Uitspraak 201309170/1/V2


Volledige tekst

201309170/1/V2.
Datum uitspraak: 22 oktober 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 24 september 2013 in zaken nrs. 13/23150 en 13/23148 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Procesverloop

Bij besluit van 4 september 2013 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen en tegen hem een inreisverbod uitgevaardigd. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 24 september 2013 heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.

De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. In de grief klaagt de vreemdeling dat de voorzieningenrechter hem ten onrechte en in strijd met de goede procesorde niet in de gelegenheid heeft gesteld de zitting in persoon bij te wonen en zijn standpunt mondeling toe te lichten, terwijl zijn gemachtigde de voorzieningenrechter hierom uitdrukkelijk heeft verzocht.

1.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 11 december 2003 in zaak nr. 200306843/1), moet uit artikel 8:56 van de Awb worden afgeleid dat partijen hun standpunten tijdens de zitting, voor het bijwonen waarvan zij zijn uitgenodigd, mondeling ten overstaan van een rechter moeten kunnen kenbaar maken en moeten kunnen toelichten.

1.2. Vaststaat dat de vreemdeling zich ten tijde van de zitting op 20 september 2013 in vreemdelingenbewaring bevond en hij als gevolg van een niet aan hem toe te rekenen omstandigheid niet op deze zitting aanwezig was. Nu de gemachtigde ter zitting te kennen heeft gegeven dat de vreemdeling gebruik wenst te maken van het in artikel 8:56 van de Awb neergelegde recht, heeft de voorzieningenrechter door desondanks de zaak buiten de aanwezigheid van de vreemdeling ter zitting te behandelen en vervolgens uitspraak te doen, de vreemdeling ten onrechte de mogelijkheid onthouden gebruik te maken van het in artikel 8:56 van de Awb neergelegde recht.

2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak naar de rechtbank terugwijzen om daar te worden beslist met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.

3. De Afdeling zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. De rechtbank dient omtrent de vergoeding van deze kosten te beslissen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 24 september 2013 in zaak nr. 13/23148;

III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;

IV. stelt de door de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten vast op een bedrag van € 472,00 (zegge: vierhonderdtweeënzeventig euro), en bepaalt dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, ambtenaar van staat.

w.g. Lubberdink w.g. Wolff
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2013

238