelijk moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn.

Sinds 27 maart 1997 staat [appellante] in de GBA geregistreerd met 1968 als geboortejaar. Het geboortejaar is ontleend aan een Marokkaanse geboorteakte. In bezwaar heeft zij een "copie intégrale" en een "extrait d’acte de naissance" overgelegd waarin 1965 als geboortejaar is opgenomen. Verder heeft zij een kopie van het paspoort van haar zus overgelegd met daarin 1968 als geboortejaar. De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat [appellante] over verschillende versies van dezelfde documenten beschikt. In een deel daarvan is 1968 als geboortejaar vermeld en in het andere deel 1965. Gelet hierop is zowel de juistheid van het jaar 1968 als die van het jaar 1965 als geboortejaar onderwerp van dit geschil.

Uit hetgeen [appellante] ter zitting bij de rechtbank heeft verklaard, volgt dat het Marokkaanse consulaat haar op eenvoudige wijze, namelijk op basis van een niet-gelegaliseerde geboorteakte waarin 1965 is vermeld, een paspoort met dat gewijzigde geboortejaar 1965 heeft verstrekt. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat dit Marokkaanse paspoort niet kan dienen als objectief bewijs op grond waarvan met de vereiste zekerheid kan worden vastgesteld dat het geboortejaar 1968 onjuist en het geboortejaar 1965 juist is. Met betrekking tot de "copie intégrale" en het "extrait d’acte de naissance" heeft de rechtbank terecht overwogen dat deze documenten weliswaar zijn gelegaliseerd, waarmee is komen vast te staan dat zij zijn opgemaakt door een daartoe bevoegde instantie, maar dat deze afwijken van een in 1997 overgelegde, gelegaliseerde geboorteakte en niet zijn geverifieerd. Nu niet vast staat dat deze documenten betrekking hebben op [appellante], heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat het college zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat niet onomstotelijk is komen vast te staan dat het in de GBA geregistreerde geboortejaar onjuist is. Aangezien de onjuistheid van de registratie uitsluitend met een document als bedoeld in artikel 36, tweede lid, van de Wet GBA kan worden aangetoond en [appellante] hierin niet is geslaagd, wordt zij niet gevolgd in haar betoog dat gelet op haar verklaring op voorhand vast staat dat het geregistreerde geboortejaar 1968 onjuist is. De Wet GBA kent geen hardheidsclausule waarop [appellante] een beroep kan doen. Gelet op het gesloten systeem van brondocumenten, heeft de rechtbank terecht overwogen dat de Wet GBA het college geen ruimte laat voor een belangenafweging.

Tijdens de hoorzitting is van de zijde van het college verklaard dat niet precies kan worden meegedeeld welke documenten voldoende zijn voor een wijziging van de geboortedatum in de GBA, maar dat ieder relevant bewijsstuk, zoals een kopie van het paspoort van de zus van [appellante], kan helpen. Hieruit kan niet worden afgeleid dat het college heeft toegezegd dat op basis van zo’n document in de door [appellante] gewenste wijziging van haar gegevens in de GBA zou worden bewilligd, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen. Uit de brief van 19 juli 2011 volgt evenmin dat het college heeft toegezegd de GBA te wijzigen als [appellante] een "copie intégrale" overlegt. Uit deze brief volgt slechts dat het college zich op het standpunt heeft gesteld dat het de GBA niet mag wijzigen op grond van slechts een nieuwe geboorteakte.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college op goede gronden heeft geweigerd de geboortedatum van [appellante] in de GBA te wijzigen van 1968 in 1965.

Het betoog faalt.

4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.

w.g. Vlasblom w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2014

176-805.